Toelichting bij COM(2007)550 - Instelling van een antidumpingrecht op geïntegreerde elektronische compacte fluorescentielampen (CFL-i's) uit China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening 384/96, en tot uitbreiding van dat recht tot hetzelfde product dat vanuit Vietnam, Pakistan en de Filipijnen wordt verzonden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Dit voorstel betreft de toepassing van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van 21 december 2005 ("de basisverordening"), in het kader van de procedure betreffende de invoer van geïntegreerde elektronische compacte fluorescentielampen ("CFL-i's") van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

Algemene context


Dit voorstel wordt gedaan in het kader van de tenuitvoerlegging van de basisverordening en is het resultaat van een onderzoek dat is uitgevoerd overeenkomstig de materiële en formele eisen van de basisverordening.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Er bestaan nog geen bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


Niet van toepassing.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Partijen die belang hebben bij de procedure werden overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening al in de loop van het onderzoek in de gelegenheid gesteld hun belangen te verdedigen.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling


Dit voorstel vloeit voort uit de tenuitvoerlegging van de basisverordening. De basisverordening voorziet niet in een algemene effectbeoordeling, maar bevat wel een uitputtende lijst van factoren die moeten worden beoordeeld.

2.

Juridische aspecten van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


Op 19 juli 2006 heeft de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie i de inleiding van een antidumpingprocedure op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd betreffende de invoer in de Gemeenschap van geïntegreerde elektronische compacte fluorescentielampen ("CFL-i's") van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Het verzoek daartoe werd op 18 april 2006 ingediend door de Community Federation of Lighting Industry of Compact Fluorescent Lamps Integrated ("de indiener van het verzoek") namens een producent die een groot deel, in dit geval meer dan 25%, van de totale productie van CFL-i's in de Gemeenschap voor zijn rekening neemt. Bijgevoegd voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad bevat de definitieve conclusies in verband met de dumping, de schade en het belang van de Gemeenschap. De lidstaten werden geraadpleegd tijdens de vergadering van het Antidumpingcomité van XX september 2007. XX lidstaten waren voorstander van de voorgestelde maatregelen en XX waren tegen. De Raad wordt verzocht bijgevoegd voorstel voor een verordening, die uiterlijk op 18 oktober 2007 in het Publicatieblad van de Europese Unie moet worden gepubliceerd, goed te keuren.

Rechtsgrondslag


Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van de Raad van 21 december 2005.

Subsidiariteitsbeginsel


Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

De vorm van de maatregel wordt voorgeschreven in de basisverordening en laat geen ruimte voor nationale besluitvorming.

Beschrijving van de wijze waarop de financiële en administratieve lasten voor de Gemeenschap, de nationale, regionale en plaatselijke overheden, bedrijven en burgers zoveel mogelijk worden beperkt en hoe zij in verhouding staan tot het doel van het voorstel: niet van toepassing.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: De basisverordening voorziet niet in andere mogelijkheden.

3.

Gevolgen voor de begroting


Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

1. Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot instelling van een antidumpingrecht op geïntegreerde elektronische compacte fluorescentielampen (CFL-i's) van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad, en tot uitbreiding van dat recht tot hetzelfde product dat vanuit de Socialistische Republiek Vietnam, de Islamitische Republiek Pakistan en de Republiek der Filipijnen wordt verzonden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap i ("de basisverordening"), en met name op artikel 4, lid 1, artikel 5, lid 4, en artikel 11, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

Geldende maatregelen

Bij Verordening (EG) nr. 1470/2001 i ("de oorspronkelijke verordening") heeft de Raad definitieve antidumpingrechten van 0 tot 66,1% ingesteld op geïntegreerde elektronische compacte fluorescentielampen ("CFL-i's") van oorsprong uit de Volksrepubliek China ("VRC" of 'het betrokken land') ("het oorspronkelijke onderzoek"). Daarvoor had de Commissie bij Verordening (EG) nr. 255/2001 i ("de voorlopige verordening") een voorlopig antidumpingrecht ingesteld.

Bij Verordening (EG) nr. 866/2005 i ("de uitbreidingsverordening") heeft de Raad de geldende antidumpingmaatregelen uitgebreid tot de invoer van CFL-i's die vanuit de Socialistische Republiek Vietnam, de Islamitische Republiek Pakistan en de Republiek der Filipijnen worden verzonden. Aanleiding tot de uitbreiding was een antiontwijkingsonderzoek op grond van artikel 13, lid 3, van de basisverordening.

Bij Verordening (EG) nr. 1322/2006 i ("de wijzigingsverordening") heeft de Raad de geldende antidumpingmaatregelen gewijzigd. Aanleiding tot de wijziging was een tussentijds nieuw onderzoek betreffende de productomschrijving. Als resultaat van het onderzoek werden gelijkstroomlampen ("DC-CFL-i's") bij de wijzigingsverordening uitgesloten van het toepassingsgebied van de maatregelen. De antidumpingmaatregelen golden voortaan alleen voor wisselstroomlampen (met inbegrip van elektronische compacte fluorescerende gasontladingslampen die zowel op wissel- als op gelijkstroom werken) ("AC-CFL-i's").

Lopende onderzoeken

Na de publicatie van een bericht dat de maatregelen op korte termijn zouden vervallen, heeft de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening ontvangen. Het verzoek werd op 18 april 2006 ingediend door de Community Federation of Lighting Industry of Compact Fluorescent Lamps Integrated ("de indiener van het verzoek") namens een producent die een groot deel, in dit geval meer dan 25%, van de totale productie van CFL-i's in de Gemeenschap voor zijn rekening neemt.

Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om de opening van een nieuw onderzoek te rechtvaardigen, heeft zij dit op 19 juli 2006 overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening geopend i. De indiener van het verzoek heeft ook een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening ingediend. Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om de opening van een dergelijk nieuw onderzoek te rechtvaardigen, heeft zij dit op 8 september 2006 overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening geopend i. Het tussentijdse nieuwe onderzoek betreft uitsluitend de dumpingmarge voor één producent/exporteur, Lisheng Electronic & Lighting (Xiamen). Deze verordening betreft niet dit nieuwe onderzoek, dat nog niet is afgesloten.

Onderzoek en betrokken partijen

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de communautaire producenten, de producenten/exporteurs in de VRC ("de Chinese exporteurs"), de importeurs, handelaren, gebruikers en hun verenigingen die haar als betrokken partij bekend waren, alsmede de vertegenwoordigers van de regering van het land van uitvoer officieel in kennis gesteld van de opening van de nieuwe onderzoeken.

De Commissie heeft een vragenlijst toegezonden aan al deze partijen alsmede aan de partijen die zich binnen de in de berichten van opening vermelde termijn kenbaar hadden gemaakt.

De Commissie heeft de direct betrokken partijen ook in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en binnen de in het bericht van opening vermelde termijn een verzoek in te dienen om te worden gehoord.

Gezien het kennelijk grote aantal producenten/exporteurs in de VRC en importeurs van het betrokken product, werd in het bericht van opening overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven. Om te kunnen besluiten of steekproeven nodig waren en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie iedere betrokken producent/exporteur en importeur een formulier toegezonden waarin zij om gegevens over de omvang van de verkoop en de prijzen (gemiddelde cijfers) verzocht.

Van drie Chinese exporteurs en drie importeurs werden volledig ingevulde vragenlijsten ontvangen.

Er werd ook een vragenlijst toegezonden aan bekende producenten in het potentiële referentieland, namelijk de Republiek Korea ("Korea").

Eveneens werden antwoorden op de vragenlijsten ontvangen van vier communautaire producenten, twee producenten in het referentieland Korea, één detailhandelaar (die ook importeerde) en zeven leveranciers van onderdelen aan communautaire producenten.

