Toelichting bij COM(2006)485 - Vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

- Doelstellingen van het voorstel

Het doel van dit voorstel is het vaststellen van de vangstmogelijkheden voor de lidstaten in 2007 voor de in commercieel opzicht belangrijkste visbestanden.

Algemene context



Volgens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet dit beleid een exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen garanderen die voor duurzame omstandigheden op economisch, ecologisch en sociaal gebied zorgt. Een belangrijk instrument om deze doelstellingen te bereiken is het jaarlijks vaststellen van de vangstmogelijkheden in de vorm van totaal toegestane vangsten (total allowable catches, TAC’s), quota en beperkingen van de visserij-inspanning.

Met het oog op vereenvoudiging en verduidelijking zijn de vangstmogelijkheden voor de Oostzee voor het eerst vastgesteld bij een aparte verordening voor 2006, Verordening (EG) nr. 52/2006 van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

In juni 2006 heeft de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) wetenschappelijk advies inzake de vangstmogelijkheden in de Oostzee voor 2007 afgegeven. Op basis van dit wetenschappelijk advies heeft de Gemeenschap de TAC's, quota en visserijvoorwaarden besproken met de Russische Federatie in het kader van de nieuwe bilaterale visserijovereenkomst, die in juli 2006 is geparafeerd. Deze overeenkomst zal pas formeel in werking treden wanneer zij door beide partijen is geratificeerd, voor de Gemeenschap in de vorm van een besluit van de Raad op basis van een voorstel van de Commissie. De partijen zijn evenwel overeengekomen om reeds vanaf 1 januari 2007 beheersmaatregelen voor gedeelde visbestanden vast te stellen op basis van een voorlopige toepassing van de overeenkomst [briefwisseling]. De door de Gemeenschap en de Russische Federatie overeengekomen beheersmaatregelen zijn in overeenstemming met het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Het voorstel bevat drie delen die voor het beheer van de visserij in de Oostzee in 2007 van belang zijn; in het eerste deel zijn de TAC's en quota vastgelegd, het tweede bevat beperkingen van de visserij-inspanning en in het derde deel zijn de relevante technische maatregelen en controlemaatregelen vastgelegd.

Uit recent wetenschappelijk advies van de ICES is gebleken dat de twee kabeljauwbestanden in de Oostzee niet duurzaam worden bevist. Voor het oostelijke bestand heeft de ICES aanbevolen dat in 2007 geen vangsten plaatsvinden en dat een herstelplan wordt opgesteld en ten uitvoer wordt gelegd. Het doel is derhalve een meerjarenplan voor het beheer van de kabeljauwvisserij in de Oostzee op langere termijn op te stellen zodat de exploitatie van deze bestanden in overeenstemming is met de algemene doelstelling van het gemeenschappelijk visserijbeleid om voor duurzame omstandigheden op economisch, ecologisch en sociaal gebied te zorgen. De Commissie heeft onlangs een voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een dergelijk plan ingediend[1]. De maatregelen in het onderhavige voorstel inzake controle, inspectie en toezicht in verband met het herstel van de betrokken kabeljauwbestanden zijn in overeenstemming met de in het voorstel vervatte maatregelen.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Op de vangstmogelijkheden voor en toewijzingen aan de lidstaten zijn de bepalingen van de jaarlijkse verordeningen van toepassing. Voor 2006 is dat Verordening (EG) 52/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

Ook Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98, is relevant voor het beheer van de visserij in de Oostzee.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie



De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en in samenhang met het beleid van de Gemeenschap inzake duurzame ontwikkeling.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



De delen betreffende de beperking van de visserij-inspanning en de vaststelling van relevante technische maatregelen zijn in overeenstemming met de besluiten die de Raad in december 2005 heeft genomen met betrekking tot Verordening (EG) 52/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften, en zijn het resultaat van reeds in 2005 gehouden raadplegingen met de visserijsector, NGO’s op het gebied van de visserij in de Oostzee en de betrokken lidstaten.

