Toelichting bij COM(2003)418 - Kaderrichtlijn goedkeuring motorvoertuigen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2003)418 - Kaderrichtlijn goedkeuring motorvoertuigen.
bron COM(2003)418 NLEN
datum 14-07-2003
1. DOEL VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel voor een richtlijn vormt de tweede fase van de herschikking van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan. Zodra het voorstel is goedgekeurd, zal Richtlijn 70/156/EEG daardoor worden ingetrokken en vervangen.

Sinds 1970 is Richtlijn 70/156/EEG het belangrijkste wetgevende instrument waarover de Europese Gemeenschap beschikt om de interne markt in de automobielsector tot stand te brengen. In iets meer dan een kwarteeuw is de interne markt een voldongen feit geworden, niet alleen voor personenauto's maar ook voor motorfietsen en bromfietsen  i. Ook landbouwtrekkers  i profiteren in grote mate van de interne markt en dankzij een nieuwe richtlijn zal dit binnenkort voor de meeste landbouwvoertuigen gelden. Bedrijfsvoertuigen  i hebben totnogtoe slechts gedeeltelijk profijt getrokken van de interne markt, namelijk door de typegoedkeuring van systemen zoals remsystemen.

De Commissie acht de tijd rijp om een nieuwe stap te zetten en de beginselen die tot dusver voor andere voertuigcategorieën zijn opgesteld, tot bedrijfsvoertuigen uit te breiden.

In de loop der jaren zijn meer dan achttien wijzigingen nodig geweest om Richtlijn 70/156/EEG aan te passen aan een sector waarin voortdurend nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Gezien de nakende uitbreiding van de Europese Gemeenschap en het feit dat in Genève een belangrijke overeenkomst is gesloten betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen  i, moet deze richtlijn worden herschikt om de leesbaarheid ervan te verbeteren.

De eerste fase van de herschikking bestaat uit de consolidering van de technische bijlagen bij Richtlijn 70/156/EEG in de vorm van een Richtlijn van de Commissie; de tweede fase is een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, waarmee alle wettelijke bepalingen van de kaderrichtlijn worden herschikt.

De technische bijlagen bij Richtlijn 70/156/EEG zijn zojuist geconsolideerd in één document dat niet alleen alle bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voor de typegoedkeuringsprocedures bevat, maar ook een aantal specifieke maatregelen voor bedrijfsvoertuigen.

Dit voorstel bevat de meeste bestaande wettelijke bepalingen in herwerkte vorm en voorziet in de essentiële wetgevende instrumenten om de goedkeuringsprocedure tot alle categorieën bedrijfsvoertuigen uit te breiden; deze procedure zou al in 2007 in werking kunnen treden. Er zij op gewezen dat de communautaire typegoedkeuring al sinds 1 januari 1998 verplicht is voor personenauto's en sinds 17 juni 1999 voor motorfietsen en bromfietsen.

Naast de bovengenoemde technische aspecten bevat de voorgestelde richtlijn ook de nodige bepalingen voor het invoeren van een nieuwe, stapsgewijze aanpak van de regelgevende werkzaamheden. Met deze aanpak zullen zeer complexe stukken wetgeving wellicht gemakkelijker kunnen worden goedgekeurd. Uit recente ervaringen is immers gebleken dat de goedkeuringsprocedure vertraging dreigt op te lopen als in een en dezelfde richtlijn naast de essentiële bepalingen ook gedetailleerde en geavanceerde technische voorschriften worden opgenomen.

Aangezien het Europees Parlement en de Raad de essentiële eisen van een regelgevingsbesluit dienen vast te stellen, wordt voorgesteld de opstelling van de gedetailleerde technische voorschriften en de praktische uitvoeringsbepalingen toe te vertrouwen aan de Commissie, bijgestaan door een regelgevend comité  i.

1.

Rechtsgrondslag



De richtlijn is gebaseerd op artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en op het beginsel van volledige harmonisatie, die ten doel heeft nationale wetten en procedures die obstakels kunnen vormen voor het vrije verkeer van goederen, respectievelijk door één verbindend geheel van communautaire regels en één goedkeuringsprocedure te vervangen.

2.

Achtergrond



Sinds het begin van de industrialisering in de automobielsector, in de jaren twintig, hebben de overheden nationale regelgeving met constructienormen voor motorvoertuigen opgesteld, met name wat betreft gebruiksveiligheid en signaalinrichtingen, zoals geluidssignalen, verlichting enz.

De meeste grote industrielanden van dat ogenblik hadden al een industrie die ruimschoots aan de lokale behoeften kon voldoen. Aangezien het protectionisme in die periode hoogtij vierde, zagen deze landen geen voordeel in het opstellen van gemeenschappelijke normen; normen waren zelfs in de eerste plaats bedoeld om de nationale economische belangen te dienen. Aan het einde van de tweede wereldoorlog leidde de vernietiging van de productiemiddelen tot een geleidelijke openstelling van de markten. Het gebrek aan harmonisatie op het vlak van constructienormen gaf onvermijdelijk aanleiding tot technische obstakels voor de invoer van voertuigen  i. Deze situatie bleef duren tot het einde van de jaren zestig.

De landen die de Europese Economische Gemeenschap hadden opgericht, waren in 1958 bij de eersten die in Genève de eerste internationale overeenkomst ondertekenden met het oog op de vaststelling van internationale regels voor de goedkeuring van bepaalde, voor de sector motorvoertuigen bestemde onderdelen  i. De overeenkomstsluitende partijen waren van oordeel dat de naleving van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen het best kon worden gewaarborgd door het beginsel van wederzijdse erkenning van op onderdelen aangebrachte goedkeuringsmerken, door de afgifte van goedkeuringscertificaten door overheden en door de uitvoering van inspecties door onafhankelijke testlaboratoria. Deze overeenkomst heeft sindsdien meer dan honderd VN/ECE-reglementen opgeleverd, die een spectaculaire vooruitgang in de motorvoertuigensector mogelijk hebben gemaakt.

Voortbouwend op deze impuls hebben de zes oprichters van de Europese Economische Gemeenschap zich voorgenomen geleidelijk alle technische handelsbelemmeringen tussen de lidstaten via een aanpak op basis van het in Genève geleverde werk uit de weg te ruimen en zich eerder op motorvoertuigen dan op onderdelen daarvan te concentreren om met name de gebruiksveiligheid van de voertuigen te vergroten, de inzittenden bij botsingen beter te beschermen en tegelijkertijd de milieuvriendelijkheid te verbeteren.

Het juridische kader hiervoor werd in februari 1970 vastgesteld in de vorm van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad, waarmee in de daarvoor benodigde essentiële wetgevende instrumenten kon worden voorzien. Deze procedure omvatte onder meer de publicatie van twee bijzondere richtlijnen, namelijk de richtlijn betreffende het toegestane geluidsniveau van motorvoertuigen  i en de richtlijn betreffende de maatregelen die moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen  i.

Sindsdien zijn in het kader van deze procedure meer dan 50 richtlijnen goedgekeurd.

Oorspronkelijk was de tenuitvoerlegging van de communautaire regelgeving slechts facultatief, maar in 1992 besloot de Commissie de nationale regelgevingen door bindende communautaire regels te vervangen. De sector personenauto's kwam als eerste aan de beurt. De lidstaten schaarden zich onmiddellijk achter dit idee en beschouwden het als een doeltreffende manier om de aanhoudende toename van het aantal verkeersslachtoffers een halt toe te roepen.

Richtlijn 70/156/EEG werd dan ook fundamenteel gewijzigd door Richtlijn 92/53/EEG van de Raad van 18 juni 1992  i, waarbij de communautaire typegoedkeuring van personenauto's verplicht werd gesteld vanaf 1 januari 1996 voor nieuwe voertuigtypes die op de markt werden gebracht en vanaf 1 januari 1998 voor personenauto's waaraan eerder al nationale typegoedkeuring was verleend.

Bij Richtlijn 98/14/EG van de Commissie van 6 februari 1998  i zijn specifieke technische voorschriften voor de typegoedkeuring van bepaalde types personenauto's ingevoerd; deze richtlijn voorzag ook in de mogelijkheid om alle voor de typegoedkeuring benodigde technische informatie te consolideren in één elektronisch document, dat gebruiksvriendelijker was en zowel door de fabrikanten als door de administratieve instanties gunstig werd onthaald.

Richtlijn 20001/116/EG van de Commissie van 20 december 2001  i, die de eerste fase van de herschikking vormde, voorzag ten slotte in de nodige technische bepalingen om de typegoedkeuring van bedrijfsvoertuigen in werking te doen treden.

Zoals reeds gezegd in de inleiding heeft dit voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot gevolg dat Richtlijn 70/156/EEG wordt ingetrokken. Dit zal leiden tot een consistentere, beter gestructureerde tekst, wat grote voordelen oplevert voor de fabrikanten, lidstaten en kandidaat-lidstaten.

3.

Subsidiariteit



De in artikel 5 van het Verdrag genoemde beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn in acht genomen. Gezien de omvang en de impact van de voorstelde maatregelen in de automobielsector, kan het doel van deze richtlijn, namelijk het uit de weg ruimen van obstakels voor de handel in de Gemeenschap door de toepassing van EG-typegoedkeuring van motorvoertuigen en onderdelen ervan, op communautair niveau doeltreffender worden verwezenlijkt dan op het niveau van de lidstaten. Deze richtlijn gaat niet verder dan nodig is om dit doel te bereiken.

5. BETROKKENHEID VAN DE BELANGHEBBENDE PARTIJEN

5.1. Standpunt van de lidstaten

De deskundigen van de lidstaten zijn herhaaldelijk van de inhoud van dit voorstel in kennis gesteld via de werkgroep motorvoertuigen van de Commissie, die uit vertegenwoordigers van de lidstaten, de industrie en niet-gouvernementele organisaties is samengesteld.

Tijdens de voorbereiding van dit voorstel heeft de Commissie rekening gehouden met het werk van de OTA-groep  i, die actief heeft bijgedragen tot het opstellen van de technische bijlagen bij deze richtlijn en talloze pertinente aanbevelingen met betrekking tot de herziening van de artikelen heeft gedaan. De Commissie heeft ook in grote mate rekening gehouden met het werk van de TAAM-groep  i, die haar op een aantal praktische interpretatieproblemen met betrekking tot de toepassing van de bestaande kaderrichtlijn heeft gewezen.

De meeste regeringsdeskundigen steunen het voorstel. Sommigen maakten voorbehoud over de manier waarop de richtlijn moet worden toegepast op de typegoedkeuring van bedrijfsvoertuigen, d.w.z. facultatief of verplicht. Volgens hen zal verplichte toepassing slechts weinig voordelen voor de verkeersveiligheid of het milieu opleveren, maar wel leiden tot hogere kosten voor de fabrikanten. De voorstanders van verplichte toepassing van de richtlijn zijn echter van mening dat in een voldoende lange overgangsperiode tussen facultatieve en verplichte toepassing moet worden voorzien. Er zij niettemin op gewezen dat de toepassing van Richtlijn 70/156/EEG sinds 1998 verplicht is voor alle personenauto's.

5.2. Invloed van de industrie

De invloed van de automobielindustrie is zeer groot. In onderstaande tabel zijn de kwantitatieve langetermijnvoorspellingen voor de automobielindustrie opgenomen. Niets doet vermoeden dat het aantal in West-Europa geproduceerde voertuigen zal stagneren.

Het aantal bedrijfsvoertuigen dat in West-Europa wordt geproduceerd, zal naar verwachting in dezelfde mate stijgen, van 24 829 000 voertuigen in 2000 tot 32 867 000 in 2014.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5.3. Standpunt van de industrie

De automobielindustrie is van meet af aan bij het overleg betrokken en heeft een belangrijke bijdrage geleverd tot de ontwikkeling van een meerfasentypegoedkeuringsprocedure. De industrie steunt in het algemeen het voorstel van de Commissie, voorzover voorzien wordt in een voldoende lange overgangsperiode om alle fabrikanten, inclusief carrosseriebouwers, in staat te stellen aan de voorschriften inzake typegoedkeuring te voldoen.

6. GRONDSLAG EN INHOUD VAN HET VOORSTEL

6.1. Algemeen

Hoewel de sinds 1970 vastgestelde wetgeving in de eerste plaats bedoeld was om de interne markt tot stand te brengen, zijn de verkeersveiligheidsaspecten altijd in aanmerking genomen en heeft de wetgever door middel van constructienormen die op beproefde wetenschappelijke en technische kennis berusten, getracht een zo hoog mogelijk veiligheidsniveau voor alle weggebruikers te garanderen en tegelijkertijd het milieu te beschermen.

De belangrijkste uitgangspunten waarop de kaderrichtlijn van 1970 was gebaseerd, zijn in dit ontwerp natuurlijk behouden. Zij zijn echter gecombineerd met compleet nieuwe concepten:

- de richtlijn gaat uit van het beginsel van volledige harmonisatie; dit betekent dat de communautaire typegoedkeuringsprocedures verplicht worden gesteld en zij de parallelle nationale systemen vervangen. Er wordt voorzien in een lange overgangsperiode om alle fabrikanten in de desbetreffende sectoren in staat te stellen zich geleidelijk aan de nieuwe procedures aan te passen;

- zoals dat reeds het geval was, bevat de richtlijn wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de typegoedkeuring van systemen, zoals remsystemen, van onderdelen, zoals banden, en van technische eenheden, zoals zijdelingse-beschermingsinrichtingen, in overeenstemming met de bijzondere richtlijnen;

- volgens deze procedure is typegoedkeuring van een compleet voertuig nog steeds mogelijk door de afzonderlijke typegoedkeuringen voor de systemen, onderdelen en technische eenheden ervan te combineren, zelfs als deze afzonderlijke typegoedkeuringen in verschillende lidstaten zijn verleend;

- behalve op de bijzondere richtlijnen kan de typegoedkeuring van een compleet voertuig ook worden gebaseerd op de internationale reglementen die uit de Overeenkomst van 1958  i zijn voortgevloeid en die als een alternatief voor de Europese richtlijnen tot uitvoering van Besluit 97/836/EG  i van de Raad van 27 november 1997 worden beschouwd;

- er wordt een nieuwe typegoedkeuringsprocedure, de zogenaamde meerfasentypegoedkeuring, ingevoerd om de situatie beter te doen aansluiten bij het fabricageproces van bedrijfsvoertuigen. Als de fabrikant zowel het chassis als de carrosserie van een voertuig fabriceert, kan natuurlijk via de traditionele procedure typegoedkeuring worden verleend aan dat voertuig, zoals dat momenteel het geval is bij personenauto's. De meerfasenprocedure bestaat meestal uit twee fasen: in de eerste fase vraagt de oorspronkelijke fabrikant typegoedkeuring van een chassis, al dan niet uitgerust met een cabine, inclusief krachtbron, wielen, ophanging, remmen enz., en wordt een EG-typegoedkeuringscertificaat afgegeven; in de tweede fase monteert de tweede fabrikant, meestal een carrosseriebouwer, de carrosserie en vraagt typegoedkeuring voor het voltooide voertuig;

- in kleine series gebouwde personenauto's, die totnogtoe niet onder de geharmoniseerde communautaire typegoedkeuringsprocedure vielen, worden thans door middel van een flexibele procedure in het communautaire systeem opgenomen. Vroeger konden de lidstaten naar eigen goeddunken uitzonderingen toestaan voor deze voertuigtypen, voorzover ze op hun grondgebied waren geregistreerd. Deze situatie werd echter geacht in strijd te zijn met de beginselen van de interne markt. Er werden dan ook technische voorschriften opgesteld om de toegestane afwijkingen van de bijzondere richtlijnen, die uiteraard nog steeds van toepassing zijn, te codificeren. De technische diensten en goedkeuringsinstanties kunnen de overeenstemming van een voertuig controleren door middel van vereenvoudigde tests of door vergelijking met tests die op soortgelijke voertuigen zijn uitgevoerd. Deze voertuigen hoeven dus niet de volledige typegoedkeuringsprocedure te doorlopen. Om te vermijden dat misbruik wordt gemaakt van deze flexibele regeling, stelt de Commissie voor strikte beperkingen op te leggen aan het aantal voertuigen dat hiervoor in aanmerking komt; de voorgestelde aantallen vloeien hoofdzakelijk voort uit onderzoek naar de productiecijfers van Europese fabrikanten van exclusieve auto's of sportauto's;

- op verzoek van lidstaten die niettemin een vereenvoudigde procedure willen behouden, waarbij zeer kleine series personenauto's kunnen worden goedgekeurd, blijft de mogelijkheid bestaan om goedkeuring te verlenen aan series van maximaal 50 voertuigen per jaar op strikt nationale basis, d.w.z. beperkt tot het grondgebied van de lidstaat die de goedkeuring verleent;

- ook in kleine series gebouwde bedrijfsvoertuigen komen in aanmerking voor een soortgelijke procedure. Eerst moet echter meer ervaring worden opgedaan met de toepassing van de volledige procedures alvorens kan worden vastgesteld hoeveel flexibiliteit kan worden toegestaan. Daarom zal pas later een beslissing worden genomen met betrekking tot bedrijfsvoertuigen; ondertussen mogen lidstaten hun nationale regels blijven toepassen op een beperkt aantal voertuigen, al naargelang de categorie waartoe ze behoren;

- de Commissie deelt het standpunt van de lidstaten die de mogelijkheid tot individuele goedkeuring van voertuigen, de zogenaamde individuele goedkeuringsprocedure, in de richtlijn willen opnemen. Na overleg met de gebruikelijke partners zal de praktische uitwerking hiervan in een afzonderlijke bijlage worden vastgesteld. Deze procedure zal van toepassing zijn op de goedkeuring van voertuigen volgens het meerfasensysteem.

De toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde beginselen zal de typegoedkeuring voor de fabrikanten aanzienlijk vereenvoudigen; het volstaat dat een lidstaat typegoedkeuring verleent aan een voertuig opdat alle voertuigen van dit type, uitsluitend op basis van hun certificaat van overeenstemming, in de hele Gemeenschap kunnen worden geregistreerd.

Op basis van de ervaring die met personenauto's is opgedaan, mag worden aangenomen dat de transparantie van deze procedure ook in het geval van bedrijfsvoertuigen is gegarandeerd.

De richtlijn bevat vrijwaringsclausules die lidstaten de mogelijkheid bieden om, op het ogenblik van de typegoedkeuring of de registratie, voertuigen te weigeren die weliswaar aan alle voorschriften van de toepasselijke richtlijnen voldoen, maar niettemin een gevaar voor de verkeersveiligheid kunnen betekenen. Dit beginsel is ook van toepassing op voertuigen die gevaar kunnen opleveren voor het milieu.

Het beginsel van de typegoedkeuring wordt gerechtvaardigd door de manier waarop de fabricage van motorvoertuigen is georganiseerd. Fabrikanten die over een typegoedkeuringscertificaat beschikken, moeten voor elk gefabriceerd voertuig een certificaat van overeenstemming verstrekken waaruit blijkt dat het voertuig overeenstemt met het goedgekeurde type. Als de fabricage in meerdere fasen plaatsvindt, moet elke bij het fabricageproces betrokken fabrikant het deel van het certificaat invullen dat betrekking heeft op zijn specifieke fase.

Een van de essentiële kenmerken van het typegoedkeuringssysteem is ten slotte dat de fabrikant over een permanent systeem voor toezicht op de overeenstemming van de productie moet beschikken. Elke bij de typegoedkeuringsprocedure betrokken instantie moet regelmatig nagaan of de fabrikant zijn verplichtingen is nagekomen, controles uitvoert en de nodige maatregelen treft om eventuele tekortkomingen weg te werken.

6.2. Inhoud van het voorstel

6.2.1. Algemene bestuursrechtelijke bepalingen (hoofdstukken I tot en met VII)

In de artikelen 1 tot en met 18 worden de algemene bepalingen met betrekking tot de typegoedkeuringsprocedure vastgesteld, inclusief het indienen van verzoeken, het wijzigen van goedkeuringsaanvragen en het verlenen of intrekken van typegoedkeuring door lidstaten, ongeacht de aard van de typegoedkeuring of de categorie van het voertuig.

Deze artikelen bevatten ook passende voorschriften betreffende het in het verkeer brengen en de registratie van voertuigen. In dit opzicht werd het nodig geacht rekening te houden met voertuigen die op het ogenblik van hun productie aan alle toepasselijke richtlijnen voldeden, maar die nog niet waren geregistreerd op het ogenblik dat strengere voorschriften van kracht werden. De in artikel 26 vastgestelde procedure maakt het mogelijk een beperkt aantal dergelijke voertuigen te registreren; dit aantal wordt berekend op basis van een bepaald percentage van het aantal voertuigen dat in de loop van het vorige jaar werd geregistreerd, of wordt beperkt tot de voertuigen die werden gefabriceerd tijdens een specifieke periode voorafgaande aan de datum waarop de strengere maatregelen van kracht werden.

Aan artikel 17, dat betrekking heeft op het certificaat van overeenstemming, is bijzondere aandacht besteed. Dit document is een van de hoekstenen van de constructie. Het heeft ten doel de voor de registratie verantwoordelijke instantie in staat te stellen na te gaan of elk voertuig aan de in de Europese Gemeenschap van kracht zijnde wettelijke voorschriften voldoet alvorens het in het verkeer wordt gebracht.

6.2.2. Overeenstemming van de productie (artikel 11 en bijlage X)

Het communautaire typegoedkeuringssysteem is gebaseerd op het beginsel dat een bevoegde instantie goedkeuring verleent aan een type voertuig of onderdeel nadat representatieve prototypes door bevoegde en onafhankelijke technische diensten zijn gecontroleerd en getest.

Het systeem is slechts geloofwaardig als de fabrikant aan de instanties kan aantonen dat elk door hem gefabriceerd voertuig of onderdeel overeenstemt met het goedgekeurde type. Hoewel het certificaat van overeenstemming en/of het goedkeuringsmerk onmiskenbare tekenen van overeenstemming zijn, blijven de controles die regelmatig in de fabrieken worden uitgevoerd, van doorslaggevend belang om het vertrouwen in het systeem te vrijwaren.

Volgens de vastgestelde procedure moeten de goedkeuringsinstanties op de hieronder aangegeven wijze audits uitvoeren bij de fabrikant. Er zijn twee soorten maatregelen:

- alvorens typegoedkeuring te kunnen verlenen, moet de bevoegde instantie nagaan of de fabrikant beschikt over een intern bewakingssysteem waarmee hij tekortkomingen in de overeenstemming kan opsporen en de nodige corrigerende maatregelen kan treffen. De bevoegde instantie machtigt een voldoende gekwalificeerde technische dienst om een voorafgaande beoordeling van het systeem van de fabrikant uit te voeren;

- tijdens het fabricageproces houdt de bevoegde instantie of haar technische dienst regelmatig toezicht op de werkzaamheden van de fabrikant om na te gaan of elk voertuig of onderdeel met het goedgekeurde type overeenstemt. Als de instantie van mening is dat de door de fabrikant uitgevoerde controles onvoldoende garanties bieden, kan ze monsters van voertuigen of onderdelen nemen om zelf tests uit te voeren.

6.2.3. Ontheffingen voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten (hoofdstuk VIII)

De automobielindustrie staat algemeen bekend als een van de meest innoverende sectoren. Soms worden nieuwe technische concepten op de markt gebracht, lang voor het mogelijk is de bestaande wetgeving aan de nieuwe situatie aan te passen. Sommige voertuigtypen kunnen wegens bepaalde innoverende kenmerken zelfs onmogelijk aan alle communautaire regels voldoen.

Om in deze specifieke behoeften te voorzien, kan de Commissie, bijgestaan door een technisch comité dat is samengesteld uit deskundigen van de lidstaten, ontheffing van bepaalde voorschriften van de kaderrichtlijn en/of de bijzondere richtlijnen verlenen.

Om te vermijden dat de introductie van nieuwe technologieën of nieuwe concepten vertraging zou oplopen, kan de goedkeuringsinstantie een voorlopige EG-typegoedkeuring verlenen zonder dat zij op de beslissing van de Commissie hoeft te wachten, mits de geldigheid van deze typegoedkeuring beperkt blijft tot het grondgebied van de lidstaat waar de desbetreffende voertuigen op de markt worden gebracht. Als de uitzondering daarna op communautair niveau wordt toegestaan, krijgt de EG-typegoedkeuring haar normale geldigheid.

6.2.4. In kleine series gebouwde voertuigen (hoofdstuk IX))

Zodra de richtlijn van kracht is, kan op communautair niveau typegoedkeuring worden verleend aan in kleine series gebouwde personenauto's. Alle toegestane uitzonderingen zijn in een specifieke bijlage vastgesteld. De Europese typegoedkeuringsprocedure voor in kleine series gebouwde personenauto's is gebaseerd op een vereenvoudigde administratieve procedure en niet op een versoepeling van de veiligheids- en milieuvoorschriften; in een beperkt aantal gevallen mag de fabrikant aantonen dat hij aan de voorschriften van een regelgevend instrument voldoet door zelf bewijzen of testrapporten over te leggen, mits hij hiervoor de toelating krijgt van de goedkeuringsinstantie, die het recht heeft de tests door haar eigen technische dienst te laten uitvoeren.

Voor andere voertuigcategorieën wordt in soortgelijke procedures voorzien, maar wel in een latere fase. Aangezien de EG-typegoedkeuringsprocedure totnogtoe alleen van toepassing was op personenauto's, heeft alle beschikbare ervaring betrekking op deze voertuigen. Voertuigen die tot andere categorieën van in kleine series gebouwde voertuigen behoren, vallen nog steeds onder een niet-geharmoniseerde procedure.

Voor voertuigen die in zeer kleine series worden gebouwd (maximaal 50 per jaar), mogen de lidstaten naar eigen goeddunken afwijkingen van de normale procedure toestaan; in dat geval is de goedkeuring alleen geldig op het grondgebied van de lidstaat die ze heeft verleend.

6.2.5. Individuele goedkeuring (hoofdstuk X)

Naar analogie van de procedure voor in kleine series gebouwde voertuigen kan aan bepaalde voertuigen individuele goedkeuring worden verleend op basis van bestuursrechtelijke bepalingen die voorzien in het toestaan van uitzonderingen. Aangezien het echter nodig is passende regels op communautair niveau te ontwikkelen, wordt de geldigheid van dergelijke goedkeuringen nog steeds beperkt tot het grondgebied van de lidstaat die de goedkeuring verleent. Deze bepalingen zullen in een latere fase op communautair niveau worden geharmoniseerd om het vrije verkeer van dergelijke voertuigen mogelijk te maken.

Bijna 95 % van alle bedrijfsvoertuigen uit de categorieën N2 en N3 zijn chassis-cabinecombinaties, die als zodanig aan transportondernemingen worden verkocht; deze incomplete voertuigen moeten worden vervolledigd met een bovenbouw (carrosserie) op het chassis en met diverse aanvullende inrichtingen, zoals zijdelingse beschermingsinrichtingen, opspatafschermingssystemen enz. De goedkeurings-procedure die moet worden gevolgd, is de meerfasenprocedure. Het is kenmerkend voor de bedrijfsvoertuigensector dat bovenbouwen en uitrustingsstukken aan de behoeften van de transportondernemingen worden aangepast; de fabricage van bedrijfsvoertuigen wijkt dan ook af van de fabricage van personenauto's. Om rekening te houden met deze specifieke kenmerken moet de individuele goedkeuringsprocedure in meerdere fasen verlopen, zodat ze voldoende flexibiliteit biedt om tijdens de carrosseriebouwfase vertragingen en buitensporige kosten te vermijden.

6.2.6. Niet-overeenstemming met het goedgekeurde type en kennisgeving van besluiten (hoofdstuk XII)

Zoals reeds eerder gezegd is de typegoedkeuringsprocedure in haar geheel slechts geloofwaardig als de fabrikant aan de instanties kan aantonen dat elk door hem gefabriceerd voertuig of onderdeel overeenstemt met het goedgekeurde type. De initiële beoordeling en de regelmatige audits van de plannen voor de controle van de overeenstemming worden door of namens de goedkeuringsinstantie uitgevoerd.

In de artikelen 28 en 29 zijn de gevallen van niet-overeenstemming met het goedgekeurde type gedefinieerd, alsook de maatregelen die moeten worden getroffen om deze tekortkomingen weg te werken; in artikel 29 is vastgesteld hoe kennis moet worden gegeven van de overeenkomstig artikel 28 genomen beslissingen.

6.2.7. Aanvaarding van gelijkwaardige regelgeving (hoofdstuk XIII)

De communautaire typegoedkeuring is hoofdzakelijk gebaseerd op meer dan 50 bijzondere richtlijnen die sinds 1970 zijn vastgesteld. Het is echter de bedoeling dat typegoedkeuring ook mogelijk is op basis van regels die, uit hoofde van multilaterale of bilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en niet-lidstaten, gelijkwaardig worden geacht. Deze criteria maken deel uit van het communautaire beleid inzake buitenlandse handel.

Aangezien de Europese Gemeenschap op 27 november 1997 tot de Herziene overeenkomst van de Verenigde Naties van 1958 is toegetreden  i, heeft de Commissie tijdens de opstelling van dit voorstel grondig nagedacht over de gevolgen die de lopende werkzaamheden in Genève voor haar eigen wetgevende maatregelen kunnen hebben. De Commissie heeft besloten om elke wijziging van de reglementen van Genève waartoe de Gemeenschap is toegetreden, zonder meer te aanvaarden zodra het technisch comité daarover advies heeft uitgebracht.

Als de Europese Gemeenschap tot een nieuw VN/ECE-reglement toetreedt en als de Raad, bij het opstellen van zijn besluit, de Commissie daartoe machtigt, kan de Commissie, na de lidstaten te hebben geraadpleegd en het Europees Parlement te hebben geïnformeerd, dat reglement opnemen in de lijst van regelgevende instrumenten waaraan op het ogenblik van de typegoedkeuring moet worden voldaan, door gewoon de desbetreffende voertuigcategorie en de datum van inwerkingtreding te vermelden. Hiertoe wordt aan bijlage IV een derde deel toegevoegd, dat regelmatig moet worden bijgewerkt.

6.2.8. Verstrekken van technische informatie (hoofdstuk XIV)

Overeenkomstig een aantal bijzondere richtlijnen moet de fabrikant specifieke informatie over veiligheidsvoorzieningen, zoals kinderstoeltjes, verstrekken. De Commissie is van mening dat de aard van de verplichtingen van de fabrikant in de kaderrichtlijn moet worden gespecificeerd.

Het is ook belangrijk dat voor het publiek bestemde informatie niet afwijkt van de bepalingen van de bijzondere richtlijnen. Er zijn gevallen van reclame bekend waarin bepaalde informatie, die op het ogenblik van de aankoop van een voertuig doorslaggevend kan zijn voor de keuze van de consument, op tendentieuze wijze wordt voorgesteld en dus misleidend is voor de consument.

Uit ervaring is gebleken dat niet-OEM's (Original Equipment Manufacturers) soms onoverkomelijke moeilijkheden ondervinden bij het verzamelen van alle technische informatie die nodig is om onderdelen of technische eenheden voor de naverkoopmarkt te ontwerpen. In artikel 35 zijn dan ook bepalingen opgenomen om deze fabrikanten toegang te verlenen tot technische informatie, inclusief de tekeningen van de voertuigfabrikant. Deze bepalingen hebben alleen betrekking op informatie die vereist is om overeenkomstig de relevante bijzondere richtlijnen typegoedkeuring te verlenen aan onderdelen.

6.2.9. Uitvoeringsmaatregelen en wijzigingen van een richtlijn - comitéprocedure (hoofdstuk XV)

In de richtlijn is bepaald dat de Commissie de nodige maatregelen treft om een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ten uitvoer te leggen, voorzover haar hiertoe bij artikel 211 van het Verdrag de bevoegdheid is verleend.

Indien nodig is het mogelijk de technische bijlagen van elke onder de kaderrichtlijn vallende richtlijn aan te passen aan nieuwe situaties als gevolg van de vooruitgang van de wetenschappelijke en technische kennis. De automobielindustrie is een van de meest innoverende sectoren en het is belangrijk dat de voorschriften van de typegoedkeuringsprocedure snel kunnen worden aangepast indien dit in het belang is van de gebruikers. De vastgestelde procedure stemt overeen met Besluit 1999/468/EG van de Raad  i, waarbij voorzien is in de bijstand van een 'technisch comité', dat uit deskundigen van de lidstaten is samengesteld.

6.2.10. Aanmelding van goedkeuringsinstanties en technische diensten (hoofdstuk XVI)

Het vertrouwen in het typegoedkeuringssysteem hangt niet alleen af van de onpartijdigheid van de bevoegde instanties, maar ook van de onafhankelijkheid en deskundigheid van de technische diensten. De lidstaten mogen de typegoedkeuringstests en -controles dan ook alleen toevertrouwen aan organisaties die over het nodige deskundige personeel en over geschikte apparatuur beschikken. Ook de beoordeling van de kwaliteitssystemen en de controles van de overeenstemming van de productie mogen alleen worden toevertrouwd aan organisaties die gespecialiseerd zijn in de controle en beoordeling van kwaliteitbewakingssystemen. Hierbij worden de EN- en ISO-kwaliteitsnormen als referentie gebruikt.

Overeenkomstig de richtlijn worden de desbetreffende organisaties zowel bij de Commissie als bij de lidstaten officieel aangemeld om de transparantie van de procedure te garanderen.

De fabrikanten mogen de typegoedkeuringstests niet zelf uitvoeren. Dit is slechts in uitzonderlijke gevallen toegestaan, bijvoorbeeld indien zeer dure testinstallaties nodig zijn en/of vermoeiingstests of tests van de levensduur moeten worden uitgevoerd; in dit zeer beperkte aantal gevallen mag de fabrikant onder toezicht van de bevoegde instantie een testrapport opstellen.

De technische diensten mogen tests uitvoeren in de faciliteiten van de fabrikant, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van remtests waarvoor een circuit van verscheidene kilometers nodig is. De technische diensten die deze tests uitvoeren, moeten de relevante internationale normen in acht nemen.

6.2.11. Overgangsbepalingen, uitvoeringsmaatregelen, inwerkingtreding (hoofdstuk XVII)

Om de volledige werking van de richtlijn te garanderen, stelt de Commissie voor dat ze 12 maanden na de goedkeuring wordt omgezet door de lidstaten en op die datum in werking treedt.

Typegoedkeuring blijft verplicht voor personenauto's en wordt geleidelijk verplicht gesteld voor de andere voertuigcategorieën. In de gevallen waarin typegoedkeuring nationaal kan worden verleend, is voorzien in overgangsmaatregelen om de lidstaten in staat te stellen hun verplichtingen na te komen.

Op verzoek van de industrie is de toepassing van de bepalingen van de typegoedkeuringsprocedure facultatief in een eerste fase nadat de lidstaten de richtlijn in hun nationale wetgeving hebben omgezet.

De verplichte toepassing van de typegoedkeuringsprocedure is gepland voor 1 januari 2007 en zal in verscheidene fasen verlopen, met voldoende lange overgangsperioden, zodat de administraties niet overspoeld worden door een vloedgolf van typegoedkeuringsaanvragen die allemaal op dezelfde dag worden ingediend. Om de sector in staat te stellen haar huidige productie aan de nieuwe voorschriften aan te passen, is eveneens voorzien in een overgangsperiode van twee jaar, zoals gebruikelijk is op dit gebied.

Het voorgestelde tijdschema voor de verschillende voertuigcategorieën:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6.3. Bijlagen

6.3.1. Algemeen

De bijlagen zijn overgenomen van Richtlijn 2001/116/EG en zijn het resultaat van de consolidatie van de verschillende wijzigingen die Richtlijn 70/156/EEG in de loop der jaren heeft ondergaan.

Ze zijn enigszins gewijzigd om ze bij de nieuw toegevoegde artikelen te doen aansluiten. Deze wijzigingen zijn gemarkeerd om ze makkelijker te kunnen identificeren.

Voorts zijn drie nieuwe bijlagen toegevoegd:

- Bijlage XVI die het tijdschema bevat voor de uitvoering van de typegoedkeuringsprocedures voor alle voertuigcategorieën;

- Bijlage XVII die het verband legt tussen de ingetrokken richtlijnen, de datum van omzetting ervan en de onderhavige richtlijn;

- Bijlage XVIII die een concordantietabel bevat met de vroegere artikelen van Richtlijn 70/156/EEG, geconsolideerd door Richtlijn 92/53/EG en gewijzigd bij Richtlijn 98/14/EG.

Ten slotte zijn er drie nieuwe aanhangsels met specifieke gegevens over het effect van de bijlagen IV, VI en VII. Het nieuwe aanhangsel bij bijlage IV bevat de voorschriften voor de EG-typegoedkeuring van in kleine series gebouwde voertuigen die tot categorie M1 behoren. Het tweede aanhangsel betreft bijlage VI en bevat de lijst van de bijzondere richtlijnen en de VN/ECE-reglementen waaraan het voertuig voldoet, terwijl het derde aanhangsel betrekking heeft op het model van het EG-typegoedkeuringsmerk dat, hoewel het reeds in enkele bijzondere richtlijnen was opgenomen, nooit in de kaderrichtlijn is geïntegreerd.

6.3.2. Bijlagen I en III

Bijlage I is de samenbundeling van alle informatie uit de 56 bijzondere richtlijnen die in bijlage IV zijn vermeld. Zij vormt ook de volledige lijst van gegevens ten behoeve van de typegoedkeuring van voertuigen. Een fabrikant die een typegoedkeuring voor een compleet voertuig wil verkrijgen, zonder dat deze in overeenstemming moet zijn met alle, in bijlage IV vermelde bijzondere richtlijnen, moet een goedkeuringsinstantie een relevante selectie van deze volledige lijst verstrekken. Bijlage III bevat de voor de typegoedkeuring van het voertuig vereiste gegevens wanneer voor alle systemen goedkeuringen voorhanden zijn.

Er zij op gewezen dat het volledige informatiepakket als aanhangsel bij het EG-typegoedkeuringscertificaat aan alle goedkeuringsinstanties van de lidstaten moet worden toegezonden, ongeacht de door de fabrikant gekozen goedkeuringsprocedure (stapsgewijs, in één stap of gemengd).

6.3.3. Bijlage II

Bijlage II bevat alle nuttige definities die in het kader van de typegoedkeuring van complete voertuigen vereist zijn. Zij omvat algemene definities van voertuigcategorieën (zoals die in de VN/ECE-Overeenkomst van 1958) en specifiekere definities ten behoeve van de EG-wetgeving.

De essentiële aspecten die in aanmerking moeten worden genomen om een nieuw voertuigtype te definiëren, worden beschreven in deel B, zodat de fabrikanten en de typegoedkeuringsinstanties zonder enige twijfel kunnen uitmaken wanneer aan een voertuigtype een nieuwe goedkeuring moet worden verleend.

Deel C bevat ten slotte de definities van het carrosserietype die noodzakelijk zijn voor de classificatie van voertuigen al naargelang hun ontwerpkenmerken of de opstelling van de zitplaatsen.

6.3.4. Bijlagen IV en XI

Bijlage IV bevat een volledige lijst van de voorschriften voor het verlenen van een typegoedkeuring voor alle voertuigcategorieën. Zij bestaat uit drie delen.

- Deel I betreft de goedkeuring van het voertuig zelf en bevat een lijst van 56 bijzondere richtlijnen over onderwerpen, gaande van remsystemen tot uitlaatemissies, waarvan 48 betrekking hebben op voertuigen van categorie M1, 41 op voertuigen van categorie N1, 43 op voertuigen van categorie N2 en 21 op voertuigen van categorie O4.

- Deel II is de lijst van de VN/ECE-reglementen waartoe de Gemeenschap als partij bij de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties is toegetreden en waarvoor een overeenkomstige EG-richtlijn bestaat, terwijl deel III de bovengenoemde reglementen bevat waarvoor geen gelijkwaardige richtlijn bestaat.

Aan bijlage IV is een nieuw aanhangsel toegevoegd met de specifieke voorschriften voor de typegoedkeuring van in kleine series gebouwde voertuigen die tot categorie M1 behoren. Er wordt voorzien in vier besluitvormingsniveaus, bv. volledige naleving van de EG-voorschriften (letter X), toestemming verleend aan een fabrikant om aan te tonen dat zijn voertuigtype aan de belangrijkste bepalingen van een richtlijn voldoet (letter C) enz.

Zoals bijlage IV bevat bijlage XI specifieke voorschriften voor voertuigen voor speciale doeleinden. Vier aanhangsels bevatten alle toegestane afwijkingen met betrekking tot de volledige lijst in bijlage IV. De bedoelde specifieke voertuigen zijn kampeerwagens, ambulances, lijkwagens, gepantserde voertuigen, overige voertuigen voor speciale doeleinden en mobiele kranen.

6.3.5. Bijlagen V en XIV

Bijlage V is een soort vademecum met instructies voor de goedkeuringsinstanties over de wijze waarop ze de procedures voor de typegoedkeuring van complete voertuigen moeten afhandelen; dat geldt ook voor bijlage XIV met betrekking tot de meerfasengoedkeuringsprocedure.

6.3.6. Bijlagen VI, VIII en IX

Bijlage VI bevat het model van het EG-typegoedkeuringscertificaat. Dit model moet ook worden gebruikt wanneer de instantie goedkeuringen verleent die beperkt zijn tot haar grondgebied, maar dan wel zonder het opschrift EG-typegoedkeuringscertificaat.

Aan bijlage VI is een aanhangsel toegevoegd met de wijzigingen van de richtlijnen of reglementen waaraan het voertuig voldoet, wanneer de fabrikant niet de volledige reeks systeemgoedkeuringen aanvraagt.

Bijlage VIII bevat een tabel met alle milieuprestaties van een voertuig waarvoor EG-typegoedkeuring is verleend, terwijl bijlage IX de modellen bevat van het certificaat van overeenstemming voor de verschillende voertuigcategorieën.

6.3.7. Bijlage VII

Deze bijlage bevat alle, voor de typegoedkeuringsinstanties noodzakelijke informatie over de toepassing van het nummeringsysteem voor goedkeuringen.

6.3.8. Bijlage X

In de drie punten van bijlage X worden de procedures beschreven die voor de controle van de overeenstemming van de productie moeten worden gevolgd.

Punt 1 licht de eerste beoordeling toe waarmee wordt nagegaan of een fabrikant, voordat hij een EG-typegoedkeuring aanvraagt, systemen heeft toegepast om de overeenstemming van de productie in elk betrokken bedrijf te controleren.

Punt 2 bevat voorschriften inzake maatregelen betreffende de overeenstemming van de productie om te garanderen dat de fabrikant de productie effectief en efficiënt controleert.

De in punt 3 beschreven vervolgmaatregelen inzake de controle bevatten voorschriften voor periodieke inspecties door de bevoegde instantie om na te gaan of de fabrikant de overeengekomen controles blijft uitvoeren.