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of de voortzetting van dumping en schade waarschijnlijk was en om het belang van de Gemeenschap te bepalen. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle verricht:

2. producent/exporteur in de VRC, verbonden met de communautaire producent die het verzoek heeft ingediend:

3. Osram China Lighting Ltd., Foshan City, Guangdong Province;

4. met de andere communautaire producenten verbonden producent/exporteur in de VRC:

5. Zhejiang Yankon Group Co. Ltd., Shangyu City, Zhejiang Province;

6. niet met een communautaire producent verbonden producent/exporteur in de VRC:

7. Shenzhen Zuoming Electronic Co. Ltd., Shenzhen City, Guangdong Province;

8. met de andere communautaire producenten verbonden handelaar:

9. Philips Hong Kong Ltd., SAR HongKong;

10. niet met een communautaire producent verbonden handelaar:

11. Super Trend Lighting Ltd., Hong Kong SAR;

12. producenten in het referentieland:

13. Osram Korea Ltd., Seoul, Republiek Korea,

14. Hyosun Electric Co. Ltd., Paju-City, Republiek Korea;

15. communautaire fabrikanten:

16. Osram GmbH, München en Augsburg, Duitsland, en Osram Slovakia, Nove Zamky, Slowakije,

17. Philips Lighting B.V., Eindhoven, Nederland, en Pila, Polen,

18. General Electric Zrt., Boedapest en Nagykaniza, Hongarije,

19. Sylvania Lighting International, Frankfurt/Main, Duitsland, en Leeds, Verenigd Koninkrijk;

20. communautaire importeurs:

21. Electro Cirkel B.V., Rotterdam, Nederland,

22. Kemner B.V., Amsterdam, Nederland,

23. Omicron UK Ltd, Huntingdon, Verenigd Koninkrijk;

24. communautaire leveranciers:

25. ST Microelectronics Srl, Milaan, Italië,

26. Vitri Electro-Metalurgica S.A., Barcelona, Spanje;

27. communautaire detailhandelaar

28. IKEA AB, Älmhult, Småland, Zweden.

Onderzoektijdvak

Het nieuwe onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting en/of herhaling van dumping en schade had betrekking op de periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 ("het nieuwe onderzoektijdvak" of 'NOT'). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling of het waarschijnlijk is dat de schade zal voortduren of opnieuw zal optreden, had betrekking op de periode van 1 januari 2003 tot het eind van het nieuwe onderzoektijdvak ("de beoordelingsperiode").

B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

Betrokken product

Het betrokken product is dat zoals bepaald in de wijzigingsverordening, d.w.z. elektronische compacte fluorescerende gasontladingslampen die op wisselstroom werken (met inbegrip van elektronische compacte fluorescerende gasontladingslampen die zowel op wissel- als op gelijkstroom werken) en uitgerust zijn met een of meer glazen buizen, waarbij alle verlichtingselementen en elektronische componenten aan de lampvoet bevestigd of in de lampvoet geïntegreerd zijn, van oorsprong uit de Volksrepubliek China ("het betrokken product"), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8539 31 90.

Soortgelijk product

De Commissie heeft vastgesteld dat:

- in de VRC vervaardigde en aldaar op de binnenlandse markt verkochte CFL-i's,

- in de VRC vervaardigde en naar de Gemeenschap uitgevoerde CFL-i's,

- in de Gemeenschap vervaardigde en aldaar verkochte CFL-i's en

- in het referentieland vervaardigde en aldaar op de binnenlandse markt verkochte CFL-i's

dezelfde fysieke en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

Verscheidene partijen voerden aan dat de uit de VRC ingevoerde CFL-i's en de in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's niet als soortgelijke producten konden worden beschouwd, omdat de kwaliteit van het betrokken product (levensduur) niet dezelfde was en de eindgebruikers van het betrokken product tot een andere categorie (consumenten) behoorden dan die van de in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's (professionele gebruikers).

Het verschil in kwaliteit tussen de uit de VRC ingevoerde en de in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's werd ook al tijdens het oorspronkelijke onderzoek als argument aangevoerd en toen in de oorspronkelijke verordening weerlegd. Aangezien geen nieuwe elementen naar voren zijn gebracht waaruit blijkt dat de beschrijving van het soortgelijke product in overweging 13 van de voorlopige verordening onjuist was, is voor dit onderzoek de definitie in de oorspronkelijke verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1322/2006, gehandhaafd.

Wat het verschil in eindgebruik tussen de ingevoerde CFL-i's en de in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's betreft, doet deze situatie niets af aan het feit dat de ingevoerde CFL-i's en de in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's vanuit technisch oogpunt volledig verwisselbaar zijn en direct met elkaar concurreren. Ook al zijn de gebruikers niet dezelfde en betrekken zij het product via verschillende verkoopkanalen, het blijft een feit dat dergelijke CFL-i's technisch als soortgelijk gelden en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt, namelijk om op energiesparende wijze licht te verschaffen.

C. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING EN/OF HERHALING VAN DUMPING

1. Invoer met dumping tijdens het onderzoektijdvak

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening is nagegaan of dumping plaatsvond en of het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk tot voortzetting of herhaling van dumping zou leiden.

Overeenkomstig artikel 11, lid 9, van de basisverordening is op dezelfde wijze te werk gegaan als bij het oorspronkelijke onderzoek. Aangezien een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen geen onderzoek naar gewijzigde omstandigheden omvat, werd niet opnieuw nagegaan of producenten al dan niet in aanmerking komen voor een behandeling als marktgerichte onderneming ("BMO").

Steekproeven/medewerking

Er wordt aan herinnerd dat in totaal negen Chinese producenten/exporteurs volledig aan het oorspronkelijke onderzoek hebben meegewerkt. Aan twee van hen, namelijk Lisheng Electronic & Lighting (Xiamen) Co. Ltd. en Philips & Yaming Lighting Co. Ltd. (overweging 15 van de voorlopige verordening en overweging 14 van de oorspronkelijke verordening), werd daarbij een BMO toegekend. Zes van de negen ondernemingen kregen een individuele behandeling ("IB") (overweging 35 van de voorlopige verordening en overweging 17 van de oorspronkelijke verordening). Geen van de ondernemingen waaraan een BMO is toegekend en slechts drie van die waaraan een IB is verleend, hebben echter aan het onderhavige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen meegewerkt.

Gezien het grote aantal in de klacht genoemde Chinese producenten/exporteurs werd in het bericht van opening overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening voor de vaststelling van dumping van een steekproef gebruik te maken. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was - en, zo ja, deze ook samen te stellen -, werd aan alle producenten/exporteurs in de VRC gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar overeenkomstig het bericht van opening basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak.

17 Chinese producenten/exporteurs hebben een ingevuld steekproefformulier teruggestuurd. Het onderzoek was gebaseerd op informatie van twee medewerkende producenten/exporteurs aan wie oorspronkelijk een IB was toegekend en op de gegevens van een derde producent/exporteur aan wie oorspronkelijk noch een IB, noch een BMO was verleend. Dit gebeurde in overleg met de Chinese autoriteiten. Deze drie producenten/exporteurs waren samen goed voor meer dan 30% van de totale hoeveelheid uit de VRC naar de Gemeenschap uitgevoerde CFL-i's en als de Chinese exporteur voor wie een nulrecht geldt buiten beschouwing wordt gelaten, zelfs voor meer dan 40%. Het overgrote deel hiervan kwam voor rekening van de twee ondernemingen waaraan een IB was toegekend, wat nog eens onderstreept dat de medewerking van ondernemingen waaraan noch een IB, noch een BMO was toegekend, gering was.

Een controle ter plaatse werd uitgevoerd bij de drie medewerkende ondernemingen:

- Zhejiang Yankon Group Co. Ltd.,

- Shenzhen Zuoming Electronic Co. Ltd.,

- Osram China Lighting Ltd.

Normale waarde

Binnenlandse verkoopprijzen op basis van het referentieland

Aangezien de normale waarde voor alle producenten die niet aan de BMO-criteria voldeden, op basis van de gegevens van een referentieland moest worden vastgesteld, is op dezelfde wijze te werk gegaan als bij het oorspronkelijke onderzoek. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening moest de normale waarde voor alle Chinese exporteurs derhalve worden vastgesteld aan de hand van gegevens van producenten in een derde land met een markteconomie.

In het bericht van opening werd Mexico als mogelijk geschikt derde land voor de uitvoer uit de VRC naar de Gemeenschap genoemd. Mexico werd ook al bij het oorspronkelijke onderzoek als referentieland gebruikt.

Er kon echter geen medewerking uit Mexico worden verkregen. Vóór het begin van het nieuwe onderzoektijdvak was de productie van het betrokken product in Mexico stopgezet.

Daarom werd contact opgenomen met producenten in andere derde landen met een markteconomie, waaronder Indonesië, Maleisië, India en de Republiek Korea ("Korea"), om te zien of zij bereid waren aan het nieuwe onderzoek mee te werken.

De meeste medewerking werd verkregen uit Korea, waar twee producenten de vragenlijst beantwoordden en bereid waren controles ter plaatse toe te laten. Ook één producent uit Maleisië ging in op het verzoek van de diensten van de Commissie, maar de door hem verstrekte gegevens vertoonden grote manco's. Een Indiase producent antwoordde dat zijn binnenlandse verkoop niet representatief was. Bovendien bleken diverse rechten, zoals een compenserend recht, een bijzonder compenserend recht en een 'Custom educational duty', een negatieve invloed te hebben op de openheid van de Indiase markt. Daarom en omdat op de Koreaanse markt geen grote concurrentie- of handelsbelemmeringen werden geconstateerd, werd Korea het meest geschikt geacht om als referentieland te dienen.