De RAR voor de Oostzee, die in maart 2006 is opgericht, is vooraf geraadpleegd tijdens de vergadering van het uitvoerend comité in juni 2006. De ICES heeft de wetenschappelijke grondslag voor het voorstel verschaft en DG FISH heeft aangegeven welke regels het zou hanteren voor de vaststelling van de TAC’s en quota voor 2007. Op basis van het nieuwe tijdschema voor wetgevingsvoorstellen en -besluiten zoals vastgesteld in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement (EG) nr. 246/2006 van 24 mei 2006 betreffende de verbetering van de raadpleging inzake het communautaire visserijbeheer kan de RAR voor de Oostzee pas een formeel antwoord geven nadat het voorstel is ingediend. Er is wel rekening gehouden met de voorlopige standpunten die tijdens de vergadering naar voren zijn gekomen.

De toestand van de twee kabeljauwbestanden is besproken tijdens de vergadering. Beide bestanden zijn overbevist en bij het oostelijke bestand is de reproductiecapaciteit ook verminderd. De ICES heeft een aanzienlijke beperking van de visserij op het westelijke bestand aanbevolen om de paaibiomassa (SSB) boven het voorzorgsniveau te houden en de visserij op het oostelijke bestand te sluiten volgens de voorzorgslimieten met het oog op een herstel binnen biologisch veilige grenzen. Om het oostelijke bestand binnen een jaar op peil te krijgen, zou de visserij-inspanning echter zo sterk moeten worden verminderd dat de visserijsector zijn economische basis zou kwijtraken en het beheerssysteem zou worden ondermijnd. DG FISH heeft daarom een langetermijnaanpak voorgesteld waarbij de visserij vanaf 2005 geleidelijk wordt verminderd tot een duurzaam niveau. Deze aanpak en de daaruit voortvloeiende TAC's hebben destijds de steun van de sector gekregen.

Met het oog op een grotere transparantie in het raadplegingsproces hebben de diensten van de Commissie de RAR voor de Oostzee na de vergadering van juni meegedeeld welke aanpak vermoedelijk zal worden gevolgd bij de vaststelling van de TAC’s voor de kabeljauwbestanden.

Over de maatregelen inzake de visserij-inspanning en controle zijn de sector, de NGO's en de lidstaten bij verscheidene gelegenheden geraadpleegd en de inhoud van het voorstel is met name aangepast aan de opmerkingen van de visserijsector.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



De Gemeenschap wint ieder jaar wetenschappelijk advies in bij de ICES en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) over de toestand van de belangrijkste visbestanden. Het ontvangen advies bestrijkt alle bestanden in de Oostzee waarvoor TAC's worden voorgesteld. De voorgestelde TAC's zijn wel gebaseerd op het advies maar volgen dit niet noodzakelijk naar de letter. Overeenkomstig het voornemen van de Commissie om het duurzame gebruik van visbestanden te garanderen en de stabiliteit van de vangstmogelijkheden tevens stabiel te houden, mogen TAC’s van het ene jaar tot het andere met niet meer dan 15% schommelen.

Voor de kabeljauwbestanden passen de voorgestelde TAC's in een langetermijnaanpak waarbij de visserij-inspanning in de loop van enkele jaren geleidelijk wordt verlaagd tot een duurzaam niveau. Parallel met dit voorstel heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren. Het centrale element in dit plan is een geleidelijke verlaging van de visserij-inspanning tot een op langere termijn duurzaam niveau dat zorgt voor een grotere en stabiele opbrengst. De voorgestelde TAC’s sluiten dan ook niet aan bij het vangstadvies van de ICES om de kabeljauwvisserij in de Oostzee te sluiten teneinde instorting van deze bestanden te voorkomen. Zij zijn veeleer een afspiegeling van de stapsgewijze aanpak in het kader van het meerjarenplan.