6.3.9. Bijlage XII

Deze bijlage stelt de toegestane beperkingen vast voor de bouw van voertuigen in kleine series en voor de registratie van restantvoorraden van voertuigen die, aangezien ze op het ogenblik van de inwerkingtreding van nieuwe voorschriften in voorraad zijn, niet kunnen worden gewijzigd om aan deze nieuwe voorschriften te voldoen.

6.3.10. Bijlagen XIII en XV

Bijlage XIII bevat het modelformulier dat moet worden gebruikt voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten over de door hen verleende goedkeuringen voor systemen, onderdelen en technische eenheden.

Het model van het certificaat dat moet worden gebruikt in geval van een meerfasengoedkeuring waarbij het basisvoertuig geen EG-typegoedkeuring voor een compleet voertuig heeft verkregen, staat in bijlage XV.

6.3.11. Bijlage XVI

Deze nieuwe bijlage bevat het tijdschema voor de toepassing van de EG-typegoedkeuringsprocedure:

- de eerste kolom betreft de facultatieve toepassing, 12 maanden na de datum van goedkeuring van de voorgestelde richtlijn;

- de tweede kolom betreft de verplichte toepassing voor nieuwe voertuigtypes;

- de derde kolom betreft de toepassing voor bestaande voertuigtypes, rekening houdend met een overgangsperiode van twee jaar om de industrie in staat te stellen haar productie aan de nieuwe voorschriften aan te passen.

7. CONCLUSIE

De Commissie is van oordeel dat de voorgestelde nieuwe richtlijn de geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor alle betrokken partijen - fabrikanten, lidstaten, kandidaat-lidstaten, goedkeuringsinstanties en technische diensten - zodanig zal verduidelijken dat de communautaire typegoedkeuring voor de diverse categorieën voertuigen en onderdelen daarvan in werking kan treden.

Door het toepassingsgebied uit te breiden tot bedrijfsvoertuigen, zal de richtlijn ook in aanzienlijke mate bijdragen aan de voltooiing van de interne markt in een sector waarin de drie economische grootmachten  i 40 miljoen voertuigen per jaar produceren - waarvan 40% alleen al in West-Europa - en die geen tekenen van vertraging vertoont.

Door de nationale goedkeuringsprocedures te vervangen door een communautair systeem dat op geharmoniseerde technische voorschriften is gebaseerd, zullen de voor de registratie van een voertuig vereiste administratieve formaliteiten ongetwijfeld sneller en eenvoudiger kunnen worden afgehandeld.

De Commissie is ook van mening dat door de harmonisatie van de voorschriften voor in kleine series gebouwde voertuigen, die in een eerste fase alleen voor personenauto's gelden, kleine fabrikanten toegang zullen krijgen tot de interne markt en dat tegelijkertijd een veiligheidsniveau zal worden bereikt dat even hoog of zelfs hoger ligt dan vroeger.

Ten slotte is de Commissie van mening dat de stapsgewijze aanpak van de regelgevende werkzaamheden de goedkeuring van wetgeving in de automobielsector in de toekomst zal vergemakkelijken.

ê 70/156/EEG (aangepast)

Ö Voorstel voor een Õ

RICHTLIJN VAN Ö HET EUROPEES PARLEMENT EN Õ DE RAAD


betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan Ö en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd Õ

Ö (Voor de EER relevante tekst) Õ

Ö HET EUROPEES PARLEMENT EN Õ DE RAAD VAN DE EUROPESE Ö UNIE Õ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap Ö en met name Õ op artikel Ö 95 Õ,

Gezien het voorstel van de CommissieÖ  i Õ,


Gezien het advies van het Ö Europees Õ Economisch en Sociaal Comité  i,

Ö Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag  i, Õ

Ö Overwegende hetgeen volgt: Õ

ò nieuw

Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan  i is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

Voor de totstandbrenging en de werking van de interne markt is het dienstig de nationale goedkeuringssystemen te vervangen door een communautaire goedkeuringsprocedure op basis van het beginsel van volledige harmonisatie.

De technische voorschriften voor systemen, onderdelen, technische eenheden en voertuigen moeten worden geharmoniseerd en in bijzondere richtlijnen gespecificeerd. Deze richtlijnen moeten er in de eerste plaats op zijn gericht een hoog niveau van verkeersveiligheid, gezondheidsbescherming, milieubescherming, energie-efficiëntie en beveiliging tegen ongeoorloofd gebruik te waarborgen.

Richtlijn 92/53/EEG van de Raad  i beperkte de toepassing van de communautaire typegoedkeuringsprocedure voor voertuigen tot de voertuigcategorie M1, maar om de interne markt te voltooien en ervoor te zorgen dat hij naar behoren functioneert, moet de werkingssfeer van de onderhavige richtlijn alle voertuigcategorieën omvatten, zodat de fabrikanten via de communautaire typegoedkeuring van de voordelen van de interne markt kunnen profiteren.

Om de fabrikanten in staat te stellen zich aan de nieuwe geharmoniseerde procedures aan te passen, moet in een voldoende lange overgangstermijn worden voorzien voordat de communautaire typegoedkeuring van voertuigen verplicht wordt voor in één fase gebouwde voertuigen van andere categorieën dan M1. Voor voertuigen van andere categorieën dan M1 waarvoor meerfasengoedkeuring is vereist, moet in een langere overgangstermijn worden voorzien, omdat de procedure ook zal gelden voor carrosseriebouwers, die op dat gebied nog voldoende ervaring moeten opdoen om de vereiste procedures naar behoren te kunnen toepassen.

Tot dusver waren fabrikanten die voertuigen in kleine series bouwen, gedeeltelijk uitgesloten van de voordelen van de interne markt. De ervaring heeft geleerd dat de verkeersveiligheid en de milieubescherming aanzienlijk kunnen worden verbeterd als in kleine series gebouwde voertuigen volledig in het communautaire typegoedkeuringssysteem voor voertuigen worden opgenomen, te beginnen met die van categorie M1.

Om misbruik te voorkomen, moet de vereenvoudigde procedure voor in kleine series gebouwde voertuigen tot zeer geringe producties worden beperkt. Het begrip kleine series dient dan ook nauwkeuriger te worden gedefinieerd door het aantal geproduceerde voertuigen aan te geven.

Het is belangrijk maatregelen te nemen om voertuigen op individuele basis te kunnen goedkeuren, zodat in het meerfasengoedkeuringssysteem voldoende flexibiliteit kan worden toegestaan; in afwachting van de vaststelling van geharmoniseerde, specifieke communautaire bepalingen moeten de lidstaten echter nog steeds individuele goedkeuringen overeenkomstig hun nationale regelgeving kunnen verlenen.

In afwachting van de toepassing van de communautaire typegoedkeuringsprocedure voor voertuigen op andere voertuigcategorieën dan M1, moeten de lidstaten nog steeds nationale typegoedkeuringen kunnen verlenen en moeten daartoe overgangsbepalingen worden vastgesteld.

Bij Besluit 97/836/EG van de Raad  i is de Gemeenschap toegetreden tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen ('Herziene overeenkomst van 1958'). Krachtens dit besluit dienen de VN/ECE-reglementen waartoe de Gemeenschap toetreedt, en de wijzigingen van VN/ECE-reglementen waartoe de Gemeenschap al is toegetreden, als alternatieven voor bijzondere richtlijnen of als aanvullende voorschriften in de communautaire typegoedkeuringsprocedure voor voertuigen te worden opgenomen; het is derhalve dienstig in deze richtlijn een aantal bepalingen op te nemen die de effectieve toepassing ervan vergemakkelijken.

Om te garanderen dat de procedure voor de controle van de overeenstemming van de productie, die een van de hoekstenen van het Europese typegoedkeuringssysteem vormt, juist wordt toegepast en naar behoren functioneert, moet de bevoegde instantie of een voldoende gekwalificeerde technische dienst die daartoe is aangewezen, geregeld verificaties verrichten bij de fabrikanten.

Het is van belang dat de fabrikanten de eigenaars van voertuigen relevante informatie verstrekken om verkeerd gebruik van veiligheidsvoorzieningen te voorkomen. Het is derhalve dienstig bepalingen dienaangaande in deze richtlijn op te nemen.

Voor fabrikanten van uitrustingsstukken is het ook van belang toegang te hebben tot bepaalde informatie die alleen de voertuigfabrikant kan verstrekken, dat wil zeggen technische informatie en tekeningen die nodig zijn om onderdelen voor de aftersalesmarkt te ontwikkelen.

Om de procedure te vereenvoudigen en te versnellen, moet de Commissie worden verzocht maatregelen te nemen om enerzijds de bijzondere richtlijnen ten uitvoer te leggen en anderzijds de bijlagen bij deze richtlijn en die bij de bijzondere richtlijnen aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis aan te passen.

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden  i.

Daar de doelstellingen van het voorgenomen optreden, namelijk de voltooiing van de interne markt door de invoering van een verplicht Europees typegoedkeuringssysteem voor alle voertuigcategorieën, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen daartoe nodig is.

De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot die bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijnen materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijnen.

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage XVII, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,


ê 70/156/EEG (aangepast)

HEBBEN Õ DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Ö hoofdstuk i Õ

Ö algemene bepalingen Õ


ò nieuw

Artikel 1

Onderwerp

Deze richtlijn stelt de bestuursrechtelijke bepalingen en de technische voorschriften vast voor de goedkeuring van alle nieuwe voertuigen die binnen haar werkingssfeer vallen, en van de systemen, onderdelen en technische eenheden die voor die voertuigen zijn bestemd, met als doel de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen ervan in de Gemeenschap te vergemakkelijken.

Specifieke technische vereisten worden ter toepassing van deze richtlijn neergelegd in bijzondere richtlijnen, vastgesteld overeenkomstig artikel 95 van het Verdrag, waarvan de limitatieve lijst is opgenomen in bijlage IV bij deze richtlijn.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

Artikel Ö 2 Õ

Werkingssfeer

Ö 1. Õ Deze richtlijn is van toepassing op de typegoedkeuring van in een of meer fasen ð ontworpen en gebouwde voertuigen ï ð die bestemd zijn voor gebruik op de weg; ï en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn ontworpen en gebouwd.

ð Zij is ook van toepassing op de individuele goedkeuring van dergelijke voertuigen. ï2. Deze richtlijn Õ is niet van toepassing op ð de typegoedkeuring of individuele goedkeuring van de volgende voertuigen ï:

ð a) landbouw- of bosbouwtrekkers, zoals gedefinieerd in Richtlijn 74/150/EEG van de Raad  i, en aanhangwagens die specifiek voor deze trekkers zijn ontworpen en gebouwd; ï

b) vierwielersÖ , zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad  i; Õ

ò nieuw

c) voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd om hoofdzakelijk op bouwplaatsen, in steengroeven, in havens of op luchthavens te worden gebruikt;d) gepantserde voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd voor gebruik door het leger, de burgerbescherming en de ordehandhavingsdiensten;

e) mobiele machines;

f) rupsvoertuigen;

g) voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor wegraces;

h) prototypes van voertuigen die onder verantwoordelijkheid van de fabrikant op de weg worden gebruikt om een specifiek testprogramma uit te voeren.

3. De in lid 2, onder g) en h), genoemde voertuigen kunnen individueel worden goedgekeurd voor het specifieke doel waarvoor zij zijn ontworpen en gebouwd.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

Artikel Ö 3 Õ

Definities

In deze richtlijn ð en in de in bijlage IV genoemde richtlijnen, tenzij daarin anders is bepaald, ï wordt verstaan onder:

1) 'typegoedkeuring': de Ö procedure Õ waarbij een lidstaat Ö certificeert Õ dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de Ö relevante Õ ð bestuursrechtelijke bepalingen en ï technische voorschriften Ö voldoet Õ ;


ò nieuw

2) 'nationale typegoedkeuring': een in de nationale wetgeving van een lidstaat vastgestelde typegoedkeuringsprocedure waarvan de geldigheid beperkt is tot het grondgebied van die lidstaat;

3) 'EG-typegoedkeuring': de procedure waarbij een lidstaat certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften van deze richtlijn en van de in bijlage IV of XI genoemde bijzondere richtlijnen en/of VN/ECE-reglementen voldoet;

4) 'individuele goedkeuring': de procedure waarbij een lidstaat certificeert dat een bepaald voertuig aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voldoet;


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)ð nieuw5) 'meerfasentypegoedkeuring': de Ö procedure Õ waarbij een of meer lidstaten Ö certificeren Õ dat een Ö incompleet Õ of voltooid type voertuig, Ö al Õ naar gelang de staat van voltooiing, aan de Ö relevante Õ ð administratieve bepalingen en ï technische voorschriften van deze richtlijn voldoet;


ò nieuw

6) 'stapsgewijze goedkeuringsprocedure': een voertuiggoedkeuringsprocedure die bestaat uit het stapsgewijze verzamelen van de hele reeks EG-typegoedkeuringscertificaten voor de systemen, onderdelen en technische eenheden van het voertuig en die uiteindelijk resulteert in de goedkeuring van het hele voertuig;

7) 'eenstapsgoedkeuringsprocedure': een procedure voor de goedkeuring van een heel voertuig in één handeling;

8) 'gemengde goedkeuringsprocedure': een stapsgewijze goedkeuringsprocedure waarbij in de laatste fase van de goedkeuring van het hele voertuig een of meer systemen worden goedgekeurd zonder dat daarvoor een EG-typegoedkeuringscertificaat moet worden afgegeven;

9) 'motorvoertuig': een gemotoriseerd voertuig dat zich op eigen kracht voortbeweegt, ten minste vier wielen heeft, compleet, voltooid of incompleet is en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/h kan bereiken;

10) 'aanhangwagen': een niet-gemotoriseerd voertuig dat is ontworpen en gebouwd om door een motorvoertuig te worden getrokken;


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

11) 'voertuig': een Õ motorvoertuig of een Õ aanhangwagen daarvan;


ò nieuw

12) 'hybride motorvoertuig': een motorvoertuig dat ten minste door een verbrandingsmotor en een elektromotor kan worden aangedreven;

13) 'mobiele machine': een gemotoriseerd voertuig dat speciaal is ontworpen en gebouwd voor werkzaamheden die niet op de weg plaatsvinden of voor specifieke land- en bosbouwwerkzaamheden, en dat door zijn bouw niet geschikt is voor personen- of goederenvervoer. Machines die op het chassis van een motorvoertuig zijn gemonteerd, worden niet als mobiele machines beschouwd;


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

14) Ö 'voertuigtype': alle tot een categorie behorende voertuigen die ten minste op de in bijlage II, deel B, vermelde essentiële punten niet van elkaar verschillen. Een voertuigtype kan varianten en uitvoeringen omvatten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B; Õ

15) 'basisvoertuig': een compleet of incompleet ï voertuig dat ð in de eerste fase ï van een meerfasentypegoedkeuringsprocedure ð wordt gebruikt ï ;

16) ' Ö incompleet Õ voertuig': Ö een Õ voertuig dat nog minstens één Ö voltooiingsfase moet ondergaan Õ Ö om Õ aan de Ö relevante Õ technische voorschriften van deze richtlijn Ö te voldoen Õ;

17) 'voltooid voertuig': een voertuig dat na de meerfasentypegoedkeuringsprocedure te hebben doorlopen aan de Ö relevante technische Õ voorschriften van deze richtlijn voldoet;


ò nieuw

18) 'compleet voertuig': een voertuig dat niet hoeft te worden voltooid om aan de relevante technische voorschriften van deze richtlijn te voldoen;

19) 'voertuig uit restantvoorraad': een voertuig dat deel uitmaakt van een voorraad en dat niet kan worden geregistreerd, verkocht of in het verkeer gebracht omdat nieuwe technische voorschriften in werking zijn getreden waaraan het door zijn ontwerp niet kan voldoen;


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

20) 'systeem': ð een reeks inrichtingen die gecombineerd zijn om in een voertuig een specifieke functie te vervullen; ï

21) 'onderdeel': een inrichting Ö die bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig Õ en Ö waarvoor onafhankelijk van een voertuig Õ typegoedkeuring kan worden verleend;

22) 'technische eenheid': een inrichting Ö die bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig Õ en waarvoor afzonderlijk, maar alleen Ö met betrekking tot Õ een of meer Ö specifieke Õ voertuigtypes Ö typegoedkeuring kan worden verleend Õ ;

23) 'fabrikant': de ð natuurlijke of rechtspersoon ï die verantwoordelijk is voor ð het ontwerp en ï de bouw van Ö een Õ voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid ð , dat of die bedoeld is om onder de naam of het merk van die persoon of van een natuurlijke of rechtspersoon die een voertuig voor eigen gebruik heeft ontworpen en gebouwd, in de handel te worden gebracht ï ;


ò nieuw

24) 'vertegenwoordiger van de fabrikant': een in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant is aangewezen om hem bij de bevoegde instantie te vertegenwoordigen en namens hem op te treden bij aangelegenheden die onder deze richtlijn vallen. Wanneer de term 'fabrikant' wordt gebruikt, wordt daaronder de fabrikant of zijn vertegenwoordiger verstaan;


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast))

ð nieuw

25) 'goedkeuringsinstantie': de instantie van een lidstaat die Ö bevoegd Õ is voor alle aspecten van Ö zowel Õ de typegoedkeuring van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid ð als de individuele goedkeuring van een voertuig ï en die Ö tevens bevoegd is om goedkeuringscertificaten af te geven en eventueel in te trekken, Õ als contactpunt voor de goedkeuringsinstanties van andere lidstaten Ö te fungeren Õ en de door de fabrikant genomen maatregelen Ö voor Õ de overeenstemming van de productie Ö te verifiëren Õ;

26) 'technische dienst': Ö een Õ organisatie of instantie die Ö door Õ de goedkeuringsinstantie van een lidstaat is aangewezen om als testlaboratorium Ö tests Õ of ð als overeenstemmingsbeoordelingsinstantie de initiële beoordeling, andereï tests Ö of Õ inspecties te verrichten. De goedkeuringsinstantie Ö mag deze functies ook Õ zelf Ö vervullen Õ ð mits zij haar bekwaamheid met de nodige bewijsstukken kan staven; ï


ò nieuw

27) 'typegoedkeuringscertificaat': het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat aan een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid typegoedkeuring is verleend;

28) 'EG-typegoedkeuringscertificaat': het certificaat in bijlage VI bij deze richtlijn of in de overeenkomstige bijlage bij een bijzondere richtlijn, dan wel het als gelijkwaardig beschouwde mededelingenformulier in de relevante bijlage bij een van de in bijlage IV, deel II of III, genoemde VN/ECE-reglementen;

29) 'individuele-goedkeuringscertificaat': het document waarmee de goedkeuringsinstantie of een gemachtigde officieel certificeert dat voor een bepaald voertuig goedkeuring is verleend;

30) 'certificaat van overeenstemming': het document in bijlage IX dat door de fabrikant wordt afgegeven om te certificeren dat een voertuig behorende tot de reeks waarvoor overeenkomstig deze richtlijn typegoedkeuring is verleend, op het ogenblik van de productie aan alle toepasselijke bijzondere richtlijnen en VN/ECE-reglementen voldoet en dat het zonder aanvullende inspectie in de lidstaten mag worden geregistreerd of in het verkeer gebracht. Het certificaat van overeenstemming mag voor de registratie worden gebruikt;


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

31) 'inlichtingenformulier': Ö het formulier Õ in bijlage I of III bij deze richtlijn of Ö in Õ de overeenkomstige Ö bijlage Õ bij een bijzondere richtlijn, waarin staat vermeld welke gegevens door de aanvrager moeten worden verstrekt. ð Het inlichtingenformulier mag in elektronische vorm worden ingediend; ï

32) 'informatiedossier': het Ö complete Õ dossier met Ö het inlichtingenformulier, het bestand en de Õ gegevens, tekeningen, foto's enz. die door de aanvrager zijn verstrekt.ð Het informatiedossier mag in elektronische vorm worden ingediend; ï

33) 'informatiepakket': het informatiedossier Ö met de testrapporten en alle Õ andere Ö documenten Õ die de technische dienst of de goedkeuringsinstantie tijdens de Ö uitoefening Õ van Ö haar functie Õ aan het informatiedossier Ö heeft Õ toegevoegd. ð Het informatiepakket mag in elektronische vorm worden ingediend; ï

34) 'inhoudsopgave bij het informatiepakket': het document met de inhoudsopgave van het informatiepakket Ö, waarvan alle bladzijden zijn genummerd Õ of Ö van Õ andere tekens Ö zijn Õ voorzien. Dit document geeft een overzicht van de opeenvolgende stappen in het beheer van de EG-typegoedkeuringsprocedure met de data van alle herzieningen en bijwerkingen. ï


ò nieuw

hoofdstuk ii

algemene verplichtingen

Artikel 4

Verplichtingen van de lidstaten

1. De lidstaten zien erop toe dat fabrikanten die een goedkeuring aanvragen, hun verplichtingen krachtens deze richtlijn nakomen.

2. De lidstaten verlenen alleen goedkeuring aan voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen.

3. De lidstaten staan alleen toe dat voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen, worden geregistreerd, verkocht of in het verkeer gebracht.

4. De lidstaten richten de voor de goedkeuring bevoegde instanties op of wijzen deze aan en doen daarvan kennisgeving overeenkomstig artikel 38.

Artikel 5

Verplichtingen van de fabrikanten

1. De fabrikant is jegens de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk voor alle aspecten van de goedkeuringsprocedure en garandeert de overeenstemming van de productie, ongeacht of hij rechtstreeks bij alle fasen van de bouw van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid betrokken is.

2. Bij meerfasentypegoedkeuring is elke fabrikant verantwoordelijk voor de goedkeuring en de overeenstemming van de systemen, onderdelen en technische eenheden die tijdens de door hem uitgevoerde voltooiingsfase van het voertuig worden toegevoegd.

De fabrikant die reeds in eerdere fasen goedgekeurde onderdelen of systemen wijzigt, is verantwoordelijk voor de goedkeuring en overeenstemming van deze onderdelen en systemen.

3. Voor de toepassing van deze richtlijn wijst een fabrikant die buiten de Gemeenschap is gevestigd, een binnen de Gemeenschap gevestigde vertegenwoordiger aan om hem voor de goedkeuringsinstantie te vertegenwoordigen.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

Artikel

Ö hoofdstuk iii Õ

Ö eg-typegoedkeuringsprocedures Õ

Ö Artikel 6 Õ

Ö Procedures voor de EG-typegoedkeuring van voertuigen Õ


ò nieuw

1. De fabrikant mag een van de volgende procedures kiezen:

a) stapsgewijze goedkeuring;

b) eenstapsgoedkeuring;

c) gemengde goedkeuring.


ê 98/14/EG, art. 1, punt 1 (aangepast)

Ö 2 Õ. Ö Een Õ aanvraag Ö om Õ stapsgewijze goedkeuring Ö bestaat uit het Õ informatiedossier Ö met Õ de Ö krachtens Õ bijlage III Ö verlangde informatie Õ en Ö gaat vergezeld Õ van Ö alle vereiste EG-typegoedkeuringscertificaten Õ Ö overeenkomstig elk van Õ de Ö toepasselijke Õ bijzondere richtlijnen Ö of VN/ECE-reglementen Õ die in bijlage IV of XI Ö worden genoemd Õ . Ö Voor Õ de Ö EG- Õ typegoedkeuring van een systeem Ö of Õ technische Ö eenheid Õ Ö overeenkomstig de toepasselijke Õ bijzondere Ö richtlijnen of VN/ECE-reglementen Õ Ö dient de goedkeuringsinstantie toegang te hebben tot het desbetreffende informatiepakket totdat Õ de goedkeuring Ö is verleend of geweigerd Õ.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

Ö 3 Õ. Ö Een Õ aanvraag ð om eenstapsgoedkeuring ï Ö bestaat uit het Õ informatiedossier Ö met de relevante informatie Õ die in bijlage I in verband met de in bijlage IV of XI en, Ö voorzover van toepassing Õ , in deel II van bijlage III genoemde ð bijzondere ï richtlijnen of Ö VN/ECE-reglementen Õ Ö wordt Õ verlangd.

Ö 4 Õ. Ö Bij Õ ð een gemengde goedkeuringsprocedure kan de goedkeuringsinstantie een fabrikant vrijstellen van de verplichting om een of meer EG-typegoedkeuringscertificaten voor systemen af te geven indien het informatiedossier wordt aangevuld met de in bijlage I gespecificeerde en voor de goedkeuring van die systemen tijdens de goedkeuringsfase van het voertuig vereiste gegevens. In dat geval wordt elk van de EG-typegoedkeuringscertificaten waarvoor vrijstelling is verleend, vervangen door een testrapport. ï

Ö 5. Onverminderd het bepaalde in de leden 2, 3 en 4 dient voor meerfasentypegoedkeuring Õ het volgende te worden verstrekt Õ :

Ö a) Õ in Ö de eerste Õ fase: de delen van het informatiedossier en de Ö EG-typegoedkeuringscertificaten Õ die voor een compleet voertuig zijn vereist en die relevant zijn voor de Ö voltooiingsfase Õ waarin het basisvoertuig zich bevindt;

Ö b) Õ in de tweede en daaropvolgende fasen: de delen van het informatiedossier en de Ö EG-typegoedkeuringscertificaten Õ die relevant zijn voor de lopende bouwfase, Ö samen met Õ een afschrift van het in de vorige bouwfase voor het Ö incomplete Õ voertuig afgegeven Ö EG-typegoedkeuringscertificaat Õ; voorts verstrekt de fabrikant alle gegevens over de Ö wijzigingen of toevoegingen die hij Õ in Ö of aan Õ het Ö incomplete Õ voertuig Ö heeft Õ aangebracht.

Ö 6 Õ. De fabrikant Ö dient de aanvraag Õ bij de goedkeuringsinstantie Ö in. Õ Ö Voor een bepaald voertuigtype mag slechts in één Õ lidstaat één aanvraag worden ingediend.

Voor ieder goed te keuren type wordt een afzonderlijke aanvraag ingediend.


ò nieuw

7. In een met redenen omkleed verzoek kan de goedkeuringsinstantie de fabrikant vragen haar de nodige aanvullende informatie te verstrekken om te kunnen beslissen welke tests moeten worden verricht of om de uitvoering van die tests te vergemakkelijken.

8. De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie het nodige aantal voertuigen ter beschikking om de typegoedkeuringsprocedure naar behoren te laten verlopen.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

Ö Artikel 7 Õ

Ö Procedure voor de EG-typegoedkeuring van systemen, onderdelen of technische eenheden Õ

Ö 1. De fabrikant dient de aanvraag bij de goedkeuringsinstantie in. Voor een type systeem, onderdeel of technische eenheid mag slechts in één lidstaat één aanvraag worden ingediend. Voor ieder goed te keuren type wordt een afzonderlijke aanvraag ingediend. Õ

Ö 2. De aanvraag gaat vergezeld van het informatiedossier, waarvan de inhoud in de bijzondere richtlijnen is gespecificeerd. Õ


ò nieuw

3. In een met redenen omkleed verzoek kan de goedkeuringsinstantie de fabrikant vragen haar de nodige aanvullende informatie te verstrekken om te kunnen beslissen welke tests moeten worden verricht of om de uitvoering van die tests te vergemakkelijken.

4. De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie het nodige aantal voertuigen, onderdelen of technische eenheden ter beschikking om de bij de relevante bijzondere richtlijnen voorgeschreven tests te kunnen verrichten.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

Artikel


Ö hoofdstuk iv Õ

Ö verloop van de eg-typegoedkeuringsprocedures Õ

Ö Artikel 8 Õ

Ö Algemene bepalingen Õ


ò nieuw

1. De lidstaten mogen geen EG-typegoedkeuring verlenen zonder eerst te hebben vastgesteld dat de procedures van artikel 11 door de fabrikant zijn nageleefd.

2. De lidstaten verlenen EG-typegoedkeuring volgens de voorschriften van de artikelen 9 en 10.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

Ö 3. Indien een lidstaat van oordeel is dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid, ook al voldoet het of zij aan de voorschriften, een ernstig gevaar voor de verkeersveiligheid betekent Õ ð dan wel het milieu ernstig schaadt of in de context van de preventie van afval van voertuigen de volksgezondheid ernstig schaadt ï, Ö kan hij de EG-typegoedkeuring ervan weigeren. Hij zendt de overige lidstaten en de Commissie dan onmiddellijk een gedetailleerd dossier met opgave van de redenen voor zijn besluit Õ ð en bewijsmateriaal voor zijn bevindingen toe. ï

Ö 4. De EG-typegoedkeuringscertificaten worden genummerd volgens de in bijlage VII beschreven methode. Õ

Ö 5. Õ ð Binnen 20 werkdagen ï Ö zendt de goedkeuringsinstantie de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten een afschrift toe van het EG-typegoedkeuringscertificaat, inclusief de bijlagen, voor ieder voertuigtype waaraan zij goedkeuring heeft verleend. Õ ð Het papieren afschrift mag worden vervangen door een elektronisch bestand, mits het met een elektronische handtekening of op gelijkwaardige wijze is gewaarmerkt. ï

Ö 6. De goedkeuringsinstantie stelt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten Õ ð onmiddellijk in kennis ï Ö van de door haar geweigerde of ingetrokken goedkeuringen Õ ð , met opgave van de redenen voor haar besluit. ï

Ö 7. Õ ð Om de drie maanden ï Özendt de goedkeuringsinstantie de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten een lijst toe van de EG-typegoedkeuringen van systemen, onderdelen of technische eenheden die zij in de vorige periode heeft verleend, , Õ ð gewijzigd, ï Ö geweigerd of ingetrokken. Deze lijst bevat de in bijlage XIII vermelde gegevens. Õ

Ö 8. Op verzoek van een andere lidstaat zendt de lidstaat die een EG-typegoedkeuring heeft verleend, Õ ð binnen 20 werkdagen na ontvangst van dat verzoek ï Ö een afschrift van het desbetreffende EG-typegoedkeuringscertificaat, inclusief de bijlagen. Õ ð Het papieren afschrift mag door een elektronisch bestand worden vervangen. ï

Ö Artikel 9 Õ

Ö Bijzondere bepalingen voor voertuigen Õ

1. Ö De lidstaten verlenen EG-goedkeuring aan Õ:

a) Ö een Õ Ö type voertuig dat Õ in overeenstemming is met de gegevens van het informatiedossier en aan de technische voorschriften van de in bijlage IV genoemde relevante bijzondere richtlijnen Ö of VN/ECE-reglementen voldoet Õ;

Ö b) Õ Ö een type Õ Ö voertuig Õ voor speciale Ö doeleinden Õ dat in overeenstemming Ö is Õ met de gegevens van het informatiedossier en aan de technische voorschriften van de Ö in bijlage XI genoemde relevante Õ bijzondere richtlijnen of VN/ECE-reglementen voldoet Õ .

Ö De Õ in bijlage V beschreven procedures Ö zijn van toepassing. Õ

Ö 2 De lidstaten verlenen Õ Ö meerfasentypegoedkeuring aan een type Õ Ö incompleet of voltooid voertuig Õ dat in overeenstemming Ö is Õ met de gegevens van het informatiedossier en aan de technische voorschriften van de Ö in bijlage IV of XI genoemde Õ relevante bijzondere richtlijnen Ö of VN/ECE-reglementen voldoet Õ, Ö al Õ naar gelang de Ö voltooiingsfase Õ waarin het Ö voertuig Õ zich bevindt.

Ö De Õ in bijlage XIV beschreven procedures Ö zijn van toepassing. Õ

Ö 3. Voor elk voertuigtype dient de goedkeuringsinstantie: Õ

Ö a) alle relevante delen van het EG-typegoedkeuringscertificaat, met inbegrip van het daarbij gevoegde formulier met testresultaten volgens het model in bijlage VIII, in te vullen; Õ

Ö b) de inhoudsopgave bij het informatiepakket samen te stellen of te verifiëren; Õ

Ö c) het ingevulde certificaat en de bijlagen onmiddellijk aan de aanvrager toe te zenden. Õ


ò nieuw

4. In het geval van een EG-typegoedkeuring waarvan de geldigheid overeenkomstig artikel 19, artikel 21 of bijlage XI beperkt is of die van sommige bepalingen van de bijzondere richtlijnen is ontheven, worden deze beperkingen of ontheffingen in het EG-typegoedkeuringscertificaat vermeld.

5. Wanneer gegevens in het informatiedossier betrekking hebben op bepalingen inzake voertuigen voor speciale doeleinden zoals aangegeven in bijlage XI, worden deze bepalingen in het EG-typegoedkeuringscertificaat vermeld.

6. Indien de fabrikant de gemengde goedkeuringsprocedure kiest, vult de goedkeuringsinstantie in deel III van het in bijlage III weergegeven inlichtingenformulier de referenties in van de overeenkomstig bijzondere richtlijnen of VN/ECE-reglementen opgestelde testrapporten waarvoor geen EG-typegoedkeuringscertificaat beschikbaar is.

7. Indien de fabrikant de eenstapsgoedkeuringsprocedure kiest, stelt de goedkeuringsinstantie de lijst van toepasselijke bijzondere richtlijnen en VN/ECE-reglementen op volgens het model in aanhangsel 1 bij bijlage VI en voegt deze lijst bij het EG-typegoedkeuringscertificaat.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

è1 98/14/EG, art. 1, punt 2, onder a)

è2 98/14/EG, art. 1, punt 2, onder b)

Ö Artikel 10 Õ

Ö Specifieke bepalingen voor systemen, onderdelen en technische eenheden Õ

Ö 1. De lidstaten verlenen Õ EG-typegoedkeuring Ö aan een systeem dat Õ in overeenstemming Ö is Õ met de gegevens van het informatiedossier en aan de technische voorschriften van è1 de Ö in bijlage IV of XI genoemde Õ relevante bijzondere richtlijn ç Ö voldoet Õ;

Ö 2. De lidstaten verlenen Õ EG-typegoedkeuring Ö aan een Õ onderdeel of technische eenheid Ö dat of Õ die in overeenstemming Ö is Õ met de gegevens van het informatiedossier en aan de technische voorschriften van è2 de Ö in bijlage IV genoemde Õ relevante bijzondere richtlijn ç Ö voldoet Õ .


ò nieuw

3. Wanneer onderdelen of technische eenheden, die al dan niet bedoeld zijn voor reparatie, service of onderhoud, ook onder een typegoedkeuring van een systeem vallen met betrekking tot een voertuig, wordt daarvoor geen aanvullende goedkeuring verlangd, tenzij de relevante bijzondere richtlijn dat vereist.


ê 98/14/EG, art. 1, punt 2, onder c) (aangepast)

ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

4. Indien Ö een Õ onderdeel of technische eenheid zijn Ö of haar Õ functie slechts vervult of een bijzonder kenmerk slechts vertoont in combinatie met andere Ö delen Õ van het voertuig en daarom de naleving van Ö de Õ voorschriften slechts kan worden geverifieerd wanneer Ö het Õ onderdeel of de technische eenheid in combinatie met Ö die Õ andere Ö delen Õ van het voertuig functioneert, Ö wordt Õ de geldigheid van de Ö EG-typegoedkeuring Õ van het onderdeel of de technische eenheid dienovereenkomstig beperkt. In Ö dat geval Õ worden de eventuele beperkingen van het gebruik Ö en de bijzondere montagevoorwaarden Õ Ö in het EG-typegoedkeuringscertificaat vermeld Õ. Ö Als een dergelijk onderdeel of een dergelijke technische eenheid door de voertuigfabrikant wordt gemonteerd, wordt Õ Ö bij de goedkeuring Õ van het voertuig nagegaan of de beperkingen Ö van het gebruik Õ en Ö de montagevoorwaarden Õ Ö in acht zijn genomen Õ .

Ö Artikel 11 Õ

Ö Maatregelen inzake de overeenstemming van de productie Õ

Ö 1. De lidstaat die een EG-typegoedkeuring verleent, neemt met betrekking tot die goedkeuring de nodige maatregelen overeenkomstig bijlage X om, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten, te verifiëren of afdoende maatregelen zijn genomen om te waarborgen dat de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden in productie in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type. Õ

Ö 2. De lidstaat die een EG-typegoedkeuring heeft verleend, neemt met betrekking tot die goedkeuring de nodige maatregelen overeenkomstig bijlage X om, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten, te verifiëren of de in lid 1 bedoelde maatregelen nog steeds afdoende zijn en of de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden in productie nog steeds in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type.

De verificatie van de overeenstemming van de producten met het goedgekeurde type wordt beperkt tot de procedures van bijlage X en die van de bijzondere richtlijnen en VN/ECE-reglementen die specifieke voorschriften bevatten. Õ ð Hiertoe mag de goedkeuringsinstantie van de lidstaat die de EG-typegoedkeuring heeft verleend, alle in de bijzondere richtlijnen en VN/ECE-reglementen van bijlage IV of XI voorgeschreven controles of tests uitvoeren op monsters die in de bedrijfsgebouwen, inclusief de productiefaciliteiten, van de fabrikant zijn genomen. ï


ê 98/14/EG, art. 1, punt 3 (aangepast)

ð nieuw


Ö hoofdstuk v Õ

Ö wijzigingen van eg-typegoedkeuringen Õ

Ö Artikel 12 Õ

Ö Algemene bepalingen Õ

1. De Ö fabrikant stelt de Õ lidstaat die de Ö EG- Õ typegoedkeuring heeft verleend, Ö onmiddellijk in kennis Õ van elke wijziging van de gegevens in het informatiepakket . Ö Die lidstaat stelt volgens de in dit hoofdstuk beschreven regels vast welke procedure moet worden gevolgd. Õ ð Zo nodig kan hij in overleg met de fabrikant besluiten dat een nieuwe EG-typegoedkeuring moet worden verleend. ï

2. Ö Een Õ aanvraag Ö tot Õ wijziging van een Ö EG- Õ typegoedkeuring wordt uitsluitend Ö ingediend Õ bij Ö de Õ lidstaat die de oorspronkelijke Ö EG- Õ typegoedkeuring heeft verleend.

3. Indien de lidstaat van oordeel is dat Ö voor het aanbrengen van Õ een wijziging nieuwe Ö inspecties of tests Õ noodzakelijk zijn, stelt Ö hij Õ de fabrikant daarvan in kennis. Ö De procedures van de artikelen 13 en 14 zijn slechts van toepassing Õ nadat met succes nieuwe Ö inspecties of tests Õ zijn verricht.

Ö Artikel 13 Õ

Ö Bijzondere bepalingen voor voertuigen Õ

1 Õ . Indien gegevens in het informatiepakket zijn gewijzigd, Ö wordt de wijziging een herziening genoemd. Õ

Ö In dat geval Õ Ö geeft Õ de goedkeuringsinstantie de herziene Ö bladzijden Õ van het informatiepakket Ö af, Õ Ö waarbij Õ op iedere herziene bladzijde duidelijk de aard van de wijziging en de Ö afgiftedatum zijn vermeld Õ . Een geconsolideerde, bijgewerkte versie van het informatiepakket, vergezeld van een Ö gedetailleerde Õ beschrijving van de wijziging, wordt geacht aan deze eis te voldoen.

Ö 2. Een herziening wordt een uitbreiding genoemd als, naast het bepaalde in lid 1: Õ

Ö a) aanvullende inspecties zijn vereist; Õ

Ö b) een gegeven op het EG-typegoedkeuringscertificaat maar niet in de bijlagen ervan is gewijzigd; Õ

Ö c) krachtens de bijzondere richtlijnen of VN/ECE-reglementen die op het goedgekeurde voertuigtype van toepassing zijn, nieuwe voorschriften in werking treden. Õ

Ö In dat geval geeft de goedkeuringsinstantie een herzien EG-typegoedkeuringscertificaat af, voorzien van een uitbreidingsnummer Õ ð dat één nummer hoger is dan het laatst toegekende uitbreidingsnummer. ï

Ö Op het goedkeuringscertificaat worden duidelijk de reden voor de uitbreiding en de afgiftedatum vermeld. Õ

Ö 3. Bij iedere afgifte van gewijzigde Õ bladzijden of van een geconsolideerde, bijgewerkte versie wordt in de Ö bij het goedkeuringscertificaat gevoegde Õ inhoudsopgave bij het informatiepakket de datum van de laatste Ö uitbreiding of Õ herziening of die van de Ö laatste consolidering van de Õ bijgewerkte versie vermeld.

Ö 4. Indien de in lid 2, onder c), bedoelde nieuwe voorschriften uit technisch oogpunt irrelevant zijn voor het voertuigtype of betrekking hebben op andere voertuigcategorieën dan die waartoe het voertuig behoort, wordt geen wijziging van de typegoedkeuring vereist. Õ

Ö Artikel 14 Õ

Ö Bijzondere bepalingen voor systemen, onderdelen of technische eenheden Õ

Ö 1. Indien gegevens in het informatiepakket zijn gewijzigd, wordt de wijziging een herziening genoemd. Õ

Ö In dat geval geeft de goedkeuringsinstantie de herziene bladzijden van het informatiepakket af, waarbij op iedere herziene bladzijde duidelijk de aard van de wijziging en de afgiftedatum zijn vermeld. Een geconsolideerde, bijgewerkte versie van het informatiepakket, vergezeld van een gedetailleerde beschrijving van de wijziging, wordt geacht aan deze eis te voldoen. Õ

Ö 2. Een herziening wordt een uitbreiding genoemd als, naast het bepaalde in lid 1: Õ

Ö a) aanvullende inspecties zijn vereist; Õ

Ö b) een gegeven op het EG-typegoedkeuringscertificaat maar niet in de bijlagen ervan is gewijzigd; Õ

Ö c) krachtens de bijzondere richtlijnen of VN/ECE-reglementen die op het goedgekeurde systeem of onderdeel of op de goedgekeurde technische eenheid van toepassing zijn, nieuwe voorschriften in werking treden. Õ

Ö De goedkeuringsinstantie geeft een herzien EG-typegoedkeuringscertificaat af, voorzien van een uitbreidingsnummer Õ ð dat één nummer hoger is dan het laatst toegekende uitbreidingsnummer. Indien de wijziging wordt vereist door de toepassing van lid 2, onder c), wordt het derde deel van het goedkeuringsnummer bijgewerkt. ï

Ö Op het goedkeuringscertificaat worden duidelijk de reden voor de uitbreiding en de afgiftedatum vermeld. Õ

Ö 3. Bij iedere afgifte van gewijzigde bladzijden of van een geconsolideerde, bijgewerkte versie wordt in de bij het goedkeuringscertificaat gevoegde inhoudsopgave bij het informatiepakket de datum van de laatste uitbreiding of herziening of die van de laatste consolidering van de bijgewerkte versie vermeld. Õ

Ö Artikel 15 Õ

Ö Afgifte en kennisgeving van wijzigingen Õ

Ö 1. In geval van een uitbreiding zorgt de goedkeuringsinstantie voor de bijwerking van alle relevante delen van het EG-typegoedkeuringscertificaat, de bijlagen ervan en de inhoudsopgave bij het informatiepakket. Õ ð Het bijgewerkte certificaat en de bijlagen ervan worden onmiddellijk aan de aanvrager toegezonden. ï

Ö 2. In geval van een herziening worden de herziene documenten of eventueel de geconsolideerde, bijgewerkte versie, inclusief de inhoudsopgave bij het informatiepakket, Õ ð door de goedkeuringsinstantie onmiddellijk aan de aanvrager toegezonden. ï


Ö 3. De goedkeuringsinstantie stelt de Õ goedkeuringsinstanties Ö van de overige lidstaten volgens de procedures van artikel 8 van alle wijzigingen van EG-typegoedkeuringen in kennis Õ .