Vervolgens werd contact opgenomen met diverse producenten en verenigingen van producenten in Korea, die werden uitgenodigd aan het onderzoek mee te werken door een vragenlijst in te vullen. Twee producenten in Korea hebben de vragenlijst ingevuld teruggestuurd en hun volledige medewerking aan het onderzoek verleend. De berekeningen werden derhalve gebaseerd op de gecontroleerde informatie van deze twee medewerkende producenten.

Uitvoerprijs

Voor de twee medewerkende producenten/exporteurs die een IB hadden gekregen, moesten de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening worden vastgesteld aan de hand van de prijzen die door niet-verbonden afnemers in de Gemeenschap werkelijk werden betaald.

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden, voor zover van toepassing en gerechtvaardigd, correcties toegepast voor verschillen in fysieke kenmerken, vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten.

Dumpingmarges

Voor de twee medewerkende producenten/exporteurs aan wie een IB was toegekend, werd een dumpingmarge vastgesteld. De dumpingmarge werd berekend door de gewogen gemiddelde normale waarde te vergelijken met de gewogen gemiddelde prijs bij uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap.

Uit deze vergelijking bleek dat voor beide ondernemingen de dumpingmarge meer dan 50% bedroeg.

Ten aanzien van de dumpingmarges voor ondernemingen waaraan geen BMO of IB was toegekend, moet worden opgemerkt dat de medewerking van deze ondernemingen gering was. Daarom werden de marges voor hen op ten minste het in het vorige punt genoemde niveau vastgesteld. Daartoe werd de normale waarde, zoals hierboven beschreven, vergeleken met de uitvoerprijzen die door de medewerkende exporteurs en communautaire ondernemingen waren gemeld en uit de officiële statistiek waren afgeleid, nadat de cijfers door de Commissie waren gecontroleerd aan de hand van vertrouwelijke statistische gegevens waarover zij beschikt. Ook werd, zoals hierboven al is uitgelegd, een vergelijking uitgevoerd.

Daar ondernemingen waaraan bij het oorspronkelijke onderzoek een BMO was toegekend, niet aan het nieuwe onderzoek meewerkten, waren er geen aanwijzingen dat de dumpingmarges zouden verschillen van de oorspronkelijk vastgestelde marges.

Daarom, en met name op grond van het bewijsmateriaal van de drie medewerkende producenten/exporteurs, levert het onderzoek duidelijke aanwijzingen op dat de invoer met dumping zal worden voortgezet.

2. Ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken

Opmerkingen vooraf

De drie producenten/exporteurs beschikken over voldoende productiecapaciteit en voorraden om grote hoeveelheden op de communautaire markt te blijven verkopen. Bovendien is de Gemeenschap door zijn omvang en de voortdurend toenemende vraag naar het betrokken product een zeer aantrekkelijke markt. Vele Chinese producenten/exporteurs hebben dan ook een goed ontwikkeld distributienetwerk opgebouwd, wat de verkoop van het betrokken product vergemakkelijkt. Dit blijkt ook uit het feit dat de bestaande maatregelen werden ontweken, zodat zij bij Verordening (EG) nr. 866/2005 van 6 juni 2005 moesten worden uitgebreid tot Vietnam, Pakistan en de Filipijnen i. Daarbij komt dat de Chinese producenten/exporteurs maar in geringe mate aan het onderzoek hebben meegewerkt (zie hierboven). De mate van dumping die in het nieuwe onderzoektijdvak werd vastgesteld, wijst er bovendien op dat voorzetting van dumping bij het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk is.

Verhouding tussen de prijzen in de Gemeenschap en die in het land van uitvoer

In het algemeen lagen de prijzen in de Gemeenschap hoger dan die welke door de drie medewerkende Chinese producenten/exporteurs voor vergelijkbare modellen op hun binnenlandse markt werden behaald. Dat lijkt erop te wijzen dat het voor de Chinese producenten/exporteurs aantrekkelijk zou zijn om, indien de antidumpingmaatregelen worden ingetrokken, hun verkoop naar de Gemeenschap te verleggen.

Verhouding tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en de prijzen in het land van uitvoer

Tijdens het nieuwe onderzoektijdvak lagen de prijzen bij uitvoer naar derde landen in het algemeen hoger dan de prijzen die de drie medewerkende Chinese producenten/exporteurs voor vergelijkbare modellen op hun binnenlandse markt behaalden. Zij lagen echter onder de normale waarde voor het referentieland. Er is geen reden om aan te nemen dat de situatie anders zou zijn voor de uitvoer naar de Gemeenschap als de maatregelen worden ingetrokken. Dit geeft derhalve steun aan de conclusie dat voor de meeste Chinese uitvoer de dumping zal worden voortgezet en dat er ten minste een risico van herhaling van dumping is.

Verhouding tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijsniveau in de Gemeenschap

De Chinese prijzen bij uitvoer naar derde landen lagen ongeveer op hetzelfde niveau als de prijzen in de Gemeenschap. Als de maatregelen worden ingetrokken, is het echter waarschijnlijk dat de communautaire markt nog aantrekkelijker wordt voor de Chinese producenten/exporteurs.

Onbenutte capaciteit en voorraden

Alle drie medewerkende producenten/exporteurs draaiden in het nieuwe onderzoektijdvak nagenoeg op volle capaciteit wat hun productie en verkoop betreft. Nieuwe montagebanden kunnen echter vrij snel worden geïnstalleerd als de marktontwikkeling dat vereist. Daarom is het waarschijnlijk dat de Chinese producenten hun capaciteit snel zullen uitbreiden zodra de maatregelen worden ingetrokken. Met voortzetting van dumping als waarschijnlijk gevolg.

Ontwijkingspraktijken

Zoals door Verordening (EG) nr. 866/2005 van de Raad van 6 juni 2005 i is vastgesteld, werden de bestaande maatregelen ontweken door de goederen via Vietnam, Pakistan en de Filipijnen te verzenden. Daarom werden de maatregelen uitgebreid tot zendingen van het betrokken product. Deze ontwijkingspraktijken geven andermaal aan hoe aantrekkelijk de communautaire markt voor de Chinese producenten/exporteurs is. Door deze aantrekkelijkheid is het waarschijnlijk dat de Chinese producenten grotere hoeveelheden zullen uitvoeren zodra de maatregelen worden ingetrokken. Aangezien tijdens het nieuwe onderzoektijdvak (waarin maatregelen van kracht waren) al tegen dumpingprijzen werd uitgevoerd, is het waarschijnlijk dat de dumping wordt voortgezet en de omvang van de uitvoer zal toenemen als de maatregelen vervallen.

Conclusie

Tijdens het nieuwe onderzoektijdvak bleek op grote schaal dumping plaats te vinden (meer dan 50%). Door zijn omvang en de toenemende vraag naar het betrokken product is de Gemeenschap een aantrekkelijke markt en zal dat blijven. Doordat de prijzen op de communautaire markt aanzienlijk hoger liggen dan in de VRC is die aantrekkelijkheid nog groter. Zodra de maatregelen worden ingetrokken, zullen de Chinese producenten hun capaciteit waarschijnlijk uitbreiden om van de veranderde marktsituatie te profiteren. Al deze factoren samen maken dat voortzetting van dumping bij intrekking van de maatregelen zeer waarschijnlijk is.

3. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting en/of herhaling van dumping

Gezien het bovenstaande luidt de conclusie dat voortzetting van de dumping waarschijnlijk is indien de maatregelen worden ingetrokken.

D. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SCHADE

1. Analyse uit hoofde van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening

CFL-i's worden in de Gemeenschap vervaardigd door vier producenten:

- General Electric Zrt., Hongarije, met een productie-installatie in Hongarije,

- OSRAM GmbH, Duitsland, met productie-installaties in Duitsland en Slowakije,

- Philips Lighting B.V., Nederland, met een productie-installatie in Polen,

- Sylvania Lighting International, Duitsland, met een productie-installatie in het Verenigd Koninkrijk.

Alle vier medewerkende fabrikanten behoren tot multinationale groepen en zijn actief op het gebied van de ontwikkeling en vervaardiging van een groot assortiment producten. Zij hebben alle vier hun eigen verkoop- en distributiesystemen in de Gemeenschap en in andere delen van de wereld.

Bij het onderzoek werd voor bovengenoemde fabrikanten een analyse uit hoofde van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening uitgevoerd. De gedetailleerde resultaten (zie bijlage) laten een complex beeld zien van een sector met een structuur die in volle ontwikkeling is en waar de standpunten uiteenlopen: de producent met het grootste productievolume is voor en de andere producenten zijn tegen voortzetting van de maatregelen.

