Toelichting bij COM(2006)507 - Wijziging van richtlijn 92/49/EEG en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG and 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Dit voorstel is bedoeld om de rechtszekerheid, duidelijkheid en transparantie van het proces van goedkeuring door toezichthouders van een verwerving of vergroting van een deelneming in het bank-, verzekerings- of effectenbedrijf aanmerkelijk te verbeteren.

Algemene context



Een eengemaakte financiële markt in de EU gaat hand in hand met prudentiële soliditeit en financiële stabiliteit. De gestage, door de EU aangestuurde convergentie van de regelgevingsvereisten op basis van gemeenschappelijke grondregels en pragmatische middelen voor de tenuitvoerlegging en toepassing van de communautaire richtlijnen waarmee wordt beoogd de gemeenschappelijke markt voor financiële diensten tot stand te brengen, heeft al sterk bijgedragen tot de verwezenlijking van dit doel. Grensoverschrijdende consolidatie is het resultaat van zakelijke beslissingen van marktdeelnemers. Hoewel consolidatie geen doel op zich is, blijft deze een middel om een grotere efficiëntie te bereiken. Marktgestuurde consolidatie stelt instellingen in staat hun potentieel te ontplooien en internationaal te concurreren. Een belangrijk aspect van de interne markt is het uit de weg ruimen van alle onnodige belemmeringen voor een soepele werking van de interne markt. Ongepaste bemoeienis van regelgevers en nationale of supranationale autoriteiten met de uitvoering van een zakelijke beslissing die tot consolidatie zou hebben geleid, kan een goede werking van de markt in de weg staan. In een extreem geval kan door misbruik van bevoegdheden een economisch verantwoord initiatief worden gedwarsboomd en zelfs onuitvoerbaar worden.

Het huidige systeem van prudentieel toezicht in de Europese Unie berust op het beginsel van verantwoordelijkheid voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst. Ook bestaat er voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en van ontvangst een basisverplichting om nauw samen te werken bij het toezicht op activiteiten van instellingen die werkzaam zijn in andere lidstaten dan die waarin hun hoofdkantoor is gevestigd.

1.3. Bestaande voorschriften in de communautaire wetgeving

Het bestaande rechtskader [1] reglementeert de situatie waarin een partij in een nationale of internationale context een deelneming in een financiële instelling of beleggingsonderneming wil verwerven of vergroten. De bevoegde nationale autoriteiten kunnen zich verzetten tegen een verwerving als zij gelet op de noodzaak een gezonde en prudente bedrijfsvoering te garanderen, niet overtuigd zijn van de geschiktheid van de verwerver. Het huidige rechtskader bevat geen specifieke beoordelingscriteria voor de geschiktheid van de verwerver en biedt de relevante autoriteiten derhalve een grote mate van vrijheid bij de goedkeuring, ontmoediging of afwijzing van een voorgenomen verwerving. Voorts ontbreekt in de huidige richtlijnen een gedetailleerde procedure voor de beoordeling van verwervingen.

1.4. Voorstel

Met dit wijzigingsvoorstel worden ingrijpende wijzigingen aangebracht in het bestaande kader voor de procedure en de criteria waarop de bevoegde autoriteiten de geschiktheid van een kandidaat-verwerver moeten beoordelen.

De gewijzigde richtlijnen leggen de gehele procedure vast die de bevoegde autoriteiten moeten volgen bij de beoordeling van verwervingen op prudentiële gronden. Er is een duidelijk en transparant kennisgevings- en besluitvormingsproces voor de bevoegde autoriteiten en de ondernemingen ingevoerd. De termijnen zijn bekort en onderbrekingen door de bevoegde autoriteiten zijn slechts mogelijk in één bepaalde situatie en onder duidelijke voorwaarden.

Ook zijn de prudentiële criteria voor de beoordeling door de toezichthouder duidelijk omschreven en zullen deze van tevoren bekend zijn bij marktdeelnemers. Dit zal zorgen voor meer zekerheid en voorspelbaarheid met betrekking tot de criteria die de bevoegde autoriteiten bij de beoordeling van de geschiktheid van een verwerving moeten hanteren.

De gewijzigde richtlijnen bevatten een uitputtende lijst met criteria om de geschiktheid van de verwerver te beoordelen. Dit betekent dat geschiktheidsbeoordelingen in de gehele Europese Unie volledig worden geharmoniseerd. Deze criteria omvatten de reputatie van de kandidaat-verwerver, de reputatie en ervaring van alle personen die de resulterende instelling of onderneming mogelijk gaan leiden, de financiële soliditeit van de kandidaat-verwerver, niet-onderbreking van de naleving van de relevante sectorale richtlijnen en het risico op witwassen van geld en financiering van terrorisme.

2. RESULTATEN VAN RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN

Raadplegingen



- De EBC-werkgroep voor grensoverschrijdende consolidatie is op 21 maart en 5 oktober 2005 bijeengekomen. Deze werkgroep is vervolgens uitgebreid met het verzekerings- en het effectenbedrijf.

- Op 3 februari 2006 heeft de gezamenlijke EBC-, EIOPC- en ESC-werkgroep voor grensoverschrijdende consolidatie een bijeenkomst gehouden.

- In maart en april 2006 is een openbare raadpleging over het bestaande toezichtstelsel in het bank-, het verzekerings- en het effectenbedrijf gehouden.