Ö hoofdstuk vi Õ

Ö geldigheid van een eg-typegoedkeuring van een voertuig Õ

Ö Artikel 16 Õ

Ö Einde van de geldigheid Õ


ò nieuw

1. Een EG-typegoedkeuring voor voertuigen verliest haar geldigheid indien:

a) nieuwe voorschriften in een bijzondere richtlijn of VN/ECE-reglement die of dat op het goedgekeurde voertuig van toepassing is, in werking treden en de goedkeuring niet dienovereenkomstig kan worden bijgewerkt;

b) de productie van het goedgekeurde voertuig definitief wordt stopgezet;

c) de geldigheid van de goedkeuring ingevolge een bijzondere beperking afloopt.

2. Indien slechts één variant van een type of één uitvoering van een variant ongeldig wordt, verliest de EG-typegoedkeuring van een voertuig alleen voor die variant of uitvoering haar geldigheid.

3. Indien de productie van een bepaald voertuigtype definitief wordt stopgezet, stelt de fabrikant de goedkeuringsinstantie die de EG-typegoedkeuring voor het voertuig heeft verleend, hiervan in kennis. Uiterlijk 20 werkdagen na ontvangst van deze kennisgeving stelt die instantie de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten hiervan in kennis.

Artikel 26 is alleen van toepassing in geval van stopzetting in de in lid 1, onder a), bedoelde omstandigheden.


ê 98/14/EG, art. 1, punt 3 (aangepast)

4 Õ. ÖWanneer een EG-typegoedkeuring ongeldig wordt, stelt de fabrikant, onverminderd het bepaalde in lid 3, Õ de goedkeuringsinstantie van de lidstaat die de EG-typegoedkeuring heeft verleend, Ö daarvan in kennis. Õ

Ö De goedkeuringsinstantie verstrekt Õ de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten Ö onmiddellijk alle relevante informatie om eventueel artikel 26 te kunnen toepassen. Die informatie omvat met name de productiedatum en het identificatienummer Õ van het laatste Ö geproduceerde Õ voertuig.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

Ö hoofdstuk vii Õ

Ö certificaat van overeenstemming en markeringen Õ

Artikel Ö 17 Õ

Certificaat van overeenstemming

1. Als houder van Ö een EG- Õ typegoedkeuring van een voertuig Ö geeft Õ de fabrikant een certificaat van overeenstemming Ö af waarvan elk Õ compleet Ö of incompleet Õ voertuig dat in overeenstemming met het goedgekeurde type Ö is gebouwd, Õ vergezeld gaat.

In geval van een incompleet of voltooid voertuig vult de fabrikant alleen de punten op bladzijde 2 van het certificaat van overeenstemming in die in de lopende Ö goedkeuringsfase Õ toegevoegd of gewijzigd zijn, en voegt hij Ö er eventueel Õ alle in de vorige fasen afgegeven certificaten van overeenstemming Ö aan toe Õ .


ò nieuw

2. Het certificaat van overeenstemming wordt opgesteld in een van de officiële talen van de Gemeenschap.


ê 98/14/EG, art. 1, punt 4 (aangepast)

Ö 3. Õ Het certificaat van overeenstemming Ö wordt Õ zodanig ontworpen dat vervalsing wordt voorkomen. Hiertoe wordt het Ö gebruikte papier Õ door een beeldmerk in kleur of door een watermerk Ö in de vorm van Õ het identificatiemerk van de fabrikant beschermd .


ò nieuw

4. Alleen de fabrikant mag een duplicaat van het certificaat van overeenstemming afgeven. Op de voorzijde van het duplicaat moet het woord 'duplicaat' duidelijk zichtbaar zijn.

5. Het certificaat van overeenstemming wordt volledig ingevuld en bevat geen andere beperkingen op het gebruik van het voertuig dan die welke in een bijzondere richtlijn of VN/ECE-reglement zijn toegestaan.

6. Op het certificaat van overeenstemming van voertuigen die overeenkomstig artikel 19 zijn goedgekeurd, wordt de volgende vermelding aangebracht: "voertuig mag overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn [de onderhavige richtlijn] worden verkocht, in het verkeer gebracht en geregistreerd".

7. Het opschrift van het in bijlage IX, deel I, beschreven certificaat van overeenstemming van voertuigen waarvoor overeenkomstig artikel 21 typegoedkeuring is verleend, luidt als volgt: 'Voor complete/voltooide1 voertuigen waaraan in kleine series typegoedkeuring is verleend'; in de onmiddellijke nabijheid daarvan wordt een volgnummer tussen 1 en het in de tabel van bijlage XII vermelde maximum aangebracht, waaruit voor elk productiejaar blijkt welke plaats het voertuig in de voor dat jaar toegewezen productie inneemt.

8. Op het certificaat van overeenstemming van voertuigen die overeenkomstig artikel 26 zijn goedgekeurd, wordt in het geval van ontheffing voor restantvoorraden de volgende vermelding aangebracht: "voertuig mag overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn [de onderhavige richtlijn] worden verkocht, in het verkeer gebracht en geregistreerd".

De lidstaten mogen gelijkwaardige maatregelen nemen voorzover daardoor het in het kader van die procedure te registreren aantal voertuigen effectief kan worden gecontroleerd.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

.

Ö Artikel 18 Õ

Ö EG-typegoedkeuringsmerk Õ

Ö 1 Õ. De fabrikant van een onderdeel of technische eenheid ð , ongeacht of het of zij deel uitmaakt van een systeem, ï Ö brengt Õ op Ö alle onderdelen en technische eenheden Õ die in overeenstemming Ö zijn Õ met het goedgekeurde type, het Ö krachtens de relevante bijzondere richtlijn vereiste EG- Õ typegoedkeuringsmerk aan . Ö 2. Naast het EG-typegoedkeuringsmerk brengt de fabrikant ten minste zijn handelsnaam of handelsmerk en de typeaanduiding en/of een identificatienummer aan. Õ


ò nieuw

3. Het EG-typegoedkeuringsmerk wordt samengesteld overeenkomstig het bepaalde in aanhangsel 1 bij bijlage VII.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

Ö hoofdstuk viii Õ

Ö nieuwe technologieën of concepten die onverenigbaar zijn met de bijzondere richtlijnen Õ

Ö Artikel 19 Õ

Ö Ontheffingen voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten Õ

Ö 1. Op verzoek van de fabrikant mogen de lidstaten een EG-typegoedkeuring verlenen aan een systeem, onderdeel of technische eenheid waarin technologieën of concepten zijn toegepast die onverenigbaar zijn met een of meer bijzondere richtlijnen, mits de Commissie daarvoor volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure toestemming geeft. Õ

Ö 2. In afwachting van het besluit waarbij al dan niet toestemming wordt gegeven, mag de lidstaat Õ ð een voorlopige goedkeuring ï Ö die alleen op zijn grondgebied geldig is, verlenen aan een voertuigtype waarop de aangevraagde ontheffing betrekking heeft, mits hij de Commissie en de overige lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis stelt door middel van een dossier dat de volgende gegevens bevat: Õ

Ö a) de redenen waarom de desbetreffende technologieën of concepten tot gevolg hebben dat het systeem, het onderdeel of de technische eenheid onverenigbaar is met de voorschriften; Õ

Ö b) een beschrijving van de desbetreffende veiligheids- en milieuoverwegingen en van de genomen maatregelen; Õ

Ö c) een beschrijving van de tests en de resultaten ervan, waaruit blijkt dat in vergelijking met de voorschriften waarvan ontheffing wordt aangevraagd, ten minste een even hoog veiligheids- en milieubeschermingsniveau wordt gewaarborgd. Õ

Ö 3. Volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure besluit de Commissie of zij de lidstaat al dan niet toestemming geeft om aan dat voertuigtype een EG-typegoedkeuring te verlenen Õ.

Ö Zo nodig wordt in de beschikking ook aangegeven of er op de geldigheid beperkingen, zoals bijvoorbeeld termijnen, van toepassing zijn. De geldigheidsduur van de goedkeuring mag in geen geval minder dan 36 maanden bedragen. Õ


ò nieuw

Als de Commissie de toestemming weigert, trekt de lidstaat de in lid 2 van dit artikel bedoelde voorlopige typegoedkeuring in.

4. De leden 1, 2 en 3 kunnen geen toepassing vinden indien een systeem, onderdeel of technische eenheid voldoet aan een VN/ECE-reglement waartoe de Gemeenschap is toegetreden.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

Ö Artikel 20 Õ

Ö Te nemen maatregelen Õ

Ö 1. Wanneer de Commissie van oordeel is dat er goede redenen zijn om een ontheffing overeenkomstig artikel 19 te verlenen, neemt zij onmiddellijk de nodige maatregelen om de desbetreffende bijzondere richtlijnen volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure aan de technologische ontwikkelingen aan te passen. Õ

Ö 2. Zodra de relevante bijzondere richtlijnen zijn gewijzigd, Õ ð wordt elke aan de ontheffing inherente beperking onmiddellijk opgeheven. ï

Ö Als het niet mogelijk is de bijzondere richtlijnen te wijzigen, kan op verzoek van de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend, de geldigheid van een ontheffing bij een andere volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure gegeven beschikking worden verlengd. Õ

Ö hoofdstuk ix Õ

Ö in kleine series gebouwde voertuigen Õ


ò nieuw

Artikel 21

EG-typegoedkeuring

1. Op verzoek van de fabrikant en met inachtneming van de in bijlage XII, deel A, punt 1, vermelde maxima, verlenen de lidstaten volgens de procedure van artikel 6, lid 4, EG-typegoedkeuring aan een voertuig dat ten minste aan de voorschriften van bijlage IV, deel I, aanhangsel 1, voldoet.

2. Lid 1 is niet van toepassing op voertuigen voor speciale doeleinden.

3. De EG-typegoedkeuringscertificaten worden genummerd volgens de in bijlage VII beschreven methode.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

Ö Artikel 22 Õ

Ö Nationale typegoedkeuring Õ

Ö 1. Voor voertuigen die met inachtneming van de in bijlage XII, deel A, punt 2, vermelde maxima zijn geproduceerd, kunnen de lidstaten vrijstelling van een of meer bepalingen van een of meer in bijlage IV of XI genoemde bijzondere richtlijnen of VN/ECE-reglementen verlenen. Õ


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

Ö 2. Voor de in lid 1 bedoelde voertuigen kunnen de lidstaten vrijstelling verlenen van een of meer bepalingen van deze richtlijn Õ,ð mits zij ï Ö relevante alternatieve bepalingen opleggen. Õ


ò nieuw

3. In geen geval mag overeenkomstig lid 1 een vrijstelling worden verleend of gehandhaafd die een nadelig effect heeft of kan hebben op ander beleid van de Gemeenschap.

4. Op het typegoedkeuringscertificaat wordt aangegeven welke vrijstellingen overeenkomstig lid 1 zijn verleend.

Het typegoedkeuringscertificaat, waarvan het model is weergegeven in bijlage VI, mag niet het opschrift EG-typegoedkeuringscertificaat voor voertuigen dragen. De typegoedkeuringscertificaten worden evenwel genummerd volgens de in bijlage VII beschreven methode.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1) (aangepast)

ð nieuw

Ö 5. Op verzoek van de fabrikant zendt de goedkeuringsinstantie Õ ð per aangetekend schrijven ï Ö een afschrift van het goedkeuringscertificaat en de bijbehorende bijlagen aan de goedkeuringsinstanties van de door de fabrikant aangewezen lidstaten toe. Õ

ð Binnen 20 werkdagen na de datum van ontvangst ïÖ beslissen deze lidstaten of zij de typegoedkeuring al dan niet aanvaarden en hoeveel dergelijke voertuigen op hun grondgebied mogen worden geregistreerd, verkocht of in het verkeer gebracht. Zij delen die beslissing formeel mede aan de in de eerste alinea bedoelde goedkeuringsinstanties, Õ ð anders wordt ervan uitgegaan dat zij de typegoedkeuring hebben geweigerd. ï


ò nieuw

hoofdstuk x

individuele goedkeuringen

Artikel 23

Algemene bepalingen

1. De lidstaten kunnen een specifiek voertuig vrijstellen van de verplichting tot naleving van een of meer bepalingen van deze richtlijn en van een of meer in bijlage IV of XI genoemde bijzondere richtlijnen of VN/ECE-reglementen, mits zij vergelijkbare nationale voorschriften vaststellen op basis van maatregelen die een even hoog milieubeschermings- en verkeersveiligheidsniveau waarborgen.

De lidstaten aanvaarden de EG-typegoedkeuringen van systemen, onderdelen, technische eenheden en incomplete voertuigen in plaats van de relevante nationale voorschriften.

2. De aanvraag om individuele goedkeuring wordt door de fabrikant of de eigenaar van het voertuig ingediend.

Een lidstaat verleent individuele goedkeuring als het voertuig in overeenstemming is met de bij de aanvraag gevoegde beschrijving en voldoet aan de van toepassing zijnde technische voorschriften.

De geldigheid van een individuele goedkeuring is beperkt tot het grondgebied van de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend.

Het formaat van het individuele-goedkeuringscertificaat wordt vastgesteld op basis van deze richtlijn en bevat ten minste de informatie die nodig is om de registratieaanvraag overeenkomstig Richtlijn 1999/37/EG van de Raad  i in te vullen. Individuele-goedkeuringscertificaten mogen niet het opschrift EG-goedkeuring dragen.

Op een individuele-goedkeuringscertificaat wordt het identificatienummer van het desbetreffende voertuig vermeld.

3. De goedkeuringsinstantie kan de verantwoordelijkheid voor de afgifte van individuele goedkeuringen aan een daartoe gemachtigd vertegenwoordiger delegeren. De overige lidstaten en de Commissie worden daarvan overeenkomstig artikel 38 in kennis gesteld.

Artikel 24

Bijzondere bepalingen

1. In het kader van een meerfasentypegoedkeuringsprocedure kan de procedure van artikel 23 ook op een specifiek voertuig tijdens de opeenvolgende voltooiingsfasen worden toegepast.

2. De procedure van artikel 23 mag geen fase in het normale verloop van een meerfasentypegoedkeuringsprocedure vervangen en mag niet worden toegepast om de eerste-fasegoedkeuring van een voertuig te verkrijgen.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

Ö hoofdstuk xi Õ

Ö registratie, verkoop en in het verkeer brengen Õ

Artikel Ö 25 Õ

RegistratieÖ , verkoop Õ en in het verkeer brengen Ö van voertuigen Õ

1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 28 en 29 registreren de lidstaten Õ voertuigen en Ö staan Õ zij de verkoop of het in het verkeer brengen Ö ervan Õ alleen toe indien die voertuigen vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming Ö overeenkomstig artikel 17 Õ.

In het geval van Ö incomplete Õ voertuigen Ö staan de lidstaten Õ de verkoop Ö ervan Õ toe, maar Ö kunnen zij Õ de definitieve registratie en het in het verkeer brengen weigeren zolang Ö de voertuigen incompleet Õ zijn.


ò nieuw

2. Voertuigen die niet vergezeld hoeven te gaan van een certificaat van overeenstemming, mogen alleen worden geregistreerd, verkocht of in het verkeer gebracht indien zij aan de relevante voorschriften van deze richtlijn voldoen.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

Ö 3. Het aantal in kleine series gebouwde voertuigen dat jaarlijks wordt geregistreerd, verkocht of in het verkeer gebracht, mag het in bijlage XII, deel A, aangegeven maximum niet overschrijden. Õ

Ö Artikel 26 Õ

Ö Registratie, verkoop en in het verkeer brengen van voertuigen uit restantvoorraden Õ

Ö 1. Met inachtneming van de in bijlage XII, deel B, aangegeven maxima mogen de lidstaten gedurende een beperkte periode voertuigen die in overeenstemming zijn met een type waarvan de EG-typegoedkeuring niet meer geldig is, registreren en de verkoop of het in het verkeer brengen ervan toestaan. Õ

Ö Het eerste lid is alleen van toepassing op voertuigen die zich op het grondgebied van de Gemeenschap bevinden en waaraan op het ogenblik van hun productie een geldige EG-typegoedkeuring was verleend, maar die niet zijn geregistreerd of in het verkeer gebracht voor deze EG-typegoedkeuring ongeldig werd. Õ

Ö 2. De in lid 1 geboden mogelijkheid geldt gedurende twaalf maanden voor complete voertuigen en gedurende achttien maanden voor voltooide voertuigen, telkens gerekend vanaf de datum waarop de EG-typegoedkeuring ongeldig is geworden. Õ

Ö 3. Een fabrikant die van de in lid 1 geboden mogelijkheid gebruik wenst te maken, dient daartoe bij de bevoegde instantie van elke lidstaat die bij het in het verkeer brengen van de desbetreffende voertuigen betrokken is, een aanvraag in met opgave van de technische of economische redenen Õ ð waarom deze voertuigen niet aan de nieuwe technische voorschriften kunnen voldoen ï.

Ö De betrokken lidstaten besluiten binnen drie maandenÕ ð na ontvangst van de aanvraag ï Öof en, zo ja, voor hoeveel exemplaren zij de registratie van deze voertuigen op hun grondgebied toestaan. Õ


ò nieuw

4. De leden 1, 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op voertuigen waaraan een nationale typegoedkeuring was verleend, maar die nog niet waren geregistreerd of in het verkeer gebracht op het ogenblik dat die goedkeuring door de verplichte invoering van de EG-typegoedkeuringsprocedure overeenkomstig artikel 40 ongeldig is geworden.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

Ö Artikel 27 Õ

Ö Verkoop en in het verkeer brengen van onderdelen en technische eenheden Õ Ö 1 Õ Ö De lidstaten staan Õ de verkoop of het in Ö het verkeer brengen Õ van onderdelen of technische eenheden alleen toe indien Ö deze Õ aan de voorschriften van de Ö relevante Õ bijzondere Ö richtlijnen en/of VN/ECE-reglementen voldoen Õ en ð overeenkomstig artikel 18 naar behoren zijn gemerkt ï .

Ö 2 Het bepaalde in lid 1 hoeft niet te worden nageleefd als het gaat om nieuwe onderdelen of technische eenheden die overeenkomstig artikel 19 van een of meer bepalingen van een bijzondere richtlijn zijn vrijgesteld Õ ð of die bestemd zijn voor montage op voertuigen waarvoor overeenkomstig artikel 21, 22 of 23 vrijstelling is verleend ï.Ö 3. De lidstaten verlenen vrijstelling van de bepalingen van lid 1 voor nieuwe onderdelen of technische eenheden Õ ð die specifiek zijn ontworpen en gebouwd voor nieuwe voertuigen die niet onder deze richtlijn vallen ï.

Ö hoofdstuk xii Õ

Ö vrijwaringsclausules Õ

Ö Artikel 28 Õ

Ö Voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die aan deze richtlijn voldoen Õ

Ö 1 Õ Indien een lidstaat Ö van oordeel is Õ dat Ö nieuwe Õ voertuigen, Ö systemen, Õ onderdelen of technische eenheden , Ö ook al voldoen zij aan de toepasselijke voorschriften en zijn zij naar behoren gemerkt, Õ een ernstig gevaar betekenen voor de verkeersveiligheid, dan ð wel het milieu ernstig schaden of in de context van de preventie van afval van voertuigen de volksgezondheid ernstig schaden, ï mag die lidstaat Ö gedurende Õ een periode van Ö maximaal Õ zes maanden weigeren deze voertuigen te registreren of de verkoop of het in het verkeer brengen van deze voertuigen, Ö systemen, Õ onderdelen of technische eenheden Ö op zijn grondgebied Õ Ö toe te staan Õ . Ö In dat geval Õ stelt Ö de betrokken lidstaat Õ ð de fabrikant, ï de overige lidstaten en de Commissie daarvan Ö onmiddellijk Õ in kennis Ö , met Õ opgave van de redenen voor zijn besluit.

Ö 2. Õ Indien de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend, het Ö hem ter kennis gebrachte Õ gevaar voor de verkeersveiligheid ð , de volksgezondheid of het milieu ï betwist, trachten de betrokken lidstaten het geschil bij te leggen. De Commissie wordt op de hoogte gehouden en Ö pleegt zo Õ nodig overleg om tot een vergelijk te komen.


ê 98/14/EG, art. 1, punt 5, onder a) ii) (aangepast)


ê 98/14/EG, art. 1, punt 5, onder b) (aangepast)


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

è1 98/14/EG, art. 1, punt 6

ð nieuw

Artikel Ö 29 Õ

Ö Voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die niet in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type Õ

1. Indien een Õ lidstaat die Ö een EG-typegoedkeuring Õ heeft verleend, Ö van oordeel is Õ dat voertuigen, Ö systemen, Õ onderdelen of technische eenheden die van een certificaat van overeenstemming of een goedkeuringsmerk zijn voorzien, niet in overeenstemming zijn met het door hem goedgekeurde type, neemt hij de nodige maatregelen Ö, die kunnen gaan tot intrekking van de typegoedkeuring, Õ om de voertuigen, Ö systemen, Õ onderdelen of technische eenheden Ö in productie Õ opnieuw in overeenstemming Ö te brengen Õ met het goedgekeurde type. De goedkeuringsinstantie van deze lidstaat stelt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten in kennis van de genomen maatregelen.

Ö 2. Met het oog op de toepassing van het bepaalde in lid 1 worden afwijkingen van de gegevens op het EG-typegoedkeuringscertificaat of in het informatiepakket beschouwd als niet-overeenstemming met het goedgekeurde type. Õ

Ö Een voertuig wordt niet geacht af te wijken van het goedgekeurde type, indien door de relevante bijzondere richtlijnen Õ ð of VN/ECE-reglementen ï Ö toleranties zijn toegestaan en deze toleranties in acht zijn genomen. Õ

3. Indien een lidstaat aantoont dat Ö nieuwe Õ voertuigen, Ö systemen, Õ onderdelen of technische eenheden die van een certificaat van overeenstemming of Ö een Õ goedkeuringsmerk zijn voorzien, niet in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type, kan hij de lidstaat die de Ö EG-typegoedkeuring Õ heeft verleend, verzoeken te verifiëren of de voertuigen, Ö systemen, Õ onderdelen of technische eenhedenÖ in productie nog Õ in overeenstemming is met het goedgekeurde type. Ö De betrokken lidstaat voert Õ deze Ö verificatie Õ zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen zes maanden na de datum van het verzoek Ö uit Õ .

4. De Ö goedkeuringsinstantie verzoekt Õ de Ö lidstaat Õ die Ö de Õ typegoedkeuring Ö aan het Õ systeem, Ö het Õ onderdeel, Ö de Õ technische eenheid of Ö het incomplete Õ voertuig Ö heeft verleend Õ , in de volgende gevallen de nodige maatregelen te nemen om de voertuigen in productie opnieuw in overeenstemming Ö te brengen Õ met het goedgekeurde type:

a) in geval van een Ö EG-typegoedkeuring Õ van een voertuig, Ö indien de niet-overeenstemming Õ van een voertuig uitsluitend Ö aan de niet-overeenstemming Õ van een systeem, onderdeel of technische eenheid Ö kan worden toegeschreven ;Õ

b) in geval van een meerfasentypegoedkeuring, Ö indien de niet-overeenstemming Õ van een voltooid voertuig uitsluitend Ö kan worden toegeschreven aan de niet-overeenstemming Õ van een systeem, onderdeel of technische eenheid Ö dat of Õ die deel uitmaakt van het Ö incomplete Õ voertuig, of aan Ö de niet-overeenstemming Õ van het Ö incomplete Õ voertuig zelf.

Ö De betrokken lidstaat neemt deze maatregelen, zo nodig in samenwerking met de lidstaat die het verzoek heeft gedaan, Õ zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen zes maanden na de datum van het verzoek . Wanneer Ö niet-overeenstemming Õ wordt vastgesteld, Ö neemt Õ de goedkeuringsinstantie van de Ö lidstaat Õ die de Ö EG- Õtypegoedkeuring van het systeem, Ö het Õ onderdeel of Ö de Õ technische eenheid dan wel de goedkeuring van het Ö incomplete Õ voertuig Ö heeft Õ verleend, de in lid Ö 1 Õ vermelde maatregelen.

5. De goedkeuringsinstanties stellen elkaar binnen ð 20 werkdagen ï in kennis van de intrekking van een Ö EG-type Õgoedkeuring en van de redenen daarvoor.

6. Indien de lidstaat die de Ö EG- Õ typegoedkeuring heeft verleend, Ö de Õ hem ter kennis gebrachte Ö niet- Õ overeenstemming betwist, trachten de betrokken lidstaten het geschil Ö bij Õ te Ö leggen Õ .De Commissie wordt op de hoogte gehouden Ö en Õ pleegt Ö zo Õ nodig overleg Ö om Õ tot een Ö vergelijk Õ te komen.


ò nieuw

Artikel 30

Terugroepen van voertuigen

1. Een fabrikant aan wie een EG-typegoedkeuring voor een voertuig is verleend en die, overeenkomstig de bepalingen van een bijzondere richtlijn of krachtens artikel 8 van Richtlijn 92/59/EEG van de Raad  i, reeds in de handel gebrachte voertuigen moet terugroepen omdat een of meer op het voertuig gemonteerde systemen, onderdelen of technische eenheden, ook al zijn deze overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurd, een ernstig gevaar voor de verkeersveiligheid, de volksgezondheid of de milieubescherming betekenen, stelt de goedkeuringsinstantie die de typegoedkeuring aan het voertuig heeft verleend, hiervan onmiddellijk in kennis.

2. De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie een reeks maatregelen voor om het in lid 1 bedoelde gevaar te neutraliseren. De bevoegde instanties zien erop toe dat deze maatregelen op hun grondgebied effectief worden uitgevoerd.

3. Indien de maatregelen door de betrokken instanties ontoereikend worden geacht of niet snel genoeg zijn uitgevoerd, trekt de goedkeuringsinstantie de EG-typegoedkeuring van het voertuig in en stelt zij binnen 20 werkdagen de fabrikant, de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten en de Commissie hiervan per aangetekend schrijven in kennis.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

Artikel Ö 31 Õ

Kennisgeving van Ö besluiten Õ en Ö beschikbare Õ rechtsmiddelen

ÖElk besluit dat uit hoofde van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen wordt genomen en elk Õ besluit tot weigering of intrekking van een Ö EG- Õ typegoedkeuring, Ö tot Õ weigering van de registratie of Ö tot Õ verbod van de verkoop wordt Ö uitvoerig Õ met redenen omkleed.

Het besluit wordt ter kennis gebracht van de belanghebbende onder vermelding van de rechtsmiddelen waarover hij krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de lidstaten beschikt en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.

Ö hoofdstuk xiii Õ

Ö gelijkwaardige regelgeving Õ

Ö Artikel 32 Õ

Ö Gelijkwaardigheid met VN/ECE-reglementen Õ

Ö 1. Õ ð Indien zij dezelfde werkingssfeer hebben, ï Ö worden de in bijlage IV, deel II, genoemde VN/ECE-reglementen en de overeenkomstige bijzondere richtlijnen als gelijkwaardig erkend. Õ

Ö De goedkeuringsinstanties van de lidstaten aanvaarden de overeenkomstig deze reglementen afgegeven goedkeuringen en, in voorkomend geval, de bijbehorende goedkeuringsmerken in plaats van de goedkeuringen en goedkeuringsmerken overeenkomstig de daarmee gelijkwaardige bijzondere richtlijn. Õ

Ö 2. De VN/ECE-reglementen worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Õ


ò nieuw

3. Wat het verlenen van EG-typegoedkeuring betreft, zijn de in bijlage IV, delen II en III, bij deze richtlijn genoemde VN/ECE-reglementen waartoe de Gemeenschap is toegetreden, van toepassing op de voertuigcategorieën in de relevante respectieve kolommen.

Volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure brengt de Commissie in bijlage IV, delen II en III, de nodige wijzigingen aan om er nieuwe reglementen en wijzigingen van reglementen in op te nemen.

In de wijzigingen wordt ook aangegeven op welke voertuigcategorieën zij van toepassing zijn.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

Ö Artikel 33 Õ

Ö Gelijkwaardigheid met andere regelgeving Õ

Ö In het kader van multilaterale of bilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen kan de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de gelijkwaardigheid erkennen van de bij deze richtlijn vastgestelde voorwaarden of bepalingen inzake de EG-typegoedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden en de bij internationale regelgeving of regelgeving van derde landen vastgestelde procedures. Õ


ò nieuw

hoofdstuk xiv

het verstrekken van technische informatie

Artikel 34

Informatie voor gebruikers

1. De fabrikant mag geen technische informatie over de bij deze richtlijn of de bij de in Bijlage IV genoemde bijzondere richtlijnen of VN/ECE-reglementen voorgeschreven gegevens verstrekken, die afwijkt van de gegevens die door de lidstaten zijn goedgekeurd.

2. Indien een bijzondere richtlijn hierin voorziet, stelt de fabrikant de gebruikers alle relevante informatie en vereiste instructies ter beschikking waarin de bijzondere voorwaarden voor of de beperkingen op het gebruik van een voertuig, onderdeel of technische eenheid worden beschreven.

Deze informatie wordt in de officiële talen van de Gemeenschap verstrekt en wordt in overleg met de goedkeuringsinstantie opgenomen in een begeleidend document, zoals de gebruikershandleiding of het onderhoudsboekje.

Artikel 35

Informatie voor fabrikanten van onderdelen

1. De voertuigfabrikant verstrekt de fabrikanten van onderdelen of technische eenheden alle, in de bijlage of het aanhangsel bij een bijzondere richtlijn gespecificeerde gegevens en tekeningen die voor de EG-typegoedkeuring van onderdelen of technische eenheden zijn vereist.

De voertuigfabrikant kande fabrikanten van onderdelen of technische eenheden een verbindende overeenkomst opleggen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van alle informatie die niet openbaar is of waarop intellectuele-eigendomsrechten rusten.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

Ö 2. De fabrikant van onderdelen of technische eenheden die houder is van een EG-typegoedkeuringscertificaat dat overeenkomstig artikel 10, lid 4, beperkingen op het gebruik Õ ð en/of bijzondere montagevoorschriften ï Ö bevat, verstrekt alle informatie hierover aan de voertuigfabrikant. Õ


ò nieuw

Indien een bijzondere richtlijn hierin voorziet, verstrekt de fabrikant van onderdelen of technische eenheden instructies over beperkingen op het gebruik en/of bijzondere montagevoorschriften bij de geproduceerde onderdelen of technische eenheden.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

Ö hoofdstuk xv Õ

Ö uitvoeringsmaatregelen en wijzigingen Õ

Ö Artikel 36 Õ

Ö Uitvoeringsmaatregelen voor en wijzigingen van deze richtlijn of de bijzondere richtlijnen Õ


ò nieuw

1. De voor de uitvoering van de bepalingen van een bijzondere richtlijn vereiste maatregelen worden volgens de in artikel 37, lid 2, van deze richtlijn bedoelde procedure en overeenkomstig de voorschriften van de desbetreffende bijzondere richtlijn vastgesteld.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

2. Wijzigingen van de bijlagen bij deze richtlijn of

Ö van Õ de bepalingen van de Ö in bijlage IV, deel I, genoemde Õ bijzondere richtlijnen, ð die nodig zijn om deze aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis aan te passen, ï

worden volgens de Ö in artikel 37, lid 2, bedoelde Õ procedure vastgesteld.


ò nieuw

3. Wanneer uit hoofde van Besluit 97/836/EG nieuwe VN/ECE-reglementen of wijzigingen van bestaande VN/ECE-reglementen waartoe de Gemeenschap is toegetreden, worden aangenomen, wijzigt de Commissie de bijlagen bij deze richtlijn dienovereenkomstig volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

4. Elke nieuwe bijzondere richtlijn bevat de passende wijzigingen van de bijlagen bij de onderhavige richtlijn.


ò nieuw

Artikel 37

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Technisch comité motorvoertuigen (TCMV).

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.


ê 98/14/EG, art. 1, punt 7 (aangepast)


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

Ö hoofdstuk xvi Õ

Ö aanmeldingsprocedures Õ

Artikel Ö 38 Õ

Aanmelding van goedkeuringsinstantiesÖ , Õ technische diensten Ö en organen Õ

1. De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten in kennis van de namen en de adressen van

Ö a) Õ de goedkeuringsinstanties en de Ö vak Õgebieden waarvoor deze instanties verantwoordelijk zijnÖ ; Õ

Ö b) Õ de aangewezen technische diensten, onder vermelding van de Ö testprocedures Õ waarvoor elk van deze diensten Ö verantwoordelijk Õ is Ö ; Õ

ò nieuw

c) de organen die zijn aangewezen om de door de fabrikant toegepaste procedures voor de controle van de overeenstemming van de productie geregeld te evalueren en te verifiëren.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

Ö 2. Een Õ fabrikant ð of zijn subcontractant ï kan niet als technische dienst worden Ö aangewezen Õ , tenzij een bijzondere richtlijn ð of gelijkwaardig VN/ECE-reglement ï Ö daarin Õ uitdrukkelijk Ö voorziet. Õ

3. De Õ technische Ö diensten kunnen Õ met toestemming van de goedkeuringsinstantie Ö externe Õ apparatuur Ö , met inbegrip van testvoorzieningen van de fabrikant, Õ Ö gebruiken Õ .

Ö 4 Õ. Ö De in lid 1 bedoelde technische diensten en organen Õ voldoen Ö met betrekking tot de in lid 1 beschreven activiteiten aan de volgende normen: Õ

ò nieuw

a) EN ISO 17025 : 2000 betreffende de algemene vereisten inzakede bevoegdheid van test- en ijklaboratoria;

b) EN 45004 : 1995 of ISO/IEC 17020 : 1998 betreffende de algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten organen die inspecties uitvoeren met betrekking tot het bijwonen van tests, de tests en controles in verband met de overeenstemming van de productie en de evaluatie van de controleprocedures;

c) EN 45012 : 1989 of ISO/IEC Guide 62 : 1996 betreffende de algemene criteria voor certificatie-instellingen die kwaliteitscertificatie van de door de fabrikant toegepaste beheerssystemen verlenen.


ê 92/53/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

Ö 5. Diensten in derde landen kunnen alleen in het kader van een bilaterale of multilaterale overeenkomst tussen de Gemeenschap en het desbetreffende derde land als technische dienst worden aangemeld. Õ


ò nieuw

hoofdstuk xvii

slotbepalingen

Artikel 39

Overgangsbepalingen

1. In afwachting van de nodige wijzigingen van deze richtlijn om er voertuigen in op te nemen die nog niet onder deze richtlijn vallen, om de bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voor de typegoedkeuring van in kleine series gebouwde voertuigen die niet tot categorie M1 behoren, aan te vullen en om geharmoniseerde bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voor de individuele-goedkeuringsprocedure vast te stellen, alsook tot het verstrijken van de in artikel 40 bedoelde overgangstermijnen, verlenen de lidstaten aan deze voertuigen nog steeds nationale goedkeuring, mits deze gebaseerd is op de in deze richtlijn vastgestelde geharmoniseerde technische voorschriften.

2. Op verzoek van de fabrikant of, in geval van individuele goedkeuring, van de eigenaar van het voertuig en na indiening van de vereiste informatie vult de desbetreffende lidstaat het typegoedkeuringscertificaat of het individuele-goedkeuringscertificaat in en geeft het af. Het certificaat wordt aan de aanvrager afgegeven.

Voor voertuigen van hetzelfde type aanvaarden de overige lidstaten een gewaarmerkt afschrift als bewijs dat de voorgeschreven tests zijn uitgevoerd.

3. Wanneer een bepaald voertuig waaraan individuele goedkeuring is verleend, in een andere lidstaat moet worden ingeschreven, mag die lidstaat de goedkeuringsinstantie die de individuele goedkeuring heeft verleend, nadere informatie vragen over de aard van de technische voorschriften waaraan dat voertuig voldoet.

4. In afwachting van de harmonisatie van de registratiesystemen en belastingstelsels in de lidstaten met betrekking tot onder deze richtlijn vallende voertuigen, mogen de lidstaten de nationale codes gebruiken om de registratie en belastingheffing op hun grondgebied te vergemakkelijken. Hiertoe mogen de lidstaten de in bijlage III, deel II, getoonde uitvoeringen onderverdelen, mits de gegevens die voor de onderverdeling worden gebruikt, uitdrukkelijk in het informatiepakket worden vermeld of met een eenvoudige berekening daaruit kunnen worden afgeleid.Artikel 40

Toepassingsdata voor de EG-typegoedkeuring

1. Wat de EG-typegoedkeuring betreft, verlenen de lidstaten EG-goedkeuring aan nieuwe voertuigtypes vanaf de in bijlage XVI vermelde data.

2. Op verzoek van de fabrikant mogen de lidstaten EG-goedkeuring verlenen aan nieuwe voertuigtypes vanaf de in artikel 42, lid 1, tweede alinea, vermelde datum.

3. Tot de in de vierde kolom van bijlage XVI vermelde data is artikel 25, lid 1, niet van toepassing op nieuwe voertuigen waaraan vóór de in de derde kolom van bijlage XVI vermelde data nationale goedkeuring is verleend of waarvoor geen goedkeuring bestond.

4. Wat motorvoertuigen betreft, zijn de leden 1, 2 en 3 alleen van toepassing op voertuigen met verbrandingsmotor. Voor de toepassing van die bepalingen worden hybride motorvoertuigen als voertuigen met verbrandingsmotor beschouwd.

5. Deze richtlijn leidt niet tot de ongeldigheid van een EG-typegoedkeuring die vóór de in artikel 42, lid 1, tweede alinea. vermelde datum aan voertuigen van categorie M1 is verleend en belet niet dat een dergelijke goedkeuring wordt uitgebreid.

6. Wat de EG-goedkeuring van nieuwe types systemen, onderdelen en technische eenheden betreft, passen de lidstaten deze richtlijn toe vanaf de in artikel 42, lid 1, tweede alinea, vermelde datum.

Deze richtlijn leidt niet tot de ongeldigheid van een EG-typegoedkeuring die vóór de in artikel 42, lid 1, tweede alinea, vermelde datum aan systemen, onderdelen of technische eenheden is verleend en belet niet dat een dergelijke goedkeuring wordt uitgebreid.

Artikel 41

Evaluatie

1. Uiterlijk op 31 maart 2007 informeren de lidstaten de Commissie over de toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde typegoedkeuringsprocedures en met name over de meerfasenprocedure. De Commissie stelt, waar passend, de wijzigingen voor die nodig worden geacht om de typegoedkeuringsprocedure te verbeteren.

2. Zo nodig kan de Commissie uitstel van de in artikel 40 vermelde toepassingsdata voorstellen.

Artikel 42

Omzetting

1. De lidstaten dragen zorg voor vaststelling en bekendmaking uiterlijk op [twaalf maanden na inwerkingtreding] van de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en de bepalingen van deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf [dag na twaalf maanden na inwerkingtreding].

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor deze verwijzing en de formulering van deze vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen

Artikel 43

Intrekking

Richtlijn 70/156/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage XVII, deel A, genoemde besluiten, wordt met ingang van [de in artikel 42, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige richtlijn vermelde datum] ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage XVII, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XVIII.

Artikel 44

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 45

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

ê 2001/116/EG (aangepast)

ð nieuw

LIJST VAN BIJLAGEN

Bijlage I Volledige lijst met gegevens ten behoeve van de EG-typegoedkeuring van voertuigen

Bijlage II Definitie van voertuigcategorieën en voertuigtypes

Bijlage III Inlichtingenformulier voor de EG-typegoedkeuring van voertuigen

Bijlage IV Lijst van voorschriften Ö voor Õ de EG-typegoedkeuring van voertuigen

ð Aanhangsel 1: ïð Lijst van voorschriften voor de EG-typegoedkeuring van in kleine series gebouwde voertuigen die tot categorie M1 behoren
ï

Bijlage V Procedures voor de EG-typegoedkeuring van voertuigen

Bijlage VI Ö EG-typegoedkeuringscertificaat Õ

ð Aanhangsel 1: ïð Lijst van de richtlijnen waaraan het voertuigtype voldoet
ï

Bijlage VII Nummeringsysteem voor Ö EG-typegoedkeuringscertificaten Õ

ð Aanhangsel 1: ïð EG-typegoedkeuringsmerk voor onderdelen en technische eenheden
ï

Bijlage VIII Testresultaten

Bijlage IX EG-certificaat van overeenstemming

Bijlage X Procedures met betrekking tot de overeenstemming van de productie

Bijlage XI Aard van en bepalingen inzake voertuigen voor speciale doeleinden

ð Aanhangsel 1: ïð Kampeerwagens, ambulances en lijkwagens
ï

ð Aanhangsel 2: ïð Gepantserde voertuigen
ï

ð Aanhangsel 3: ïð Overige voertuigen voor speciale doeleinden (inclusief caravans)
ï

ð Aanhangsel 4: ïð Mobiele kranen
ï

Bijlage XII Beperkingen voor kleine series en restantvoorraden

Bijlage XIII Lijst van op grond van bijzondere richtlijnen afgegeven EG-typegoedkeuringen

Bijlage XIV Procedures voor de Ö EG-meerfasentypegoedkeuring Õ

ð Aanhangsel 1: ïð Model van de extra plaat van de fabrikant
ï

Bijlage XV Certificaat van oorsprong van het voertuig -- Verklaring van de fabrikant van basisvoertuigen/ incomplete Õ voertuigen van andere categorieën dan M1

ð Bijlage XVI Tijdschema voor de uitvoering van deze richtlijn met betrekking tot de typegoedkeuring ï

ð Bijlage XVII Termijnen voor de omzetting van de ingetrokken richtlijnen in nationaal recht ï

ð Bijlage XVIII Concordantietabel ï

ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage I (aangepast)

è1 2001/85/EG, art. 4, punt 1, onder a)

è2 2001/85/EG, art. 4, punt 1, onder b)

è3 2001/85/EG, art. 4, punt 1, onder c)

è4 2001/85/EG, art. 4, punt 1, onder d)

è5 2001/85/EG, art. 4, punt 1, onder e)

è6 2001/85/EG, art. 4, punt 1, onder f)

ð nieuw

BIJLAGE I (a) VOLLEDIGE LIJST MET GEGEVENS TEN BEHOEVE VAN DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN

Alle informatiedocumenten van deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen mogen uitsluitend bestaan uit delen van deze volledige lijst en moeten de nummering ervan aanhouden.

De onderstaande gegevens worden in voorkomend geval verstrekt in drievoud en gaan vergezeld van een lijst van de opgenomen elementen. Eventuele tekeningen worden op een passende schaal met voldoende details in formaat A4 of tot dat formaat gevouwen verstrekt. Op eventuele foto's moeten voldoende details te zien zijn.