De hierboven genoemde grootste communautaire producent, in de bijlage onderneming B genoemd, produceert ongeveer 48% van de communautaire productie, een groot deel dus. Bovendien is in artikel 9, lid 1, van de basisverordening bepaald dat de Gemeenschap, zelfs als een klacht is ingetrokken, maatregelen kan instellen als dat in het belang van de Gemeenschap is. Deze regel is van overeenkomstige toepassing op een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen wanneer niet meer iedereen achter de klacht staat, maar een belangrijke communautaire producent voorstander van de maatregelen blijft. Als een producent een groot deel van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap vertegenwoordigt, wat hier het geval is, vormen zijn schadegegevens de beste beschikbare gegevens.

Voor het onderzoek naar voortzetting en/of herhaling van de schade werd dus een analyse uitgevoerd van de situatie van de onderneming die voor voortzetting van de maatregelen is. De analyse van de gevolgen van de maatregelen voor de andere communautaire fabrikanten wordt hieronder beschreven in de rubriek 'Belang van de Gemeenschap'.

2. Situatie op de communautaire markt

Verbruik in de Gemeenschap

Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van de door de communautaire fabrikanten verkochte hoeveelheden en de cijfers van Eurostat over de invoer uit het betrokken land en andere derde landen, waarop zo nodig correcties werden toegepast.

GN-code 8539 31 90 kan ook andere producten dan het betrokken product omvatten. Daarom werd op basis van de door de belanghebbenden ingevulde vragenlijsten, de door de klager verstrekte informatie en een controle van deze informatie aan de hand van voor de Commissie toegankelijke vertrouwelijke statistische gegevens een schatting gemaakt van het aandeel van het betrokken product in de totale invoer onder deze code. Hoewel in sommige gevallen kan worden aangevoerd dat de totale invoer onder de code een goed beeld geeft van de omvang en waarde van de invoer van het betrokken product, werd bij de beoordeling voor een voorzichtige benadering en dus voor kleinere waarden gekozen. In ieder geval zijn de conclusies hetzelfde, of nu voor deze benadering wordt gekozen of het totaal voor de GN-code wordt genomen. Sommige cijfers hieronder zijn als indexcijfers of als liggend binnen een bepaald bereik weergegeven om vertrouwelijke bedrijfsgegevens en/of statistieken te beschermen (zoals die op 10- of 14-cijferniveau).

Het verbruik in de Gemeenschap heeft zich als volgt ontwikkeld:

NOT

Verbruik in de Gemeenschap (miljoen eenheden)

Index (2003 = 100)

In de beoordelingsperiode is het verbruik van het betrokken product met 90% gestegen. Deze stijging was ten dele mogelijk door de toegenomen invoer van het betrokken product voor consumenten. CFL-i's van kleiner formaat die op klassieke gloeilampen lijken, beginnen de markt te veroveren en hebben, doordat ze kennelijk wegens hun vormgeving en lage prijs aantrekkelijk zijn voor consumenten, een sterke stijging van de vraag op gang gebracht.

Ontwikkeling van de invoer

Omvang, marktaandeel en prijzen van de invoer uit de VRC

Tabel 2 laat de ontwikkeling van de omvang en het marktaandeel van de invoer van het betrokken product uit de VRC zien. In overeenstemming met de bevindingen in de uitbreidingsverordening is de onder GN-code 8539 31 90 opgetekende invoer die tussen 2003 en het tijdstip waarop de maatregelen werden uitgebreid, vanuit de Socialistische Republiek Vietnam, de Islamitische Republiek Pakistan en de Republiek der Filipijnen is verzonden, meegeteld bij de invoer met dumping. Daarbij moet worden benadrukt dat dit geen invloed heeft op de aard van de beschreven trends. Aangezien het tussentijdse nieuwe onderzoek met betrekking tot Lisheng Electronics (zie boven) nog loopt, wordt ervan uitgegaan dat de bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek (geen dumping vastgesteld) ook voor dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen gelden.

Tabel NOT

Omvang van de invoer met dumping (alleen index om redenen van vertrouwelijkheid)

Omvang van de invoer zonder dumping (alleen index om redenen van vertrouwelijkheid)

Totale invoer (1000 eenheden) 55 81 127 153

Marktaandeel van de invoer met dumping tussen 20 en 30% tussen 27 en 37% tussen 37 en 47% tussen 47 en 57%

Marktaandeel van de invoer zonder dumping tussen 17 en 27% tussen 17 en 27% tussen 17 en 27% tussen 17 en 27%

Gemiddelde prijzen van de invoer met dumping tussen 1,2 en 1,3 euro tussen 1,0 en 1,1 euro tussen 0,9 en 1,0 euro tussen 0,9 en 1,0 euro

Tussen 2003 en het eind van het nieuwe onderzoektijdvak is de invoer met dumping uit de VRC met 235 % gestegen. Het aandeel van de invoer met dumping in het verbruik in de Gemeenschap steeg in diezelfde periode van 20-30% tot 47-57%.

Ook het aandeel van de invoer zonder dumping op de communautaire markt nam toe, maar niet in dezelfde mate als dat van de invoer met dumping. De invoer zonder dumping had in de Gemeenschap in het nieuwe onderzoektijdvak een marktaandeel van 17 tot 27%, een veel kleiner aandeel dus dan de invoer met dumping.

De totale invoer uit de VRC, dus die met en zonder dumping samen, had tijdens het nieuwe onderzoektijdvak een aandeel van ongeveer 72 % op de communautaire markt.

De prijsonderbieding werd volgens dezelfde methode berekend als die welke in overweging 60 van de voorlopige verordening wordt beschreven. De soort CFL-i die door de producenten/exporteurs in de VRC naar de Gemeenschap werd uitgevoerd (en waarvoor dumping werd vastgesteld) is vergeleken met de overeenkomstige soort CFL-i die wordt vervaardigd door de onderneming die voor voortzetting van de maatregelen is, waarbij de prijs is uitgedrukt als percentage van de af-fabriekprijs van die communautaire onderneming. Op die basis werd een prijsonderbieding van 48,2 tot 61,5% vastgesteld.

Omvang, marktaandeel en prijzen van de invoer uit andere landen

Voor een volledig beeld van de situatie op de communautaire markt werd eveneens de ontwikkeling van de invoer van het betrokken product uit andere bij dit nieuwe onderzoek betrokken landen onderzocht.

Tabel 3 laat de ontwikkeling van de omvang, het marktaandeel en de gemiddelde prijzen van de invoer uit derde landen zien (waarbij twee belangrijke landen van uitvoer afzonderlijk worden genoemd).

Tabel NOT

Omvang van de invoer uit Maleisië tussen 1 en 2 miljoen eenheden tussen 0 en 1 miljoen eenheden tussen 1 en 2 miljoen eenheden tussen 2 en 3 miljoen eenheden

Marktaandeel tussen 1 en 2% tussen 0 en 1% tussen 0 en 1% tussen 0 en 1%

Gemiddelde invoerprijs tussen 1,2 en 1,3 euro tussen 1,1 en 1,2 euro tussen 1,2 en 1,3 euro tussen 1,2 en 1,3 euro

Omvang van de invoer uit Taiwan tussen 0 en 1 miljoen eenheden tussen 1 en 2 miljoen eenheden tussen 3 en 4 miljoen eenheden tussen 3 en 4 miljoen eenheden

Marktaandeel tussen 0 en 1% tussen 0 en 1% tussen 1 en 3% tussen 1 en 3%

Gemiddelde invoerprijs tussen 0 en 1,0 euro tussen 0 en 1,0 euro tussen 0 en 1,0 euro tussen 0 en 1,0 euro

Omvang van de invoer uit overige derde landen tussen 3 en 4 miljoen eenheden tussen 4 en 5 miljoen eenheden tussen 7 en 10 miljoen eenheden tussen 7 en 10 miljoen eenheden

Marktaandeel tussen 3 en 4% tussen 2 en 3% tussen 4 en 5% tussen 4 en 5%

Gemiddelde invoerprijs tussen 1,0 en 1,1 euro tussen 1 en 1,1 euro tussen 1,0 en 1,1 euro tussen 1,0 en 1,1 euro

Tussen 2003 en het eind van het nieuwe onderzoektijdvak is de invoer van oorsprong uit Maleisië en Taiwan licht gestegen. Over het geheel genomen hebben derde landen hun marktaandeel kunnen vergroten ondanks de sterke opkomst van de invoer uit de VRC op de communautaire markt. In vergelijking met de invoer uit de VRC speelt die uit derde landen echter maar een kleine rol.