Door uitzonderlijke omstandigheden gaat het TAC-voorstel voor het oostelijke kabeljauwbestand evenwel niet in de richting van een geleidelijke vermindering van de visserij-inspanning overeenkomstig het voorgestelde meerjarenplan. De kritieke toestand van het bestand vereist strengere maatregelen om een verdere achteruitgang te voorkomen. Gelet op de huidige toestand van het bestand zou de in het plan voorgestelde geleidelijke verlaging van de visserijsterfte met 10% leiden tot een verhoging van de TAC’s met 26%. In het licht van het voornemen om het bestand weer op peil te krijgen en daarna een duurzame exploitatie te garanderen, heeft de Commissie dan ook besloten tot een grotere verlaging van de visserijsterfte, wat overeenkomt met een verlaging van de TAC’s met 15% en een overeenkomstige verlaging van de visserij-inspanning voor de betrokken vaartuigen.

Gezien het wetenschappelijk advies voor dit bestand zal de Commissie bijzondere aandacht hebben voor het effect van de voorgestelde verlaging op de toestand van het oostelijke kabeljauwbestand en zal zij genoopt zijn de komende jaren nog strengere maatregelen te nemen indien de Raad geen beheersplan op langere termijn voor dit bestand vaststelt.

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen



De geraadpleegde wetenschappelijke organisaties zijn de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV).

Effectbeoordeling



Wanneer de voorgestelde maatregelen worden uitgevoerd, zullen zij leiden tot een algehele toename van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap in de Oostzee. De vangstmogelijkheden voor sprot en voor sommige haringbestanden zullen toenemen en alleen voor de kabeljauwbestanden zullen de vissers te maken krijgen met lagere quota. De verlaging van de TAC’s voor zalm is gebaseerd op reële vangsten en zal derhalve wellicht niet van invloed zijn op de waarde bij eerste verkoop van de aanvoer. Verwacht wordt dat de waarde bij eerste verkoop van de aanvoer uit de Oostzee bij ongewijzigde prijzen in 2007 met ongeveer 12% zal dalen als gevolg van de verlaging van de TAC’s voor de kabeljauwbestanden.

Het voorstel is niet alleen gericht op de korte termijn, maar past ook in de langetermijnaanpak op grond waarvan de visserij geleidelijk wordt verminderd tot een duurzaam niveau.

De gekozen benadering zal daarom op de middellange tot lange termijn resulteren in een verminderde visserij-inspanning maar stabiele of zelfs stijgende quota. Naar verwachting zal de aanpak op langere termijn minder gevolgen hebben voor het milieu door de vermindering van de visserij-inspanning, een vermindering van het aantal vaartuigen en/of een vermindering van de visserij-inspanning per vaartuig, en een onveranderde of zelfs toegenomen aanvoer.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Rechtsgrondslag



De rechtsgrond voor dit voorstel is Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad, en met name artikel 20.

3.

Gevolgen voor de begroting



De voorgestelde verordening heeft geen consequenties voor de Gemeenschapsbegroting.

4.

Aanvullende informatie



5.

Gedetailleerde toelichting



Het voorstel betreft de vangstmogelijkheden voor de lidstaten voor de visserij in de Oostzee in 2007.

De aan de lidstaten toegewezen TAC’s en quota zijn vermeld in tabel I. De voorgestelde cijfers zijn gebaseerd op het wetenschappelijk advies en het kader voor de vaststelling van de TAC's en quota zoals aangegeven in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement “Vangstmogelijkheden voor 2007 - Beleidsverklaring van de Europese Commissie”.

De TAC's en quota voor de twee kabeljauwbestanden houden nauw verband met de in bijlage II vastgestelde beperkingen van de visserij-inspanning en met de in punt 2 van bijlage III vastgestelde maatregelen betreffende controle, inspectie en toezicht.

De technische overgangsmaatregelen in bijlage III vormen belangrijke maatregelen voor de twee kabeljauwbestanden in de Oostzee, die niet duurzaam worden bevist. De Commissie heeft een voorstel voor een nieuwe verordening ingediend tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, waarin al deze maatregelen zijn vervat [verwijzing naar het voorstel]. Naar verwachting zal dit voorstel begin 2007 door de Raad worden goedgekeurd.