De verbeteringen in de huidige voorschriften wat de procedure en de beoordelingscriteria betreft, zijn ontwikkeld op basis van het overleg in de diverse werkgroepen en van de reacties op de openbare raadpleging.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Het Comité van Europese bankentoezichthouders kreeg eind januari 2005 van de Commissie opdracht technisch advies over de herziening van artikel 16 van Richtlijn 2000/12/EG te geven.

Het advies van het comité bevatte enkele preciseringen en constructieve suggesties ten aanzien van de procedure, maar er werd ook met nadruk op gewezen dat artikel 16 alleen goed kan werken als de bevoegde autoriteiten een ruime flexibiliteit en oordeelsvrijheid behouden. Ook wees het comité erop dat het van de Commissie geen opdracht had gekregen na te gaan of artikel 16 is misbruikt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of een directe oorzaak is geweest van het tragere (of trager lijkende) tempo van fusie- en overnameactiviteiten in de financiële sector.

In de uitwerking van het voorliggende voorstel is gebruikgemaakt van het advies van het comité en de resultaten van de bovengenoemde raadplegingen. Bijgevolg heeft de Commissie gekozen voor een aanpak waarin de vrijheid van de bevoegde autoriteiten bij een prudentiële beoordeling duidelijk wordt ingeperkt. Dit werd van essentieel belang geacht om rechtszekerheid, duidelijkheid en voorspelbaarheid voor marktdeelnemers te creëren.

In het kader van het lopende Solventie II-project in het verzekeringsbedrijf heeft de Commissie het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen in december 2004 om technisch advies gevraagd over de betrouwbaarheids- en deskundigheidseisen van de verzekeringsrichtlijnen, waaronder de procedure voor goedkeuring door toezichthouders in artikel 15 van Richtlijn 92/49/EEG en Richtlijn 2002/83/EG.

1.

Effectbeoordeling



De in de effectbeoordeling[2] onderzochte opties omvatten een optie om alles bij het oude te laten, en opties om te komen tot juridisch bindende dan wel niet-bindende regelgeving. Na zorgvuldige bestudering van de verschillende alternatieven wordt in de effectbeoordeling geconcludeerd dat juridisch bindende regelgeving nodig is om de doelstellingen van rechtszekerheid, duidelijkheid en transparantie voor bevoegde autoriteiten en marktdeelnemers te verwezenlijken. Om deze doelstellingen te bereiken en om voor samenhang binnen en tussen de sectoren te zorgen, zou volgens de effectbeoordeling moeten worden gestreefd naar een vergaande harmonisatie wat betreft de procedure en de criteria voor de prudentiële beoordeling. Een minder vergaande harmonisatie, waarbij de lidstaten en hun bevoegde autoriteiten een grote flexibiliteit behouden, zou niet voldoen aan de expliciete doelstellingen van een grotere rechtszekerheid, voorspelbaarheid en samenhang met betrekking tot de beoordeling door toezichthouders van een verwerving of vergroting van een deelneming in een financiële instelling of beleggingsonderneming.

Het voorstel lijkt niet tot extra administratieve kosten te leiden.

4. BEPALINGEN VOOR GEREGLEMENTEERDE MARKTEN

Een van de uitgangspunten van de MIFID is dat bepalingen voor beleggingsondernemingen en gereglementeerde markten zoveel mogelijk parallel moeten lopen. Dit parallellisme bestaat tussen artikel 10 (dat op beleggingsondernemingen van toepassing is) en artikel 38 (de overeenkomstige bepaling voor gereglementeerde markten). Vanwege dit parallellisme en ook gezien de mogelijkheden tot verdere consolidatie in de beurzensector wil de Commissie met spoed bekijken of de procedureregels en criteria in dit voorstel moeten en kunnen worden uitgebreid tot gereglementeerde markten. De bedoeling daarvan is de rechtszekerheid voor alle belanghebbenden te vergroten wanneer zij aan een onderzoek van bevoegde autoriteiten worden onderworpen, en de interne markt soepeler te laten werken (doordat protectionistische reacties van de lidstaten worden voorkomen). Bij de beoordeling of verdere stappen moeten worden gezet, zal de Commissie rekening houden met de bijzondere aard van de activiteiten van gereglementeerde markten en met de opvattingen van belanghebbenden en regelgevers. De Commissie zal zo spoedig mogelijk een beslissing nemen over de wenselijkheid van dergelijke maatregelen.

2.

Juridische elementen van het voorstel



De rechtsgrond van het voorstel, een wijzigingsrichtlijn, blijft de rechtsgrond voor de richtlijnen die gewijzigd worden, namelijk artikel 47, lid 2, en artikel 55 van het EG-Verdrag.

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het EG-Verdrag, kunnen de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk de vaststelling van geharmoniseerde procedureregels en beoordelingscriteria in de gehele Gemeenschap niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen zij daarom beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Deze richtlijn stelt de vereisten vast om deze doelstellingen te verwezenlijken, en gaat niet verder dan hetgeen daartoe nodig is.

Aangezien de regels in de gehele Gemeenschap samenhang moeten vertonen, is een wijzigingsrichtlijn waarin de procedure en de criteria worden vastgelegd, als instrument het meest geschikt bevonden.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het initiatief heeft geen gevolgen voor de begroting en evenmin zijn er extra personele of administratieve middelen nodig.