Daar het om maar kleine hoeveelheden gaat, worden de prijzen die aan de invoerstatistieken zijn ontleend voor sommige landen als niet-representatief beschouwd omdat zij duidelijk sterk afwijken van de prijzen van de invoer uit de VRC. Er is echter geen reden om aan te nemen dat de prijzen van producenten/exporteurs in derde landen meer dan marginaal afwijken van de prijzen die door de producenten/exporteurs in de VRC worden berekend. Zelfs als deze prijzen als representatief worden beschouwd, zijn zij gezien de beperkte omvang van de betrokken invoer en de aard van de prijzen en hoeveelheden van de Chinese uitvoer niet van invloed op de hieronder beschreven bevindingen.

3. Economische situatie van de onderneming die voor voortzetting van de maatregelen is

Opmerkingen vooraf

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle relevante economische indicatoren die op de situatie van de enige voorstander van het onderzoek van invloed waren.

Aangezien de cijfers maar één onderneming betreffen, worden om redenen van vertrouwelijkheid alleen indexcijfers gegeven.

Productie, geïnstalleerde productiecapaciteit en bezettingsgraad

Tabel NOT

Productie

Geïnstalleerde productiecapaciteit

Bezettingsgraad

Na een toename tussen 2003 en 2004 is de productie van de onderneming tussen 2004 en het eind van het nieuwe onderzoektijdvak met 22% gedaald. Daar de geïnstalleerde productiecapaciteit onveranderd is gebleven, is de bezettingsgraad gelijk op met de productie gedaald, namelijk met 22% sinds 2004.

De lagere productie (en de lagere bezettingsgraad) is het gevolg van de geringere verkoop van het door de onderneming vervaardigde type CFL-i op de communautaire markt.

Voorraden

Tabel NOT

Voorraden

Voorraden in % van de totale verkoop op de communautaire markt

Daar de vraag naar CFL-i's van deze fabrikant daalde (zie vorige overweging), zijn de voorraden van in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's in de beoordelingsperiode toegenomen. Bij de toename in het nieuwe onderzoektijdvak moet er onder meer rekening mee worden gehouden dat CFL-i's een seizoengevoelig product zijn (omdat er vóór en tijdens de donkere jaargetijden meer van verkocht worden). De toename van de voorraden tussen 2005 en het eind van het nieuwe onderzoektijdvak kan dus gedeeltelijk aan seizoensinvloeden worden toegeschreven. Wat echter niet wegneemt dat ook de lagere verkoop van in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's tijdens het nieuwe onderzoektijdvak een rol heeft gespeeld.

Omvang van de verkoop van in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's, marktaandeel in het verbruik in de Gemeenschap en groei

Tabel NOT

Omvang van de verkoop

Marktaandeel in verbruik in de Gemeenschap

Groei van de omzet

In absolute cijfers is de omvang van de verkoop van CFL-i's die door de onderneming in de Gemeenschap voor de communautaire markt zijn vervaardigd, in de eerste jaren van de beoordelingsperiode relatief stabiel gebleven. Tijdens het nieuwe onderzoektijdvak werd evenwel een daling van de verkoop met 20% geregistreerd.

Ten opzichte van het verbruik in de Gemeenschap is het marktaandeel van de door de onderneming in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's dus gekrompen.

Verkoopprijzen

Tabel NOT

Gemiddelde verkoopprijs

De gemiddelde verkoopprijs per eenheid voor in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's is in de beoordelingsperiode met 12% gedaald.

Werkgelegenheid, lonen en productiviteit per werknemer

Tabel NOT

Werknemers

Lonen

Productiviteit (vervaardigde CFL-i's per productiewerker)

Het aantal werknemers vertoonde over de hele beoordelingsperiode een neerwaartse tendens als direct gevolg van de productiedaling binnen de Gemeenschap.

De loonkosten zijn parallel met de daling van het aantal werknemers teruggelopen.

De productiviteit per productiewerker is in de beoordelingsperiode met 11% gestegen, d.w.z. dat het aantal productiewerkers procentueel gezien meer is gedaald dan het aantal vervaardigde CFL-i's.

Niveau van de werkelijke dumpingmarge en herstel van de gevolgen van eerdere dumping

De gevolgen van de werkelijke dumpingmarge voor de onderneming die voor voortzetting van de maatregelen is, kunnen gelet op de omvang en prijzen van de invoer uit de betrokken landen niet als verwaarloosbaar worden beschouwd.

Gezien het bovenstaande kan niet worden geconcludeerd dat deze onderneming zich volledig van de gevolgen van eerdere dumping heeft hersteld.

Winstgevendheid, rendement van investeringen en kasstroom

Tabel NOT

Winst vóór belasting op de verkoop in de Gemeenschap (in % van die verkoop) -

Rendement van totale activa -

Kasstroom (in % van de totale verkoop)

Alle bovengenoemde prestatie-indicatoren laten een achteruitgang van de winstgevendheid zien. Uitgaande van een redelijke financiële situatie (na de instelling van antidumpingmaatregelen in 2001) heeft de onderneming in de eerste jaren van de beoordelingsperiode goede bedrijfsresultaten geboekt. Als gevolg van de concurrentie van ingevoerde CFL-i's van oorsprong uit de VRC zijn de omvang van haar verkoop en haar gemiddelde verkoopprijzen echter gedaald, wat haar financiële resultaten nadelig heeft beïnvloed. Hoewel er antidumpingmaatregelen van kracht waren, heeft zij in het nieuwe onderzoektijdvak verlies geleden.

Investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

Tabel NOT

Investeringen

Over het geheel genomen is in de beoordelingsperiode minder geïnvesteerd. Ook is in het algemeen weinig geïnvesteerd in het betrokken product, zoals blijkt uit het feit dat de geïnstalleerde productiecapaciteit in de beoordelingsperiode stabiel is gebleven.

De onderneming heeft geen melding gemaakt van specifieke problemen bij het aantrekken van kapitaal.

Conclusie betreffende de economische situatie van de onderneming die voor voortzetting van de maatregelen is

De beoordelingsperiode werd gekenmerkt door een toename van de invoer uit de VRC, die ten dele ten koste ging van de bedrijfsresultaten van de onderneming ten aanzien van in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's. Zowel de omvang als de waarde van haar verkoop zijn gedaald en haar winstgevendheid is zodanig teruggelopen dat tijdens het nieuwe onderzoektijdvak verlies werd geleden.

Het is dan ook duidelijk dat de bedrijfsresultaten van de onderneming ten aanzien van in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's verder zouden verslechteren als de maatregelen komen te vervallen.

4. Invoer door de onderneming die voor voortzetting van de maatregelen is

Tabel NOT

Wederverkoop van ingevoerde CFL-i's

Aandeel van de inkomsten uit de wederverkoop van ingevoerde CFL-i's in de totale inkomsten uit verkoop

De fabrikant verklaarde dat hij CFL-i's uit het betrokken land was gaan invoeren om zich tegen de concurrentie van ingevoerde CFL-i's te weren en zijn marktaandeel op de communautaire markt te beschermen.

De ingevoerde hoeveelheden maakten slechts een gering deel uit van de totale verkoop op de communautaire markt.

5. Uitvoer door de onderneming die voor voortzetting van de maatregelen is

Tabel NOT

Uitvoer van in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's

Gemiddelde prijs van uitgevoerde, in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's

De uitvoerresultaten van de onderneming zijn in de beoordelingsperiode verslechterd. Dat wordt deels verklaard doordat zij voor sommige exportmarkten de CFL-i's niet meer in de Gemeenschap vervaardigt, maar ze vanuit een vestiging dichter bij de exportmarkt levert.

De gemiddelde prijs per uitgevoerde eenheid is gedurende de beoordelingsperiode vrij stabiel gebleven, met een neerwaartse tendens tegen het einde van het nieuwe onderzoektijdvak.

6. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade

Uit het onderzoek is gebleken dat de capaciteit van de Chinese exporteurs aanzienlijk is en gemakkelijk kan worden vergroot. Bovendien blijft het prijsniveau in de Gemeenschap aantrekkelijk in vergelijking met dat op andere markten en bestaan er voor de Chinese uitvoer naar de Gemeenschap al goed ontwikkelde distributiekanalen. Het is dus waarschijnlijk dat de Chinese uitvoer zal toenemen.

De aanzienlijke dumping en prijsonderbieding die zijn waargenomen en de lage prijzen die China voor zijn uitvoer naar andere derde landen hanteert, wijzen erop dat de uitvoer naar de Gemeenschap zal plaatsvinden tegen dumpingprijzen die de prijzen en kosten van de onderneming die voor voortzetting van maatregelen is, onderbieden.