Indien de systemen, onderdelen of technische eenheden elektronisch gestuurde functies hebben, moeten gegevens over de prestaties ervan worden verstrekt.

(Zie toelichting op de laatste bladzijde van deze bijlage.)

0. ALGEMENE GEGEVENS

0.1. Merk (firmanaam):

0.2. Type:

è1 0.2.0.1. Chassis: ç

è1 0.2.0.2. Carrosserie/compleet voertuig: ç

0.2.1. Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar):

0.3. Middel tot identificatie van het type, indien Ö aangegeven Õ op het voertuig ð /het onderdeel/de technische eenheid (b)  i: ï

è2 0.3.0.1. Chassis: ç

è2 0.3.0.2. Carrosserie/compleet voertuig: ç

0.3.1. Plaats van dat merkteken:

è3 0.3.1.1. Chassis: ç

è3 0.3.1.2. Carrosserie/compleet voertuig: ç

0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort (c):

0.4.1. Indeling(en) op basis van de gevaarlijke goederen die het voertuig moet vervoeren:

0.5. Naam en adres van de fabrikant:

0.6. Plaats en wijze van aanbrenging van de voorgeschreven platen en plaats van het voertuigidentificatienummer

0.6.1. Op het chassis:

0.6.2. Op de carrosserie:

0.7. In het geval van onderdelen en technische eenheden, plaats en wijze van aanbrenging van het EG-goedkeuringsmerk:

0.8. ð Naam en ï adres van de assemblagefabriek(en):

1. ALGEMENE BOUWWIJZE VAN HET VOERTUIG

1.1. Foto's en/of tekeningen van een representatief voertuig:

1.2. Maattekening van het Ö complete Õ voertuig:

1.3. Aantal assen en aantal wielen:

1.3.1. Aantal en plaats van assen met dubbellucht:

1.3.2. Aantal en plaats van gestuurde assen:

1.3.3. Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen):

1.4. Chassis (indien aanwezig) (overzichtstekening):

1.5. Materiaal van de langsbalken (d):

1.6. Plaats en opstelling van de motor:

1.7. Stuurcabine (front of normaal) (z):

1.8. Kant van het stuur: rechts/links (1)

1.8.1. Het voertuig is uitgerust om te worden gebruikt in links-/rechtsrijdend verkeer (1)

1.9. Aangeven of het voertuig bestemd is om een oplegger of een andere aanhangwagen te trekken en of de aanhangwagen een oplegger, een aanhangwagen met trekstang of een middenasaanhangwagen is; aangeven of het voertuig speciaal ontworpen is voor het vervoer van goederen bij een geregelde temperatuur:

2. MASSA'S EN AFMETINGEN (e) (in kg en mm) (in voorkomend geval naar tekening verwijzen)

2.1. Wielbasis of -bases (bij volle belasting) (f):

2.1.1. Voor opleggers

2.1.1.1. Afstand tussen de as van de koppelingspen van de koppelschotel en het achterste punt van de oplegger:

2.1.1.2. Ö Maximumafstand Õ tussen de as van de koppelingspen van de koppelschotel en een willekeurig punt aan de voorzijde van de oplegger:

2.1.1.3. Speciale wielbasis van de oplegger (zoals gedefinieerd in punt 7.6.1.2 van bijlage I bij Richtlijn 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 233 van 25.8.1997, blz.

1)):

2.2. Voor opleggertrekkers

2.2.1. Afstand hart koppelschotel/hart achteras (maximaal en minimaal; de toelaatbare waarden voor een Ö incompleet Õ voertuig aangeven (g):

2.2.2. Ö Maximumhoogte Õ van de koppelschotel (genormaliseerd) (h):

2.3. Spoorwijdte(n) en breedte(n) van de assen

2.3.1. Spoorwijdte op elke gestuurde as (i):

2.3.2. Spoorwijdte op alle andere assen (i):

2.3.3. Breedte van de breedste achteras:

2.3.4. Breedte van de voorste as (gemeten aan de buitenzijde van de banden, exclusief de bolling van de banden dichtbij het wegdek):

2.4. Bereik van de afmetingen (buitenmaten) van het voertuig

2.4.1. Chassis zonder carrosserie

2.4.1.1. Lengte (j):

2.4.1.1.1. Maximaal toelaatbare lengte:

2.4.1.1.2. Minimaal toelaatbare lengte:

2.4.1.2. Breedte (k):

2.4.1.2.1. Maximaal toelaatbare breedte:

2.4.1.2.2. Minimaal toelaatbare breedte:

2.4.1.3. Hoogte (in rijklare toestand) (l) (bij in de hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven):

2.4.1.4. Overhang aan voorzijde (m):

2.4.1.4.1. Oploophoek (na): graden

2.4.1.5. Overhang aan achterzijde (n):

2.4.1.5.1. Afloophoek (nb): graden

2.4.1.5.2. Minimaal en maximaal toelaatbare overhang van het koppelingspunt (nd):

2.4.1.6. Vrije hoogte boven de grond (zoals Ö gedefinieerd Õ in bijlage II, hoofdstuk A, punt 4.5)

2.4.1.6.1. Tussen de assen:

2.4.1.6.2. Onder de vooras(sen):

2.4.1.6.3. Onder de achteras(sen):

2.4.1.7. Hellingshoek (nc): graden

2.4.1.8. Toelaatbare uiterste posities van het zwaartepunt van de carrosserie en/of binneninrichting en/of uitrusting en/of nuttige lading:

2.4.2. Chassis met carrosserie

2.4.2.1. Lengte (j):

2.4.2.1.1. Lengte van de laadruimte:

2.4.2.2. Breedte (k):

2.4.2.2.1. Dikte van de wanden (bij voertuigen bestemd voor het vervoer van goederen bij een geregelde temperatuur):

2.4.2.3. Hoogte (in rijklare toestand) (l) (bij in de hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven):

2.4.2.4. Overhang aan voorzijde (m):

2.4.2.4.1. Oploophoek (na): graden

2.4.2.5. Overhang aan achterzijde (n):

2.4.2.5.1. Afloophoek (nb): graden

2.4.2.5.2. Minimaal en maximaal toelaatbare overhang van het koppelingspunt (nd):

2.4.2.6. Vrije hoogte boven de grond (zoals Ö gedefinieerd Õ in bijlage II, hoofdstuk A, punt 4.5)

2.4.2.6.1. Tussen de assen:

2.4.2.6.2. Onder de vooras(sen):

2.4.2.6.3. Onder de achteras(sen):

2.4.2.7. Hellingshoek (nc): graden

2.4.2.8. Toelaatbare uiterste posities van het zwaartepunt van de lading (bij een niet-gelijkmatig verdeelde lading):

è4 2.4.2.9. Plaats van het zwaartepunt van het voertuig (M2 en M3) bij zijn technisch toelaatbare maximummassa in lengte-, dwars- en verticale richting): ç

è5 2.4.3. Voor carrosserie goedgekeurd zonder chassis (voertuigen van de categorieën ç M2 en M3)

è5 2.4.3.1. Lengte (j): ç

è5 2.4.3.2. Breedte (k): ç

è5 2.4.3.3. Nominale hoogte (in rijklare toestand) (l) van het (de) bedoelde chassistype(s) ç (bij in de hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven):

2.5. Massa van het chassis zonder opbouw (zonder cabine, koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, reservewiel, gereedschap en bestuurder):

2.5.1. Verdeling van deze massa over de assen:

2.6. Massa van het voertuig in rijklare toestand met carrosserie en, in het geval van een trekker van een andere categorie dan M1, met koppelinrichting, indien gemonteerd door de fabrikant, of massa van het chassis of het chassis met cabine, zonder carrosserie en/of koppelinrichting indien niet gemonteerd door de fabrikant (met inbegrip van de massa van vloeistoffen, gereedschap, reservewiel, indien gemonteerd, en bestuurder en, voor bussen en toerbussen, een bijrijder voorzover er voor hem een zitplaats aanwezig is) (o) (maximum en minimum voor elke variant):

2.6.1. Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (maximum en minimum voor elke variant):

2.7. Minimummassa van het voltooide voertuig volgens fabrieksopgave in het geval van een Ö incompleet Õ voertuig:

2.7.1. Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt:

2.8. Technisch toelaatbare maximummassa volgens fabrieksopgave (y) (*):

2.8.1. Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (*):

2.9. Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:

2.10. Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:

2.11. Technisch toelaatbare maximummassa die door het motorvoertuig getrokken mag worden in het geval van een:

2.11.1. aanhangwagen:

2.11.2. oplegger:

2.11.3. middenasaanhangwagen:

2.11.3.1. Maximumverhouding tussen koppelingsoverhang (p) en wielbasis:

2.11.3.2. Maximum-V-waarde: ...... kN

2.11.4. Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie (*):

2.11.5. Het voertuig is wel/niet  i geschikt voor het trekken van lasten (zie bijlage II, punt 1.2, van Richtlijn 77/389/EEG van de Raad (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 41)

2.11.6. Maximummassa van niet-beremde aanhangwagens:

2.12. Technisch toelaatbare maximale statische verticale belasting/massa op het koppelingspunt

2.12.1. van het motorvoertuig:

2.12.2. van de oplegger of middenasaanhangwagen:

2.12.3. Maximaal toelaatbare massa van de koppelingsinrichting (indien deze niet door de fabrikant is gemonteerd):

2.13. In een bocht beschreven baan:

2.14. Verhouding tussen motorvermogen en maximummassa: kW/kg

2.14.1. Verhouding tussen motorvermogen en technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie in beladen toestand (zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 7.10, van Richtlijn 97/27/EG): kW/kg

2.15. Startvermogen op een helling (voertuig zonder aanhanger) (+++): %

2.16. Beoogde maximaal toelaatbare massa bij registratie/in bedrijf (optioneel: wanneer deze waarden worden gegeven, moeten zij worden gecontroleerd overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV bij Richtlijn 97/27/EG):

2.16.1. Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in bedrijf (meerdere waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

2.16.2. Beoogde maximaal toelaatbare massa van elke as bij registratie/in bedrijf en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de beoogde belasting van het koppelingspunt volgens fabrieksopgave indien deze lager is dan de technisch toelaatbare maximummassa op het koppelingspunt (meerdere waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

2.16.3. Beoogde maximaal toelaatbare massa van elk asstel bij registratie/in bedrijf (meerdere waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

2.16.4. Beoogde maximaal toelaatbare massa die kan worden getrokken, bij registratie/in bedrijf (meerdere waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

2.16.5. Beoogde maximaal toelaatbare massa van de combinatie bij registratie/in bedrijf (meerdere waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

3. MOTOR (q) (Bij voertuigen die zowel op benzine, diesel enz. als in combinatie met een andere brandstof kunnen rijden, moeten deze rubrieken worden herhaald.) (+)

3.1. Fabrikant:

3.1.1. Motorcode van de fabrikant (zoals op de motor vermeld):

3.2. Verbrandingsmotor

3.2.1. Specifieke gegevens over de motor

3.2.1.1. Werkingsbeginsel: elektrische ontsteking/compressieontsteking, viertakt/tweetakt (1)

3.2.1.2. Aantal en opstelling van de cilinders:

3.2.1.2.1. Boring (r): mm

3.2.1.2.2. Slag (r): mm

3.2.1.2.3. Ontstekingsvolgorde:

3.2.1.3. Cilinderinhoud (s): cm³

3.2.1.4. Volumetrische compressieverhouding  i:

3.2.1.5. Tekeningen van verbrandingskamer, zuigerkop en, in het geval van motoren met elektrische ontsteking, zuigerveren:

3.2.1.6. Normaal stationair toerental  i: min-1

3.2.1.6.1. Hoog stationair toerental  i: min-1

3.2.1.7. Volumepercentage koolmonoxide in de uitlaatgassen bij stationair lopende motor volgens fabrieksopgave (alleen voor motoren met elektrische ontsteking  i: %

3.2.1.8. Nettomaximumvermogen (t): ...... kW bij ...... min-1 (volgens fabrieksopgave)

3.2.1.9. Maximaal toegestaan motortoerental volgens fabrieksopgave: min-1

3.2.1.10. Nettomaximumkoppel (t): ......Nm bij ...... min-1 (volgens fabrieksopgave)

3.2.2. Brandstof: diesel/benzine/LPG/aardgas/ethanol ............ (1)

3.2.2.1. RON, gelode benzine:

3.2.2.2. RON, ongelode benzine:

3.2.2.3. Opening brandstoftank: vernauwde opening/sticker (1)

3.2.3. Brandstoftank(s)

3.2.3.1. Bedrijfsbrandstoftank(s)

3.2.3.1.1. Aantal, inhoud en materiaal:

3.2.3.1.2. Tekening en technische beschrijving van de tank(s) met alle verbindingen en alle leidingen van het ontluchtings- en ventilatiesysteem, vergrendeling, kleppen, bevestigingsmiddelen:

3.2.3.1.3. Tekening waarop duidelijk de plaats(en) van de tank(s) in het voertuig is (zijn) aangegeven:

3.2.3.2. Reservebrandstoftank(s)

3.2.3.2.1. Aantal, inhoud en materiaal:

3.2.3.2.2. Tekening en technische beschrijving van de tank(s) met alle verbindingen en alle leidingen van het ontluchtings- en ventilatiesysteem, vergrendeling, kleppen, bevestigingsmiddelen:

3.2.3.2.3. Tekening waarop duidelijk de plaats(en) van de tank(s) in het voertuig is (zijn) aangegeven:

3.2.4. Brandstoftoevoer

3.2.4.1. Via carburateur(s): ja/nee (1)

3.2.4.1.1. Merk(en):

3.2.4.1.2. Type(s):

3.2.4.1.3. Aantal:

3.2.4.1.4. Afstellingen (2)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.2.4.1.5. Koudstartsysteem: manueel/automatisch (1)

3.2.4.1.5.1. Werkingsbeginsel(en):

3.2.4.1.5.2. Bedrijfsgrenzen/instellingen  i (2):

3.2.4.2. Door brandstofinspuiting (alleen compressieontsteking): ja/nee (1)

3.2.4.2.1. Beschrijving van het systeem:

3.2.4.2.2. Werkingsbeginsel: directe inspuiting/voorkamer/wervelkamer (1)

3.2.4.2.3. Inspuitpomp

3.2.4.2.3.1. Merk(en):

3.2.4.2.3.2. Type(s):

3.2.4.2.3.3. Maximale brandstofopbrengst (1) i: ...... mm3/slag of cyclus bij een pompsnelheid van ...... min-1 of eventueel karakteristiek schema:

3.2.4.2.3.4. Inspuittijdstip  i:

3.2.4.2.3.5. Vervroegingscurve  i:

3.2.4.2.3.6. Kalibreringsmethode: proefbank/motor (1)

3.2.4.2.4. Regulateur

3.2.4.2.4.1. Type:

3.2.4.2.4.2. Uitschakelingspunt

3.2.4.2.4.2.1. Uitschakelingspunt onder belasting: min-1

3.2.4.2.4.2.2. Uitschakelingspunt zonder belasting: min-1

3.2.4.2.5. Inspuitleidingen

3.2.4.2.5.1. Lengte: mm

3.2.4.2.5.2. Inwendige diameter: mm

3.2.4.2.6. Verstuiver(s)

3.2.4.2.6.1. Merk(en):

3.2.4.2.6.2. Type(s):

3.2.4.2.6.3. Openingsdruk  i: ...... kPa of karakteristiek schema  i:

3.2.4.2.7. Koudstartsysteem:

3.2.4.2.7.1. Merk(en):

3.2.4.2.7.2. Type(s):

3.2.4.2.7.3. Beschrijving:

3.2.4.2.8. Hulpstartsysteem

3.2.4.2.8.1. Merk(en):

3.2.4.2.8.2. Type(s):

3.2.4.2.8.3. Beschrijving van het systeem:

3.2.4.2.9. Elektronische regeleenheid

3.2.4.2.9.1. Merk(en):

3.2.4.2.9.2. Beschrijving van het systeem:

3.2.4.3. Door brandstofinspuiting (alleen elektrische ontsteking): ja/nee (1)

3.2.4.3.1. Werkingsprincipe: inlaatspruitstuk (enkel-/meerpunts (¹)) / directe inspuiting / andere (specificeren) (¹):

3.2.4.3.2. Merk(en):

3.2.4.3.3. Type(s):

3.2.4.3.4. Beschrijving van het systeem

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.2.4.3.5. Openingsdruk van de verstuivers  i: ...... kPa of karakteristiek schema  i:

3.2.4.3.6. Inspuittijdstip:

3.2.4.3.7. Koudstartsysteem

3.2.4.3.7.1. Werkingsbeginsel(en):

3.2.4.3.7.2. Bedrijfsgrenzen/instellingen  i (2):

3.2.4.4. Brandstofpomp

3.2.4.4.1. Druk  i: ...................... kPa of karakteristiek schema  i:

3.2.5. Elektrische installatie

3.2.5.1. Nominale spanning: ...... V, positieve/negatieve  i massaverbinding

3.2.5.2. Generator

3.2.5.2.1. Type:

3.2.5.2.2. Nominaal vermogen: ...... VA

3.2.6. Ontsteking

3.2.6.1. Merk(en):

3.2.6.2. Type(s):

3.2.6.3. Werkingsbeginsel:

3.2.6.4. Vervroegingscurve  i:

3.2.6.5. Vast ontstekingstijdstip  i: graden voor BDP

3.2.6.6. Opening onderbrekerpunten  i: mm

3.2.6.7. Contacthoek  i: graden

3.2.7. Koelsysteem: vloeistof/lucht (1)

3.2.7.1. Nominale instelling van de motortemperatuurregeling:

3.2.7.2. Vloeistof

3.2.7.2.1. Aard van de vloeistof:

3.2.7.2.2. Circulatiepomp(en): ja/nee (1)

3.2.7.2.3. Kenmerken: , of

3.2.7.2.3.1. Merk(en):

3.2.7.2.3.2. Type(s):

3.2.7.2.4. Aandrijvingsverhouding(en):

3.2.7.2.5. Beschrijving van de ventilator en het drijfwerk ervan:

3.2.7.3. Lucht

3.2.7.3.1. Ventilator: ja/nee (1)

3.2.7.3.2. Kenmerken: of

3.2.7.3.2.1. Merk(en):

3.2.7.3.2.2. Type(s):

3.2.7.3.3. Aandrijvingsverhouding(en):

3.2.8. Inlaatsysteem

3.2.8.1. Drukvulling: ja/nee (1)

3.2.8.1.1. Merk(en):

3.2.8.1.2. Type(s):

3.2.8.1.3. Beschrijving van het systeem (bv. maximale vuldruk: ...... kPa; afvoerklep, indien van toepassing):

3.2.8.2. Tussenkoeler: ja/nee (1)

3.2.8.3. Inlaatonderdruk bij nominaal motortoerental en 100 % belasting

Toelaatbaar minimum: kPa

Toelaatbaar maximum: kPa

3.2.8.4. Beschrijving en tekeningen van inlaatpijpen en bijbehorende onderdelen (drukkamer, voorverwarmingssysteem, extra luchtinlaten enz.):

3.2.8.4.1. Beschrijving van inlaatspruitstuk (met tekeningen en/of foto's):

3.2.8.4.2. Luchtfilter, tekeningen: of

3.2.8.4.2.1. Merk(en):

3.2.8.4.2.2. Type(s):

3.2.8.4.3. Inlaatgeluiddemper, tekeningen: of

3.2.8.4.3.1. Merk(en):

3.2.8.4.3.2. Type(s):

3.2.9. Uitlaatsysteem

3.2.9.1. Beschrijving en/of tekening van het uitlaatspruitstuk:

3.2.9.2. Beschrijving en/of tekening van het uitlaatsysteem:

3.2.9.3. Maximaal toelaatbare uitlaattegendruk bij nominaal motortoerental en bij 100 % belasting: kPa

3.2.9.4. Uitlaatgeluiddemper(s) (voorste, middelste, achterste geluiddemper: constructie, type, merkteken; indien relevant voor buitengeluid: geluiddempende maatregelen in de motorruimte en op de motor):

3.2.9.5. Plaats van het uiteinde van de uitlaat:

3.2.9.6. Uitlaatgeluiddemper met vezelmaterialen:

3.2.10. Minimumdwarsdoorsnede van inlaat- en uitlaatpoorten:

3.2.11. Klepafstelling of equivalente gegevens

3.2.11.1. Maximale lichthoogte van de kleppen, openings- en sluitingshoeken of gegevens Ö over Õ de afstelling van alternatieve distributiesystemen, ten opzichte van dode punten:

3.2.11.2. Referentie- en/of afstelbereik  i:

3.2.12. Voorzieningen tegen luchtverontreiniging

3.2.12.1. Inrichting voor het recycleren van cartergassen (beschrijving en tekeningen):

3.2.12.2. Extra voorzieningen tegen luchtverontreiniging (indien aanwezig en niet elders vermeld)

3.2.12.2.1. Katalysator: ja/nee (1)

3.2.12.2.1.1. Aantal katalysatoren en elementen:

3.2.12.2.1.2. Afmetingen, vorm en volume van de katalysator(en):

3.2.12.2.1.3. Soort katalytische werking:

3.2.12.2.1.4. Totale hoeveelheid edelmetalen:

3.2.12.2.1.5. Relatieve concentratie:

3.2.12.2.1.6. Ondergrond (structuur en materiaal):

3.2.12.2.1.7. Celdichtheid:

3.2.12.2.1.8. Type katalysatorhuis:

3.2.12.2.1.9. Plaats van katalysatoren (plaats en referentieafstand in de uitlaatpijp):

3.2.12.2.1.10. Hitteschild: ja/nee (1)

3.2.12.2.2. Zuurstofsensor: ja/nee (1)

3.2.12.2.2.1. Type:

3.2.12.2.2.2. Plaats:

3.2.12.2.2.3. Regelbereik:

3.2.12.2.3. Luchtinjectie: ja/nee (1)

3.2.12.2.3.1. Type (pulse air, luchtpomp enz.):

3.2.12.2.4. Uitlaatgasrecirculatie: ja/nee (1)

3.2.12.2.4.1. Kenmerken (debiet enz.):

3.2.12.2.5. Controlesysteem verdampingsemissies: ja/nee (1)

3.2.12.2.5.1. Gedetailleerde beschrijving van de inrichtingen en de afstelling:

3.2.12.2.5.2. Tekening van het verdampingscontrolesysteem:

3.2.12.2.5.3. Tekening van de koolstofhouder:

3.2.12.2.5.4. Massa van de droge koolstof: gram

3.2.12.2.5.5. Schematische tekening van de brandstoftank met vermelding van inhoud en materiaal:

3.2.12.2.5.6. Tekening van het hitteschild tussen brandstoftank en uitlaatsysteem:

3.2.12.2.6. Deeltjesvanger: ja/nee (1)

3.2.12.2.6.1. Afmetingen, vorm en inhoud van de deeltjesvanger:

3.2.12.2.6.2. Type deeltjesvanger en ontwerp:

3.2.12.2.6.3. Plaats (referentieafstand in de uitlaatpijp):

3.2.12.2.6.4. Regeneratiemethode of -systeem, beschrijving en/of tekening:

3.2.12.2.7. OBD-systeem: ja/nee (1)

3.2.12.2.7.1. Beschrijving in woorden en/of tekening van de storingsindicator MI:

3.2.12.2.7.2. Lijst en doel van alle onderdelen die door het OBD-systeem worden bewaakt:

3.2.12.2.7.3. Beschrijving in woorden (algemene werkingsbeginselen) voor

3.2.12.2.7.3.1 motoren met elektrische ontsteking (1)

3.2.12.2.7.3.1.1. Bewaking van de katalysator  i:

3.2.12.2.7.3.1.2. Detectie van ontstekingsfouten  i:

3.2.12.2.7.3.1.3. Bewaking van de zuurstofsensor  i:

3.2.12.2.7.3.1.4. Andere door het OBD-systeem bewaakte onderdelen  i:

3.2.12.2.7.3.2. Motoren met compressieontsteking (1)

3.2.12.2.7.3.2.1. Bewaking van de katalysator  i:

3.2.12.2.7.3.2.2. Bewaking van de deeltjesvanger  i:

3.2.12.2.7.3.2.3. Bewaking van het elektronisch brandstofsysteem  i:

3.2.12.2.7.3.2.4. Andere door het OBD-systeem bewaakte onderdelen  i:

3.2.12.2.7.4. Criteria voor MI-activering (vast aantal rijcycli of statistische methode):

3.2.12.2.7.5. Lijst van alle gebruikte OBD-uitvoercodes en -formaten (met telkens een verklaring):

3.2.12.2.8. Overige systemen (beschrijving en werking):

3.2.13. Plaats van het absorptiecoëfficiëntsymbool (alleen voor motoren met compressieontsteking):

3.2.14. Gegevens Ö over Õ eventuele voorzieningen voor een zuinig brandstofverbruik (indien niet elders vermeld):

3.2.15. LPG-systeem: ja/nee (1)

3.2.15.1. EG-typegoedkeuringsnummer overeenkomstig Richtlijn 70/221/EEG van de Raad (PB L 76 van 6.4.1970, blz. 23) (zodra gastanks ook onder de richtlijn vallen.):

3.2.15.2. Elektronische regeleenheid voor motormanagement bij LPG:

3.2.15.2.1. Merk(en):

3.2.15.2.2. Type(s):

3.2.15.2.3. Instelmogelijkheden in verband met emissies::

3.2.15.3. Verdere documentatie

3.2.15.3.1. Beschrijving van de beveiliging van de katalysator bij het overschakelen van benzine op LPG of omgekeerd:

3.2.15.3.2. Systeemconfiguratie (elektrische verbindingen, vacuümverbindingen, compensatieslangen enz.):

3.2.15.3.3. Tekening van het symbool:

3.2.16. Aardgassysteem: ja/nee (1)

3.2.16.1. EG-typegoedkeuringsnummer overeenkomstig Richtlijn 70/221/EEG (zodra gastanks ook onder de richtlijn vallen):

3.2.16.2. Elektronische regeleenheid voor motormanagement bij aardgas

3.2.16.2.1. Merk(en):

3.2.16.2.2. Type(s):

3.2.16.2.3. Instelmogelijkheden in verband met emissies

3.2.16.3. Verdere documentatie

3.2.16.3.1. Beschrijving van de beveiliging van de katalysator bij het overschakelen van benzine op aardgas of omgekeerd:

3.2.16.3.2. Systeemconfiguratie (elektrische verbindingen, vacuümverbindingen, compensatieslangen enz.):

3.2.16.3.3. Tekening van het symbool:

3.3. Elektrische aandrijfmotor

3.3.1. Type (wikkeling, bekrachtiging):

3.3.1.1. Maximumuurvermogen: kW

3.3.1.2. Bedrijfsspanning: V

3.3.2. Accu

3.3.2.1. Aantal cellen:

3.3.2.2. Massa: kg

3.3.2.3. Capaciteit: Ah (ampère-uur)

3.3.2.4. Plaats:

3.4. Andere verbrandingsmotoren of elektromotoren of combinaties daarvan (gegevens over de onderdelen van dergelijke verbrandings- of elektromotoren):

3.5. CO2-emissie/brandstofverbruik (u) (volgens fabrieksopgave)

3.5.1. CO2-massa-emissies

3.5.1.1. CO2-massa-emissies (stadsverkeer): g/km

3.5.1.2. CO2-massa-emissies (verkeer buiten de stad): g/km

3.5.1.3. CO2-massa-emissies (gemengd): g/km

3.5.2. Brandstofverbruik

3.5.2.1. Brandstofverbruik (stadsverkeer): l/100 km / m3/100 km (1)

3.5.3.2. Brandstofverbruik (verkeer buiten de stad): l/100 km / m3/100 km (1)

3.5.4.3. Brandstofverbruik (gemengd): 1/100 km / m3/100 km (1)

3.6. Door de fabrikant toegestane temperaturen

3.6.1. Koelsysteem

3.6.1.1. Vloeistofkoeling

Maximumtemperatuur aan de afvoer: K

3.6.1.2. Luchtkoeling

3.6.1.2.1. Referentiepunt:

3.6.1.2.2. Maximumtemperatuur op het referentiepunt: K

3.6.2. Maximumuitlaattemperatuur van de inlaattussenkoeler: K

3.6.3. Maximumtemperatuur van de uitlaatgassen op het punt in de uitlaatpijp(en) ter hoogte van de buitenflens (buitenflenzen) van het uitlaatspruitstuk: K

3.6.4. Brandstoftemperatuur

minimum: K

maximum: K

3.6.5. Smeermiddeltemperatuur

minimum: K

maximum: K

3.7. Met de motor aangedreven hulpapparatuur Maximaal toegestaan vermogen dat wordt opgenomen door de met de motor aangedreven hulpapparatuur zoals Ö gedefinieerd Õ in en onder de bedrijfsomstandigheden van bijlage I, punt 5.1.1, van Richtlijn 80/1269/EEG van de Raad (PB L 375 van 31.12.1980, blz. 46), bij elk motortoerental zoals vastgesteld in bijlage III, punt 4.1, van Richtlijn 88/77/EEG van de Raad (PB L 36 van 9.2.1988, blz. 33)

3.7.1. Bij stationair toerental: kW

3.7.2. Bij tussentoerental: kW

3.7.3. Bij nominaal toerental: kW

3.8. Smeersysteem

3.8.1. Beschrijving van het systeem

3.8.1.1. Plaats van smeermiddelreservoir:

3.8.1.2. Toevoersysteem (pomp/inspuiting in het inlaatsysteem/vermenging met brandstof enz.) (1)

3.8.2. Smeerpomp

3.8.2.1. Merk(en):

3.8.2.2. Type(s):

3.8.3. Vermenging met brandstof

3.8.3.1. Mengverhouding:

3.8.4. Oliekoeler ja/nee (1)

3.8.4.1. Tekening(en): , of

3.8.4.1.1. Merk(en):

3.8.4.1.2. Type(s):

3.9. GASMOTOREN (voor systeemvarianten soortgelijke informatie verstrekken).

3.9.1. Brandstof: LPG/aardgas-H/aardgas-L/aardgas-HL (1)

3.9.2. Drukregelaar(s) of verdamper(s)/drukregelaar(s) (1)

3.9.2.1. Merk(en):

3.9.2.2. Type(s):

3.9.2.3. Aantal drukreduceerfasen:

3.9.2.4. Druk in de eindfase

minimaal: kPa

maximaal: kPa

3.9.2.5. Aantal voornaamste afstelpunten: .

3.9.2.6. Aantal stationair-afstelpunten:

3.9.2.7. EG-typegoedkeuringsnummer overeenkomstig Richtlijn ..../.../EG:

3.9.3. Brandstofsysteem: mengeenheid/gasinspuiting/vloeistofinspuiting/directe inspuiting (1)

3.9.3.1. Mengverhoudingsregeling:

3.9.3.2. Systeembeschrijving en/of -diagram en tekeningen:

3.9.3.3. EG-typegoedkeuringsnummer overeenkomstig Richtlijn ..../.../EG:

3.9.4. Mengeenheid

3.9.4.1. Aantal:

3.9.4.2. Merk(en):

3.9.4.3. Type(s):

3.9.4.4. Plaats:

3.9.4.5. Afstelmogelijkheden:

3.9.4.6. EG-typegoedkeuringsnummer overeenkomstig Richtlijn ..../.../EG:

3.9.5. Inspuiting in het inlaatspruitstuk

3.9.5.1. Inspuiting: enkel-/meerpunts (1)

3.9.5.2. Inspuiting: continu/simultaan/sequentieel (1)

3.9.5.3. Inspuitapparatuur

3.9.5.3.1. Merk(en):

3.9.5.3.2. Type(s):

3.9.5.3.3. Afstelmogelijkheden:

3.9.5.3.4. EG-typegoedkeuringsnummer overeenkomstig Richtlijn ..../.../EG:

3.9.5.4. Brandstofpomp (indien van toepassing)

3.9.5.4.1. Merk(en):

3.9.5.4.2. Type(s):

3.9.5.4.3. EG-typegoedkeuringsnummer overeenkomstig Richtlijn ..../.../EG:

3.9.5.5. Verstuiver(s)

3.9.5.5.1. Merk(en):

3.9.5.5.2. Type(s):

3.9.5.5.3. EG-typegoedkeuringsnummer overeenkomstig Richtlijn ..../.../EG:

3.9.6. Directe inspuiting

3.9.6.1. Inspuitpomp/drukregelaar (1)

3.9.6.1.1. Merk(en):

3.9.6.1.2. Type(s):

3.9.6.1.3. Inspuitduur:

3.9.6.1.4. EG-typegoedkeuringsnummer overeenkomstig Richtlijn ..../.../EG:

3.9.6.2. Verstuiver(s)

3.9.6.2.1. Merk(en):

3.9.6.2.2. Type(s):

3.9.6.2.3. Openingsdruk of karakteristiek diagram  i :

3.9.6.2.4. EG-typegoedkeuringsnummer overeenkomstig Richtlijn ..../.../EG:

3.9.7. Elektronische regeleenheid (ECU)

3.9.7.1. Merk(en):

3.9.7.2. Type(s):

3.9.7.3. Afstelmogelijkheden:

3.9.8. Aardgasspecifieke apparatuur

3.9.8.1. Variant 1 (alleen in geval van goedkeuring van motoren voor diverse specifieke brandstofsamenstellingen)

3.9.8.1.1. Brandstofsamenstelling:

methaan (CH4): basis: ..... mol %, min. ..... mol %, max. ..... mol %

ethaan (C2H6): basis: ...... mol %, min. ..... mol %, max. ..... mol %

propaan (C3H8): basis: ..... mol %, min. ..... mol %, max. ..... mol %

butaan (C4H10): basis: ..... mol %, min. .....mol %, max. ..... mol %

C5/C5+: basis: ..... mol %, min. ..... mol %, max. ..... mol %

zuurstof (O2): basis: ..... mol %, min. ..... mol %, max. ..... mol %

inert gas (N2, He enz.): basis: ..... mol %, min. ..... mol %, max. ..... mol %

3.9.8.1.2. Inspuiter(s)

3.9.8.1.2.1. Merk(en):

3.9.8.1.2.2. Type(s):

3.9.8.1.3. Overige (indien van toepassing):

3.9.8.1.4. Brandstoftemperatuur

minimum: K

maximum: K

bij gasmotoren bij de eindtrap van de drukregelaar.

3.9.8.1.5. Brandstofdruk

minimum: kPa

maximum: kPa

bij de eindtrap van de drukregelaar, alleen bij aardgasmotoren.

3.9.8.2. Variant 2 (alleen in geval van goedkeuringen voor diverse specifieke brandstofsamenstellingen)

4. Ö TRANSMISSIE Õ (v)

4.1. Tekening van de transmissie:

4.2. Transmissiesysteem (mechanisch, hydraulisch, elektrisch enz.):

4.2.1. Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen:

4.3. Traagheidsmoment van het motorvliegwiel:

4.3.1. Ö Extra Õ traagheidsmoment in de vrijstand:

4.4. Koppeling (type):

4.4.1. Maximumkoppelomvorming:

4.5. Versnellingsbak

4.5.1. Type (manueel/automatisch/CVT (continu-variabele transmissie)) (1)

4.5.2. Plaats ten opzichte van de motor:

4.5.3. Bedieningswijze:

4.6. Overbrengingsverhoudingen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.7. Maximumsnelheid van het voertuig (in km/h) (w):

4.8. Snelheidsmeter (in het geval van een tachograaf volstaat vermelding van het goedkeuringsmerk)

4.8.1. Werkwijze en beschrijving van het aandrijfmechanisme:

4.8.2. Technische constante van het instrument:

4.8.3. Tolerantie van het meetmechanisme (overeenkomstig bijlage II, punt 2.1.3, van Richtlijn 75/443/EEG van de Raad (PB L 196 van 26.7.1975, blz.

1):

4.8.4. Totale overbrengingsverhouding (overeenkomstig bijlage II, punt 2.1.2, van Richtlijn 75/443/EEG) of gelijkwaardige gegevens:

4.8.5. Tekening van de snelheidsmeterschaal of andere vormen van weergave:

4.9. Differentieelblokkering: ja/nee/optioneel (1)

5. ASSEN

5.1. Beschrijving van elke as:

5.2. Merk:

5.3. Type:

5.4. Plaats van de hefbare as(sen):

5.5. Plaats van de belastbare as(sen):

6. OPHANGING

6.1. Tekening van de ophanging:

6.2. Type en ontwerp van de ophanging van elke as of elk asstel of elk wiel:

6.2.1. Niveauregeling: ja/nee/optioneel (1)

6.2.2. Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen:

6.2.3. Luchtvering van de aangedreven as(sen): ja/nee (1)

6.2.3.1. Vering van de aangedreven as(sen), gelijkwaardig met luchtvering: ja/nee(1)

6.2.3.2. Frequentie en demping van de trilling van de afgeveerde massa:

6.3. Kenmerken van de verende onderdelen van de ophanging (ontwerp, kenmerken van de materialen en afmetingen):

6.4. Stabilisatoren: ja/nee/optioneel (1)

6.5. Schokdempers: ja/nee/optioneel (1)

6.6. Banden en wielen

6.6.1. Band/wielcombinatie(s) (voor banden de maataanduidingen, de laagste belastingsindex en het symbool voor de laagste snelheidscategorie opgeven; voor banden van categorie Z die bedoeld zijn om te worden gemonteerd op voertuigen waarvan de maximumsnelheid 300 km/h overschrijdt, dient gelijkwaardige informatie te worden verstrekt; voor wielen de velgmaat (velgmaten) en de wielbolling(en) aangeven)

6.6.1.1. Assen

6.6.1.1.1. As 1:

6.6.1.1.2. As 2:

enz.

6.6.1.2. Eventueel reservewiel:

6.6.2. Boven- en ondergrenzen van de rolstralen

6.6.2.1. As 1:

6.6.2.2. As 2:

enz.

6.6.3. Door de fabrikant van het voertuig aanbevolen bandenspanning: kPa

6.6.4. Door de fabrikant aanbevolen ketting/band/wielcombinatie op de voor- en/of achteras die geschikt is voor het type voertuig:

6.6.5. Korte beschrijving van het reservewiel voor tijdelijk gebruik (indien aanwezig):

7. STUURINRICHTING

7.1. Schematisch diagram van de bestuurde as(sen) met aanduiding van de stuurgeometrie:

7.2. Overbrenging en regeling

7.2.1. Type overbrenging van de stuurinrichting (in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren):

7.2.2. Verbinding met de wielen (inclusief andere dan mechanische middelen; in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren):

7.2.2.1. Korte beschrijving van de elektrische/elektronische onderdelen (indien aanwezig):

7.2.3. Type stuurbekrachtiging (indien aanwezig):

7.2.3.1. Principe en diagram van de werking, merk(en) en type(s):

7.2.4. Schema van de gehele stuurinrichting, waarop de plaats op het voertuig van de verschillende onderdelen die van invloed zijn op het stuurgedrag zijn aangegeven:

7.2.5. Schematisch(e) diagram(men) van het stuurorgaan (de stuurorganen):

7.2.6. Bereik en methode van verstelling van het stuurorgaan (indien mogelijk):

7.3. Maximumstuurhoek van de wielen

7.3.1. Naar rechts: ...... (graden); aantal omwentelingen van het stuurwiel (of gelijkwaardige gegevens):

7.3.2. Naar links: ...... graden, aantal omwentelingen van het stuurwiel (of gelijkwaardige gegevens):

8. REMINRICHTING De volgende Ö gegevens Õ , met inbegrip van de Ö eventuele Õ identificatiemiddelen, dienen te worden verstrekt:

8.1. Type en kenmerken van de remmen (zoals Ö gedefinieerd Õ in bijlage I, punt 1.6, van Richtlijn 71/320/EEG van de Raad (PB L 202 van 6.9.1971, blz. 37) met een tekening (bijvoorbeeld trommels of schijven, beremde wielen, verbinding met beremde wielen, merk en type van remschoen/blokstellen en/of remvoeringen, effectieve remoppervlakte, straal van trommels, schoenen of schijven, massa van trommels, afstelinrichtingen, relevante delen van de as(sen) en ophanging enz.):

8.2. Remschema, beschrijving en/of tekening van de volgende remsystemen (zoals Ö gedefinieerd Õ in bijlage I, punt 1.2, van Richtlijn 71/320/EEG), met name van de overbrenging en de bediening (constructie, bijstelling, hefboomkrachtverhoudingen, toegankelijkheid van het bedieningsorgaan en plaats ervan, het palmechanisme bij mechanische overbrenging, kenmerken van de voornaamste onderdelen van het remstangenstelsel, hoofdremcilinders en bedieningszuigers, wielremcilinders of gelijkwaardige onderdelen bij elektrische remsystemen)

8.2.1. Bedrijfsremsysteem:

8.2.2. Hulpremsysteem:

8.2.3. Parkeerremsysteem:

8.2.4. Eventueel extra remsysteem:

8.2.5. Automatisch remsysteem bij breuk van de koppeling:

8.3. Bediening en overbrenging van remsystemen van aanhangwagens bij voertuigen die zijn ontworpen voor het trekken van aanhangwagens:

8.4. Het voertuig is uitgerust om een aanhangwagen met elektrisch/pneumatisch/hydraulisch  i bedrijfsremsysteem te trekken: ja/nee(1)

8.5. Antiblokkeersysteem: ja/nee/optioneel (1)

8.5.1. Bij voertuigen met een antiblokkeersysteem, beschrijving van de werking van het systeem (met inbegrip van eventuele elektronische onderdelen), elektrisch blokschema, schema van het hydraulisch of pneumatisch circuit:

8.6. Berekening en curven overeenkomstig punt 1.1.4.2 van het aanhangsel van bijlage II bij Richtlijn 71/320/EEG (of, indien van toepassing, het aanhangsel van bijlage XI):

8.7. Beschrijving en/of tekening van de energietoevoer (eveneens aan te geven voor remsystemen met rembekrachtiging):

8.7.1. In het geval van luchtremsystemen, de werkdruk p2 in de luchtreservoirs:

8.7.2. In het geval van vacuümremsystemen, het aanvankelijke energieniveau in het (de) reservoir(s):

8.8. Berekening van het remsysteem (bepaling van de verhouding tussen het totaal van de remkrachten aan de omtrek van de wielen en de op het bedieningsorgaan uitgeoefende kracht):

8.9. Korte beschrijving van de remsystemen (overeenkomstig punt 1.6 van het addendum bij aanhangsel 1 van bijlage IX bij Richtlijn 71/320/EEG):

8.10. Indien aanspraak wordt gemaakt op vrijstelling van de tests van type I en/of type II, het nummer van het rapport overeenkomstig aanhangsel 2 van bijlage VII bij Richtlijn 71/320/EEG opgeven:

8.11. Bijzonderheden over het type vertragersysteem (de types vertragersystemen):

9. CARROSSERIE

9.1. Type carrosserie:

9.2. Materialen en bouwwijze:

9.3. Deuren voor de inzittenden, hang- en sluitwerk

9.3.1. Configuratie van de deuren en aantal deuren:

9.3.1.1. Afmetingen, openingsrichting en maximale openingshoek van de deuren:

9.3.2. Tekening van het hang- en sluitwerk en de plaats daarvan in de deuren:

9.3.3. Technische beschrijving van het hang- en sluitwerk:

9.3.4. Details (met afmetingen) van ingangen, treden en noodzakelijke handgrepen, indien van toepassing:

9.4. Gezichtsveld (Richtlijn 77/649/EEG van de Raad (PB L 267 van 19.10.1977, blz. 11))

9.4.1. Gegevens Ö over Õ de primaire referentiemerken; deze moeten voldoende gedetailleerd zijn om ze gemakkelijk te kunnen identificeren en de plaats van elk merk ten opzichte van de andere en het punt R te kunnen controleren:

9.4.2. Tekening(en) of foto('s) waarop de plaats van de samenstellende delen binnen het 180°-gezichtsveld naar voren is aangegeven:

9.5. Voorruit en andere ruiten

9.5.1. Voorruit

9.5.1.1. Gebruikte materialen:

9.5.1.2. Montage:

9.5.1.3. Hellingshoek:

9.5.1.4. EG-typegoedkeuringsnummer(s):

ð 9.5.1.5. Accessoires van de voorruit en de positie waarin deze zijn gemonteerd, met een korte beschrijving van de elektrische/elektronische onderdelen : ï

9.5.2. Andere ruiten

9.5.2.1. Gebruikte materialen::

9.5.2.2. EG-typegoedkeuringsnummer(s):

9.5.2.3. Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen van het portierraammechanisme:

9.5.3. Beglazing voor schuif- of liftdak

9.5.3.1. Gebruikte materialen:

9.5.3.2. EG-typegoedkeuringsnummer(s):

9.5.4. Andere beglazing

9.5.4.1. Gebruikte materialen:

9.5.4.2. EG-typegoedkeuringsnummer(s):

9.6. Ruitenwisser(s)

9.6.1. Gedetailleerde technische beschrijving (met foto's of tekeningen):

9.7. Ruitensproeier

9.7.1. Gedetailleerde technische beschrijving (met foto's of tekeningen) of, indien goedgekeurd als technische eenheid, EG-typegoedkeuringsnummer:

9.8. Ontdooiing en ontwaseming

9.8.1. Gedetailleerde technische beschrijving (met foto's of tekeningen):

9.8.2. Maximumelektriciteitsverbruik: kW

9.9. Achteruitkijkspiegels (gegevens voor elke spiegel verstrekken)

9.9.1. Merk:

9.9.2. EG-typegoedkeuringsmerk:

9.9.3. Variant:

9.9.4. Tekening(en) waarop de plaats van de achteruitkijkspiegels ten opzichte van de voertuigcarrosserie is aangegeven:

9.9.5. Gegevens over de bevestigingswijze, met inbegrip van dat deel van de voertuigcarrosserie waarop de spiegel is bevestigd:

9.9.6. Accessoires die van invloed kunnen zijn op het gezichtsveld naar achteren:

9.9.7. Korte beschrijving van de eventuele elektronische onderdelen van het stelsysteem:

9.10. Binneninrichting

9.10.1. Binnenbescherming voor de inzittenden (Richtlijn 74/60/EEG van de Raad (PB L 38 van 11.2.1974, blz.

2))

9.10.1.1. Overzichtstekening of foto's waarop de plaats van de uitstekende delen is aangegeven:

9.10.1.2. Foto of tekening waarop de referentielijn met het uitgezonderde gebied is aangegeven (bijlage I, punt 2.3.1, van Richtlijn 74/60/EEG):

9.10.1.3. Foto's, tekeningen en/of een opengewerkte tekening van de binneninrichting die een overzicht geven van de delen van het interieur en de gebruikte materialen - met uitzondering van binnenachteruitkijkspiegels -, de plaats van de bedieningsorganen, het dak en het rol- of schuifdak, de rugleuning, de zitplaatsen en de achterzijde van de zitplaatsen (bijlage I, punt 3.2, van Richtlijn 74/60/EEG):

9.10.2. Plaatsing en identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters

9.10.2.1. Foto's en/of tekeningen van de plaatsing van symbolen en bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters:

9.10.2.2. Foto's en/of tekeningen van de identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters en, indien van toepassing, van de in Richtlijn 78/316/EEG van de Raad (PB L 81 van 28.3.1978, blz.

