Toelichting bij COM(2005)95 - In de Internationale Graanraad en het Comité voor voedselhulp namens de EG in te nemen standpunt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De Internationale Graanovereenkomst 1995 omvat twee onderdelen, namelijk het Voedselhulpverdrag (1999) en het Graanhandelsverdrag (1995).

Het Voedselhulpverdrag 1999 is door de Gemeenschap gesloten bij Besluit 2000/421/EG van de Raad. Dat verdrag blijft van kracht tot 30 juni 2005, na de verlenging ervan bij het op 23 juni 2003 door het Comité voor voedselhulp vastgestelde besluit.

Het Graanhandelsverdrag 1995 is tot 30 juni 2005 verlengd bij het op 24 juni 2003 door de Graanraad vastgestelde besluit.

In het belang van de Commissie en de lidstaten moeten een aantal specifieke wijzigingen aan het bestaande Voedselhulpverdrag worden aangebracht. Er is overeengekomen dat de leden deze wijzigingen tijdens de toegekende tweejarige verlengingstermijn zullen bespreken in het kader van het Voedselhulpverdrag. Een overeenkomst over deze wijzigingen zou in deze fase evenwel voorbarig zijn, aangezien deze kwesties verbonden zijn met de lopende onderhandelingen in het kader van de WTO-ontwikkelingsagenda van Doha en er besprekingen worden gevoerd over de regels en procedures die in dit kader voor alle soorten voedselhulp in acht moeten worden genomen.

Daarom is het raadzaam beide verdragen, met een periode van maximaal twee jaar, te verlengen in afwachting van de afronding van WTO-onderhandelingen. Hiertoe zal het op 27 november 2003 door de Raad genomen besluit waarbij de Commissie werd gemachtigd om namens de Gemeenschap te onderhandelen over de herziening van het Voedselhulpverdrag van 1999, impliciet van kracht moeten blijven tot de voorgestelde termijn voor verlenging van dat verdrag is afgelopen.

Financiële consequenties

De bijdrage van de Gemeenschap in de huishoudelijke uitgaven van de Internationale Graanovereenkomst, waaronder de twee genoemde verdragen vallen, is opgenomen in post 05 06 01 (ex B7-8210) van de begroting van de Europese Unie (“Internationale landbouwovereenkomsten”). De uitgaven die gepaard zullen gaan met de door de Gemeenschap aangegane verbintenis tot verstrekking van voedselhulp in het kader van het Voedselhulpverdrag, ressorteren onder de posten 21 02 01 (“Uit hoofde van het Voedselhulpverdrag te leveren producten”) en 21 02 02 (“Andere steunmaatregelen in de vorm van producten, ondersteunende acties en vervoer, distributie, ondersteunende maatregelen en maatregelen ter controle van de uitvoering”).

Conclusies

- De Commissie stelt de Raad voor haar te machtigen namens de Europese Gemeenschap overeenkomstig artikel XXV, onder b), van het Voedselhulpverdrag 1999 te stemmen voor een verdere verlenging van dat verdrag met maximaal twee jaar;

- de Commissie stelt de Raad voor haar te machtigen namens de Europese Gemeenschap overeenkomstig artikel 33, lid 2, van het Graanhandelsverdrag 1995 te stemmen voor een verdere verlenging van dat verdrag met maximaal twee jaar.

De verlenging van beide verdragen is in het belang van de Gemeenschap. In het licht van de hierboven toegelichte verlenging wordt overeengekomen dat het door de Raad aan de Commissie gegeven onderhandelingsmandaat inzake de herziening van het Voedselhulpverdrag ook in de verlengingsperiode geldig zal zijn.