Die combinatie van grote hoeveelheden en lage prijzen zal waarschijnlijk tot een verslechtering van de situatie van die onderneming leiden. Ongeacht of zij hierop reageert door haar verkoop (en dus haar productie) terug te schroeven of door haar prijzen te verlagen, of door een combinatie van beide, financieel zal de onderneming er altijd sterk op achteruitgaan.

Bij het onderzoek zijn geen andere factoren naar voren gekomen die twijfels oproepen over het waarschijnlijke gevolg van de invoer met dumping voor de situatie van de onderneming die voor voortzetting van de maatregelen is. Het is met name waarschijnlijk dat wanneer de maatregelen vervallen, de invoer met dumping uit China meer voet aan de grond krijgt ten koste van producten uit andere bronnen, inclusief die van andere fabrikanten in de Gemeenschap en van de Chinese producent voor wie een nulrecht geldt. Zelfs als dat niet zo is, dan nog zouden de omvang en het prijsniveau van de invoer met dumping uit de VRC zodanig zijn dat de invoer zonder dumping naar alle waarschijnlijkheid het oorzakelijk verband niet zou verbreken. Bovendien zijn er geen andere factoren vastgesteld waaraan de schade moet worden toegeschreven. Met name zijn er geen bewijzen dat een van de factoren in artikel 3, lid 7, van de basisverordening van toepassing is, zeker niet in een mate waardoor het oorzakelijk verband tussen de dumping en schade wordt verbroken.

Voorts kan er niet van worden uitgegaan dat de invoer door de fabrikant die voor voortzetting van de maatregelen is, een wezenlijk effect heeft op de waarschijnlijkheid van voortzetting van de schade. In dit verband is vastgesteld dat de fabrikant deze invoer nodig heeft om een volledig assortiment producten aan te kunnen bieden.

Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat voortzetting en herhaling van schade veroorzakende dumping waarschijnlijk zijn indien de antidumpingmaatregelen ten aanzien van CFL-i's van oorsprong uit de VRC komen te vervallen.

E. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1. Opmerkingen vooraf

Ten eerste wordt eraan herinnerd (zie overweging 50) dat de Gemeenschap op grond van artikel 9, lid 1, van de basisverordening ook maatregelen kan instellen wanneer een klacht is ingetrokken, indien maatregelen in het belang van de Gemeenschap zijn. Deze mogelijkheid bestaat des te meer bij een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen wanneer een belangrijke communautaire producent voorstander van voortzetting van de maatregelen is, ook al zijn andere fabrikanten ertegen. Derhalve werd overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in het belang van de Gemeenschap als geheel is en zo ja, voor hoe lang. Het belang van de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van een beoordeling van alle verschillende betrokken belangen. Bij dit onderzoek werd een situatie geanalyseerd waarin al sinds 2001 antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, zodat het mogelijk is na te gaan of deze maatregelen negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hebben.

Op basis hiervan werd onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade veroorzakende dumping, dwingende redenen waren om te concluderen dat handhaving van de maatregelen in dit bijzondere geval niet in het belang van de Gemeenschap is.

2. Belang van de communautaire fabrikant die de klacht ondersteunt

Zoals in deel D wordt uiteengezet, is voortzetting en herhaling van de dumping waarschijnlijk als de maatregelen worden ingetrokken.

Als de maatregelen komen te vervallen, zal de fabrikant waarschijnlijk verder verlies lijden. In de fabrieken van de fabrikant werken momenteel enkele honderden werknemers. Daarom is het in het belang van de communautaire fabrikant die de klacht ondersteunt, dat opnieuw antidumpingmaatregelen worden ingesteld tegen de invoer met dumping uit het betrokken land.

3 Belang van de andere communautaire fabrikanten

Omdat de communautaire fabrikanten ook CFL-i's invoerden, hadden de antidumpingrechten over het geheel genomen een negatief effect op hun activiteiten. Afgezien van de antidumpingrechten die zij over hun invoer moesten betalen, hebben zij door de maatregelen ook hun productmix, verkoopportefeuille en, als gevolg daarvan, winstgevendheid niet kunnen optimaliseren. Dat had weer een weerslag op hun investeringen, productie, onderzoek en ontwikkeling en andere strategische beslissingen. Deze negatieve gevolgen zijn een belangrijk aspect waarmee bij deze analyse rekening moet worden gehouden.

Er wordt aan herinnerd dat onderneming A had aangekondigd dat zij naast haar Europese productie goederen uit de VRC zou invoeren. Er wordt derhalve geconcludeerd dat de instelling van nieuwe maatregelen niet in het belang van deze fabrikant zou zijn.

Twee andere communautaire fabrikanten (in de bijlage 'onderneming C' en 'onderneming D' genoemd) waren beide tegen het opnieuw instellen van maatregelen. Beide ondernemingen voeren CFL-i's uit de VRC in, maar produceren ook nog aanzienlijke hoeveelheden in de Gemeenschap. Het kan derhalve niet worden uitgesloten dat de antidumpingmaatregelen, vooral op middellange termijn, in strijd zijn met het belang van deze twee producenten.

4. Belang van de leveranciers

Verscheidene leveranciers, die samen goed zijn voor een aanzienlijk deel van de totale leveringen aan de bedrijfstak van de Gemeenschap, werkten aan het onderzoek van de Commissie mee. Op één na waren alle leveranciers voor voortzetting van de maatregelen en maakten zij zich zorgen over een daling van hun omzet als de CFL-i-productie in de Gemeenschap op de tocht zou komen te staan. Deze leveranciers hadden samen enkele honderden werknemers in dienst in Duitsland, Spanje, Italië, Slowakije en Hongarije.

Daarom is het in het belang van de leveranciers dat er weer antidumpingmaatregelen worden ingesteld tegen de invoer met dumping uit het betrokken land.

5. Belang van de importeurs/handelaren en de detailhandel

De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar acht importeurs/handelaren van het betrokken product. Drie importeurs, die samen slechts iets meer dan 1% van de totale invoer in de Gemeenschap van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land vertegenwoordigden, stuurden de vragenlijst ingevuld terug. Voor alle drie ondernemingen speelt het betrokken product een belangrijke rol: de omzet in dit product komt voor elke onderneming overeen met 10 tot 70% van haar totale omzet. Door de verwachte toename van het verbruik van CFL-i's op middellange termijn zou dit aandeel waarschijnlijk nog stijgen. Ook één detailhandelaar nam contact op met de Commissie.

Twee van de importeurs en de ene detailhandelaar spraken zich duidelijk uit tegen voortzetting van de maatregelen, terwijl de derde importeur van mening was dat aan de instelling van maatregelen zowel voor- als nadelen verbonden zijn. Alle drie ondernemingen beweerden dat de Gemeenschap van de invoer van het betrokken product uit de VRC afhankelijk is, omdat de communautaire productie niet aan de vraag op de markt kan voldoen. Bovendien benadrukten zij dat het verbruik in de Gemeenschap naar verwachting aanzienlijk zal toenemen. Zij gaven echter wel toe dat de geldende maatregelen voorkomen hebben dat minderwaardige spectraallampen van kwaliteitsklasse C op de communautaire markt voet aan de grond konden krijgen. Daar het voor consumenten moeilijk kan zijn om tussen kwaliteitsklasse C en de hogere kwaliteitsklasse B te onderscheiden, zou intrekking van de maatregelen ertoe kunnen leiden dat lampen van kwaliteitsklasse B, die voor de betrokken importeurs van cruciaal zakelijk belang zijn, moeilijk meekomen op de markt.

6. Belang van de consumenten en de ontwikkeling van het betrokken product op de communautaire markt

Verscheidene belanghebbenden voerden aan dat antidumpingrechten in strijd zijn met het energiebesparingsbeleid van de Gemeenschap, omdat zij veel te hoge detailhandelprijzen voor de consument tot gevolg hebben en daarom de verkoop van spaarlampen (CFL-i's) negatief beïnvloeden. Omgekeerd betoogde één belanghebbende dat stopzetting van de maatregelen schadelijk zou zijn voor het milieubeleid van de Gemeenschap, daar de in China vervaardigde CFL-i's meer kwik bevatten en daarom in de afvalfase het milieu meer belasten dan de in de Gemeenschap vervaardigde lampen.

Antidumpingmaatregelen hebben tot doel oneerlijke concurrentievoordelen als gevolg van invoer met dumping naar de Gemeenschap tegen te gaan. Daarom kan ander communautair beleid geen beletsel zijn voor de instelling en voortzetting van antidumpingmaatregelen, mochten die noodzakelijk zijn.