3) vermelde voertuigonderdelen:

9.10.2.3. Overzichtstabel Het voertuigtype is uitgerust met de volgende bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters overeenkomstig de bijlagen II en III bij Richtlijn 78/316/EEG:


Bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters waarvoor bij montage identificatie verplicht is, en de daarvoor te gebruiken symbolen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters waarvoor eventueel aangebrachte identificatie facultatief is, en de voor eventuele identificatie te gebruiken symbolen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


9.10.3. Zitplaatsen

9.10.3.1. Aantal:

9.10.3.2. Plaats en opstelling:

9.10.3.2.1. Aantal zitplaatsen:

9.10.3.2.2. Zitplaats(en) die uitsluitend is (zijn) bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig

9.10.3.3. Massa:

9.10.3.4. Kenmerken: voor zitplaatsen zonder EG-typegoedkeuring als onderdeel, beschrijving en tekeningen van:

9.10.3.4.1. de zitplaatsen en hun bevestigingspunten:

9.10.3.4.2. het verstelsysteem:

9.10.3.4.3. de wegklap- en vergrendelingssystemen:

9.10.3.4.4. de bevestigingspunten voor de veiligheidsgordels, indien aanwezig op de zitplaats:

9.10.3.4.5. de als bevestigingspunt gebruikte delen van het voertuig:

9.10.3.5. Coördinaten of tekening van het punt R (x)

9.10.3.5.1. Bestuurderszitplaats:

9.10.3.5.2. Alle overige zitplaatsen:

9.10.3.6. Ontwerp-torsohoek van de rugleuning

9.10.3.6.1. Bestuurderszitplaats:

9.10.3.6.2. Alle overige zitplaatsen:

9.10.3.7. Bereik van het verstelsysteem

9.10.3.7.1. Bestuurderszitplaats:

9.10.3.7.2. Alle overige zitplaatsen:

9.10.4. Hoofdsteunen

9.10.4.1. Type hoofdsteunen: geïntegreerd/afneembaar/los (1)

9.10.4.2. Eventueel EG-typegoedkeuringsnummer:

9.10.4.3. Voor nog goed te keuren hoofdsteunen

9.10.4.3.1. Een uitvoerige beschrijving van de hoofdsteun, waarbij wordt aangegeven de aard van het bekledingsmateriaal (de bekledingsmaterialen) en, voorzover van toepassing, de plaats en specificaties van de steunen en de verankering voor het (de) type(s) zitplaats waarvoor goedkeuring wordt aangevraagd:

9.10.4.3.2. In het geval van een 'afzonderlijke' hoofdsteun

9.10.4.3.2.1. Een uitvoerige beschrijving van het deel van de constructie waarop de hoofdsteun wordt gemonteerd:

9.10.4.3.2.2. Tekeningen met vermelding van de afmetingen van de karakteristieke delen van de constructie en de hoofdsteun:

9.10.5. Verwarming van het interieur

9.10.5.1. Een korte beschrijving van het voertuigtype voor wat betreft de interieurverwarming indien daarbij gebruik wordt gemaakt van de warmte van de koelvloeistof van de motor:

9.10.5.2. Een gedetailleerde beschrijving van het voertuigtype wat betreft de interieurverwarming indien daarbij gebruik wordt gemaakt van de koellucht of de uitlaatgassen van de motor, met inbegrip van:

9.10.5.2.1. een tekening van het verwarmingssysteem met aanduiding van de plaats daarvan in het voertuig:

9.10.5.2.2. een schema van de warmtewisselaar bij verwarmingssystemen die voor de verwarming gebruikmaken van de uitlaatgassen, of van de delen waar de warmtewisseling plaatsvindt (bij verwarmingssystemen die voor de verwarming gebruikmaken van de koellucht van de motor):

9.10.5.2.3. een doorsnede van de warmtewisselaar of van de delen waar de warmtewisseling plaatsvindt, met aanduiding van de wanddikte, de gebruikte materialen en de oppervlakte-eigenschappen:

9.10.5.2.4. Specificaties van andere belangrijke onderdelen van het verwarmingssysteem, bijvoorbeeld de kachelventilator, voor wat betreft de wijze van constructie en technische gegevens:

9.10.5.3. Maximumelektriciteitsverbruik: kW

9.10.6. Onderdelen die van invloed zijn op het gedrag van de stuurinrichting bij botsingen (Richtlijn 74/297/EEG van de Raad (PB L 165 van 20.6.1974, blz. 16))

9.10.6.1. Een gedetailleerde beschrijving, met foto('s) en/of tekening(en), van de constructie, de afmetingen, de lijnen en de samenstellende materialen van dat gedeelte van het voertuig dat zich vóór het besturingsorgaan bevindt, met inbegrip van onderdelen die zijn ontworpen om mede energie te absorberen bij een stoot tegen het stuurorgaan:

9.10.6.2. Foto('s) en/of tekening(en) van andere dan de in punt 9.10.6.1 beschreven voertuigonderdelen die volgens opgave van de fabrikant in overleg met de technische dienst mede het gedrag van de stuurinrichting bij botsingen bepalen:

9.10.7. Brandgedrag van de voor de binneninrichting van bepaalde categorieën motorvoertuigen gebruikte materialen (Richtlijn 95/28/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 281 van 23.11.1995, blz.

1))

9.10.7.1. Voor de binnenbekleding van het dak gebruikte materialen:

9.10.7.1.1. Eventueel EG-typegoedkeuringsnummer van het type onderdeel (de types onderdelen):

9.10.7.1.2. Voor niet-goedgekeurde materialen

9.10.7.1.2.1. Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ...... /......

9.10.7.1.2.2. Samengesteld/enkelvoudig  i materiaal, aantal lagen  i:

9.10.7.1.2.3. Type bekleding  i:

9.10.7.1.2.4. Maximum/minimumdikte: ...... / ...... mm

9.10.7.2. Voor de achter- en zijwanden gebruikt(e) materiaal(materialen)

9.10.7.2.1. Eventueel EG-typegoedkeuringsnummer van het type onderdeel (de types onderdelen):

9.10.7.2.2. Voor niet-goedgekeurde materialen

9.10.7.2.2.1. Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ...... / ......

9.10.7.2.2.2. Samengesteld/enkelvoudig  i materiaal, aantal lagen  i:

9.10.7.2.2.3. Type bekleding  i:

9.10.7.2.2.4. Maximum/minimumdikte: ...../..... mm

9.10.7.3. Voor de vloer gebruikt(e) materiaal (materialen)

9.10.7.3.1. Eventueel EG-typegoedkeuringsnummer van het type onderdeel (de types onderdelen):

9.10.7.3.2. Voor niet-goedgekeurde materialen

9.10.7.3.2.1. Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ...... / ......

9.10.7.3.2.2. Samengesteld/enkelvoudig  i materiaal, aantal lagen  i:

9.10.7.3.2.3. Type bekleding  i:

9.10.7.3.2.4. Maximum-/minimumdikte: ......./...... mm

9.10.7.4. Voor de stoffering van de zitplaatsen gebruikt(e) materiaal (materialen)

9.10.7.4.1. Eventueel EG-typegoedkeuringsnummer van het type onderdeel (de types onderdelen):

9.10.7.4.2. Voor niet-goedgekeurde materialen

9.10.7.4.2.1. Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ...... / ......

9.10.7.4.2.2. Samengesteld/enkelvoudig  i materiaal, aantal lagen  i:

9.10.7.4.2.3. Type bekleding  i:

9.10.7.4.2.4. Maximum/minimumdikte: ...... / ...... mm

9.10.7.5. Voor de verwarmings- en ventilatieleidingen gebruikt(e) materiaal (materialen)

9.10.7.5.1. Eventueel EG-typegoedkeuringsnummer van het type onderdeel (de types onderdelen):

9.10.7.5.2. Voor niet-goedgekeurde materialen

9.10.7.5.2.1. Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ..../...

9.10.7.5.2.2. Samengesteld/enkelvoudig  i materiaal, aantal lagen  i:

9.10.7.5.2.3. Type bekleding (1)

9.10.7.5.2.4. Maximum-/minimumdikte: ........ / .......mm

9.10.7.6. Voor bagagerekken gebruikt(e) materiaal (materialen)

9.10.7.6.1. Eventueel EG-typegoedkeuringsnummer van het type onderdeel (de types onderdelen):

9.10.7.6.2. Voor niet-goedgekeurde materialen

9.10.7.6.2.1. Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ...... / ......

9.10.7.6.2.2. Samengesteld/enkelvoudig  i materiaal, aantal lagen  i:

9.10.7.6.2.3. Type bekleding  i:

9.10.7.6.2.4. Maximum/minimumdikte: ...... / ...... mm

9.10.7.7. Voor andere doeleinden gebruikt(e) materiaal (materialen)

9.10.7.7.1. Gebruiksbestemmingen:

9.10.7.7.2. Eventueel EG-typegoedkeuringsnummer van het type onderdeel (de types onderdelen):

9.10.7.7.3. Voor niet-goedgekeurde materialen

9.10.7.7.3.1. Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ...... / ......

9.10.7.7.3.2. Samengesteld/enkelvoudig  i materiaal, aantal lagen  i:

9.10.7.7.3.3. Type bekleding  i:

9.10.7.7.3.4. Maximum-/minimumdikte: .... / .... mm

9.10.7.8. Onderdelen die zijn goedgekeurd als Ö complete Õ inrichtingen (zitplaatsen, scheidingswanden, bagagerekken enz.)

9.10.7.8.1. EG-typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen):

9.10.7.8.2. Voor Ö complete Õ inrichtingen: zitplaats, scheidingswand, bagagerek enz (1)

9.11. Naar buiten uitstekende delen (Richtlijn 74/483/EEG van de Raad (PB L 266 van 2.10.1974, blz.

4) en Richtlijn 92/114/EEG van de Raad (PB L 409 van 31.12.1992, blz. 17))

9.11.1. Algemeen overzicht (tekening of foto's) met aanduiding van de plaats van de uitstekende delen:

9.11.2. Tekeningen en/of foto's van bijvoorbeeld de deur- en raamstijlen, luchtinlaatroosters, radiateurgrille, ruitenwissers, regenlijsten, handgrepen, rails, kleppen, scharnieren en sloten van deuren, haken, trekogen, sierstrippen, badges, emblemen en uitsparingen en andere naar buiten uitstekende delen en delen van het buitenoppervlak die als kritisch kunnen worden beschouwd (bijvoorbeeld verlichtingsinstallatie). Indien de in de vorige zin genoemde delen niet kritisch zijn, kunnen zij voor documentatiedoeleinden worden vervangen door foto's met, indien noodzakelijk, vermelding van de afmetingen en/of begeleidende tekst:

9.11.3. Tekeningen van delen van het buitenoppervlak overeenkomstig bijlage I, punt 6.9.1, van Richtlijn 74/483/EEG:

9.11.4. Tekening van de bumpers:

9.11.5. Tekening van de vloerlijn:

9.12. Veiligheidsgordels en/of andere bevestigingssystemen

9.12.1. Aantal en plaats van de veiligheidsgordels en bevestigingssystemen en van de zitplaatsen waarop deze gordels en systemen mogen worden aangebracht:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

9.12.2. Aard en plaats van aanvullende bevestigingssystemen (geef aan ja/nee/optioneel):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

9.12.3. Aantal en plaats van de bevestigingspunten voor veiligheidsgordels en bewijs van overeenstemming met Richtlijn 76/115/EEG van de Raad (PB L 24 van 30.1.1976, blz.

6) (d.w.z. het EG-typegoedkeuringsnummer of het keuringsrapport):

9.12.4. Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen:

9.13. Bevestigingspunten veiligheidsgordels

9.13.1. Foto's en/of tekeningen van de carrosserie waaruit de plaats en de afmetingen van de reële en de effectieve bevestigingspunten blijken, inclusief de punten R:

9.13.2. Tekeningen van de bevestigingspunten voor de veiligheidsgordels en de delen van de voertuigconstructie waarop deze zijn aangebracht (met opgave van de materialen):

9.13.3. Aanduiding van de types (**) veiligheidsgordels die op de bevestigingspunten van het voertuig mogen worden aangebracht:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

9.13.4. Beschrijving van een bijzonder type veiligheidsgordel dat is vereist voor een bevestigingspunt dat zich in de rugleuning van de zitplaats bevindt of waarin een energiedissiperende voorziening is opgenomen:

9.14. Plaats voor het aanbrengen van de achterste kentekenplaat (vermeld in voorkomend geval het bereik; er kan eventueel gebruik worden gemaakt van tekeningen)

9.14.1. Hoogte boven het wegdek, bovenrand:

9.14.2. Hoogte boven het wegdek, onderrand:

9.14.3. Afstand van de middellijn tot het middenlangsvlak van het voertuig:

9.14.4. Afstand tot de linkerrand van het voertuig:

9.14.5. Afmetingen (lengte x breedte):

9.14.6. Helling van het vlak ten opzichte van de verticaal:

9.14.7. Zichtbaarheidshoek in het horizontale vlak:

9.15. Beschermingsinrichtingen aan de achterzijde tegen klemrijden (Richtlijn 70/221/EEG)

9.15.0. Aanwezigheid: ja/nee/ Ö incompleet Õ (1)

9.15.1. Tekening van de voertuigdelen die van belang zijn voor de beschermingsinrichtingen aan de achterzijde tegen klemrijden, dat wil zeggen tekening van het voertuig en/of chassis met de plaats en montage van de breedste achterste as, tekening van de bevestigingsmiddelen en/of hulpstukken van de beschermingsinrichting aan de achterzijde tegen klemrijden. Indien de beschermingsinrichting tegen klemrijden geen afzonderlijke inrichting is, moet uit de tekening duidelijk blijken dat de afmetingen aan de voorschriften voldoen:

9.15.2. Volledige beschrijving en/of tekening van de beschermingsinrichting aan de achterzijde tegen klemrijden (met bevestigingsmiddelen en hulpstukken), indien het een afzonderlijke inrichting is of, indien deze goedgekeurd is als technische eenheid, het EG-typegoedkeuringsnummer:

9.16. Wielafschermingen (Richtlijn 78/549/EEG van de Raad (PB L 168 van 26.6.1978, blz. 45))

9.16.1. Korte beschrijving van het voertuig wat betreft de wielafschermingen:

9.16.2. Gedetailleerde tekeningen van de wielafschermingen en de plaats daarvan op het voertuig met aanduiding van de afmetingen zoals aangegeven in figuur 1 van bijlage I bij Richtlijn 78/549/EEG en rekening houdend met de uiterste waarden van de band/wielcombinaties:

9.17. Voorgeschreven platen (Richtlijn 76/114/EEG van de Raad (PB L 24 van 30.1.1976, blz.

1))

9.17.1. Foto's en/of tekeningen van de plaats van de voorgeschreven platen en opschriften en van het voertuigidentificatienummer:

9.17.2. Foto's en/of tekeningen van het officiële gedeelte van de platen en opschriften (ingevuld voorbeeld met afmetingen):

9.17.3. Foto's en/of tekeningen van het voertuigidentificatienummer (ingevuld voorbeeld met afmetingen):

9.17.4. Door de fabrikant opgestelde verklaring van overeenstemming met de voorschriften van bijlage Ö II Õ , punt 1.1.1, van Richtlijn 76/114/EEG

9.17.4.1. De betekenis van tekens van de tweede groep en, indien van toepassing, van de derde groep die gebruikt zijn om aan de voorschriften van punt 5.3 van ISO-norm 3779:1983 te voldoen, moet worden verklaard:

9.17.4.2. Indien er tekens van de tweede groep gebruikt zijn om aan de voorschriften van punt 5.4 van ISO-norm 3779:1983 te voldoen, moeten deze tekens worden vermeld:

9.18. Ontstoring

9.18.1. Beschrijving en tekeningen of foto's van de vormen en samenstellende materialen van het gedeelte van de carrosserie bestaande uit de motorruimte en het aangrenzende gedeelte van het interieur:

9.18.2. Tekeningen of foto's van de plaats van de metalen onderdelen die zich in de motorruimte bevinden (verwarmingsapparaten, reservewiel, luchtfilter, stuurinrichting enz.):

9.18.3. Tabel en tekening van de ontstoringsinrichting:

9.18.4. Opgave van de nominale waarde van de gelijkstroomweerstanden en, voor weerstandskabels voor de ontsteking, van de nominale weerstand per meter:

9.19. Zijdelingse bescherming (Richtlijn 89/297/EEG van de Raad (PB L 124 van 5.5.1989, blz.

1))

9.19.0. Aanwezigheid: ja/nee/ Ö incompleet Õ (1)

9.19.1. Tekening van de voertuigdelen die van belang zijn voor de zijdelingse bescherming, dat wil zeggen tekening van het voertuig en/of chassis met de plaats en ophanging van de as(sen), tekening van de bevestigingsmiddelen en/of montagehulpstukken van de zijdelingse beschermingsinrichtingen. Indien de zijdelingse bescherming tot stand wordt gebracht zonder (een) zijdelingse beschermingsinrichting(en), moet de tekening duidelijk aangeven dat aan de afmetingsvoorschriften is voldaan:

9.19.2. Bij (een) zijdelingse beschermingsinrichting(en), een volledige beschrijving en/of tekening van (een) dergelijke inrichting(en) (inclusief montage- en bevestigingsmiddelen), of het EG-typegoedkeuringsnummer van de onderdelen ervan:

9.20. Opspatafschermingssysteem (Richtlijn 91/226/EEG van de Raad (PB L 103 van 23.4.1991, blz.

5))

9.20.0. Aanwezigheid: ja/nee/ Ö incompleet Õ (1)

9.20.1. Korte beschrijving van het voertuig met betrekking tot het opspatafschermingssysteem en de samenstellende delen:

9.20.2. Gedetailleerde tekeningen van het opspatafschermingssysteem en de plaats daarvan op het voertuig met vermelding van de afmetingen zoals aangegeven in de figuren van bijlage III bij Richtlijn 91/226/EEG en rekening houdend met de uiterste waarden van de band/wielcombinaties:

9.20.3. Eventueel EG-typegoedkeuringsnummer van het opspatafschermingssysteem (de opspatafschermingssystemen):

9.21. Weerstand tegen zijdelingse botsing (Richtlijn 96/27/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 169 van 8.7.1996, blz.

1))

9.21.1. Een gedetailleerde beschrijving met foto's en/of tekeningen van het voertuigtype voor wat betreft de structuur, de afmetingen, het ontwerp en de materialen waaruit het bestaat, de zijwanden van de passagierskooi (buiten- en binnenkant), met in voorkomend geval nadere gegevens Ö over Õ het beschermingssysteem:

9.22. Bescherming aan de voorzijde tegen klemrijden

9.22.1. Tekeningen van de voertuigonderdelen die verband houden met de bescherming aan de voorzijde tegen klemrijden, d.w.z. een tekening van het voertuig en/of chassis met de plaats en bevestiging van de breedste vooras, tekening van de montagewijze en/of bevestiging van de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden. Indien de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden geen afzonderlijke inrichting is, moet duidelijk uit de tekening naar voren komen dat aan de voorgeschreven afmetingen is voldaan:

9.22.2. In geval van een afzonderlijke inrichting, een volledige beschrijving en/of tekening van de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden (inclusief montagestukken en bevestigingsmiddelen), of, indien goedgekeurd als technische eenheid, het EG-typegoedkeuringsnummer:

10. VERLICHTINGS- EN LICHTSIGNAALINRICHTINGEN

10.1. Tabel van alle inrichtingen (nummer, merk, type, EG-typegoedkeuringsmerk, Ö maximumsterkte Õ van de grootlichtbundels, kleur van de lichten, verklikker):

10.2. Tekening van de plaats van de verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen:

10.3. Verstrek de volgende gegevens (schriftelijk en/of aan de hand van een schema) voor alle in Richtlijn 76/756/EEG van de Raad (PB L 262 van 27.9.1976, blz.

1) vermelde lichten en retroflectoren

10.3.1. Tekening met aanduiding van de grootte van het lichtdoorlatende gedeelte:

10.3.2. Methode voor de bepaling van het zichtbaar vlak (punt 2.10 van de in bijlage II, punt 1, van Richtlijn 76/756/EEG genoemde documenten):

10.3.3. Referentieas en referentiepunt:

10.3.4. Werkwijze van camoufleerbare lichten:

10.3.5. Eventuele specifieke montage- en bedradingsvoorschriften:

10.4. Dimlichten: normale richting zoals bedoeld in punt 6.2.6.1 van de in bijlage II, punt 1, van Richtlijn 76/756/EEG bedoelde documenten

10.4.1. Waarde van de begininstelling:

10.4.2. Plaats van de aanduiding:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.5. Korte beschrijving van de eventuele andere elektrische/elektronische onderdelen dan lampen:

11. VERBINDINGEN TUSSEN TREKKER EN AANHANGWAGEN OF OPLEGGER

11.1. Klasse en type van de gemonteerde of te monteren koppelinrichting(en):

11.2. Kenmerken D, U, S en V van de gemonteerde koppelinrichting(en) of minimumkenmerken D, U, S en V van de te monteren koppelinrichting(en): ...... daN

11.3. Door de fabrikant gegeven instructies voor de bevestiging van het type koppeling van het voertuig en foto's of tekeningen van de bevestigingspunten op het voertuig; aanvullende gegevens, indien het type koppeling slechts voor bepaalde varianten of uitvoeringen van het type voertuig wordt gebruikt:

11.4. Gegevens over de montage van speciale trekinrichtingen of montageplaten:

11.5. EG-typegoedkeuringsnummer(s):

12. DIVERSEN

12.1. Geluidssignaalinrichting(en)

12.1.1. Plaats, wijze van bevestiging, plaatsing en richting van de inrichting(en), met afmetingen:

12.1.2. Aantal inrichtingen:

12.1.3. EG-typegoedkeuringsnummer(s):

12.1.4. Schema van het elektrisch/pneumatisch  i circuit:

12.1.5. Nominale spanning of druk:

12.1.6. Tekening van het montagesysteem:

12.2. Inrichtingen ter beveiliging tegen ongeoorloofd gebruik van het voertuig

12.2.1. Beveiligingsinrichting

12.2.1.1. Gedetailleerde beschrijving van het voertuigtype wat betreft de opstelling en het ontwerp van het bedieningsorgaan of van de eenheid waarop de beveilingsinrichting werkt:

12.2.1.2. Tekeningen van de beveilingsinrichting en van de montage ervan op het voertuig:

12.2.1.3. Technische beschrijving van de inrichting:

12.2.1.4. Gegevens van de gebruikte vergrendelingscombinaties:

12.2.1.5. Voertuigimmobilisatiesysteem

12.2.1.5.1. Eventueel EG-typegoedkeuringsnummer:

12.2.1.5.2. Voor nog niet goedgekeurde immobilisatiesystemen

12.2.1.5.2.1. Gedetailleerde technische beschrijving van het voertuigimmobilisatiesysteem en van de maatregelen tegen onbedoelde activering:

12.2.1.5.2.2. Het systeem (de systemen) waarop het immobilisatiesysteem aangrijpt:

12.2.1.5.2.3. Aantal gebruikte wisselcombinaties, indien van toepassing:

12.2.2. Alarmsysteem (indien aanwezig)

12.2.2.1. Eventueel EG-typegoedkeuringsnummer:

12.2.2.2. Voor nog niet goedgekeurde alarmsystemen

12.2.2.2.1. Gedetailleerde beschrijving van het alarmsysteem en van de delen van het voertuig die verband houden met het gemonteerde alarmsysteem:

12.2.2.2.2. Lijst van de voornaamste onderdelen van het alarmsysteem:

12.2.3. Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen:

12.3. Trekinrichting(en)

12.3.1. Voor: haak/oog/andere (1)

12.3.2. Achter: haak/oog/andere/geen (1)

12.3.3. Tekening of foto van het chassis/gedeelte van de voertuigcarrosserie met aanduiding van de plaats, constructie en montage van de trekinrichting(en):

12.4. Gegevens Ö over Õ eventuele niet met de motor verbonden inrichtingen die zijn ontworpen om het brandstofverbruik te beïnvloeden (voorzover niet elders vermeld):

12.5. Gegevens Ö over Õ eventuele niet met de motor verbonden geluiddempingsinrichtingen (voorzover niet elders vermeld):

12.6. Snelheidsbegrenzers (Richtlijn 92/24/EEG van de Raad (PB L 129 van 14.5.1991, blz. 154))

12.6.1. Fabrikant(en):

12.6.2. Type(s):

12.6.3. Eventueel EG-typegoedkeuringsnummer:

12.6.4. Snelheid of reeks van snelheden waarop de snelheidsbegrenzer kan worden ingesteld: .... km/h

è6 13. Ö BIJZONDERE Õ BEPALINGEN VOOR VOERTUIGEN BESTEMD VOOR HET VERVOER VAN PASSAGIERS, MET MEER DAN ACHT ZITPLAATSEN, DIE VAN DE BESTUURDER NIET MEEGEREKEND ç

è6 13.1. Voertuigklasse (klasse I, klasse II, klasse III, klasse A, klasse B): ç

è6 13.1.1 EG-typegoedkeuringsnummer van de carrosserie, goedgekeurd als ç technische eenheid:

è6 13.1.2. Chassistypes waarop de carrosserie met EG-typegoedkeuring kan worden ç geïnstalleerd (fabrikant(en) en types Ö incomplete Õ Ö voertuigen Õ ):

è6 13.2. Oppervlak bestemd voor passagiers (m ) ç

è6 13.2.1. Totaal (S0): ç

è6 13.2.2. Bovendek (S0a)  i: ç

è6 13.2.3. Benedendek (S0b)  i: ç

è6 13.2.4. Voor staanplaatsen (S1): ç

è6 13.3. Aantal passagiers ( Ö zit- en staanplaatsen Õ ) ç

è6 13.3.1. Totaal (N): ç

è6 13.3.2. Bovendek (Na)  i: ç

è6 13.3.3. Benedendek (Nb)  i: ç

è6 13.4. Aantal passagierszitplaatsen ç

è6 13.4.1. Totaal (A): ç

è6 13.4.2. Bovendek (Aa)  i: ç

è6 13.4.3. Benedendek (Ab)  i: ç

è6 13.5. Aantal bedrijfsdeuren: ç

è6 13.6. Aantal nooduitgangen (deuren, ramen, noodluiken, verbindingstrap en halve ç trap):

è6 13.6.1. Totaal: ç

è6 13.6.2. Bovendek  i: ç

è6 13.6.3. Benedendek  i: ç

è6 13.7. Inhoud van de bagageruimte (m³): ç

è6 13.8. Oppervlak voor bagage op het dak (m ): ç

è6 13.9. Technische voorzieningen ter vergemakkelijking van de toegang tot voertuigen ç (bv. oprijplaat, hefplatform en knielsysteem), indien aanwezig:

è6 13.10. Sterkte van de bovenbouw ç

è6 13.10.1. Eventueel EG-typegoedkeuringsnummer: ç

è6 13.10.2. Voor een nog niet goedgekeurde bovenbouw: ç

è6 13.10.2.1. Gedetailleerde beschrijving van de bovenbouw van het voertuigtype met ç inbegrip van afmetingen, configuratie en samenstellende materialen en de bevestiging daarvan aan een chassis:

è6 13.10.2.2. Tekeningen van het voertuig en van die delen van de binneninrichting die van ç invloed zijn op de sterkte van de bovenbouw of op de restruimte:

è6 13.10.2.3. Plaats van het zwaartepunt van het voertuig in rijklare toestand in de langs-, ç dwars- en verticale richting:

è6 13.10.2.4. Maximumafstand tussen de hartlijnen van de buitenste passagierszitplaatsen: ç

è6 13.11. Punten van Ö Richtlijn [..../.../EG] Õ waaraan deze technische eenheid Ö aantoonbaar Õ moet voldoen : ç

14. Ö BIJZONDERE Õ BEPALINGEN VOOR VOERTUIGEN BESTEMD VOOR HET VERVOER VAN GEVAARLIJKE GOEDEREN (Richtlijn 98/91/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 11 van 16.1.1999, blz. 25))

14.1. Elektrische uitrusting volgens Richtlijn 94/55/EG van de Raad (PB L 319 van 12.12.1994, blz.

7)

14.1.1. Bescherming tegen de oververhitting van geleiders:

14.1.2. Type vermogensschakelaar:

14.1.3. Type en werking van de accuhoofdschakelaar:

14.1.4. Beschrijving en plaats van de veiligheidsdrempel van de tachograaf:

14.1.5. Beschrijving van de permanent onder stroom staande installaties. Vermeld de toegepaste Europese norm (EN)

14.1.6. Constructie en beveiliging van de elektrische installatie aan de achterkant van de stuurcabine:

14.2. Voorkoming van brandgevaar

14.2.1. Type niet gemakkelijk ontvlambaar materiaal in de stuurcabine:

14.2.2. Type hitteschild achter de stuurcabine (in voorkomend geval):

14.2.3. Plaats en warmte-isolatie van de motor:

14.2.4. Plaats en warmte-isolatie van het uitlaatsysteem:

14.2.5. Type en ontwerp van de warmte-isolatie van de continuremsystemen:

14.2.6. Type, ontwerp en plaats van de verwarmingstoestellen:

14.3. Eventuele bijzondere eisen betreffende de carrosserie volgens Richtlijn 94/55/EG

14.3.1. Beschrijving van de maatregelen tot inachtneming van de voorschriften voor voertuigen van de types EX/II en EX/III:

14.3.2. Voor voertuigen van het type EX/III, weerstand tegen hitte van buitenaf:


Toelichting

(*) Vul de laagste en hoogste waarde voor elke variant in.

(**) Zie bijlage III, punten 1.1.3 en 1.1.4, van Richtlijn 77/541/EEG van de Raad (PB L 220 van 29.8.1977, blz. 95) voor de te gebruiken symbolen en merktekens. Als het om veiligheidsgordels van type S gaat, geef dan de aard van het (de) type(s) aan.

(***) De informatie betreffende onderdelen behoeft hier niet te worden vermeld voorzover deze informatie in de desbetreffende installatiecertificaten is opgenomen.

(+) Voertuigen die zowel op benzine als op gasvormige brandstof kunnen rijden, maar waarbij het benzinesysteem alleen is aangebracht voor noodsituaties of voor het starten en waarvan de benzinetank niet meer dan 15 liter benzine kan bevatten, worden voor de test beschouwd als voertuigen die alleen op gasvormige brandstof kunnen rijden.

(+++) Alleen met het oog op de definitie van terreinvoertuigen.

(

) De waarde voor elke technische configuratie van het voertuigtype moet duidelijk zijn aangegeven.

Doorhalen wat niet van toepassing is (er zijn gevallen waarin meer dan een punt van toepassing is en niets hoeft te worden weggelaten).

Tolerantie aangeven.

(a) Voor ieder goedgekeurd onderdeel kan een beschrijving worden vervangen door een verwijzing naar de desbetreffende goedkeuring. Een beschrijving is evenmin vereist voor elk onderdeel waarvan de constructie duidelijk op de bijgevoegde schema's of tekeningen is weergegeven. Voor ieder punt waarvoor tekeningen of foto's moeten worden bijgevoegd, dienen de nummers van de bijbehorende bijgevoegde documenten te worden gegeven.

(b) Indien het middel tot identificatie van het type tekens bevat die niet relevant zijn voor de typebeschrijving van het voertuig, de technische eenheid of het onderdeel waarop dit inlichtingenformulier betrekking heeft, moeten die tekens op het formulier worden weergegeven door het symbool '?' (bijvoorbeeld ABC??123??).

(c) Ingedeeld aan de hand van de definities van bijlage II, deel A.

(d) Indien mogelijk aanduiding conform Euronormen, anders:

- materiaalbeschrijving,

- strekgrens,

- breukgrens,

- rek (in %),

- Brinell-hardheid.

(e) Indien de ene uitvoering een normale stuurcabine en de andere een slaapcabine heeft, moeten de massa's en afmetingen van beide uitvoeringen worden vermeld.

(f) ISO-norm 612:1978, Ö term Õ nr. 6.4.

(g) ISO-norm 612:1978, Ö term Õ nr. 6.19.2.

(h) ISO-norm 612:1978, Ö term Õ nr. 6.20.

(i) ISO-norm 612:1978, Ö term Õ nr. 6.5.

(j) ISO-norm 612:1978, Ö term Õ nr. 6.1 en voor voertuigen Ö die niet tot Õ categorie M1 Ö behoren Õ: Richtlijn 97/27/EG, bijlage I, punt 2.4.1.

(k) ISO-norm 612:1978, Ö term Õ nr. 6.2 en voor voertuigen Ö die niet tot Õ categorie M1 Ö behoren Õ: Richtlijn 97/27/EG, bijlage I, punt 2.4.2.

(l) ISO-norm 612:1978, Ö term Õ nr. 6.3 en voor voertuigen Ö die niet tot Õ categorie M1 Ö behoren Õ: Richtlijn 97/27/EG, bijlage I, punt 2.4.3.

(m) ISO-norm 612:1978, Ö term Õ nr. 6.6.

(n) ISO-norm 612:1978, Ö term Õ nr. 6.7.

(na) ISO-norm 612:1978, Ö term Õ nr. 6.10.

(nb) ISO-norm 612:1978, Ö term Õ nr. 6.11.

(nc) ISO-norm 612:1978, Ö term Õ nr. 6.9.

(nd) ISO-norm 612:1978, Ö term Õ nr. 6.18.1.

(o) De massa van de bestuurder en van een eventuele bijrijder wordt gesteld op 75 kg (verdeeld in 68 kg voor de persoon en 7 kg voor de bagage overeenkomstig ISO-norm 2416:1992), de brandstoftank wordt gevuld tot 90 % van de inhoud en de andere systemen waarin zich vloeistof bevindt (behalve die voor gebruikt water), tot 100 % van de inhoud volgens fabrieksopgave.

(p) De 'koppelingsoverhang' is de horizontale afstand tussen de koppeling bij middenasaanhangwagens en de hartlijn van de achteras(sen).

(q) Bij niet-conventionele motoren en systemen dienen door de fabrikant gegevens te worden verstrekt die gelijkwaardig zijn met de hier gevraagde gegevens.

(r) Dit cijfer moet worden afgerond op het naaste tiende gedeelte van een millimeter.

(s) De waarde wordt berekend met ( = 3,1416 en afgerond op de naaste cm³.

(t) Vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 80/1269/EEG.

(u) Vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 80/1268/EEG.

(v) Bij varianten dienen de gevraagde gegevens te worden verstrekt voor elk van deze varianten.

(w) Een tolerantie van 5% is toegestaan.

(x) Onder 'punt R' of 'referentiepunt van de zitplaats' wordt verstaan een op de tekeningen van de fabrikant voor elke zitplaats opgegeven punt, gelokaliseerd met betrekking tot het driedimensionale referentiesysteem, overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 77/649/EEG.

(y) Voor aanhangwagens of opleggers en voor voertuigen waaraan een aanhangwagen of oplegger gekoppeld is, die een aanzienlijke verticale belasting uitoefenen op de koppelinrichting of de koppelschotel, wordt deze belasting, gedeeld door de standaardversnelling van de zwaartekracht, bij de technisch toelaatbare maximummassa gerekend.

(z) Onder 'bediening voorin' wordt een configuratie verstaan waarin meer dan de helft van de lengte van de motor zich achter het voorste punt van de basis van de voorruit bevindt, en waarin de naaf van het stuurwiel zich in het voorste vierde deel van de lengte van het voertuig bevindt.

ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage II (aangepast)

ð nieuw

BIJLAGE II DEFINITIE VAN VOERTUIGCATEGORIEËN EN VOERTUIGTYPES

A. DEFINITIE VAN DE VOERTUIGCATEGORIE

De voertuigcategorieën worden gedefinieerd overeenkomstig onderstaande classificatie.

(Wanneer in de volgende definities de term 'maximummassa' wordt Ö gebruikt Õ , wordt hieronder verstaan de 'technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand' zoals aangegeven in bijlage I, punt 2.8.)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De carrosserietypes en de codes behorende bij voertuigen van categorie M zijn gedefinieerd in deel C, punt 1 (voertuigen van categorie M1) en punt 2 (voertuigen van de categorieën M2 en M3), en dienen te worden gebruikt voor het in dat deel aangegeven doel.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In het geval van een voor koppeling aan een oplegger of middenasaanhangwagen bestemde trekker is de voor indeling van het voertuig geldende massa de massa van de trekker in rijklare toestand, vermeerderd met de massa die overeenkomt met de maximale statische verticale belasting die op de trekker wordt overgebracht door de oplegger of de middenasaanhangwagen en, indien van toepassing, met de maximummassa van de eigen belasting van de trekker.

De carrosserietypes en de codes behorende bij voertuigen van categorie N zijn gedefinieerd in deel C, punt 3, en dienen te worden gebruikt voor het in dat deel aangegeven doel.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen is de voor indeling van de aanhangwagen of oplegger geldende maximummassa de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen van de oplegger of middenasaanhangwagen, wanneer die aan de trekker gekoppeld is en de maximumlast draagt.

De carrosserietypes en de codes behorende bij voertuigen van categorie O zijn gedefinieerd in deel C, punt 4, en dienen te worden gebruikt voor het in dat deel aangegeven doel.

4. Terreinvoertuigen (symbool G)

4.1. Elk voertuig van categorie N1 met een maximummassa van ten hoogste 2 ton en elk voertuig van categorie M1 wordt als terreinvoertuig beschouwd, indien het voorzien is van:

- ten minste één vooras en ten minste één achteras die ontworpen zijn om gelijktijdig te worden aangedreven, met inbegrip van voertuigen waarvan de aandrijving op een van de assen kan worden ontkoppeld;

- ten minste één differentieelblokkeringsmechanisme of ten minste één mechanisme waarmee een soortgelijk effect wordt Ö verkregen Õ, en indien met het voertuig een helling van 30 % kan worden overwonnen, berekend voor het voertuig afzonderlijk.

Voorts dient het voertuig aan ten minste vijf van de volgende zes eisen te voldoen:

- het moet een oploophoek hebben van ten minste 25°;

- het moet een afloophoek hebben van ten minste 20°;

- het moet een hellingshoek hebben van ten minste 20°;

- het moet onder de vooras een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 180 mm;

- het moet onder de achteras een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 180 mm;

- het moet tussen de assen een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 200 mm.

4.2. Elk voertuig van categorie N1 met een maximummassa van meer dan 2 ton of van de categorie N2, M2 of M3 met een maximummassa van ten hoogste 12 ton wordt als een terreinvoertuig beschouwd, indien het ofwel voorzien is van wielen die ontworpen zijn om gelijktijdig te worden aangedreven, met inbegrip van voertuigen waarvan de aandrijving op een van de assen kan worden ontkoppeld, ofwel aan de volgende drie eisen voldoet:

- het voertuig moet uitgerust zijn met ten minste één vooras en ten minste één achteras die ontworpen zijn om gelijktijdig te worden aangedreven, ook wanneer de aandrijving op een van de assen kan worden ontkoppeld;

- het voertuig moet uitgerust zijn met ten minste één differentieelblokkeringsmechanisme of met ten minste één mechanisme waarmee een soortgelijk effect wordt Ö verkregen Õ;

- het voertuig moet een helling kunnen overwinnen van 25 %, berekend voor het voertuig afzonderlijk.

