Toelichting bij COM(2007)215 - Toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Overeenkomst van 26 juli 1995, op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de EU tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol overeenkomst)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Bij de Akte van Toetreding van Bulgarije en Roemenië[1] van 2005 is een vereenvoudigde regeling ingevoerd voor de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot verdragen, overeenkomsten (en protocollen) die door de lidstaten zijn gesloten op grond van artikel 34 VEU (voorheen artikel K.3 VEU) of artikel 293 VEG. Het is voortaan niet meer nodig te onderhandelen over en over te gaan tot de sluiting van specifieke protocollen (die anders door 27 staten zouden moeten worden geratificeerd) betreffende de toetreding tot deze verdragen: in artikel 3, lid 3, van de Toetredingsakte wordt alleen bepaald dat Bulgarije en Roemenië krachtens de Toetredingsakte toetreden tot deze verdragen, overeenkomsten en protocollen.

Overeenkomstig artikel 3, leden 3 en 4, van de Toetredingsakte stelt de Raad daartoe besluiten vast waarin wordt bepaald op welke data deze verdragen in werking treden ten aanzien van Bulgarije en Roemenië en waarin de als gevolg van de toetreding van deze twee nieuwe lidstaten vereiste aanpassingen in deze verdragen worden aangebracht (dat omvat in elk geval de vaststelling van deze verdragen in de Bulgaarse en de Roemeense taal, zodat deze versies 'gelijkelijk authentiek' zijn). Deze besluiten van de Raad worden aangenomen op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement.

In bijlage I bij de Toetredingsakte zijn op het gebied van justitie en binnenlandse zaken zeven verdragen, overeenkomsten en bijbehorende protocollen opgenomen.

De lijst bevat onder andere de Overeenkomst van 26 juli 1995, op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst); het Protocol van 24 juli 1996, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst; het Protocol van 19 juni 1997, opgesteld op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 41, lid 3, van de Europol-overeenkomst, betreffende de voorrechten en immuniteiten van Europol, de leden van zijn organen, zijn adjunct-directeuren en zijn personeelsleden; het Protocol van 30 november 2000, opgesteld op grond van artikel 43, lid 1, van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst), tot wijziging van artikel 2 en de bijlage bij die overeenkomst; het Protocol van 28 november 2002, tot wijziging van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst) en het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van Europol, de leden van zijn organen, zijn adjunct-directeuren en zijn personeelsleden, en tot slot het Protocol van 27 november 2003, opgesteld op basis van artikel 43, lid 1, van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst), tot wijziging van die overeenkomst.

Deze aanbeveling van de Commissie voor een besluit van de Raad heeft ten doel overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de Toetredingsakte de vereiste aanpassingen aan te brengen naar aanleiding van de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de bovenvermelde overeenkomst en protocollen.