Niettemin is uit het onderzoek gebleken dat het verbruik van en de vraag naar het betrokken product op de Europese markt snel is gestegen en dat die grotere vraag waarschijnlijk kan worden toegeschreven aan de toenemende belangstelling van Europese consumenten voor producten die hun energie-uitgaven verminderen en zo bijdragen tot een duurzame ontwikkeling. Ook staat vast dat de geldende maatregelen de detailhandelprijzen voor het betrokken product in de Gemeenschap aanzienlijk beïnvloeden. Dat betekent dat sommige consumenten die overwogen van gloeilampen op het betrokken product over te stappen, dat niet hebben kunnen doen omdat het prijsverschil tussen deze twee producten in de winkel te groot was – een prijsverschil dat onder meer door de geldende maatregelen nog werd vergroot. Bij de beoordeling van het belang van de Gemeenschap in dit geval moet er dus ook rekening mee worden gehouden dat het betrokken product in voldoende hoeveelheden en tegen redelijke prijzen op de markt beschikbaar moet zijn.

Dit moet worden gezien tegen de achtergrond van het communautaire beleid dat erop gericht is het gebruik van spaarlampen te stimuleren, waardoor bovengenoemde argumenten alleen maar aan kracht winnen.

In het licht van de vermoedelijke ontwikkeling van de markt is het zeer waarschijnlijk dat voortzetting van de maatregelen de consument op middellange en lange termijn aanzienlijk zou belasten.

In reactie op de mededeling van feiten en overwegingen heeft de communautaire fabrikant die de klacht ondersteunt, aangevoerd dat de geldende maatregelen niet tot een aanzienlijke verhoging van de consumentenprijzen in de Gemeenschap hebben geleid. Met betrekking tot dit argument zij opgemerkt dat de consumentenprijs voor sommige modellen sinds de instelling van maatregelen wellicht is gedaald, maar dat rechten tot 66%, die bovendien werden uitgebreid tot ontwijkende invoer, een opwaarts prijseffect moeten hebben gehad. Bovendien waren de prijzen voor drie van de vijf modellen in de lidstaat met de grootste detailmarkt volgens de eigen gegevens van de betrokken fabrikant begin 2006 hoger dan begin 2001. De onderneming die in de bijlage onderneming A wordt genoemd, stelde dat niet duidelijk was of de klager zijn klacht had ingetrokken. Zoals al eerder gezegd, heeft de communautaire fabrikant die de klacht ondersteunde, deze gehandhaafd.

Sommige belanghebbenden beweerden eveneens dat de maatregelen in strijd zijn met het belang van de Gemeenschap omdat de communautaire fabrikanten niet over voldoende capaciteit beschikken om aan de vraag te voldoen en invoer dus nodig is om de markt te bevoorraden.

Antidumpingmaatregelen hebben niet tot doel invoer te verbieden of het aanbod van CFL-i's op de communautaire markt aan banden te leggen. Zoals hierboven al is aangetoond, hadden de geldende maatregelen geen negatief effect op de invoer. Integendeel, het toenemende verbruik heeft in de beoordelingsperiode zowel absoluut als relatief tot een stijging van de invoer uit de VRC geleid. Het is echter duidelijk dat de invloed van maatregelen op het aanbod op middellange termijn groter kan zijn.

Voorts beweerden sommige belanghebbenden dat de geldende maatregelen de concurrentie op de communautaire markt verstoren daar slechts enkele ondernemingen in staat zijn in de VRC CFL-i's te kopen waarop een nulrecht of zeer laag recht van toepassing is. Voor andere ondernemingen is de toegang tot de markt beperkt omdat zij alleen kunnen kopen bij producenten/exporteurs voor wie een hoog antidumpingrecht geldt.

In artikel 21 van de basisverordening wordt gesproken over de noodzaak om de handelsverstorende gevolgen van schade veroorzakende dumping weg te nemen. De instelling van maatregelen helpt om het voordeel voor exporteurs als gevolg van de dumping te neutraliseren. Rechten dragen er zo toe bij dat voor communautaire producenten, exporteurs in derde landen en exporteurs in het betrokken land waarvoor geen dumping is vastgesteld enerzijds en voor exporteurs waarvan is vastgesteld dat zij zich schuldig maken aan dumpingpraktijken anderzijds, dezelfde voorwaarden gelden. Dat voor sommige exporteurs hogere rechten gelden dan voor andere, komt gewoon doordat voor hen verschillende dumpingmarges zijn vastgesteld; dit leidt dus niet tot discriminatie of concurrentieverstoring tussen importeurs die hun producten bij verschillende bronnen in de VRC betrekken. Bovendien is uit het onderzoek gebleken dat communautaire ondernemingen hun CFL-i's bij een hele reeks producenten in de Gemeenschap, in het betrokken land en in derde landen kunnen kopen en is er geen bewijsmateriaal verstrekt ter staving van het argument dat sommige ondernemingen geen toegang tot de markt zouden hebben. Gezien het bovenstaande moet dus worden geconcludeerd dat voortzetting van de maatregelen vooral op middellange tot lange termijn aanzienlijke gevolgen voor de consument zou hebben wat de detailhandelprijzen en het aanbod op de markt betreft.

7. Conclusie betreffende het belang van de Gemeenschap en de duur van de maatregelen

Artikel 21, lid 1, van de basisverordening bepaalt dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de noodzaak de handelsverstorende gevolgen van schade veroorzakende dumping weg te nemen, terwijl één producent, die een aanmerkelijk deel van de communautaire productie voor zijn rekening neemt, te lijden heeft onder de gevolgen van de schade veroorzakende dumping die bij het onderzoek is vastgesteld. Daar staan dan weer belangrijke overwegingen tegenover, die tot de conclusie leiden dat het in het belang van de Gemeenschap is de maatregelen niet voort te zetten: de bedrijfstak van de Gemeenschap is zelf sterk afhankelijk van invoer uit de VRC om aan de snel groeiende vraag te voldoen; sommige communautaire producenten zelf zijn geen voorstander van voortzetting van de maatregelen; en er is gebleken dat de maatregelen een aanzienlijk effect hebben op de winkelprijzen en dus op de keuze van de consument tussen een CFL-i of een minder efficiënte gloeilamp.

Bij een afweging van alle betrokken belangen luidt de conclusie dat de balans doorslaat in het voordeel van intrekking van de maatregelen. In het licht van bovenstaande overwegingen betreffende de belangen van de fabrikant die voorstander van voortzetting is, is het, wanneer diens belangen worden afgewogen tegen de andere betrokken belangen, met name die van de andere fabrikanten in de Gemeenschap, op korte termijn echter in het belang van de Gemeenschap de maatregelen nog enige tijd voort te zetten, zodat de nodige aanpassingen kunnen worden gemaakt. Daarom moeten de maatregelen, voordat ze vervallen, nog één jaar worden gehandhaafd. Na deze periode zullen de voordelen van maatregelen voor communautaire fabrikanten niet meer opwegen tegen de waarschijnlijke negatieve gevolgen voor de consument en de andere marktdeelnemers.

F. SLOTBEPALINGEN

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wil aanbevelen de bestaande maatregelen na één jaar in te trekken. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken en argumenten naar voren brengen. Geen van de opmerkingen die naar aanleiding van de mededeling van de feiten en overwegingen zijn ontvangen, is reden de conclusies in deze verordening te wijzigen.

Uit het bovenstaande volgt dat de antidumpingrechten na één jaar moeten worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op elektronische compacte fluorescerende gasontladingslampen die op wisselstroom werken (met inbegrip van elektronische compacte fluorescerende gasontladingslampen die zowel op wissel- als op gelijkstroom werken) en uitgerust zijn met een of meer glazen buizen, waarbij alle verlichtingselementen en elektronische componenten aan de lampvoet bevestigd of in de lampvoet geïntegreerd zijn, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, ingedeeld onder GN-code ex 8539 31 90 (TARIC-code 8539 31 90 95).