4.3. Elk voertuig van categorie M3 met een maximummassa van meer dan 12 ton of van categorie N3 wordt als een terreinvoertuig beschouwd, indien het ofwel is uitgerust met wielen die zijn ontworpen om gelijktijdig te worden aangedreven, ook wanneer de aandrijving op één as kan worden ontkoppeld, ofwel aan de volgende eisen voldoet:

- minimaal de helft van het aantal wielen moet aangedreven zijn;

- het voertuig moet uitgerust zijn met ten minste één differentieelblokkeringsmechanisme of ten minste één mechanisme waarmee een soortgelijk effect wordt Ö verkregen Õ ;

- het voertuig moet een helling kunnen overwinnen van 25 %, berekend voor het voertuig afzonderlijk;

- het voertuig moet aan ten minste vier van de volgende zes eisen voldoen:

- het moet een oploophoek hebben van ten minste 25°,

- het moet een afloophoek hebben van ten minste 25°,

- het moet een hellingshoek hebben van ten minste 25°,

- het moet onder de vooras een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 250 mm,

- het moet tussen de assen een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 300 mm,

- het moet onder de achteras een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 250 mm.

4.4. Beladings- en controlevoorschriften

4.4.1. Voertuigen van categorie N1 met een maximummassa van ten hoogste 2 ton en van categorie M1 moeten gebruiksklaar zijn, dat wil zeggen met inbegrip van koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, gereedschap, reservewiel en bestuurder (zie voetnoot (o) in bijlage I).

4.4.2. Motorvoertuigen die niet vallen onder punt 4.4.1, moeten tot hun technisch toelaatbare maximummassa overeenkomstig fabrieksopgave zijn beladen.

4.4.3. Of een voertuig in staat is de vereiste hellingen (25 % en 30 %) te overwinnen, wordt alleen door middel van berekeningen gecontroleerd. In uitzonderlijke gevallen kan de keuringsdienst echter om terbeschikkingstelling van een voertuig van het desbetreffende type verzoeken teneinde een test onder reële omstandigheden uit te voeren.

4.4.4. Bij meting van de oploop-, afloop- en hellingshoek worden de beveiligingsvoorzieningen tegen klemrijden buiten beschouwing gelaten.

4.5. Definities en tekeningen van vrije hoogte boven de grond (Voor definities van oploop-, afloop- en hellingshoek wordt verwezen naar bijlage I, voetnoten (na), (nb) en (nc).)

4.5.1. Onder 'vrije hoogte boven de grond tussen de assen' wordt verstaan de kleinste afstand tussen het steunvlak en het laagste vaste punt van het voertuig. Meerassige wielstellen worden als één enkele as beschouwd.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


4.5.2. Onder 'vrije hoogte boven de grond onder een as' wordt verstaan de afstand bepaald door het hoogste punt van een cirkelboog die loopt door het midden van het draagvlak van de wielen van een as (bij uitvoeringen met dubbele banden de binnenwielen) en welk punt het laagste vaste deel van het voertuig tussen de wielen raakt.

Geen enkel stijf voertuigdeel mag uitsteken in het gearceerde segment op de tekening. De vrije hoogte boven de grond voor verschillende assen kan, overeenkomstig de hoogte van die assen, bijvoorbeeld worden aangegeven met 280/250/250.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


4.6. Gecombineerde aanduiding

Het symbool 'G' wordt gecombineerd met het symbool 'M' of 'N'. Een voertuig van categorie N1 dat geschikt is voor gebruik in het terrein, wordt bijvoorbeeld met N1G aangeduid.

5. Voertuig voor speciale doeleinden: een voertuig van categorie M, N of O voor het vervoer van passagiers of goederen en voor het verrichten van speciale diensten waarvoor een bijzondere carrosserie-uitvoering en/of uitrusting noodzakelijk is.

5.1. Kampeerwagen: onder 'kampeerwagen' wordt een voertuig van categorie M voor speciale doeleinden verstaan waarvan de constructie woonaccommodatie omvat die ten minste uit de volgende uitrusting bestaat:

- zitplaatsen en tafel,

- slaapaccommodatie die met behulp van de zitplaatsen kan worden gecreëerd,

- kookgelegenheid en

- opbergfaciliteiten.

Deze uitrusting moet vast in de woonafdeling bevestigd zijn; de tafel mag echter zodanig zijn ontworpen dat Ö zij Õ gemakkelijk kan worden verwijderd.

5.2. Gepantserde voertuigen: voertuigen bestemd voor de bescherming van te vervoeren passagiers en/of goederen die voldoen aan de voorschriften inzake kogelwerende bepantsering.

5.3. Ambulances: motorvoertuigen van categorie M die bestemd zijn voor het vervoer van zieken of gewonden en hiertoe een speciale uitrusting hebben.

5.4. Lijkwagens: motorvoertuigen van categorie M die bestemd zijn voor het vervoer van overledenen en hiertoe een speciale uitrusting hebben.

5.5. Caravans: zie ISO-norm 3833:1977, Ö term Õ nr. 3.2.1.3.

5.6. Mobiele kranen: voertuigen voor speciale doeleinden van categorie N3 die niet zijn uitgerust voor het vervoer van goederen, maar zijn voorzien van een kraan waarvan het hefmoment ten minste 400 kNm bedraagt.

5.7. Overige voertuigen voor speciale doeleinden, d.w.z. voertuigen zoals gedefinieerd in punt 5, die niet zijn genoemd in de punten 5.1 tot en met 5.6.

De codes behorende bij 'voertuigen voor speciale doeleinden' worden gedefinieerd in deel C, punt 5, en dienen te worden gebruikt voor het in dat deel aangegeven doel.

B. DEFINITIE VAN HET VOERTUIGTYPE

1. Met betrekking tot categorie M1

Een 'type' bestaat uit voertuigen die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

- de fabrikant;

- de typeaanduiding van de fabrikant;

- essentiële aspecten van de constructie en het ontwerp:

- chassis/bodemplaat (duidelijke en fundamentele verschillen),

- motor (verbranding/elektrisch/hybride).

Onder 'variant' van een type worden tot een type behorende voertuigen verstaan die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

- carrosserietype (bijvoorbeeld sedan, hatchback, coupé, cabriolet, stationwagen en MPV);

- motor:

- werkingsbeginsel (zoals in bijlage III, punt 3.2.1.1),

- aantal en opstelling van de cilinders,

- vermogensverschillen van meer dan 30 % (het hoogste vermogen is meer dan 1,3-maal het laagste vermogen),

- verschillen in cilinderinhoud van minder dan 20 % (de grootste cilinderinhoud is meer dan 1,2-maal de kleinste);

- aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen);

- gestuurde assen (aantal en plaats).

Onder 'uitvoering' van een variant worden voertuigen verstaan die bestaan uit een combinatie van punten in het informatiepakket overeenkomstig de voorschriften van bijlage VIII.

Er mogen geen meervoudige gegevens voor de volgende parameters binnen één uitvoering worden gecombineerd:

- technisch toelaatbare maximummassa;

- cilinderinhoud;

- nettomaximumvermogen;

- type versnellingsbak en aantal versnellingen;

- maximumaantal zitplaatsen zoals Ö gedefinieerd Õ in deel C.

2. Met betrekking tot de categorieën M2 en M3

Een 'type' bestaat uit voertuigen die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

- de fabrikant;

- de typeaanduiding van de fabrikant;

- categorie;

- essentiële aspecten van de constructie en het ontwerp:

- chassis / zelfdragende carrosserie, enkel-/dubbeldeks, geleed/ongeleed (duidelijke en fundamentele verschillen),

- aantal assen,

- motor (verbranding/elektrisch/hybride).

Onder 'variant' van een type worden tot een type behorende voertuigen verstaan die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

- klasse zoals gedefinieerd in Richtlijn ð 2001/85/EC ï betreffende bussen en toerbussen (alleen voor Ö complete Õ voertuigen);

- constructiestaat (bv. Ö compleet Õ / Ö incompleet Õ );

- motor:

- werkingsbeginsel (zoals in bijlage III, punt 3.2.1.1),

- aantal en opstelling van de cilinders,

- vermogensverschillen van meer dan 50 % (het hoogste vermogen is meer dan 1,5-maal het laagste vermogen),

- verschillen in cilinderinhoud van minder dan 50 % (de grootste cilinderinhoud is meer dan 1,5-maal de kleinste),

- plaats (voor, midden, achter);

- verschillen in de technisch toelaatbare maximummassa van meer dan 20 % (de grootste is meer dan 1,2-maal de kleinste);

- aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen);

- gestuurde assen (aantal en plaats).

Onder 'uitvoering' van een variant worden voertuigen verstaan die bestaan uit een combinatie van punten in het informatiepakket overeenkomstig de voorschriften van bijlage VIII.

3. Met betrekking tot de categorieën N1, N2 en N3

Een 'type' bestaat uit voertuigen die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

- de fabrikant;

- de typeaanduiding van de fabrikant;

- categorie;

- essentiële aspecten van de constructie en het ontwerp:

- chassis/bodemplaat (duidelijke en fundamentele verschillen),

- aantal assen;

- motor (verbranding/elektrisch/hybride).

Onder 'variant' van een type worden tot een type behorende voertuigen verstaan die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

- carrosserievorm (bv. platformwagen/kipwagen/tankwagen/trekker) (alleen voor Ö complete Õ voertuigen);

- constructiestaat (bv. Ö compleet Õ / Ö incompleet Õ );

- motor:

- werkingsbeginsel (zoals in bijlage III, punt 3.2.1.1),

- aantal en opstelling van de cilinders,

- vermogensverschillen van meer dan 50 % (het hoogste vermogen is meer dan 1,5-maal het laagste vermogen),

- verschillen in cilinderinhoud van minder dan 50 % (de grootste cilinderinhoud is meer dan 1,5-maal de kleinste);

- verschillen in de technisch toelaatbare maximummassa van meer dan 20 % (de grootste is meer dan 1,2-maal de kleinste);

- aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen);

- gestuurde assen (aantal en plaats).

Onder 'uitvoering' van een variant worden voertuigen verstaan die bestaan uit een combinatie van punten in het informatiepakket overeenkomstig de voorschriften van bijlage VIII.

4. Met betrekking tot de categorieën O1, O2, O3 en O4

Een 'type' bestaat uit voertuigen die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

- de fabrikant;

- de typeaanduiding van de fabrikant;

- categorie;

- essentiële aspecten van de constructie en het ontwerp:

- chassis/zelfdragende carrosserie (duidelijke en fundamentele verschillen),

- aantal assen,

- aanhangwagen/oplegger/middenasaanhangwagen,

- type remsysteem (bv. niet-beremd/inertie/bekrachtigd).

Onder 'variant' van een type worden tot een type behorende voertuigen verstaan die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

- constructiestaat (bv. Ö compleet Õ / Ö incompleet Õ );

- carrosserievorm (bv. caravans, platformwagens en tankwagens) (alleen voor Ö complete Õ /voltooide voertuigen);

- verschillen in technisch toelaatbare maximummassa van meer dan 20 % (de grootste maximummassa is meer dan 1,2-maal de kleinste);

- gestuurde assen (aantal en plaats).

Onder 'uitvoering' van een variant worden voertuigen verstaan die bestaan uit een combinatie van punten in het informatiepakket.

5. Voor alle categorieën

De volledige identificatie van een voertuig door middel van alleen maar de aanduidingen van het type, de variant en de uitvoering moet corresponderen met een enkele nauwkeurige definitie van alle technische kenmerken die nodig zijn voor het in verkeer brengen van het voertuig.

C. DEFINITIE VAN HET TYPE CARROSSERIE (Alleen voor Ö complete Õ /voltooide voertuigen)

Het type carrosserie in bijlage I, bijlage III, deel 1, punt 9.1, en bijlage IX, punt 37, wordt aangegeven met de volgende code:

1. Personenauto's (M1)

AA SedanISO-norm 3833:1977, Ö term Õ
nr. 3.1.1.1, maar met inbegrip van voertuigen met meer dan vier zijramen.

AB HatchbackSedan (AA) met een
derde/vijfde deur (klep) aan de achterzijde van het voertuig.

AC StationwagenISO-norm 3833:1977, Ö term Õ
nr. 3.1.1.4 (stationcar).

AD CoupéISO-norm 3833:1977, Ö term Õ
nr. 3.1.1.5.

AE CabrioletISO-norm 3833:1977, Ö term Õ
nr. 3.1.1.6.

AF MPVAndere motorvoertuigen dan die genoemd onder AA tot en met AE, bestemd voor het vervoer van personen en hun bagage of goederen, in een enkele
ruimte. Indien dergelijke voertuigen echter voldoen aan de volgende twee voorwaarden:

i) Het aantal zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, bedraagt niet meer dan zes.

Een 'zitplaats' wordt als aanwezig beschouwd indien het voertuig met 'toegankelijke' zitplaatsverankeringen is uitgerust.

Onder 'toegankelijke zitplaatsverankeringen' worden verstaan verankeringen die kunnen worden gebruikt. Om te voorkomen dat verankeringen 'toegankelijk' zijn, moet de fabrikant het gebruik ervan fysiek onmogelijk maken, door bijvoorbeeld de afdekplaten vast te lassen of door soortgelijke vaste bevestigingen aan te brengen die niet met behulp van gewoonlijk beschikbaar gereedschap kunnen worden verwijderd, en

ii) P - (M + N x 68) > N x 68

waarbij:

P = technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand in kg,

M = massa in rijklare toestand in kg,

N = aantal zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend,

dan wordt dit voertuig niet beschouwd als een voertuig van categorie M1.

2. Motorvoertuigen van categorie M2 of M3

Voertuigen van klasse I (zie Richtlijn ð 2001/85/EG ï betreffende bussen en toerbussen)

CA Enkeldeks

CB Dubbeldeks

CC Geleed enkeldeks

CD Geleed dubbeldeks

CE Enkeldeks met lage vloer

CF Dubbeldeks met lage vloer

CG Geleed enkeldeks met lage vloer

CH Geleed dubbeldeks met lage vloer

Voertuigen van klasse II (zie Richtlijn ð 2001/85/EG ï betreffende bussen en toerbussen)

CI Enkeldeks

CJ Dubbeldeks

CK Geleed enkeldeks

CL Geleed dubbeldeks

CM Enkeldeks met lage vloer

CN Dubbeldeks met lage vloer

CO Geleed enkeldeks met lage vloer

CP Geleed dubbeldeks met lage vloer

Voertuigen van klasse III (zie Richtlijn ð 2001/85/EG ï betreffende bussen en toerbussen)

CQ Enkeldeks

CR Dubbeldeks

CS Geleed enkeldeks

CT Geleed dubbeldeks

Voertuigen van klasse A (zie Richtlijn ð 2001/85/EG ï betreffende bussen en toerbussen)

CU Enkeldeks

CV Enkeldeks met lage vloer

Voertuigen van klasse B (zie Richtlijn ð 2001/85/EG ï betreffende bussen en toerbussen)

CW Enkeldeks

3. Motorvoertuigen van categorie N

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

- Indien echter een als BB geclassificeerd voertuig met een technisch toelaatbare maximummassa van niet meer dan 3500 kg:

- meer dan zes zitplaatsen heeft, die van de bestuurder niet meegerekend,

of

- aan beide hierna genoemde voorwaarden voldoet: i) het aantal zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, bedraagt niet meer dan zes en ii) P 2 (M + N × 68) „ N × 68,

dan wordt dit voertuig niet beschouwd als een voertuig van categorie N.

- Indien echter een voertuig dat geclassificeerd is als BA, BC of BD, of als BB met een technisch toelaatbare maximummassa van meer dan 3 500 kg, aan ten minste een van onderstaande voorwaarden voldoet: i) het aantal zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, bedraagt meer dan acht, of ii) P 2 (M + N × 68) „ N × 68,

dan wordt dit voertuig niet beschouwd als een voertuig van categorie N.

Zie punt 1 voor de definities van zitplaatsen, P, M en N.

4. Voertuigen van categorie O

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5. Voertuigen voor speciale doeleinden

SA Kampeerwagens (Zie deel A, punt 5.1)

SB Gepantserde voertuigen (Zie deel A, punt 5.2)

SC Ambulances (Zie deel A, punt 5.3)

SD Lijkwagens (Zie deel A, punt 5.4)

SE Caravans (Zie deel A, punt 5.5)

SF Mobiele kranen (Zie deel A, punt 5.6)

SG Overige voertuigen voor speciale doeleinden (Zie deel A, punt 5.7).

ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage III (aangepast)

è1 2001/85/EG, art. 4, punt 2

BIJLAGE III INLICHTINGENFORMULIER VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN

(Zie toelichting op de laatste bladzijde van bijlage I)

DEEL I

De onderstaande gegevens worden in voorkomend geval in drievoud verstrekt en gaan vergezeld van een lijst van de opgenomen elementen. Eventuele tekeningen moeten op een passende schaal met voldoende details in formaat A4 of tot op dat formaat gevouwen worden ingediend. Op eventuele foto's moeten voldoende details te zien zijn.

Indien de systemen, onderdelen en technische eenheden elektronisch gestuurde functies hebben, moeten gegevens over de prestaties worden verstrekt.

A: Voor de categorieën M en N

0. ALGEMENE GEGEVENS

0.1. Merk (firmanaam):

0.2. Type:

0.2.1. Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar):

0.3. Middel tot identificatie van het type, indien op het voertuig aangegeven(b):

0.3.1. Plaats van dat merkteken:

0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort(c):

0.4.1. Indeling(en) op basis van de gevaarlijke goederen die het voertuig moet vervoeren:

0.5. Naam en adres van de fabrikant:

0.8. Adres van de assemblagefabriek(en):

1. ALGEMENE BOUWWIJZE VAN HET VOERTUIG

1.1. Foto's en/of tekeningen van een representatief voertuig:

1.3. Aantal assen en aantal wielen:

1.3.2. Aantal en plaats van gestuurde assen:

1.3.3. Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen):

1.4. Chassis (indien aanwezig) (overzichtstekening):

1.6. Plaats en opstelling van de motor:

1.8. Kant van het stuur: rechts/links (1)

1.8.1. Het voertuig is uitgerust om te worden gebruikt in links-/rechtsrijdend verkeer (1)

2. MASSA'S EN AFMETINGEN (e) (in kg en mm)

(In voorkomend geval naar tekening verwijzen)

2.1. Wielbasis of -bases (bij volle belasting) (f):

2.3.1. Spoorwijdte op elke gestuurde as (i):

2.3.2. Spoorwijdte op alle andere assen (i):

2.4. Bereik van de afmetingen (buitenmaten) van het voertuig

2.4.2. Chassis met carrosserie

2.4.2.1. Lengte (j):

2.4.2.1.1 Lengte van de laadruimte:

2.4.2.2. Breedte (k):

2.4.2.2.1 Dikte van de wanden (bij voertuigen bestemd voor het vervoer van goederen bij een geregelde temperatuur):

2.4.2.3. Hoogte (in rijklare toestand) (l) (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven):

2.6. Massa van het voertuig in rijklare toestand met carrosserie en, in het geval van een trekker van een andere categorie dan M1, met koppelinrichting, indien gemonteerd door de fabrikant, of massa van het chassis of het chassis met cabine, zonder carrosserie en/of koppelinrichting indien niet gemonteerd door de fabrikant (met inbegrip van de massa van vloeistoffen, gereedschap, reservewiel, indien gemonteerd, en bestuurder en, voor bussen en toerbussen, een bijrijder voorzover er voor hem een zitplaats aanwezig is) (0) (maximum en minimum voor elke variant):

2.6.1. Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (maximum en minimum voor elke variant):

2.7. Minimummassa van het voltooide voertuig volgens fabrieksopgave in het geval van een Ö incompleet Õ voertuig.

2.8. Technisch toelaatbare maximummassa volgens fabrieksopgave (y) (*):

2.8.1. Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (*):

2.9. Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:

2.10 Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:

2.11. Technisch toelaatbare maximummassa die door het motorvoertuig getrokken mag worden in het geval van een:

2.11.1. Aanhangwagen:

2.11.2 Oplegger:

2.11.3. Middenasaanhangwagen:

2.11.4. Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie:

2.11.5. Het voertuig is wel/niet  i geschikt voor het trekken van lasten (zie bijlage II, punt 1.2, van Richtlijn 77/389/EEG)

2.11.6. Maximummassa van niet-beremde aanhangwagens:

2.12. Technisch toelaatbare maximale statistische verticale belasting/massa op het koppelingspunt:

2.12.1. van het motorvoertuig:

2.16. Beoogde maximaal toelaatbare massa bij registratie/in bedrijf (optioneel: wanneer deze waarden worden gegeven, moeten zij worden gecontroleerd overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV bij Richtlijn 97/27/EG):

2.16.1. Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

2.16.2. Beoogde maximaal toelaatbare massa van elke as bij registratie/in bedrijf en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de beoogde belasting van het koppelingspunt volgens fabrieksopgave indien deze lager is dan de technisch toelaatbare maximummassa op het koppelingspunt (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

2.16.3. Beoogde maximaal toelaatbare massa van elk asstel bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

2.16.4. Beoogde maximaal toelaatbare massa die kan worden getrokken, bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

2.16.5. Beoogde maximaal toelaatbare massa van de combinatie bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

3. MOTOR (q) (Bij voertuigen die zowel op benzine, diesel enz. als in combinatie met een andere brandstof kunnen rijden, moeten deze rubrieken worden herhaald (+).)

3.1. Fabrikant:

3.1.1. Motorcode van de fabrikant (zoals vermeld op de motor):

3.2. Verbrandingsmotor

3.2.1.1. Werkingsbeginsel: elektrische ontsteking/compressieontsteking, viertakt/tweetakt (1)

3.2.1.2. Aantal en opstelling van de cilinders:

3.2.1.3. Cilinderinhoud (s): ...... cm³

3.2.1.6. Normaal stationair toerental  i: ...... min-1

3.2.1.8. Nettomaximumvermogen (t): ...... kW bij ...... min-1 (volgens fabrieksopgave)

3.2.1.9. Maximaal toegestaan motortoerental volgens fabrieksopgave: ..... min-1

3.2.2. Brandstof: diesel/benzine/LPG/aardgas/ethanol (1)

3.2.2.1. RON, gelode benzine:

3.2.2.2. RON, ongelode benzine:

3.2.4. Brandstoftoevoer

3.2.4.1. Via carburateur(s): ja/nee (1)

3.2.4.2. Door brandstofinspuiting (alleen compressieontsteking): ja/nee (1)

3.2.4.2.2. Werkingsbeginsel: directe inspuiting/voorkamer/wervelkamer (1)

3.2.4.3. Door brandstofinspuiting (alleen elektrische ontsteking): ja/nee (1)

3.2.7. Koelsysteem: vloeistof/lucht (1)

3.2.8. Inlaatsysteem

3.2.8.1. Drukvulling: ja/nee (1)

3.2.12. Voorzieningen tegen luchtverontreiniging

3.2.12.2. Extra voorzieningen tegen luchtverontreiniging (indien aanwezig en niet elders vermeld)

3.2.12.2.1. Katalysator: ja/nee (1)

3.2.12.2.2. Zuurstofsensor: ja/nee (1)

3.2.12.2.3. Luchtinjectie: ja/nee (1)

3.2.12.2.4. Uitlaatgasrecirculatie: ja/nee (1)

3.2.12.2.5. Controlesysteem verdampingsemissies: ja/nee (1)

3.2.12.2.6. Deeltjesvanger: ja/nee (1)

3.2.12.2.7. OBD-systeem: ja/nee (1)

3.2.12.2.8. Overige systemen (beschrijving en werking):

3.2.13. Plaats van het absorptiecoëfficiëntsymbool (alleen voor motoren met compressieontsteking):

3.2.15. LPG-systeem: ja/nee (1)

3.2.16. Aardgassysteem: ja/nee (1)

3.3. Elektrische aandrijfmotor

3.3.1. Type (wikkeling, bekrachtiging):

3.3.1.1. Maximumuurvermogen: ...... kW

3.3.1.2. Bedrijfsspanning: ...... V

3.3.2. Accu

3.3.2.4. Plaats:

3.6.5. Smeermiddeltemperatuur

minimum: .... K

maximum: .... K

4. Ö TRANSMISSIE Õ (v)

4.2. Transmissiesysteem (mechanisch, hydraulisch, elektrisch enz.):

4.5. Versnellingsbak

4.5.1. Type (manueel/automatisch/CVT (continu-variabele transmissie)) (1)

4.6. Overbrengingsverhoudingen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.7. Maximumsnelheid van het voertuig (in km/h) (w):

5. ASSEN

5.1. Beschrijving van elke as:

5.2. Merk:

5.3. Type:

5.4 Plaats van de hefbare as(sen):

5.5 Plaats van de belastbare as(sen):

6. OPHANGING

6.2. Type en ontwerp van de ophanging van elke as of elk wiel:

6.2.1. Niveauregeling: ja/nee/optioneel (1)

6.2.3 Luchtvering van de aangedreven as(sen): ja/nee (1)

6.2.3.1 Vering van de aangedreven as, gelijkwaardig met luchtvering: ja/nee (1)

6.2.3.2 Frequentie en demping van de trilling van de afgeveerde massa:

6.6.1. Band/wielcombinatie(s) (voor banden de maataanduidingen, de laagste belastingsindex en het symbool voor de laagste snelheidscategorie opgeven, voor wielen de velgmaat (velgmaten) en de wielbolling(en))

6.6.1.1. Assen

6.6.1.1.1. As 1:

6.6.1.1.2. As 2:

enz.

6.6.1.2. Eventueel reservewiel

6.6.2. Boven- en ondergrenzen van de rolstralen

6.6.2.1. As 1:

6.6.2.2. As 2:

enz.

7. STUURINRICHTING

7.2. Overbrenging en regeling

7.2.1. Type overbrenging van de stuurinrichting (in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren):

7.2.2. Verbinding met de wielen (inclusief andere dan mechanische middelen; in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren):

7.2.3. Type stuurbekrachtiging (indien aanwezig):

8. REMINRICHTING

8.5. Antiblokkeersysteem: ja/nee/optioneel (1)

8.9. Korte beschrijving van de remsystemen (overeenkomstig punt 1.6 van het addendum bij aanhangsel 1 van bijlage IX bij Richtlijn 71/320/EEG):

8.11 Bijzonderheden van het type vertragersysteem (de types vertragersystemen):

9. CARROSSERIE

9.1. Type carrosserie:

9.3. Deuren voor de inzittenden, hang- en sluitwerk

9.3.1. Configuratie van de deuren en aantal deuren:

9.10. Binneninrichting

9.10.3. Zitplaatsen

9.10.3.1. Aantal:

9.10.3.2. Plaats en opstelling:

9.10.3.2.1. Aantal zitplaatsen:

9.10.3.2.2. Zitplaats(en) die uitsluitend is (zijn) bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig:

9.10.4.1. Type hoofdsteunen: geïntegreerd/afneembaar/los (1)

9.10.4.2. Eventueel EG-typegoedkeuringsnummer:

9.12.2. Aard en plaats van aanvullende beveiligingssystemen (geef aan ja/nee/optioneel):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

9.17. Voorgeschreven platen (Richtlijn 76/114/EEG)

9.17.1. Foto's en/of tekeningen van de plaats van de voorgeschreven platen en opschriften en van het voertuigidentificatienummer:

9.17.4. Door de fabrikant opgestelde verklaring van overeenstemming met de voorschriften van bijlage II, punt 1.1.1, van Richtlijn 76/114/EEG

9.17.4.1. De betekenis van tekens van de tweede groep en, indien van toepassing, van de derde groep die gebruikt zijn om aan de voorschriften van punt 5.3 van ISO-norm 3779:1983 te voldoen, moet worden verklaard:

9.17.4.2. Indien er tekens van de tweede groep gebruikt zijn om aan de voorschriften van punt 5.4 van ISO-norm 3779:1983 te voldoen, moeten deze tekens worden vermeld:

11. VERBINDINGEN TUSSEN TREKKER EN AANHANGWAGEN OF OPLEGGER

11.1. Klasse en type van de gemonteerde of te monteren koppelinrichting(en):

11.3. Door de fabrikant gegeven instructies voor de bevestiging van het type koppeling van het voertuig en foto's of tekeningen van de bevestigingspunten op het voertuig; aanvullende gegevens, indien het type koppeling slechts voor bepaalde varianten of uitvoeringen van het type voertuig wordt gebruikt:

11.4. Gegevens over de montage van speciale trekinrichtingen of montageplaten:

11.5. EG-typegoedkeuringsnummer(s):

è1 13. Ö BIJZONDERE Õ BEPALINGEN VOOR VOERTUIGEN BESTEMD VOOR HET VERVOER VAN PASSAGIERS, MET MEER DAN ACHT ZITPLAATSEN, DIE VAN DE BESTUURDER NIET MEEGEREKEND ç

è1 13.1. Voertuigklasse (klasse I, klasse II, klasse III, klasse A, klasse B): ç

è1 13.1.2. Chassistypes waarop de carrosserie met EG-typegoedkeuring kan worden ç geïnstalleerd (fabrikant(en) en Ö types incomplete voertuigen Õ ):

è1 13.3. Aantal passagiers ( Ö zit- en staanplaatsen Õ ) ç

è1 13.3.1. Totaal (N): ç

è1 13.3.2. Bovendek Na)  i: ç

è1 13.3.3. Benedendek (Nb)  i: ç

è1 13.4. Aantal passagierszitplaatsen ç

è1 13.4.1. Totaal (A): ç

è1 13.4.2. Bovendek (Aa)  i: ç

è1 13.4.3. Benedendek (Ab)  i: ç

B: Voor categorie O

0. ALGEMENE GEGEVENS

0.1. Merk (firmanaam):

0.2. Type:

0.2.1. Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar):

0.3. Middel tot identificatie van het type, indien op het voertuig aangegeven (b):

0.3.1. Plaats van dat merkteken:

0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort (c):

0.4.1. Indeling(en), op basis van de gevaarlijke goederen die het voertuig moet vervoeren:

0.5. Naam en adres van de fabrikant:

0.8. Adres van de assemblagefabriek(en):

1. ALGEMENE BOUWWIJZE VAN HET VOERTUIG

1.1. Foto's en/of tekeningen van een representatief voertuig:

1.3. Aantal assen en aantal wielen:

1.3.2. Aantal en plaats van gestuurde assen:

1.4. Chassis (indien aanwezig) (overzichtstekening):

2. MASSA'S EN AFMETINGEN (e) (in kg en mm)

(In voorkomend geval naar tekening verwijzen)

2.1. Wielbasis of -bases (bij volle belasting) (f):

2.3.1. Spoorwijdte op elke gestuurde as (i):

2.3.2. Spoorwijdte op alle andere assen (i):

2.4. Bereik van de afmetingen (buitenmaten) van het voertuig

2.4.2. Chassis met carrosserie

2.4.2.1. Lengte (j):

2.4.2.1.1. Lengte van de laadruimte:

2.4.2.2. Breedte (k):

2.4.2.2.1. Dikte van de wanden (bij voertuigen bestemd voor het vervoer van goederen bij een geregelde temperatuur):

2.4.2.3. Hoogte (in rijklare toestand) (l) (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven):

2.6. Massa van het voertuig in rijklare toestand met carrosserie en, in het geval van een trekker van een andere categorie dan M1, met koppelinrichting, indien gemonteerd door de fabrikant, of massa van het chassis of het chassis met cabine, zonder carrosserie en/of koppelinrichting indien niet gemonteerd door de fabrikant (met inbegrip van de massa van vloeistoffen, gereedschap, reservewiel, indien gemonteerd, en bestuurder en, voor bussen en toerbussen, een bijrijder voorzover er voor hem een zitplaats aanwezig is) (0) (maximum en minimum voor elke variant):

2.6.1. Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (maximum en minimum voor elke variant):

2.7. Minimummassa van het voltooide voertuig volgens fabrieksopgave in het geval van een Ö incompleet Õ voertuig:

2.8. Technisch toelaatbare maximummassa volgens fabrieksopgave (y) (*):

2.8.1. Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (*):

2.9. Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:

2.10. Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:

2.12. Technisch toelaatbare maximale statistische verticale belasting/massa op het koppelingspunt:

2.12.2. van de oplegger of middenasaanhangwagen:

2.16. Beoogde maximaal toelaatbare massa bij registratie/in bedrijf (optioneel: wanneer deze waarden worden gegeven, moeten zij worden gecontroleerd overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV bij Richtlijn 97/27/EG):

2.16.1. Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

2.16.2. Beoogde maximaal toelaatbare massa van elke as bij registratie/in bedrijf en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de beoogde belasting van het koppelingspunt volgens fabrieksopgave indien deze lager is dan de technisch toelaatbare maximummassa op het koppelingspunt (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

2.16.3. Beoogde maximaal toelaatbare massa van elk asstel bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

2.16.4. Beoogde maximaal toelaatbare massa die kan worden getrokken, bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

2.16.5. Beoogde maximaal toelaatbare massa van de combinatie bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (

)):

5. ASSEN

5.1. Beschrijving van elke as:

5.2. Merk:

5.3. Type:

5.4. Plaats van de hefbare as(sen):

5.5. Plaats van de belastbare as(sen):

6. OPHANGING

6.2. Type en ontwerp van de ophanging van elke as of elk wiel:

6.2.1. Niveauregeling: ja/nee/optioneel (1)

6.6.1. Band/wielcombinatie(s) (voor banden de maataanduidingen, de laagste belastingsindex en het symbool voor de laagste snelheidscategorie opgeven, voor wielen de velgmaat (velgmaten) en de wielbolling(en))

6.6.1.1. Assen

6.6.1.1.1. As 1:

6.6.1.1.2. As 2:

enz.

6.6.1.2. Eventueel reservewiel:

6.6.2. Boven- en ondergrenzen van de rolstralen

6.6.2.1. As 1:

6.6.2.2. As 2:

enz.

7. STUURINRICHTING

7.2. Overbrenging en regeling

7.2.1. Type overbrenging van de stuurinrichting (in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren):

7.2.2. Verbinding met de wielen (inclusief andere dan mechanische middelen; in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren):

7.2.3. Type stuurbekrachtiging (indien aanwezig):

8. REMINRICHTING

8.5. Antiblokkeersysteem: ja/nee/optioneel (1)

8.9. Korte beschrijving van de remsystemen (overeenkomstig punt 1.6 van het addendum bij aanhangsel 1 van bijlage IX bij Richtlijn 71/320/EEG):

9. CARROSSERIE

9.1. Type carrosserie:

9.17. Voorgeschreven platen (Richtlijn 76/114/EEG)

9.17.1. Foto's en/of tekeningen van de plaats van de voorgeschreven platen en opschriften en van het voertuigidentificatienummer:

9.17.4. Door de fabrikant opgestelde verklaring van overeenstemming met de voorschriften van bijlage II, punt 1.1.1, van Richtlijn 76/114/EEG

9.17.4.1. De betekenis van tekens van de tweede groep en, indien van toepassing, van de derde groep die gebruikt zijn om aan de voorschriften van punt 5.3 van ISO-norm 3779:1983 te voldoen, moet worden verklaard:

9.17.4.2. Indien er tekens van de tweede groep gebruikt zijn om aan de voorschriften van punt 5.4 van ISO-norm 3779:1983 te voldoen, moeten deze tekens worden vermeld:

11. VERBINDINGEN TUSSEN TREKKER EN AANHANGWAGEN OF OPLEGGER

11.1. Klasse en type van de gemonteerde of te monteren koppelinrichting(en):

11.5. EG-typegoedkeuringsnummer(s):

DEEL II

Matrix waarin getoond wordt welke combinaties van gegevens voor de meervoudige punten van deel I voor de diverse voertuiguitvoeringen toelaatbaar zijn. Voor deze meervoudige punten krijgt ieder gegeven een kenletter die in deze matrix wordt gebruikt om aan te geven welk gegeven (welke gegevens) van een bepaald punt van toepassing is (zijn) op een bepaalde uitvoering.

Voor elke variant van een type moet een aparte matrix worden opgesteld.

Als er voor een meervoudig punt geen beperkingen gelden voor de combinatie van gegevens binnen een variant, moeten deze gegevens vermeld worden in de kolom 'Alle'.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor de presentatie van deze gegevens mag een ander formaat of andere lay-out worden gebruikt, mits dit aan het oorspronkelijke doel beantwoordt.

Elke variant en elke uitvoering moet door middel van een numerieke of alfanumerieke code worden geïdentificeerd; deze code moet ook op het certificaat van overeenstemming (bijlage IX) van het betrokken voertuig worden vermeld.

In het geval van (een) variant(en) overeenkomstig bijlage XI of artikel Ö 19 Õ kent de fabrikant een speciale code toe.

DEEL III

EG-typegoedkeuringsnummers van bijzondere richtlijnen

Vermeld de in onderstaande tabel gevraagde gegevens met betrekking tot de voor dit voertuig van toepassing zijnde onderwerpen (***) van bijlage IV of XI. (Alle relevante goedkeuringen voor elk onderwerp moeten worden vermeld.)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Handtekening:

Functie in Ö het Õ bedrijf:

Datum:

ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage IV (aangepast)

ð nieuw

BIJLAGE IV LIJST VAN VOORSCHRIFTEN Ö VOOR Õ DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN

DEEL I

Lijst van bijzondere richtlijnen

(In voorkomend geval is rekening gehouden met het toepassingsgebied en de laatste wijziging van de hierna volgende bijzondere richtlijnen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ò nieuw

Aanhangsel 1

Lijst van voorschriften voor de EG-typegoedkeuring van in kleine series gebouwde voertuigen die tot categorie M1 behoren

(In voorkomend geval is rekening gehouden met de laatste wijziging van de hierna volgende bijzondere richtlijnen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage IV (aangepast)

DEEL II

Indien naar een bijzondere richtlijn wordt verwezen, wordt een goedkeuring volgens onderstaande reglementen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (naar gelang van hun toepassingsgebied  i en de wijziging van elk onderstaand VN-ECE-reglement) erkend als een alternatief voor een EG-typegoedkeuring volgens de in de tabel van deel I voor het betrokken onderwerp vermelde bijzondere richtlijn.

Het gaat om die reglementen waarbij de Gemeenschap als partij bij de 'herziene overeenkomst van Genève van 1958' van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties krachtens Besluit 97/836/EG van de Raad (PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78) of latere besluiten van de Raad zoals bepaald in artikel 3, lid 3, van voornoemd besluit, Ö is toegetreden Õ .

Latere wijzigingen van onderstaande VN/ECE-reglementen moeten eveneens als gelijkwaardig worden beschouwd, mits de Gemeenschap hierover een besluit heeft genomen overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Besluit 97/836/EG+ [32].

[32] + Voor latere wijzigingen: zie de laatste versie van UN/ECE TRANS/WP.29/343.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ò nieuw

DEEL III

Lijst van de VN/ECE-reglementen waartoe de Gemeenschap is toegetreden en die verplicht zijn met het oog op de EG-typegoedkeuring

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage V (aangepast)

BIJLAGE V PROCEDURES VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN

1. Bij indiening van een aanvraag voor een typegoedkeuring van een Ö compleet Õ voertuig gaat de EG-typegoedkeuringsinstantie als volgt te werk:

a) zij controleert of alle bijzondererichtlijngoedkeuringen van toepassing zijn op de passende norm in de desbetreffende bijzondere richtlijn;

b) zij vergewist zich er met betrekking tot de verstrekte documenten van dat de voertuigspecificatie(s) en gegevens van deel 1 van het inlichtingenformulier voor het voertuig ook in de informatiepakketten en/of de Ö goedkeuringscertificaten Õ van de desbetreffende bijzondererichtlijn goedkeuringen zijn opgenomen. Wanneer een nummer van een punt van deel I van het inlichtingenformulier niet voorkomt in het informatiepakket bij een bijzondere richtlijn, vergewist zij zich ervan dat het desbetreffende onderdeel of kenmerk overeenkomt met de gegevens van het informatiedossier;

c) zij verricht inspecties, of laat deze verrichten, van onderdelen en systemen van een aantal representatieve exemplaren van het goed te keuren type voertuig om te controleren of het (de) voertuig(en) gebouwd is (zijn) overeenkomstig de desbetreffende gegevens in het gewaarmerkte informatiepakket met betrekking tot elke EG-typegoedkeuring in het kader van een bijzondere richtlijn;

d) zij controleert de installatie van technische eenheden, indien van toepassing, of laat deze controles verrichten;

e) zij verricht, indien van toepassing, de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de aanwezigheid van inrichtingen zoals bedoeld in de voetnoten  i en  i van bijlage IV, deel I.

2. Het aantal in de zin van punt 1, onder c), te inspecteren voertuigen moet voldoende zijn om een behoorlijke controle volgens de hiernavolgende criteria mogelijk te maken van de verschillende goed te keuren combinaties:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Als er geen Ö goedkeuringscertificaat Õ overeenkomstig een van de relevante bijzondere richtlijnen beschikbaar is, gaat de EG-typegoedkeuringsinstantie als volgt te werk:

a) zij zorgt ervoor dat de nodige tests en controles volgens de voorschriften van elk van de relevante bijzondere richtlijnen plaatsvinden;

b) zij controleert of het voertuig in overeenstemming is met de gegevens van het informatiedossier van het voertuig en of het voldoet aan de technische voorschriften van elk van de relevante bijzondere richtlijnen;

c) zij verricht, indien van toepassing, geschikte controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de installatie van technische eenheden;

d) zij verricht, indien van toepassing, de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de aanwezigheid van inrichtingen zoals bedoeld in Ö de voetnoten Õ  i en  i van bijlage IV, deel I.

ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage VI (aangepast)

ð nieuw

BIJLAGE VI Ö MODEL A Õ

Maximumformaat: A4 (210 x 297 mm)

Ö EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT Õ

Stempel van de EG-typegoed-keuringsinstantie


Mededeling betreffende:van
een:

- EG-typegoedkeuring (  i) // - Ö compleet Õ voertuig (1)

- uitbreiding van de EG-typegoedkeuring  i // - voltooid voertuig (1)

- weigering van de EG-typegoedkeuring  i // - Ö incompleet Õ voertuig (1)

- intrekking van de EG-typegoedkeuring  i // - voertuig met Ö complete Õ en Ö incomplete Õ varianten (1)

// - voertuig met Ö complete Õ en Ö incomplete Õ varianten (1)

met betrekking tot Richtlijn 70/156/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn ..../.../EG

EG-typegoedkeuringsnummer:

Reden voor uitbreiding:

Ö DEEL I Õ

0.1. Merk (firmanaam):

0.2. Type:

0.2.1. Handelsbenaming(en) (  i):

0.3 Middel tot identificatie van het type, indien op het voertuig aangegeven:

0.3.1. Plaats van dat merkteken:

0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort (  i):

0.5. Naam en adres van de fabrikant van het Ö complete Õ voertuig  i:

Naam en adres van de fabrikant van het basisvoertuig  i (  i):

Naam en adres van de fabrikant van de Ö recentste Õ bouwfase van het Ö incomplete Õ voertuig  i (4):

Naam en adres van de fabrikant van het voltooide voertuig  i (4):

0.8. Naam en adres van de assemblagefabriek(en):

Ö DEEL II Õ

Hierbij verklaart ondergetekende dat de door de fabrikant in bijgevoegd inlichtingenformulier gegeven beschrijving van het (de) hierboven beschreven voertuig(en) correct is (een of meer exemplaren zijn door de EG-typegoedkeuringsinstantie geselecteerd en door de fabrikant ter beschikking gesteld als prototype(s) van het voertuigtype) en dat de bijgevoegde testresultaten betrekking hebben op het voertuigtype.

1. Voor Ö complete Õ en voltooide voertuigen/varianten  i:

Het voertuigtype voldoet/voldoet niet (¹) aan de technische voorschriften van alle relevante bijzondere richtlijnen die in de bijlagen IV en XI  i (4) bij Richtlijn 70/156/EEG staan vermeld.

2. Voor Ö incomplete Õ voertuigen/varianten  i:

Het voertuigtype voldoet/voldoet niet (¹) aan de technische voorschriften van de bijzondere richtlijnen die in de tabel op bladzijde 2 staan vermeld.

3. De goedkeuring is verleend/geweigerd/ingetrokken (¹).

4. De goedkeuring is overeenkomstig artikel ð 19 ï verleend en de geldigheid van de goedkeuring is derhalve beperkt tot ../../.. (dd/mm/jj).


(Plaats) (Handtekening) (Datum)

Bijlagen: // Informatiepakket.

// Testresultaten (zie bijlage VIII).

// Naam en handtekening (specimens) van de personen die gemachtigd zijn certificaten van overeenstemming te tekenen en een verklaring omtrent hun functie in het bedrijf.

NB: Indien dit model wordt gebruikt voor de typegoedkeuring overeenkomstig artikel ð 19, 21 of 22 ï, mag het opschrift Ö 'EG-typegoedkeuringscertificaat' Õ niet worden gebruikt, behalve Ö : Õ

- ð in het in artikel 19 genoemde geval dat de Commissie heeft besloten een lidstaat een typegoedkeuring overeenkomstig deze richtlijn te verlenen; ï

- ð in het geval van voertuigen van categorie M1 waaraan volgens de in artikel 21 beschreven procedure typegoedkeuring is verleend. ï


Ö EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT VOOR VOERTUIGEN Õ

Bladzijde 2

Deze EG-typegoedkeuring is voor wat Ö incomplete Õ en voltooide voertuigen of varianten betreft, gebaseerd op de goedkeuring(en) voor de onderstaande Ö incomplete Õ voertuigen:

Fase 1: Fabrikant van het basisvoertuig:

EG-typegoedkeuringsnummer:

Datum:

Van toepassing op varianten:

Fase 2: Fabrikant:

EG-typegoedkeuringsnummer:

Datum:

Van toepassing op varianten:

Fase 3: Fabrikant:

EG-typegoedkeuringsnummer:

Datum:

Van toepassing op varianten:

Wanneer de goedkeuring betrekking heeft op een of meer Ö incomplete Õ varianten, aangeven welke varianten Ö compleet Õ of voltooid zijn.

Ö Complete Õ /voltooide variant(en):

Lijst van voorschriften die van toepassing zijn op het goedgekeurde Ö incomplete Õ voertuigtype of de Ö goedgekeurde incomplete Õ variant, al naar gelang het geval, waarbij rekening wordt gehouden met het toepassingsgebied en de laatste wijziging van elk van onderstaande bijzondere richtlijnen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In het geval van voertuigen voor speciale doeleinden, toegestane Ö ontheffingen Õ Ö of Õ bijzondere Ö bepalingen Õ overeenkomstig bijlage XI en toegestane Ö ontheffingen Õ overeenkomstig artikel Ö 19 Õ vermelden.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ò nieuw

Aanhangsel 1

Lijst of richtlijnen waaraan het voertuigtype voldoet

(alleen invullen in het geval van typegoedkeuring overeenkomstig artikel 6, lid 3)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ò nieuw

MODEL B (voor de typegoedkeuring van een systeem of van een voertuig met betrekking tot een systeem)

Maximumformaat: A4 (210 x 297 mm)

EC-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT

Stempel van de EG-typegoedkeurings instantie


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL I

0.1. Merk (firmanaam):

0.2. Type:

0.2.1. Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar) :

0.3. Middel tot identificatie van het type, indien op het voertuig aangegeven (  i) :

0.3.1. Plaats van dat merkteken:

0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort (  i):

0.5. Naam en adres van de fabrikant:

0.8. Naam en adres van de assemblagefabriek(en):

DEEL II

1. Eventuele aanvullende informatie: zie Addendum

2. Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de tests:

3. Datum van het testrapport:

4. Nummer van het testrapport:

5. Eventuele opmerkingen: zie Addendum

6. Plaats:

7. Datum:

8. Handtekening:

//

//

//

Bijlagen: // Informatiepakket.

// Testrapport.

//

//

Addendum bij EG-typegoedkeuringscertificaat nr. ...

4.

Aanvullende informatie



1.1. [...] :

1.1.1. [...] :

[...]

2. EG-typegoedkeuringsnummer van elk onderdeel of elke technische eenheid dat of die op het voertuig is gemonteerd om aan deze richtlijn te voldoen

2.1. [...] :

3. Opmerkingen

3.1. [...] :

ò nieuw

MODEL C (voor de typegoedkeuring van een onderdeel of technische eenheid)

Maximumformaat: A4 (210 x 297 mm)

EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT

Stempel van de EG-typegoedkeurings instantie


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL I

0.1. Merk (firmanaam):

0.2. Type:

0.3. Middel tot identificatie van het type, indien aangegeven op het onderdeel/de technische eenheid (1)(  i):

0.3.1. Plaats van dat merkteken:

0.5. Naam en adres van de fabrikant:

0.7. In het geval van onderdelen en technische eenheden, plaats en wijze van aanbrenging van het EG-goedkeuringsmerk:

0.8. Naam en adres van de assemblagefabriek(en):

DEEL II

1. Eventuele aanvullende informatie: zie Addendum

2. Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de tests:

3. Datum van het testrapport:

4. Nummer van het testrapport:

5. Eventuele opmerkingen: zie Addendum

6. Plaats:

7. Datum:

8. Handtekening:

//

//

Bijlagen: // Informatiepakket.

// Testrapport.

//

//

Addendum bij EG-typegoedkeuringscertificaat nr. ...

5.

Aanvullende informatie



1.1. [...] :

1.1.1. [...] :

[...]

2. Eventuele beperking op het gebruik ervan

2.1. [...] :

3. Opmerkingen

3.1. [...] :

ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage VII (aangepast)

ð nieuw

BIJLAGE VII NUMMERINGSSYSTEEM VOOR Ö EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICATEN Õ  i

1. Het EG-typegoedkeuringsnummer bestaat bij typegoedkeuring van Ö complete voertuigen Õ uit vier delen en bij typegoedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden uit vijf delen, zoals hieronder is aangegeven. In alle gevallen worden de delen gescheiden door het teken "*".

Deel 1: De kleine letter 'e' gevolgd door het kengetal van de lidstaat die de EG-typegoedkeuring verleent:

1 voor Duitsland;

2 voor Frankrijk;

3 voor Italië;

4 voor Nederland;

5 voor Zweden;

6 voor België;

9 voor Spanje;

11 voor het Verenigd Koninkrijk;

12 voor Oostenrijk;

13 voor Luxemburg;

17 voor Finland;

18 voor Denemarken;

21 voor Portugal;

23 voor Griekenland;

24 voor Ierland.

Deel 2: Het nummer van de basisrichtlijn.

Deel 3: Het nummer van de laatste wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing is.

- Bij EG-typegoedkeuringen van Ö complete Õ voertuigen is dit de laatste richtlijn waarbij een of meer artikelen van ð [de onderhavige richtlijn ......] ï zijn gewijzigd.

- ð Bij EG-typegoedkeuringen van complete voertuigen overeenkomstig de in artikel 21 beschreven procedure is dit de laatste richtlijn waarbij een of meer artikelen van ð [de onderhavige richtlijn ......] ï zijn gewijzigd, behalve dat de eerste twee cijfers worden vervangen door de hoofdletters KS. ï

- Bij typegoedkeuringen krachtens bijzondere richtlijnen is dit de laatste richtlijn waarin de bepalingen zijn opgenomen waaraan het systeem, het onderdeel of de technische eenheid voldoet.

- Ö Indien Õ in een richtlijn verschillende data voor de tenuitvoerlegging voorkomen Ö met verwijzing naar Õ verschillende technische normen, wordt een letter uit het alfabet toegevoegd om aan te geven overeenkomstig welke norm de goedkeuring werd verleend.

Deel 4: Een uit vier cijfers bestaand volgnummer (zo nodig met nullen beginnend) voor EG-typegoedkeuringen van Ö complete Õ voertuigen of een uit vier of vijf cijfers bestaand volgnummer voor EG-typegoedkeuringen krachtens een bijzondere richtlijn, om het basisgoedkeuringsnummer te vormen. Het volgnummer van elke basisrichtlijn begint bij 0001.

Deel 5: Een uit twee cijfers bestaand volgnummer (eventueel met een nul als eerste cijfer) om de uitbreiding aan te geven. De volgnummers beginnen voor elk basisgoedkeuringsnummer bij 00.

2. Bij de EG-typegoedkeuring van een Ö compleet Õ voertuig wordt deel 2 weggelaten.

ð Bij een nationale typegoedkeuring van in kleine series gebouwde voertuigen overeenkomstig artikel 22, wordt deel 2 vervangen door de hoofdletters NKS. ï

3. Alleen op de verplichte plaat (platen) van het voertuig wordt deel 5 weggelaten.

4. Voorbeeld van de derde goedkeuring Ö van een systeem Õ (vooralsnog zonder uitbreidingen), Ö verleend Õ door Frankrijk overeenkomstig de richtlijn betreffende reminrichtingen:

e2*71/320*98/12*0003*00

of

e2*88/77*91/542A*0003*00 in het geval van een richtlijn met twee uitvoeringsfasen (A en B) .

5. Voorbeeld van de tweede uitbreiding van de vierde typegoedkeuring van een voertuig, Ö verleend Õ door het Verenigd Koninkrijk:

e11*98/14*0004*02

waarbij Richtlijn 98/14/EG de laatste richtlijn tot wijziging van de artikelen van Richtlijn 70/156/EEG is.

ð 6. Voorbeeld van een EG-typegoedkeuring voor een compleet voertuig, die door Luxemburg overeenkomstig artikel 21 aan een in kleine series gebouwd voertuig is verleend: ï

ð e13*KS[.../...]*0001*00 ï

ð 7. Voorbeeld van een nationale typegoedkeuring die door Nederland overeenkomstig artikel 22 aan een in kleine series gebouwd voertuig is verleend: ï

ð e4*NKS*0001*00 ï

8. Voorbeeld van het EG-typegoedkeuringsnummer dat op de verplichte plaat (platen) van het voertuig wordt gestempeld:

e11*98/14*0004

ò nieuw

Aanhangsel 1

EG-typegoedkeuringsmerk voor onderdelen en technische eenheden

1. Het EG-typegoedkeuringsmerk voor onderdelen en technische eenheden bestaat uit:

1.1. een rechthoek met daarin de kleine letter 'e', gevolgd door de kenletter(s) of het kengetal van de lidstaat die de EG-typegoedkeuring aan het onderdeel of de technische eenheid heeft verleend:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1.2. In de nabijheid van de rechthoek het 'basisgoedkeuringsnummer' uit deel 4 van het typegoedkeuringsnummer, voorafgegaan door de twee cijfers van het volgnummer dat aan de recentste belangrijke technische wijziging van de relevante bijzondere richtlijn is toegekend.

1.3. Een extra symbool of extra symbolen boven de rechthoek om bepaalde kenmerken te identificeren. Deze nadere informatie wordt in de relevante bijzondere richtlijnen gespecificeerd.

2. Het typegoedkeuringsmerk van het onderdeel of de technische eenheid wordt op dat onderdeel of die technische eenheid op zodanige wijze aangebracht dat het onuitwisbaar en duidelijk leesbaar is.

3. In het addendum wordt een voorbeeld gegeven van een typegoedkeuringsmerk van een onderdeel of technische eenheid.

ò nieuw

Addendum bij aanhangsel 1

Voorbeeld van een typegoedkeuringsmerk van een onderdeel

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Verklaring: de bovenstaande typegoedkeuring van een onderdeel is door België verleend onder nummer 0004. 01 is een volgnummer dat aangeeft aan welk niveau van technische voorschriften dit onderdeel voldoet. Het volgnummer is toegekend overeenkomstig de relevante bijzondere richtlijnen.

NB: In dit voorbeeld worden geen extra symbolen getoond.

ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage VIII (aangepast)

BIJLAGE VIII TESTRESULTATEN

(Dit blad moet door de typegoedkeuringsinstantie worden ingevuld en bij het Ö EG-typegoedkeuringscertificaat van Õ het voertuig worden gevoegd)

Voor elk geval moet worden aangegeven op welke variant of uitvoering de informatie van toepassing is. Er mag niet meer dan één resultaat per uitvoering zijn. Een combinatie van verschillende resultaten per uitvoering waarbij het ongunstigste geval wordt aangegeven, is echter toegestaan. In het laatste geval komt in een opmerking te staan dat voor punten met een sterretje (*) alleen resultaten voor het ongunstigste geval vermeld worden.

1. Resultaten van de geluidsniveautests

Nummer van de basisrichtlijn en de Ö recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijn. Indien een richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Resultaten van de uitlaatemissietests

Basisrichtlijn  i:

- Richtlijn 70/220/EEG betreffende emissies van motorvoertuigen

- Richtlijn 88/77/EEG betreffende emissies door motoren, bestemd voor het aandrijven van voertuigen

- Richtlijn 72/306/EEG betreffende verontreiniging door dieselmotoren.

2.1. Richtlijn 70/220/EEG betreffende emissies van motorvoertuigen

Nummer van de Ö recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

Brandstof(fen)  i..............................(diesel, benzine, LPG, aardgas, bi-fuel: benzine/LPG, bi-fuel: benzine/aardgas, ethanol, ...)

2.1.1. Type I-test  i: voertuigemissies in de testcyclus na een koude start

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.1.2. Type II-test  i: emissiegegevens voor de technische controle

Type II-test bij laag stationair toerental

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Type II-test bij hoog stationair toerental

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.1.3. Resultaat van de type III-test:..................

2.1.4. Resultaat van de type IV-test (verdampingsemissies): .........g/test

2.1.5. Resultaat van de type V-test met betrekking tot de duurzaamheid:

- Duurzaamheidstype: 80 000 km/100 000 km/niet van toepassing (1)

- Verslechteringsfactor DF: berekend/vastgesteld (1)

- Waarde van de specificatie:

CO:....

HC:....

NOx:...

2.1.6. Resultaat van de type VI-test met betrekking tot emissies bij lage omgevingstemperatuur:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.1.7. OBD: ja/neen (1)

2.2. Richtlijn 88/77/EEG betreffende emissies door motoren, bestemd voor het aandrijven van voertuigen.

Nummer van de Ö recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

Brandstof(fen) (i):....................................(diesel, benzine, LPG, aardgas, ethanol,.....)

2.2.1. Resultaten van de ESC-test (1)

CO : g/kWh

THC : g/kWh

NOx : g/kWh

PT : g/kWh

2.2.2. Resultaat van de ELR-test (1)

Rookwaarde :.....m-1

2.2.3. Resultaat van de ETC-test (1)

CO: g/kWh

THC: g/kWh (1)

NMHC: g/kWh (1)

CH4: g/kWh (1)

NOx: g/kWh

Deeltjes: g/kWh (1)

2.3. Richtlijn 72/306/EEG betreffende verontreiniging door dieselmotoren

Nummer van de Ö recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

2.3.1. Resultaten van de vrije acceleratietest

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Resultaten van de CO2-emissie/brandstofverbruikstests (ii) (iii)

Nummer van de basisrichtlijn en Ö de recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de goedkeuring van toepassing zijn:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage IX (aangepast)

BIJLAGE IX EG-CERTIFICAAT VAN OVEREENSTEMMING

voor Ö complete Õ /voltooide (  i) voertuigen

DEEL I (Maximumformaat: A4 (210 x 297 mm) of tot formaat A4 gevouwen)

Bladzijde 1

Ondergetekende:

(volledige naam)

verklaart dat het voertuig:

0.1. Merk (firmanaam):

0.2. Type:

Variant (  i):

Uitvoering  i:

0.2.1. Handelsbenaming(en):

0.4. Categorie:

0.5. Naam en adres van de fabrikant van het basisvoertuig:

Naam en adres van de fabrikant van de Ö recentste Õ bouwfase van het voertuig  i:

0.6. Plaats van de Ö voorgeschreven Õ platen:

Voertuigidentificatienummer:

Plaats van het voertuigidentificatienummer op het chassis:

dat gebaseerd is op het (de) in de EG-typegoedkeuring beschreven type(s) (1)

Basisvoertuig:

Fabrikant:

EG-typegoedkeuringsnummer:

Datum:

Fase 2: Fabrikant:

EG-typegoedkeuringsnummer:

Datum:

in alle opzichten in overeenstemming is met het Ö complete Õ /voltooide type  i als beschreven in:

EG-typegoedkeuringsnummer:

Datum:

Het voertuig mag zonder verdere EG-typegoedkeuringen permanent worden geregistreerd in lidstaten met links/rechts (  i) rijdend verkeer die metrische/Engelse 'imperiale' (  i) eenheden voor de snelheidsmeter gebruiken.

(Plaats) (Datum)

(Handtekening) (Functie)

Bijlagen (geldt alleen voor meerfasevoertuigen): Certificaat van overeenstemming voor elke fase


Bladzijde 2

Voor Ö complete Õ of voltooide voertuigen van categorie M1

(De hieronder aangegeven waarden en eenheden staan vermeld in de EG-typegoedkeuringsdocumentatie van de desbetreffende richtlijnen. In het geval van tests in verband met de overeenstemming van de productie moeten de waarden worden geverifieerd overeenkomstig de in de desbetreffende richtlijnen vastgelegde methoden, waarbij rekening wordt gehouden met de toleranties die bij de overeenstemmingstests mogen worden gehanteerd.)

1. Aantal assen: ...... en wielen: ......

2. Aangedreven assen:

3. Wielbasis: ..... mm

5. Spoorbreedte van de assen: 1. .........mm; 2. .........mm; 3. .........mm

6.1. Lengte: .........mm

7.1. Breedte: ..... mm

8. Hoogte: ...... mm

11. Overhang aan achterzijde: ...... mm

12.1. Massa van het voertuig met carrosserie in rijklare toestand: ..... kg

14.1. Technisch toelaatbare maximummassa: ..... kg

14.2. Verdeling van deze massa over de assen: 1. ..... kg 2. ...... kg 3. .....kg enz.

14.3. Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg enz.

16. Maximaal toelaatbare dakbelasting: ...... kg

17. Maximummassa van de aanhangwagen: (beremd): .... kg; (niet-beremd): .. kg

18. Maximummassa van de voertuigcombinatie: ...... kg

19.1. Maximale verticale belasting op het koppelingspunt van de aanhangwagen: ...... kg

20. Fabrikant van de motor:

21. Motorcode, zoals vermeld op de motor:

22. Werkingbeginsel:

22.1. Directe inspuiting: ja/nee (¹)

23. Aantal en opstelling van de cilinders:

24. Cilinderinhoud: ...... cm³

25. Brandstof:

26. Nettomaximumvermogen: ...... kW bij ...... min-1

27. Koppeling (type):

28. Versnellingsbak (type):

29. Overbrengingsverhoudingen: 1. ...... 2. ...... 3. ...... 4. ...... 5. ...... 6. ......

30. Eindoverbrengingsverhouding:

32. Banden en wielen: As 1: ...... As 2: ...... As 3: ...... (voor banden van categorie Z die bedoeld zijn om te worden gemonteerd op voertuigen waarvan de maximumsnelheid 300 km/h overschrijdt, dienen de essentiële kenmerken van de banden te worden aangegeven)

34. Stuurinrichting, stuurbekrachtigingssysteem:

35. Korte beschrijving van de reminrichting:

37. Type carrosserie:

38. Kleur van het voertuig (  i):

41. Aantal en configuratie van de deuren:

42.1. Aantal en plaats van de zitplaatsen:

43.1. EG-typegoedkeuringsmerk van de koppelinrichting, indien aanwezig:

44. Maximumsnelheid: ...... km/h .

45. Geluidsniveau

Nummer van de basisrichtlijn en Ö de recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijn. Indien een richtlijn twee of meer fasen voor de tenuitvoerlegging heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

Stationair draaiende motor: ...... dB(A) bij een toerental van: ......min-1

tijdens voorbijrijden: ...... dB(A)

46.1. Uitlaatemissies (  i):

Nummer van de basisrichtlijn en Ö de recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijn. Indien een richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:.............

1. Testprocedure:................

CO: ...... HC: ...... NOx: ...... HC + NOx : ...... Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt (m-1)): ... Deeltjes: ......

2. Testprocedure (indien van toepassing)...........

CO: ...... NOx: ...... NMHC: ...... THC: ...... CH4: ...... Deeltjes: ......

46.2. CO2-emissies/brandstofverbruik:

Nummer van de basisrichtlijn en Ö de recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijn: .......

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

47. Fiscaal vermogen of nationaal (nationale) codenummer(s), voorzover van toepassing:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

50. Opmerkingen:

51. Ö Ontheffingen Õ :

Bladzijde 2

Voor Ö complete Õ of voltooide voertuigen van de categorieën M2 en M3

(De hieronder aangegeven waarden en eenheden staan vermeld in de EG-typegoedkeuringsdocumentatie van de desbetreffende richtlijnen. In het geval van tests in verband met de overeenstemming van de productie moeten de waarden worden geverifieerd overeenkomstig de in de desbetreffende richtlijnen vastgelegde methoden, waarbij rekening wordt gehouden met de toleranties die bij de overeenstemmingstests mogen worden gehanteerd.)

1. Aantal assen: ...... en wielen: ......

2. Aangedreven assen: ......

3. Wielbasis: ...... mm

5. Spoorbreedte van de assen: 1. ...... mm 2. ...... mm 3. ...... mm 4. ...... mm

6.1. Lengte: .........mm

6.3. Afstand tussen de voorzijde van het voertuig en het midden van de koppelinrichting: ...... mm

7.1. Breedte: ...... mm

8. Hoogte: ...... mm

10.1. Grondoppervlakte bedekt door het voertuig: ...... m

11. Overhang aan achterzijde: ...... mm

12.1. Massa van het voertuig met carrosserie in rijklare toestand: .... kg

14.1. Technisch toelaatbare maximummassa: ..... kg

14.2. Verdeling van deze massa over de assen: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg 4. ...... kg

14.4. Technisch toelaatbare maximummassa op ieder(e) as/asstel: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ..... kg 4. ...... kg

16. Maximaal toelaatbare dakbelasting: ...... kg

17. Maximummassa van de aanhangwagen (beremd): ...... kg; (niet-beremd): ...... kg

18. Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie in beladen toestand: ...... kg

19.1. Technisch toelaatbare maximummassa op het koppelingspunt van een motorvoertuig: ...... kg

20. Fabrikant van de motor:

21. Motorcode, zoals vermeld op de motor:

22. Werkingsbeginsel:

22.1. Directe inspuiting: ja/nee (¹)

23. Aantal en opstelling van de cilinders:

24. Cilinderinhoud: ...... cm³

25. Brandstof:

26. Nettomaximumvermogen: ...... kW bij ...... min-1

27. Koppeling (type):

28. Versnellingsbak (type):

29. Overbrengingsverhoudingen: 1. ...... 2. ...... 3. ...... 4. ...... 5. ...... 6. ......

30. Eindoverbrengingsverhouding: ......

32. Banden en wielen: As 1: ...... As 2: ...... As 3: ...... As 4: ......

33.1. Aangedreven as(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

34. Stuurinrichting, stuurbekrachtigingssysteem:

35. Korte beschrijving van de reminrichting:

36. Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: ...... bar

37. Type carrosserie:

41. Aantal en configuratie van de deuren:

42.2. Aantal zitplaatsen (bestuurderszitplaats niet inbegrepen):

42.3. Aantal staanplaatsen:

43.1. EG-typegoedkeuringsmerk van de koppelinrichting, indien aanwezig:

44. Maximumsnelheid: ...... km/h

45. Geluidsniveau

Nummer van de basisrichtlijn en Ö de recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijn. Indien een richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

Stationair draaiende motor: ...... dB(A) bij een toerental van: ......min-1

tijdens voorbijrijden: ...... dB(A)

46.1. Uitlaatemissies  i:

Nummer van de basisrichtlijn en Ö de recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijn. Indien een richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

1. Testprocedure

CO: ...... HC: ...... NOx: ...... HC + NOx: ...... Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt (m-1)): ... Deeltjes: ......

2. Testprocedure (indien van toepassing)

CO: ...... NOx: ...... NMHC: ...... THC: ......CH4: ...... Deeltjes: ......

47. Fiscaal vermogen of nationaal (nationale) codenummer(s), voorzover van toepassing:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

50. Opmerkingen: ................................................................................................................

51. Ö Ontheffingen Õ : .................................................................................................................

Bladzijde 2

Voor Ö complete Õ of voltooide voertuigen van de categorieën N1, N2 en N3

(De hieronder aangegeven waarden en eenheden staan vermeld in de EG-typegoedkeuringsdocumentatie van de desbetreffende richtlijnen. In het geval van tests in verband met de overeenstemming van de productie moeten de waarden worden geverifieerd overeenkomstig de in de desbetreffende richtlijnen vastgelegde methoden, waarbij rekening wordt gehouden met de toleranties die bij de overeenstemmingstests mogen worden gehanteerd.)

1. Aantal assen: ...... en wielen: ......

2. Aangedreven assen: ......

3. Wielbasis: ...... mm

4.1. Hartafstand koppelschotel en achteras (maximum en minimum in het geval van een verstelbare schotel): ...... mm

5. Spoorbreedte van de assen: 1. ...... mm 2. ...... mm 3. ...... mm 4. ...... mm

6.1. Lengte: .........mm

6.3. Afstand tussen de voorzijde van het voertuig en het midden van de koppelinrichting: ...... mm

6.5. Lengte van laadoppervlak: ...... mm

7.1. Breedte: ...... mm

8. Hoogte: ...... mm

10.2. Grondoppervlakte bedekt door het voertuig (alleen N2 en N3): ......m

11. Overhang aan achterzijde: ...... mm

12.1. Massa van het voertuig met carrosserie in rijklare toestand: ..... kg

14.1. Technisch toelaatbare maximummassa: ... kg

14.2. Verdeling van deze massa over de assen: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg 4. ...... kg

14.4. Technisch toelaatbare maximummassa op ieder(e) as/asstel: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg 4. ...... kg

15. Plaats van de hefbare of belastbare as(sen): ................

17. Technisch toelaatbare getrokken maximummassa van het motorvoertuig in geval van

17.1. Aanhangwagen:

17.2. Oplegger:

17.3. Middenasaanhangwagen:

17.4. Technisch toelaatbare maximummassa van de aanhangwagen (niet-beremd): ...... kg

18. Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: ........kg

19.1. Technisch toelaatbare maximummassa op het koppelingspunt van een motorvoertuig: ........kg

20. Fabrikant van de motor:

21. Motorcode, zoals vermeld op de motor:

22. Werkingsbeginsel:

22.1. Directe inspuiting: ja/nee (¹)

23. Aantal en opstelling van de cilinders:

24. Cilinderinhoud: ...... cm³

25. Brandstof:

26. Nettomaximumvermogen: ...... kW bij ...... min-1

27. Koppeling (type):

28. Versnellingsbak (type):

29. Overbrengingsverhoudingen: 1. ...... 2. ...... 3. ...... 4. ...... 5. ...... 6. ......

30. Eindoverbrengingsverhouding:

32. Banden en wielen: As 1: ...... As 2: ...... As 3: ...... As 4: ......

33.1. Aangedreven as(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

34. Stuurinrichting, stuurbekrachtigingssysteem:

35. Korte beschrijving van de reminrichting:

36. Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: ...... bar

37. Type carrosserie:

38. Kleur van het voertuig  i (alleen N1):

39. Tankinhoud (alleen tankwagens): ......m³

40. Maximale kraanmomentcapaciteit: kNm

41. Aantal en configuratie van de deuren:

42.1. Aantal en plaats van de zitplaatsen:

43.1. EG-typegoedkeuringsmerk van de koppelinrichting, indien aanwezig:

44. Maximumsnelheid: ...... km/h

45. Geluidsniveau

Nummer van de basisrichtlijn en Ö de recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijn. Indien een richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

Stationair draaiende motor: ...... dB(A) bij een toerental van ...... min-1

tijdens voorbijrijden: ...... dB(A)

46.1. Uitlaatemissies  i:

Nummer van de basisrichtlijn en Ö de recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijn. Indien een richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

1. Testprocedure: ................

CO: ...... HC: ...... NOx: ...... HC + NOx: ...... Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt (m-1)): .... Deeltjes: ......

2. Testprocedure (indien van toepassing)...........

CO: ...... NOx: ...... NMHC: ...... CH4: ...... Deeltjes: ......

47. Fiscaal vermogen of nationaal (nationale) codenummer(s), voorzover van toepassing:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

48.1. EG-typegoedkeuring verleend overeenkomstig de ontwerpeisen voor het vervoer van gevaarlijke goederen: ja/klasse(n): ....../neen (1)

48.2. EG-typegoedkeuring verleend overeenkomstig de ontwerpeisen voor het vervoer van bepaalde dieren: ja/klasse(n): ....../neen (1)

50. Opmerkingen:

51. Ö Ontheffingen Õ :

Bladzijde 2

Voor Ö complete Õ of voltooide voertuigen van de categorieën O1, O2, O3 en O4

1. Aantal assen: ...... en wielen: ......

3. Wielbasis: ...... mm

5. Spoorbreedte van de assen: 1. ...... mm 2. ...... mm 3. ...... mm

6.1. Lengte: .........mm

6.4 Afstand tussen het midden van de koppelinrichting en de achterzijde van het voertuig: ...... mm

6.5. Lengte van de laadruimte: ...... mm

7.1. Breedte: ...... mm

8. Hoogte: ...... mm

10.3. Grondoppervlakte bedekt door het voertuig (alleen O2, O3 en O4): ...... m

11. Overhang aan achterzijde: ...... mm

12.1. Massa van het voertuig met carrosserie in rijklare toestand: .... kg

14.1. Technisch toelaatbare maximummassa: .... kg

14.5. Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de massa op het koppelingspunt: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg

14.6. Technisch toelaatbare maximummassa op ieder(e) as/asstel: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de massa op het koppelingspunt: ...... kg

15. Plaats van de hefbare of belastbare as(sen): ................

19.2. Voor koppelinrichtingen van de klassen B, D, E en H: maximummassa van het trekkende voertuig (T) of van de voertuigcombinatie (indien T < 32 000 kg): ...... kg

32. Banden en wielen: As 1: ...... As 2: ...... As 3: ......

33.2. As(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

34. Stuurinrichting, stuurbekrachtigingssysteem:

35. Korte beschrijving van de reminrichting:

37. Type carrosserie:

39. Tankinhoud (alleen tankwagens): ...... m³

43.2. EG-typegoedkeuringsmerk van de koppelinrichting:

47. Fiscaal vermogen of nationaal (nationale) codenummer(s), voorzover van toepassing:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

48.1. EG-typegoedkeuring verleend overeenkomstig de ontwerpeisen voor het vervoer van gevaarlijke goederen: ja/klasse(n): ....../neen (1)

48.2. EG-typegoedkeuring verleend overeenkomstig de ontwerpeisen voor het vervoer van bepaalde dieren: ja /klasse(n): ....../neen (1)

50. Opmerkingen:

51. Ö Ontheffingen Õ :

DEEL II

EG-CERTIFICAAT VAN OVEREENSTEMMING

voor Ö incomplete Õ voertuigen

(Maximumformaat: A4 (210 x 297 mm) of tot formaat A4 gevouwen)

Bladzijde 1

Ondergetekende:

(volledige naam)

verklaart dat het voertuig:

0.1. Merk (firmanaam):

0.2. Type:

Variant  i:

Uitvoering  i:

0.2.1. Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar)

0.4. Categorie:

0.5. Naam en adres van de fabrikant van het basisvoertuig :

Naam en adres van de fabrikant van de Ö recentste Õ bouwfase van het voertuig  i:

0.6. Plaats van de Ö voorgeschreven Õ platen:

Voertuigidentificatienummer:

Plaats van het voertuigidentificatienummer op het chassis:

dat gebaseerd is op het (de) in de EG-typegoedkeuring beschreven type(s) (1)

Basisvoertuig:

Fabrikant:

EG-typegoedkeuringsnummer:

Datum:

Fase 2: Fabrikant:

EG-typegoedkeuringsnummer:

Datum:

in alle opzichten in overeenstemming is met het Ö incomplete Õ type als beschreven in EG-typegoedkeuringsnummer:

Datum:

Het voertuig mag niet permanent worden geregistreerd zonder verdere EG-typegoedkeuringen.

(Plaats) (Datum) (Handtekening) (Functie)

Bijlagen: Certificaat van overeenstemming voor elke fase.

Bladzijde 2

Voor Ö incomplete Õ voertuigen van categorie M1

(De hieronder aangegeven waarden en eenheden staan vermeld in de EG-typegoedkeuringsdocumentatie van de desbetreffende richtlijnen. In het geval van tests in verband met de overeenstemming van de productie moeten de waarden worden geverifieerd overeenkomstig de in de desbetreffende richtlijnen vastgelegde methoden, waarbij rekening wordt gehouden met de toleranties die bij de overeenstemmingstests mogen worden gehanteerd.)

1. Aantal assen: ...... en wielen: ......

2. Aangedreven assen:

3. Wielbasis: ..... mm

5. Spoorbreedte van de assen: 1. .........mm 2. ......mm 3. ...... mm

6.2. Maximaal toelaatbare lengte van het voltooide voertuig: .... mm

7.2. Maximaal toelaatbare breedte van het voltooide voertuig: .... mm

9.1. Hoogte van het zwaartepunt: .... mm

9.2. Maximaal toelaatbare hoogte van het zwaartepunt van het voltooide voertuig: .... mm

9.3. Minimaal toelaatbare hoogte van het zwaartepunt van het voltooide voertuig: .... mm

13.1. Toelaatbare minimummassa van het voltooide voertuig: ......kg

13.2. Verdeling van deze massa over de assen: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg

14.1. Technisch toelaatbare maximummassa: .... kg

14.2. Verdeling van deze massa over de assen: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg

14.3. Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg

16. Maximaal toelaatbare dakbelasting: ......kg

17. Maximummassa van de aanhangwagen (beremd): ...... kg (niet-beremd): ......kg

18. Maximummassa van de voertuigcombinatie: ......kg

19.1. Maximale verticale belasting op het koppelingspunt van de aanhangwagen: ...... kg

20. Fabrikant van de motor:

21. Motorcode, zoals vermeld op de motor:

22. Werkingsbeginsel:

22.1. Directe inspuiting: ja/nee (¹)

23. Aantal en opstelling van de cilinders:

24. Cilinderinhoud: ......cm3

25. Brandstof:

26. Nettomaximumvermogen: ...... kW bij ...... min-1

27. Koppeling (type):

28. Versnellingsbak (type):

29. Overbrengingsverhoudingen: 1. ...... 2. ...... 3. ...... 4. ...... 5. ...... 6. ......

30. Eindoverbrengingsverhouding:

32. Banden en wielen: As 1: ..... As 2: ..... As 3: ......

34. Stuurinrichting, stuurbekrachtigingssysteem:

35. Korte beschrijving van de reminrichting:

41. Aantal en configuratie van de deuren:

42.1. Aantal en plaats van de zitplaatsen:

43.1. EG-typegoedkeuringsmerk van de koppelinrichting, indien aanwezig:

43.3. Types of klassen koppelinrichtingen die kunnen worden gemonteerd:

43.4. Kenmerken  i: D....., V....., S....., U.....

45. Geluidsniveau:

Nummer van de basisrichtlijn en Ö de recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijn. Indien een richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

Stationair draaiende motor: ...... dB(A) bij een toerental van ...... min-1

tijdens voorbijrijden: ...... dB(A)

46.1. Uitlaatemissies  i:

Nummer van de basisrichtlijn en Ö de recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijn. Indien een richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

1. Testprocedure: ................

CO: ...... HC: ...... NOx: ...... HC + NOx : ...... Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt (m-1)): ... Deeltjes: ......

2. Testprocedure (indien van toepassing)...........

CO: ...... NOx: ...... NMHC: ...... THC: ...... CH4: ...... Deeltjes: ......

47. Fiscaal vermogen of nationaal (nationale) codenummer(s), voorzover van toepassing:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

49. Chassis uitsluitend bestemd voor terreinvoertuigen: ja/nee (1)

50. Opmerkingen:

51. Ö Ontheffingen Õ :

Bladzijde 2

Voor Ö incomplete Õ voertuigen van de categorieën M2 en M3

(De hieronder aangegeven waarden en eenheden staan vermeld in de EG-typegoedkeuringsdocumentatie van de desbetreffende richtlijnen. In het geval van tests in verband met de overeenstemming van de productie moeten de waarden worden geverifieerd overeenkomstig de in de desbetreffende richtlijnen vastgelegde methoden, waarbij rekening wordt gehouden met de toleranties die bij de overeenstemmingstests mogen worden gehanteerd.)

1. Aantal assen: ...... en wielen: ......

2. Aangedreven assen: ......

3. Wielbasis: ...... mm

5. Spoorbreedte van de assen: 1. ...... mm 2. ...... mm 3. ...... mm 4. ...... mm

6.2. Maximaal toelaatbare lengte van het voltooide voertuig: .... mm

6.3. Afstand tussen de voorzijde van het voertuig en het midden van de koppelinrichting: ...... mm

7.2. Maximaal toelaatbare breedte van het voltooide voertuig: .... mm

9.1. Hoogte van het zwaartepunt: .... mm

9.2. Maximaal toelaatbare hoogte van het zwaartepunt van het voltooide voertuig: .... mm

9.3. Minimaal toelaatbare hoogte van het zwaartepunt van het voltooide voertuig: .... mm

12.3. Massa van het kale chassis: ...... kg

13.1. Toelaatbare minimummassa van het voltooide voertuig: ...... kg

13.2. Verdeling van deze massa over de assen: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg 4. ...... kg

14.1. Technisch toelaatbare maximummassa: .... kg

14.2. Verdeling van deze massa over de assen: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg 4. ...... kg

14.4. Technisch toelaatbare maximummassa op ieder(e) as/asstel: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg 4. ...... kg

16. Maximaal toelaatbare dakbelasting: ...... kg

17. Maximummassa van de aanhangwagen (beremd): ...... kg; (niet-beremd): ...... kg

18. Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: ........kg

19.1. Technisch toelaatbare maximummassa op het koppelingspunt van een motorvoertuig: ........kg

20. Fabrikant van de motor:

21. Motorcode, zoals vermeld op de motor:

22. Werkingsbeginsel:

22.1. Directe inspuiting: ja/nee (¹)

23. Aantal en opstelling van de cilinders:

24. Cilinderinhoud: ...... cm³

25. Brandstof:

26. Nettomaximumvermogen: ...... kW bij ...... min-1

27. Koppeling (type):

28. Versnellingsbak (type):

29. Overbrengingsverhoudingen: 1. ...... 2. ...... 3. ...... 4. ...... 5. ...... 6. ......

30. Eindoverbrengingsverhouding:

32. Banden en wielen: As 1: ...... As 2: ...... As 3: ...... As 4: ......

33.1. Aangedreven as(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

34. Stuurinrichting, stuurbekrachtigingssysteem:

35. Korte beschrijving van de reminrichting:

36. Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: ...... bar

41. Aantal en configuratie van de deuren:

43.1. EG-typegoedkeuringsmerk van de koppelinrichting, indien aanwezig:

43.3. Types of klassen koppelinrichtingen die kunnen worden gemonteerd:

43.4. Kenmerken  i: D...., V...., S...., U....

45. Geluidsniveau:

Nummer van de basisrichtlijn en Ö de recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijn. Indien een richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

Stationair draaiende motor: ...... dB(A) bij een toerental van ...... min-1

tijdens voorbijrijden: ...... dB(A)

46.1. Uitlaatemissies  i:

Nummer van de basisrichtlijn en Ö de recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijn. Indien een richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

1. Testprocedure: ................

CO: ...... HC: ...... NOx: ...... HC + NOx: ...... Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt (m-1)): ... Deeltjes: ......

2. Testprocedure (indien van toepassing)...........

CO: ...... NOx: ...... NMHC: ...... THC: ...... CH4: ...... Deeltjes: ......

47. Fiscaal vermogen of nationaal (nationale) codenummer(s), voorzover van toepassing:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

49. Chassis uitsluitend bestemd voor terreinvoertuigen: ja/nee (1)

50. Opmerkingen:

51. Ö Ontheffingen Õ :

Bladzijde 2

Voor Ö incomplete Õ voertuigen van categorie N1. N2 en N3

(De hieronder aangegeven waarden en eenheden staan vermeld in de EG-typegoedkeuringsdocumentatie van de desbetreffende richtlijnen. In het geval van tests in verband met de overeenstemming van de productie moeten de waarden worden geverifieerd overeenkomstig de in de desbetreffende richtlijnen vastgelegde methoden, waarbij rekening wordt gehouden met de toleranties die bij de overeenstemmingstests mogen worden gehanteerd.)

1. Aantal assen: ...... en wielen: ......

2. Aangedreven assen: ......

3. Wielbasis: ...... mm

4.2. Afstand hart koppelschotel hart/achteras voor een opleggertrekkend voertuig (maximaal en minimaal): ...... mm

5. Spoorbreedte van de assen: 1. ...... mm 2. ...... mm 3. ...... mm 4. ...... mm

6.2. Maximaal toelaatbare lengte van het voltooide voertuig: .... mm

6.3. Afstand tussen de voorzijde van het voertuig en het midden van de koppelinrichting: ...... mm

7.2. Maximaal toelaatbare breedte van het voltooide voertuig: .... mm

9.1. Hoogte van het zwaartepunt: .... mm

9.2. Maximaal toelaatbare hoogte van het zwaartepunt van het voltooide voertuig: .... mm

9.3. Minimaal toelaatbare hoogte van het zwaartepunt van het voltooide voertuig: .... mm

12.3. Massa van het kale chassis: ...... kg

13.1. Toelaatbare minimummassa van het voltooide voertuig: ...... kg

13.2. Verdeling van deze massa over de assen: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg 4. ...... kg

14.1. Technisch toelaatbare maximummassa: .... kg

14.2. Verdeling van deze massa over de assen: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg 4. ...... kg

14.4. Technisch toelaatbare maximummassa op ieder(e) as/asstel: 1. .... kg 2. .... kg 3. .... kg 4. .... kg

15. Plaats van de hefbare of belastbare as(sen): ................

17. Technisch toelaatbare getrokken maximummassa van het motorvoertuig in geval van

17.1. Aanhangwagen:

17.2. Oplegger:

17.3. Middenasaanhangwagen:

17.4. Maximummassa van de aanhangwagen (niet-beremd): ...... kg

18. Maximummassa van de voertuigcombinatie: ...... kg

19.1. Maximale verticale belasting op het koppelingspunt van de aanhangwagen: ...... kg

20. Fabrikant van de motor:

21. Motorcode, zoals vermeld op de motor:

22. Werkingsbeginsel:

22.1. Directe inspuiting: ja/nee (¹)

23. Aantal en opstelling van de cilinders:

24. Cilinderinhoud: ...... cm³

25. Brandstof:

26. Nettomaximumvermogen: ...... kW bij ...... min-1

27. Koppeling (type):

28. Versnellingsbak (type):

29. Overbrengingsverhoudingen: 1. ...... 2. ...... 3. ...... 4. ...... 5. ...... 6. ......

30. Eindoverbrengingsverhouding:

32. Banden en wielen: As 1: ...... As 2: ...... As 3: ...... As 4: ......

33.1. Aangedreven as(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

34. Stuurinrichting, stuurbekrachtigingssysteem:

35. Korte beschrijving van de reminrichting:

36. Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: ...... bar

41. Aantal en configuratie van de deuren:

42.1. Aantal en plaats van de zitplaatsen:

43.1. EG-typegoedkeuringsmerk van de koppelinrichting, indien aanwezig:

43.3. Types of klassen koppelinrichtingen die kunnen worden gemonteerd:

43.4. Kenmerken  i: D...., V...., S...., U....

45. Geluidsniveau:

Nummer van de basisrichtlijn en Ö de recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijn. Indien een richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

Stationair draaiende motor: ...... dB(A) bij een toerental van ...... min-1

tijdens voorbijrijden: ...... dB(A)

46.1. Uitlaatemissies  i:

Nummer van de basisrichtlijn en Ö de recentste Õ wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijn. Indien een richtlijn twee of meer Ö uitvoeringsfasen Õ heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

1. Testprocedure: ................

CO: ...... HC: ...... NOx: ...... HC + NOx: ...... Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt (m-1)): ... Deeltjes: ......

2. Testprocedure (indien van toepassing)...........

CO: ...... NOx: ...... NMHC: ...... CH4: ...... Deeltjes: ......

47. Fiscaal vermogen of nationaal (nationale) codenummer(s), voorzover van toepassing:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

48.1. EG-typegoedkeuring verleend overeenkomstig de ontwerpeisen voor het vervoer van gevaarlijke goederen: ja/klasse(n): ....../neen (1)

48.2. EG-typegoedkeuring verleend overeenkomstig de ontwerpeisen voor het vervoer van bepaalde dieren: ja/klasse(n): ....../neen (1)

49. Chassis uitsluitend bestemd voor terreinvoertuigen: ja/neen (1)

50. Opmerkingen:

51. Ö Ontheffingen Õ :

Bladzijde 2

Voor Ö incomplete Õ voertuigen van categorie O1, O2, O3 en O4

1. Aantal assen: ...... en wielen: ......

3. Wielbasis: ...... mm

5. Spoorbreedte van de assen: 1. ...... mm 2. ...... mm 3. ...... mm

6.2. Maximaal toelaatbare lengte van het voltooide voertuig: .... mm

6.4. Afstand tussen het midden van de koppelinrichting en de achterzijde van het voertuig: ...... mm

7.2. Maximaal toelaatbare breedte van het voltooide voertuig: .... mm

9.1. Hoogte van het zwaartepunt: .... mm

9.2. Maximaal toelaatbare hoogte van het zwaartepunt van het voltooide voertuig: .... mm

9.3. Minimaal toelaatbare hoogte van het zwaartepunt van het voltooide voertuig: .... mm

12.3. Massa van het kale chassis: ...... kg

13.1. Toelaatbare minimummassa van het voltooide voertuig: ...... kg

13.2. Verdeling van deze massa over de assen:1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg

14.1. Technisch toelaatbare maximummassa: .... kg

14.5. Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de massa op het koppelingspunt: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg

14.6. Technisch toelaatbare maximummassa op ieder(e) as/asstel: 1. ...... kg 2. ...... kg 3. ...... kg en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de massa op het koppelingspunt: ...... kg

15. Plaats van de hefbare of belastbare as(sen): ................

19.2. Voor koppelinrichtingen van de klassen B, D, E en H: maximummassa van het trekkende voertuig (T) of van de voertuigcombinatie (indien T < 32 000 kg): ...... kg

32. Banden en wielen: As 1: ...... As 2: ...... As 3: ......

33.2. As(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

34. Stuurinrichting, stuurbekrachtigingssysteem:

35. Korte beschrijving van de reminrichting:

43.2. EG-typegoedkeuringsmerkteken van de koppelinrichting:

43.3. Types of klassen koppelinrichtingen die kunnen worden gemonteerd:

43.4. Karakteristieke waarden  i: D...., V...., S...., U....

47. Fiscaal vermogen of nationaal (nationale) codenummer(s), voorzover van toepassing:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

48.1. EG-typegoedkeuring verleend overeenkomstig de ontwerpeisen voor het vervoer van gevaarlijke goederen: ja/klasse(n): ....../neen (1)

48.2. EG-typegoedkeuring verleend overeenkomstig de ontwerpeisen voor het vervoer van bepaalde dieren: ja/klasse(n): ....../neen (1)

50. Opmerkingen:

51. Ö Ontheffingen Õ :

ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage X (aangepast)

ð nieuw

BIJLAGE X PROCEDURES MET BETREKKING TOT DE OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

ð

6.

Doel


STELLINGEN ï

ð De procedure voor de overeenstemming van de productie heeft ten doel te garanderen dat elk voertuig, systeem, onderdeel en elke technische eenheid in overeenstemming met de daaraan verleende EG-typegoedkeuring wordt geproduceerd. ï

ð Deze procedure omvat de volgende maatregelen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: de beoordeling van de kwaliteitbewakingssystemen, hierna de eerste beoordeling  i genoemd, de verificatie van het goedgekeurde object en productgerelateerde controles, hierna maatregelen betreffende de overeenstemming van de productie genoemd. ï

1. EERSTE BEOORDELING

1.1. Vóór de EG-typegoedkeuring gaat de EG-typegoedkeuringsinstantie van een lidstaat na of adequate maatregelen en procedures zijn getroffen voor een effectieve controle, zodat de geproduceerde onderdelen, systemen, technische eenheden en voertuigen met het goedgekeurde type overeenstemmen.

1.2. De EG-typegoedkeuringsinstantie controleert of aan het vereiste in punt 1.1 is voldaan.

Zij moet tevreden zijn over de eerste beoordeling en de initiële maatregelen betreffende de overeenstemming van de productie van punt 2, waarbij zo nodig rekening wordt gehouden met een van de in de punten 1.2.1 tot en met 1.2.3 beschreven maatregelen of -- al naar gelang het geval -- een Ö complete Õ of Ö incomplete Õ combinatie daarvan.

1.2.1. De feitelijke eerste beoordeling en/of controle van de maatregelen betreffende de overeenstemming van de productie worden/ Ö wordt Õ uitgevoerd door de EG-typegoedkeuringsinstantie die de EG-typegoedkeuring heeft verleend of door ð een aangewezen orgaan dat ï namens de EG-typegoedkeuringsinstantie ð optreedt ï .

1.2.1.1. Voor het bepalen van de omvang van de uit te voeren eerste beoordeling mag de EG-typegoedkeuringsinstantie gebruikmaken van de beschikbare informatie met betrekking tot:

- de in punt 1.2.3 beschreven certificering van de fabrikant, die krachtens dat punt niet als voldoende wordt beschouwd of Ö niet Õ wordt erkend;

- in het geval van een EG-typegoedkeuring van een onderdeel of technische eenheid, de beoordeling van de kwaliteitsbewaking die door de voertuigfabrikant(en) wordt uitgevoerd in het bedrijf van de fabrikant waar de onderdelen en de technische eenheden worden vervaardigd overeenkomstig een of meer specificaties van de bedrijfstak die voldoen aan de voorschriften van de geharmoniseerde norm EN ISO 9002:1994 of EN ISO 9001:2000, eventueel met uitzondering van de in punt 7.3 'Customer Satisfaction and Continual Improvement' genoemde eisen met betrekking tot het concept van het ontwerp.

1.2.2. De feitelijke eerste beoordeling en/of Ö verificatie Õ van de maatregelen betreffende de overeenstemming van de productie mag ook worden uitgevoerd door de EG-typegoedkeuringsinstantie van een andere lidstaat of Ö door het Õ ð orgaan ï Ö dat daartoe Õ door de EG-typegoedkeuringsinstantie is aangewezen. In dat geval stelt de EG-typegoedkeuringsinstantie van de andere lidstaat een verklaring van overeenstemming op waarin de gebieden en productiefaciliteiten staan vermeld die van belang worden geacht voor het (de) goed te keuren product(en) en voor de richtlijnen krachtens welke deze producten worden goedgekeurd  i. Na ontvangst van een aanvraag voor een verklaring van overeenstemming van de EG-typegoedkeuringsinstantie van een lidstaat die de EG-typegoedkeuring heeft verleend, stuurt de EG-typegoedkeuringsinstantie van de andere lidstaat onmiddellijk de verklaring van overeenstemming of deelt zij mee dat zij geen verklaring kan afgeven. De verklaring van overeenstemming moet ten minste het volgende omvatten:

Groep of onderneming: // (bv. XYZ Automobielen)

Organisatie: // (bv. Europese afdeling)

Fabrieken/vestigingsplaatsen: // (bv. motorenfabriek 1 (Verenigd Koninkrijk); voertuigfabriek 2 (Duitsland)

Voertuig/onderdelenserie: // (bv. alle modellen van categorie M1)

Beoordeelde afdelingen: // (bv. Motorenassemblageafdeling, carrosserieperserij en assemblageafdeling, voertuigassemblage)

Onderzochte documenten: // (bv. kwaliteitshandboek en -procedures van het bedrijf ter plaatse)

Beoordeling // (bv. uitgevoerd: 18230.9.2001) (bv. gepland controlebezoek: maart 2002).

1.2.3. De EG-typegoedkeuringsinstantie aanvaardt ook dat aan de initiële beoordelingsvereisten van punt 1.2 is voldaan wanneer de fabrikant over een betrouwbaar certificaat beschikt volgens hetwelk hij aan de geharmoniseerde norm EN ISO 9002:1994 (waaronder de productielocaties en het (de) goed te keuren product(en) vallen) of EN ISO 9001:2000, eventueel met uitzondering van de in punt 7.3 'Customer Satisfaction and Continual Improvement' genoemde eisen met betrekking tot het concept van het ontwerp, of aan een daarmee gelijkstaande geharmoniseerde norm voldoet. De fabrikant verschaft gegevens over het certificaat en verbindt zich ertoe de EG-typegoedkeuringsinstantie op de hoogte te brengen wanneer de geldigheid of het toepassingsgebied ervan wordt gewijzigd.

1.3. Bij de EG-typegoedkeuring van een Ö compleet Õ voertuig hoeven de eerste beoordelingen die uitgevoerd zijn voor de verlening van de goedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden van het voertuig niet te worden herhaald, maar dienen deze te worden uitgevoerd in de vorm van een beoordeling van de locaties en activiteiten die betrekking hebben op de samenstellende delen van het Ö complete Õ voertuig die niet eerder zijn beoordeeld.

2. MAATREGELEN BETREFFENDE DE OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

2.1. Elk voertuig, systeem of onderdeel of elke technische eenheid waarvoor krachtens deze richtlijn of een bijzondere richtlijn goedkeuring is verleend, moet zo zijn vervaardigd dat het/zij in overeenstemming is met het type dat is goedgekeurd, en met name voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn of aan een op de volledige lijst van bijlage IV of bijlage XI voorkomende bijzondere richtlijn.

2.2. De EG-typegoedkeuringsinstantie van een lidstaat Ö verifieert Õ bij het verlenen van EG-typegoedkeuring of er behoorlijke afspraken en gedocumenteerde plannen zijn, die bij elke goedkeuring in overleg met de fabrikant moeten worden opgesteld, om op gezette tijden die tests of bijbehorende controles uit te voeren die nodig zijn om na te gaan of er nog steeds overeenstemming is met het goedgekeurde type, waartoe, indien van toepassing, ook de in de bijzondere richtlijnen vermelde tests behoren.

2.3. De houder van de EG-typegoedkeuring dient in het bijzonder:

2.3.1. ervoor te zorgen dat er procedures voor een doeltreffende controle van de overeenstemming van producten (voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden) met het goedgekeurde type zijn en worden toegepast;

2.3.2. toegang te hebben tot de test- of andere geschikte apparatuur die nodig is om de overeenstemming met elk goedgekeurd type te Ö verifiëren Õ ;

2.3.3. ervoor te zorgen dat de resultaten en gegevens van tests en Ö verificaties Õ worden vastgelegd en dat bijgevoegde documenten gedurende een in overleg met de typegoedkeuringsinstantie vastgestelde periode beschikbaar blijven. Deze periode duurt ten hoogste tien jaar;

2.3.4. de resultaten van elk soort test of Ö verificatie Õ te analyseren Ö om Õ na te gaan en te garanderen dat de eigenschappen van het product stabiel blijven, daarbij rekening houdend met de variaties van een industriële productie;

2.3.5. ervoor te zorgen dat voor elk soort product ten minste de in deze richtlijn voorgeschreven Ö verificaties Õ worden verricht, alsmede de tests die voorgeschreven zijn in de van toepassing zijnde bijzondere richtlijnen van de volledige lijst van bijlage IV of XI;

2.3.6. ervoor te zorgen dat wanneer een aantal monsters of proefstukken bij het desbetreffende soort test niet in overeenstemming blijkt te zijn, er verdere bemonstering en tests of Ö verificaties Õ volgen. Alle nodige stappen dienen te worden genomen om de overeenstemming van de desbetreffende productie te herstellen.

2.3.7. In het geval van EG-typegoedkeuring van een Ö compleet Õ voertuig blijven de Ö verificaties Õ van punt 2.3.5 beperkt tot het Ö verifiëren Õ van de juistheid van de bouwspecificaties met betrekking tot de goedkeuring en met name het Ö inlichtingenformulier Õ in bijlage III en de voor het certificaat van overeenstemming, zoals opgenomen in bijlage IX, benodigde gegevens.

3. MAATREGELEN VOOR CONTINUE VERIFICATIE

3.1. De instantie die de EG-typegoedkeuring heeft verleend, kan te allen tijde in elk productiebedrijf de aldaar toegepaste methoden voor controle van de overeenstemming Ö verifiëren Õ .

3.1.1. De normale regeling is de blijvende effectiviteit van de procedures van punt 1.2 (eerste beoordeling en overeenstemming van de productie) van deze bijlage te Ö verifiëren Õ .

3.1.1.1. Toezicht door een (overeenkomstig punt 1.2.3 bevoegde of erkende) certificatie-instelling wordt als toereikend beschouwd voor wat betreft de naleving van de vereisten van punt 3.1.1 met betrekking tot de procedures die voor de eerste beoordeling (punt 1.2.3) zijn vastgesteld.

3.1.1.2. De normale frequentie van de (andere dan de in punt 1.3.1.1 bedoelde) Ö verificaties Õ door de EG-typegoedkeuringsinstantie moet zodanig zijn dat de relevante, overeenkomstig de punten 1 en 2 uitgevoerde controles geëvalueerd worden over een periode die past bij het door de typegoedkeuringsinstantie gestelde vertrouwen.

3.2. Bij elke evaluatie moeten de test- of Ö verificatie- Õ en productiegegevens ter beschikking worden gesteld van de inspecteur. Met name moeten dossiers van die tests of Ö verificaties Õ worden overgelegd die vereist zijn volgens punt 2.2.

3.3. Indien de aard van de test zich hiervoor leent, mag de inspecteur willekeurig monsters nemen, die in het laboratorium van de fabrikant (of door de technische dienst, indien de bijzondere richtlijn dit voorschrijft) moeten worden getest. Het minimumaantal monsters mag worden bepaald aan de hand van de resultaten van de door de fabriek zelf verrichte Ö verificatie Õ .

3.4. Indien het niveau van de controle onvoldoende blijkt of indien het nodig blijkt de geldigheid van de op grond van punt 3.2 uitgevoerde tests te Ö verifiëren Õ , selecteert de inspecteur monsters, die naar de technische dienst moeten worden gezonden die de EG-typegoedkeuringstests heeft verricht.

3.5.

Wanneer de tijdens een inspectie of Ö verificatie Õ verkregen resultaten onbevredigend zijn, zorgt de EG-typegoedkeuringsinstantie ervoor dat alle maatregelen worden genomen die nodig zijn om de overeenstemming van de productie zo snel mogelijk te herstellen.

ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage XI (aangepast)

ð nieuw

BIJLAGE XI AARD VAN EN BEPALINGEN INZAKE VOERTUIGEN VOOR SPECIALE DOELEINDEN

Aanhangsel 1

Kampeerwagens, ambulances en lijkwagens

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Aanhangsel 2

Gepantserde voertuigen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Aanhangsel 3

Overige voertuigen voor speciale doeleinden (inclusief caravans)

Ö Ontheffingen Õ worden alleen toegestaan als de fabrikant tot tevredenheid van de goedkeuringsinstantie aantoont dat het voertuig vanwege het speciale doeleinde niet aan alle voorschriften kan voldoen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Aanhangsel 4

Mobiele kranen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Betekenis van de letters

X Geen Ö ontheffingen Õ behalve die welke in de bijzondere richtlijn zijn vermeld.

N/A Deze richtlijn is niet van toepassing op dit voertuig (geen voorschriften).

A Ö Ontheffing Õ toegestaan omdat volledige inachtneming niet mogelijk is vanwege speciale doeleinden. De fabrikant moet tot tevredenheid van de typegoedkeuringsinstantie aantonen dat het voertuig Ö vanwege de speciale doeleinden Õ niet aan de voorschriften kan voldoen .

B Toepassing beperkt tot deuren die toegang geven tot de zitplaatsen bestemd voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt en wanneer de afstand tussen het R-punt van de zitplaats en het gemiddelde vlak van het deuroppervlak, loodrecht gemeten op het middenlangsvlak van het voertuig, niet meer dan 500 mm bedraagt.

C Toepassing beperkt tot het gedeelte van het voertuig vóór de achterste zitplaats die bestemd is voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt, en eveneens beperkt tot de trefzone van het hoofd zoals gedefinieerd in Richtlijn 74/60/EEG.

D Toepassing beperkt tot zitplaatsen die bestemd zijn voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt. ð Zitplaatsen die bestemd zijn voor gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt, moeten voor de gebruikers duidelijk worden geïdentificeerd door middel van een pictogram of een bordje met een passende tekst. ï

E Alleen aan de voorzijde.

F Wijziging van de plaats en lengte van de vulpijp en een andere plaats voor de inwendige tank is toegestaan.

G Voorschriften overeenkomstig de categorie van het basis-/ Ö incomplete Õ voertuig (waarvan het chassis gebruikt is om het voertuig voor speciale doeleinden te bouwen). In het geval van Ö incomplete Õ /voltooide voertuigen is het aanvaardbaar wanneer wordt voldaan aan de voorschriften voor voertuigen van de overeenkomstige categorie N (uitgaande van de maximummassa).

H Wijziging van de lengte van het uitlaatsysteem achter de laatste demper met niet meer dan 2 m is toegestaan zonder nieuwe tests.

I Toepassing beperkt tot die verwarmingssystemen die niet specifiek ontworpen zijn voor woondoeleinden.

J Voor alle andere vensterbeglazing dan de beglazing van de bestuurderscabine (voor- en zijruiten) mag het materiaal van veiligheidsglas of van harde kunststof zijn.

K Extra noodalarmsystemen zijn toegestaan.

L Toepassing beperkt tot zitplaatsen die bestemd zijn voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt. Voor alle achterzitplaatsen zijn als minimum bevestigingspunten voor heupgordels voorgeschreven. ð Zitplaatsen die bestemd zijn voor gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt, moeten voor de gebruikers duidelijk worden geïdentificeerd door middel van een pictogram of een bordje met een passende tekst. ï

M Toepassing beperkt tot zitplaatsen die bestemd zijn voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt. Voor alle achterzitplaatsen zijn minimaal heupgordels verplicht. ð Zitplaatsen die bestemd zijn voor gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt, moeten voor de gebruikers duidelijk worden geïdentificeerd door middel van een pictogram of een bordje met een passende tekst. ï

N Op voorwaarde dat alle verplichte verlichtingsinrichtingen geïnstalleerd zijn en dat de geometrische zichtbaarheid niet wordt beïnvloed.

O Het voertuig moet aan de voorzijde uitgerust worden met een adequaat systeem.

P Toepassing beperkt tot die verwarmingssystemen die niet specifiek ontworpen zijn voor woondoeleinden. Het voertuig moet aan de voorzijde uitgerust worden met een adequaat systeem.

Q Wijziging van de lengte van het uitlaatsysteem achter de laatste demper met niet meer dan 2 m is toegestaan zonder nieuwe tests. Een voor het meest representatieve basisvoertuig afgegeven EG-typegoedkeuring blijft geldig, ongeacht veranderingen van het referentiegewicht.

R Op voorwaarde dat de kentekenplaten van alle lidstaten gemonteerd kunnen worden en goed zichtbaar blijven.

S De lichtdoorlatendheidsfactor bedraagt ten minste 60 %; bovendien is de blinde hoek van de A-stijl niet meer dan 10°.

T Uitsluitend met het Ö complete Õ /voltooide voertuig uit te voeren test. Het voertuig kan worden getest overeenkomstig Richtlijn 70/157/EEG ð , laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/101/EG ï . Met betrekking tot bijlage I, punt 5.2.2.1, van Richtlijn 70/157/EEG gelden de volgende grenswaarden:

81 dB(A) voor voertuigen met een motorvermogen van minder dan 75 kW;

83 dB(A) voor voertuigen met een motorvermogen van 75 kW of meer, maar minder dan 150 kW;

84 dB(A) voor voertuigen met een motorvermogen van 150 kW of meer.

U Uitsluitend met het Ö complete Õ /voltooide voertuig uit te voeren test. Voertuigen met niet meer dan vier assen moeten aan alle voorschriften van Richtlijn 71/320/EEG voldoen. Voor voertuigen met meer dan vier assen zijn afwijkingen toegestaan, mits:

deze door de bijzondere constructie worden gerechtvaardigd;

aan alle remprestaties in verband met het parkeer-, bedrijfs- en hulpremsysteem, zoals voorgeschreven bij Richtlijn 71/320/EEG, is voldaan.

V De naleving van Richtlijn 97/68/EG kan worden aanvaard.

Y Mits alle verplichte verlichtingsinrichtingen zijn geïnstalleerd.

ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage XII (aangepast)

ð nieuw

BIJLAGE XII BEPERKINGEN VOOR KLEINE SERIES EN RESTANTVOORRADEN

A. BEPERKINGEN VOOR KLEINE SERIES

ð 1. Het aantal voertuigen van één type dat per jaar in de Gemeenschap overeenkomstig artikel 21 wordt geregistreerd, verkocht of in het verkeer gebracht, mag niet groter zijn dan hieronder voor de betrokken voertuigcategorie is aangegeven: ï

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ð 2. Het aantal voertuigen van één type dat per jaar in de Gemeenschap overeenkomstig artikel 22 wordt geregistreerd, verkocht of in het verkeer gebracht, mag niet groter zijn dan hieronder voor de betrokken voertuigcategorie is aangegeven: ï

ð Categorie ïð Aantal voertuigen
ï

ð M1 ïð 50
ï

ð M2, M3 ïð 250
ï

ð N1 ïð 500
ï

ð N2, N3 ïð 250
ï

ð O1, O2 ïð 500
ï

ð O3, O4 ïð 250
ï

-

-

-

-


-

-

-

-

-

-


-

-

-

-

-

-


-

-

-

-

-

-

-

B. BEPERKINGEN VOOR RESTANTVOORRADEN

Het maximumaantal Ö complete Õ en voltooide voertuigen dat in een lidstaat overeenkomstig de 'restantvoorraad'-procedure in het verkeer wordt gebracht, wordt op een van de volgende wijzen -- naar keuze van de lidstaat -- beperkt:

- het maximumaantal voertuigen van een of meer types mag in het geval van categorie M1 niet meer bedragen dan 10 % en in het geval van alle andere categorieën niet meer dan 30 % van alle desbetreffende voertuigtypes die in de lidstaat in het Ö vorige Õ jaar in het verkeer zijn gebracht. Mocht 10 %, respectievelijk 30 %, minder zijn dan 100 voertuigen, dan mag de lidstaat maximaal 100 voertuigen in het verkeer brengen, of

- voertuigen van een bepaald type worden beperkt tot die waarvoor op of na de fabricagedatum een geldig certificaat van overeenstemming is afgegeven dat Ö na de datum van afgifte Õ ten minste drie maanden geldig is geweest, maar vervolgens Ö door het van kracht worden van een bijzondere richtlijn Õ zijn geldigheid heeft verloren .


ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage XIII

BIJLAGE XIII

LIJST VAN OP GROND VAN BIJZONDERE RICHTLIJNEN AFGEGEVEN EG-TYPEGOEDKEURINGEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Lijstnummer:

Bestrijkt de periode van: ........................ tot

Met betrekking tot elke in deze periode verleende, geweigerde of ingetrokken EG-typegoedkeuring worden de volgende gegevens verstrekt:

Fabrikant:

EG-typegoedkeuringsnummer :

Reden voor uitbreiding (indien van toepassing):

Merk:

Type :

Datum van afgifte:

Datum van eerste afgifte (in het geval van uitbreidingen):

ê 2001/116/EG, art. 1, punt 3, en bijlage XIV (aangepast)

ð nieuw

BIJLAGE XIV PROCEDURES VOOR DE Ö EG-MEERFASENTYPEGOEDKEURING Õ

1. ALGEMEEN

1.1. Het goede verloop van een Ö EG-meerfasentypegoedkeuring Õ hangt af van Ö de Õ samenwerking Ö tussen Õ alle betrokken fabrikanten. Met het oog hierop zorgen de goedkeuringsinstanties ervoor dat er, voordat goedkeuring aan de eerste of latere fase wordt verleend, goede afspraken zijn gemaakt tussen de desbetreffende fabrikanten wat betreft de levering en uitwisseling van documenten en gegevens, zodat het voltooide voertuigtype voldoet aan de technische voorschriften van alle Ö relevante Õ bijzondere richtlijnen zoals voorgeschreven in bijlage IV of XI. Dergelijke informatie omvat gegevens met betrekking tot relevante goedkeuringen van systemen, onderdelen en technische eenheden, alsmede van voertuigdelen die bij het Ö incomplete Õ voertuig behoren, maar nog niet zijn goedgekeurd.

1.2. De overeenkomstig deze bijlage verleende EG-typegoedkeuringen zijn afgestemd op de staat van voltooiing van het Ö voertuigtype Õ en omvatten alle voor eerdere fasen verleende goedkeuringen.

1.3. Iedere bij een Ö EG-meerfasentypegoedkeuring Õ betrokken fabrikant is verantwoordelijk voor de goedkeuring en overeenstemming van de productie van alle systemen, onderdelen of technische eenheden die door hem zijn vervaardigd dan wel door hem aan de vorige bouwfase zijn toegevoegd. Hij is niet verantwoordelijk voor aspecten die in een vroegere fase zijn goedgekeurd, behalve wanneer hij de desbetreffende delen zo sterk wijzigt dat de eerder verleende goedkeuring ongeldig wordt.

2. PROCEDURES

De typegoedkeuringsinstantie gaat als volgt te werk:

a) Zij Ö verifieert Õ of alle relevante EG-typegoedkeuringen op grond van bijzondere richtlijnen van toepassing zijn op de juiste normen in de desbetreffende bijzondere richtlijn.

b) Zij zorgt ervoor dat alle relevante gegevens, al naar gelang van de staat van voltooiing van het voertuig, opgenomen worden in het informatiedossier.

c) Zij vergewist zich er aan de hand van de verstrekte documentatie van dat de specificatie(s) en gegevens van deel I van het voertuiginformatiedossier zich ook bij de gegevens van de informatiepakketten en/of de Ö goedkeuringscertificaten Õ van de desbetreffende EG-typegoedkeuringen op grond van bijzondere richtlijnen bevinden. Indien bij een voltooid voertuig een nummer van een punt van deel I van het informatiedossier niet vermeld is in de informatiedossiers voor de bijzondere richtlijnen, vergewist zij zich ervan dat het desbetreffende onderdeel of kenmerk in overeenstemming is met de gegevens van het informatiedossier.

d) Zij inspecteert van een aantal voertuigen van het goed te keuren type delen en systemen, of laat deze inspecteren, om na te gaan of het (de) voertuig(en) gebouwd is (zijn) overeenkomstig de desbetreffende gegevens van het gewaarmerkte informatiepakket met betrekking tot alle Ö relevante Õ EG-typegoedkeuringen op grond van bijzondere richtlijnen.

e) Zij Ö verifieert Õ (indien van toepassing) de installatie van technische eenheden of laat deze Ö verificaties Õ verrichten.

3. Het aantal in de zin van punt 2, onder d), te inspecteren voertuigen moet voldoende zijn om, rekening houdend met de staat van voltooiing van het voertuig en volgens onderstaande criteria, een adequate controle mogelijk te maken van de verschillende combinaties waarvoor EG-typegoedkeuring moet worden verleend:

- motor,

- versnellingsbak,

- aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen),

- gestuurde assen (aantal en plaats),

- carrosserievormen,

- aantal deuren,

- kant van het stuur,

- aantal zitplaatsen,

- niveau van de uitrusting.

4. IDENTIFICATIE VAN HET VOERTUIG

ð 4.1. Voertuigidentificatienummer ï

ð a) Het bij Richtlijn 76/114/EEG voorgeschreven identificatienummer van het basisvoertuig (VIN) wordt tijdens alle daaropvolgende fasen van het typegoedkeuringsproces behouden om de 'traceerbaarheid' ervan te waarborgen. ï

ð b) In de laatste voltooiingsfase mag de daarbij betrokken fabrikant in overleg met de goedkeuringsinstantie het eerste en tweede deel van het voertuigidentificatienummer enkel en alleen door zijn eigen voertuigcode en de voertuigidentificatiecode vervangen als het voertuig onder zijn eigen handelsnaam moet worden geregistreerd. In dat geval wordt het volledige voertuigidentificatienummer van het basisvoertuig niet geschrapt. ï

ð 4.2. Extra plaat van de fabrikant ï

In de tweede en latere fasen bevestigt iedere fabrikant ter aanvulling van de bij Richtlijn 76/114/EEG (laatste versie) voorgeschreven plaat nog een plaat op het voertuig, waarvan in het aanhangsel bij deze bijlage een model wordt gegeven. Deze plaat wordt vast bevestigd op een in het oog springende en gemakkelijk toegankelijke plaats op een onderdeel dat normaal niet wordt vervangen. Hierop moeten duidelijk en onuitwisbaar in onderstaande volgorde de volgende gegevens worden vermeld:

- naam van de fabrikant,

- de delen 1, 3 en 4 van het EG-typegoedkeuringsnummer,

- goedkeuringsfase,

- voertuigidentificatienummer,

- toelaatbare maximummassa van het voertuig  i,

- toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie (indien het voertuig een aanhangwagen mag trekken)a,

- toelaatbare maximummassa op iedere as; assen in volgorde van voor naar achter vermeldena,

- in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de toelaatbare maximummassa op de koppelinrichtinga.

Tenzij hierboven anders vermeld, moet de plaat aan de eisen van Richtlijn 76/114/EEG voldoen.

Aanhangsel 1 MODEL VAN DE EXTRA Ö PLAAT VAN DE FABRIKANT Õ

Onderstaand voorbeeld dient uitsluitend ter indicatie.

NAAM VAN DE FABRIKANT (fase 3)

e2*98/14*2609

Fase 3

WD9VD58D98D234560


1 500 kg

2 500 kg

1-700 kg

2-810 kg

ê 2001/116/EG Art. 1, punt 3 en bijlage XV (aangepast)

BIJLAGE XV

CERTIFICAAT VAN OORSPRONG VAN HET VOERTUIG

Verklaring van de fabrikant van basisvoertuigen/ Ö incomplete Õ voertuigen van andere categorieën dan M1

Verklaringnummer:

Ondergetekende verklaart hierbij dat het hierna omschreven voertuig in zijn eigen fabriek is vervaardigd en dat het om een fabrieksnieuw voertuig gaat.

0.1. Merk (firmanaam):

0.2. Type voertuig:

0.2.1. Handelsbenaming(en):

0.3. Middel tot identificatie van het type:

0.6. Voertuigidentificatienummer :

0.8. Adres van de assemblagefabriek(en):

Voorts verklaart de ondergetekende dat het voertuig bij aflevering voldeed aan het bepaalde in onderstaande richtlijnen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze verklaring wordt afgegeven overeenkomstig de bepalingen van bijlage XI bij deze richtlijn.


(Plaats) (Handtekening) (Datum)

ò nieuw

BIJLAGE XVI

TIJDSCHEMA VOOR DE UITVOERING VAN DEZE RICHTLIJN MET BETREKKING TOT DE TYPEGOEDKEURING

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ê .

BIJLAGE XVII

TERMIJNEN VOOR DE OMZETTING VAN DE INGETROKKEN RICHTLIJNEN IN NATIONAAL RECHT (bedoeld in artikel 43) Deel A Richtlijn 70/156/EEG en alle besluiten tot wijziging ervan

Richtlijn // Opmerking

Richtlijn 70/156/EEG  i //

Richtlijn 78/315/EEG  i //

Richtlijn 78/547/EEG  i //

Richtlijn 80/1267/EEG  i //

Richtlijn 87/358/EEG  i //

Richtlijn 87/403/EEG  i //

Richtlijn 92/53/EEG  i //

Richtlijn 93/81/EEG  i //

Richtlijn 95/54/EG  i // Alleen artikel 3.

Richtlijn 96/27/EG  i // Alleen artikel 3.

Richtlijn 96/79/EG  i // Alleen artikel 3.

Richtlijn 97/27/EG  i // Alleen artikel 8.

Richtlijn 98/14/EG  i //

Richtlijn 98/91/EG  i // Alleen artikel 3.

Richtlijn 2000/40/EG  i // Alleen artikel 4.

Richtlijn 2001/92/EG  i // Alleen artikel 3.

Richtlijn 2001/56/EG  i // Alleen artikel 7.

Richtlijn 2001/85/EG  i // Alleen artikel 4.

Richtlijn 2001/116/EG  i //

Verordening (EG) nr. 807/2003  i // Alleen Bijlage III, punt 2

DEEL B Termijnen voor de omzetting in nationaal recht

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ê .

BIJLAGE XVIII CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 70/156/EEG // De onderhavige richtlijn

-Artikel
1

Artikel 1, eerste alineaArtikel 2, lid
1

Artikel 1, tweede alineaArtikel 2, lid 2, onder a) en
b)

-Artikel 2, lid 2, onder c) en
h)

-Artikel 2, lid
3

Artikel 2Artikel
3

-Artikel
4

-Artikel
5

-Artikel 6, lid
1

Artikel 3, lid 1Artikel 6, lid
2

Artikel 3, lid 2Artikel 6, lid
3

-Artikel 6, lid
4

Artikel 3, lid 3Artikel 6, lid 5, onder a) en
b)

Artikel 3, lid 4Artikel 7, leden 1 en
2

Artikel 3, lid 5Artikel 6, lid 6, en artikel 7, lid
1

-Artikel 6, leden 7 en
8

-Artikel 7, leden 3 en
4

Artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder a)Artikel 9, lid
1

Artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder b)Artikel 9, lid
2

Artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder c)Artikel 10, lid
1

Artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder d)Artikel 10, lid
2

-Artikel 10, lid
3

Artikel 4,lid 1, tweede alineaArtikel 9, lid
4


Richtlijn 70/156/EEG // De onderhavige richtlijn

Artikel 4, lid 1, derde alineaArtikel 9, lid
5

-Artikel 9, leden 6 en
7

-Artikel 8, leden 1 en
2

Artikel 4, lid 2Artikel 8, lid
3

Artikel 4, lid 3, eerste en derde zinArtikel 9, lid
3

Artikel 4, lid 3, tweede zinArtikel 8, lid
4

Artikel 4, lid 4Artikel 10, lid
4

Artikel 4, lid 5Artikel 8, leden 5 en
6

Artikel 4, lid 6Artikel 8, leden 7 en
8

Artikel 5, lid 1Artikel 12, lid
1

Artikel 5, lid 2Artikel 12, lid
2

Artikel 5, lid 3, eerste alineaArtikel 14, lid
1

Artikel 5, lid 3, tweede alineaArtikel 14, lid
3

Artikel 5, lid 3, derde alineaArtikels 14, lid 2, artikel 15, leden 1 en
2

Artikel 5, lid 3, vierde alineaArtikel 12, lid
3

Artikel 5, lid 4, eerste alineaArtikel 13, lid
1

Artikel 5, lid 4, tweede alineaArtikel 13, lid 3, en artikel 15, lid
2

Artikel 5, lid 4, derde alineaArtikel 13, lid
2

Artikel 5, lid 4, vierde alinea, eerste zinArtikel 12, lid
3

Artikel 5, lid 4, vierde alinea, tweede zinArtikel 15, lid
3

Artikel 5, lid 5Artikel 16, lid
4

Artikel 5, lid 6Artikel 13, lid
4

-Artikel 16, lid 1 tot en met
3

Artikel 6, lid 1, eerste alineaArtikel 17, lid
1

-Artikel 17, lid
2

Artikel 6, lid 1, tweede alineaArtikel 17, lid
3


Richtlijn 70/156/EEG // De onderhavige richtlijn

Artikel 6, lid 2 // -

-Artikel 17, leden 4 tot en met
8

Artikel 6, lid 3Artikel 18, leden 1 en
2

-Artikel 18, lid
3

Artikel 6, lid 4Artikel 35, lid 2, eerste
alinea

-Artikel 35, lid 2, tweede
alinea

Artikel 7, lid 1Artikel 25, lid
1

-Artikel 25, lid
2

Artikel 7, lid 2Artikel
27

Artikel 7, lid 3Artikel
28

Artikel 8, lid 1 // -

-Artikel
21

Artikel 8, lid 2, onder a), eerste zinArtikel 25, lid
3

Artikel 8, lid 2, onder a), tweede zin // -

Artikel 8, lid 2, onder a), derde tot en met zesde zinArtikel 22, leden 1, 3 en
5

-Artikel 22, lid
2

-Artikel 22, lid 4, eerste
alinea

Artikel 8, lid 2, onder b), punt 1, eerste en tweede alineaArtikel 26, lid
1

Artikel 8, lid 2, onder b), punt 1, derde alineaArtikel 26, lid
2

Artikel 8, lid 2, onder b), punt 2, eerste en tweede alineaArtikel 26, lid
3

Artikel 8, lid 2, onder b), punt 2, derde en vierde alinea // -

-Artikel 26, lid
4

Artikel 8, lid 2, onder c), eerste alineaArtikel 19, leden 1 en
2

Artikel 8, lid 2, onder c), tweede alineaArtikel 19, lid 3, eerste
alinea

Artikel 8, lid 2, onder c), derde alinea // -


Richtlijn 70/156/EEG // De onderhavige richtlijn

Artikel 8, lid 2, onder c), vierde alineaArtikel 19, lid 3, tweede
alinea

-Artikel 19, lid 3, derde
alinea

-Artikel 19, lid
4

Artikel 8, lid 2, onder c), vijfde en zesde alineaArtikel
20

Artikel 8, lid 3Artikel 22, lid 4, tweede
alinea

-Artikel
23

-Artikel
24

Artikel 9, lid 1Artikel
33

Artikel 9, lid 2Artikel 32, leden 1 en
2

-Artikel 32, leden 3 en
4

Artikel 10, lid 1Artikel 11, lid
1

Artikel 10, lid 2Artikel 11, lid 2, eerste alinea, eerste
zin

-Artikel 11, lid 2, eerste alinea, tweede
zin

Artikel 11, lid 1Artikel 29, lid
2

Artikel 11, lid 2Artikel 29, lid
1

Artikel 11, lid 3Artikel 29, lid
3

Artikel 11, lid 4Artikel 29, lid
4

Artikel 11, lid 5Artikel 29, lid
5

Artikel 11, lid 6Artikel 29, lid
6

-Artikel
30

Artikel 12, eerste zinArtikel 31, lid
1

Artikel 12, tweede zinArtikel 31, lid
2

-Artikel
34

-Artikel 35, lid
1

Artikel 13, lid 1Artikel 37, lid
1

-Artikel 36, lid
1

Artikel 13, lid 2Artikel 36, lid
2


Richtlijn 70/156/EEG // De onderhavige richtlijn

Artikel 13, lid 3Artikel 37, leden 2 en
3

Artikel 13, lid 4Artikel 36, lid
4

Artikel 13, lid 5Artikel 36, lid
2

-Artikel 36, lid
3

Artikel 14, lid 1, eerste streepjeArtikel 38, lid 1, onder
a)

Artikel 14, lid 1, tweede streepje, eerste zinArtikel 38, lid 1, onder
b)

-Artikel 38, lid 1, onder
c)

Artikel 14, lid 1, tweede streepje, tweede zinArtikel 38, lid
4

Artikel 14, lid 1, tweede streepje, punt i)Artikel 38, lid
2

Artikel 14, lid 1, tweede streepje, punt ii)Artikel 38, lid
3

Artikel 14, lid 2, eerste alinea // -

Artikel 14, lid 2, tweede alineaArtikel 38, lid
5

-Artikelen 39 tot en met
45

Bijlage IBijlage
I

Bijlage IIBijlage
II

Bijlage IIIBijlage
III

Bijlage IVBijlage
IV

-Bijlage IV, Aanhangsel
1

Bijlage VBijlage
V

Bijlage VIBijlage
VI

-Bijlage VI, Aanhangsel
1

Bijlage VIIBijlage
VII

-Bijlage VII, Aanhangsel
1

Bijlage VIIIBijlage
VIII

Bijlage IXBijlage
IX

Bijlage XBijlage
X

Bijlage XIBijlage
XI


Richtlijn 70/156/EEG // De onderhavige richtlijn

Bijlage XIIBijlage
XII

Bijlage XIIIBijlage
XIII

Bijlage XIVBijlage
XIV

Bijlage XVBijlage
XV

-Bijlage
XVI

-Bijlage
XVII

-Bijlage
XVIII