2. Het antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, van de door onderstaande ondernemingen vervaardigde producten bedraagt:

Onderneming Antidumpingrecht (%) Aanvullende TARIC-code

Changzhou Hailong Electronics & Light Fixtures Co. Ltd. Luoyang, Changzhou, Jiangsu Changzhou 213104 Volksrepubliek China 59, A

City Bright Lighting (Shenzhen) Ltd. Shenzhen Volksrepubliek China 17, A

Deluxe Well Enterprises Ltd. Block 17-18, Hong Qiao Tao Industrial Zone Bao An Yuan Shenzhen Volksrepubliek China 37, A

Lisheng Electronic & Lighting (Xiamen) Co. Ltd. Xiamen Volksrepubliek China 0, A

Philips & Yaming Lighting Co. Ltd. 1805 Hu Yi Highway Malu Jia Ding District Shangai 201801 Volksrepubliek China 32, A

Sanex Electronics Co. Ltd. 1 Xiangyang Road, Xiangcheng Town, Xiangcheng District, Suzhou, Jiangsu, Volksrepubliek China 20, A

Shenzhen Zuoming Electronic Co. Ltd. Shenzhen, Guangdong Volksrepubliek China 8, A

Zhejiang Sunlight Group Co. Ltd. 129 Fengshan Road, Zhejiang Shangyu 213104 Volksrepubliek China 35, A

Alle andere ondernemingen 66, A

3. Het definitieve antidumpingrecht van 66,1% dat geldt voor de invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China wordt hierbij uitgebreid tot hetzelfde, in lid 1 genoemde, product dat vanuit de Socialistische Republiek Vietnam, de Islamitische Republiek Pakistan en de Republiek der Filipijnen wordt verzonden en al dan niet wordt aangegeven als zijnde van oorsprong uit de Socialistische Republiek Vietnam, de Islamitische Republiek Pakistan en de Republiek der Filipijnen (TARIC-code 8539 31 90 92).

4. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . Zij is gedurende één jaar gerekend vanaf haar inwerkingtreding van kracht.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE

Onderneming A

a) Ingevoerde hoeveelheden

In het nieuwe onderzoektijdvak heeft onderneming A tussen 50 en 60 miljoen CFL-i's uit het betrokken land ingevoerd, wat overeenkomt met 70 tot 80% van de door haar op de communautaire markt verkochte hoeveelheid. Uitgedrukt in waarde, was het aandeel van de invoer geringer. Terwijl de ingevoerde hoeveelheden ongeveer driemaal zo groot waren als de in de Gemeenschap vervaardigde hoeveelheden, heeft de invoer amper meer dan 50% van de totale inkomsten van onderneming A uit de verkoop in de Gemeenschap opgeleverd.

b) Band met producenten/exporteurs in het betrokken land

Onderneming A is verbonden met twee producenten/exporteurs in het betrokken land. Zij betrekt het grootste deel van haar invoer bij deze twee verbonden producenten/exporteurs. In het nieuwe onderzoektijdvak voerden deze 47% van hun productie uit naar de Gemeenschap.

c) Invoerstrategie, defensief (tijdelijk) of strategisch (lange termijn)

Onderneming A heeft gekozen voor de langetermijnstrategie om uit het betrokken land in te voeren, omdat zij haar afnemers het volledige assortiment producten wil kunnen aanbieden.

d) Communautaire productie

Onderneming A is de op één na grootste fabrikant van CFL-i's in de Gemeenschap. Zij biedt werk aan ongeveer 600 man voor de productie en de verkoop van het betrokken product. Volgens onderneming A zullen in haar fabriek twee nieuwe productielijnen worden geïnstalleerd, waardoor haar huidige productiecapaciteit met ongeveer de helft wordt vergroot en een extra 15 tot 20 miljoen eenheden zullen kunnen worden vervaardigd. De nieuwe productielijnen zijn bedoeld voor de productie van het betrokken product.

Zoals ook voor de andere communautaire fabrikanten het geval is, bestaat de productie van onderneming A in de Gemeenschap hoofdzakelijk in de assemblage van onderdelen van verschillende leveranciers. Iets minder dan de helft van deze onderdelen is afkomstig uit de Gemeenschap. De oorsprongsregels zijn vervat in de douanewetgeving, met name in Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek i, meer bepaald de artikelen 22 tot en met 27. Uit het onderzoek is gebleken dat het betrokken product onder een andere tariefpost is ingedeeld dan de ingevoerde onderdelen. Deze herindeling is het gevolg van een aanzienlijke verwerking van de onderdelen. Op grond daarvan en op basis van de tijdens dit onderzoek verzamelde informatie kan daarom worden geconcludeerd dat het door onderneming A vervaardigde betrokken product van oorsprong uit de Gemeenschap is.

e) Vestigingsplaats van het hoofdkantoor en belangrijkste aandeelhouders

Onderneming A maakt deel uit van een grote Europese ondernemingsgroep die haar hoofdkantoor in de Gemeenschap heeft.

f) Vestigingsplaats van onderzoek- en ontwikkelingsafdelingen

Het belangrijkste onderzoek- en ontwikkelingscentrum van onderneming A is in één lidstaat gevestigd. Bovendien zijn de meeste onderzoek- en ontwikkelingsfaciliteiten, met name die welke zich met de ontwikkeling van het productieproces bezighouden, dicht bij de productie-installaties gevestigd, namelijk in een andere lidstaat en in het betrokken land.

Onderneming B

a) Ingevoerde hoeveelheden

In het nieuwe onderzoektijdvak heeft onderneming B tussen 11 en 18 miljoen CFL-i's uit het betrokken land ingevoerd, wat overeenkomt met 20 tot 30% van de door haar op de communautaire markt verkochte hoeveelheid.

Uitgedrukt in waarde, was het aandeel van de invoer geringer. De ingevoerde producten leverden namelijk 15 tot 20% van de totale inkomsten op.

b) Band met producenten/exporteurs in het betrokken land

Onderneming B is verbonden met één producent/exporteur in het betrokken land. De productiecapaciteit van deze verbonden producent/exporteur bedroeg in het nieuwe onderzoektijdvak ongeveer 40 miljoen eenheden, iets minder dan de productiecapaciteit van onderneming B in haar fabrieken in de Gemeenschap. In het nieuwe onderzoektijdvak heeft onderneming B echter geen CFL-i's van deze verbonden producent/exporteur ingevoerd, maar wel van onafhankelijke producenten/exporteurs.

Eén onafhankelijke producent/exporteur in het betrokken land, met een aanzienlijke productiecapaciteit en een aanzienlijke verkoop in de Gemeenschap, voerde aan dat onderneming B zich bereid heeft getoond het bedrijf in kwestie over te nemen. De producent/exporteur voerde aan dat onderneming B niet onder de definitie van communautaire productie zou mogen vallen, omdat zij belangstelling had getoond voor de overname van onafhankelijke producenten/exporteurs in het betrokken land en bijgevolg na deze of andere overnames tegen schade veroorzakende dumping beschermd zou zijn. Het argument werd niet met documenten gestaafd en is dan ook afgewezen.

c) Invoerstrategie, defensief (tijdelijk) of strategisch (lange termijn)

Onderneming B beschouwt haar invoer als een defensieve zet. Zij beweert dat haar invoer van tijdelijke aard is en zal worden vervangen door in de Gemeenschap vervaardigde CFL-i's. Na afloop van het nieuwe onderzoektijdvak heeft onderneming B inderdaad nieuwe capaciteit geïnstalleerd in een van haar fabrieken in de Gemeenschap.

d) Communautaire productie

Onderneming B is de grootste producent in de Gemeenschap. Zij biedt werk aan ongeveer 700 man voor de productie en de verkoop van het betrokken product. Zoals ook voor de andere communautaire producenten het geval is, bestaat de productie van onderneming A in de Gemeenschap hoofdzakelijk in de assemblage van onderdelen van verschillende leveranciers. Bijna al deze onderdelen zijn afkomstig uit de Gemeenschap.

e) Vestigingsplaats van het hoofdkantoor en belangrijkste aandeelhouders

Onderneming B maakt deel uit van een grote Europese ondernemingsgroep die haar hoofdkantoor in de Gemeenschap heeft.

f) Vestigingsplaats van onderzoek- en ontwikkelingsafdelingen

Het belangrijkste onderzoek- en ontwikkelingscentrum van onderneming B is in één lidstaat gevestigd. Bovendien zijn enkele van de onderzoek- en ontwikkelingsfaciliteiten, met name die welke zich met de ontwikkeling van het productieproces bezighouden, dicht bij de productie-installaties gevestigd, namelijk in twee andere lidstaten (ook voor onderdelen) en in het betrokken land.

Onderneming C

a) Ingevoerde hoeveelheden

In het nieuwe onderzoektijdvak heeft onderneming C tussen 3 en 7 miljoen CFL-i's uit het betrokken land ingevoerd, wat overeenkomt met 30 tot 40% van de door haar op de communautaire markt verkochte hoeveelheid.

Uitgedrukt in waarde, was het aandeel van de invoer geringer. De ingevoerde producten leverden namelijk 20 tot 30% van de totale inkomsten op.

b) Band met producenten/exporteurs in het betrokken land

Onderneming C is verbonden met één producent/exporteur in het betrokken land, bij wie zij het grootste deel van haar invoer betrekt. De productiecapaciteit van deze verbonden producent/exporteur was ongeveer vijfmaal zo groot als die van onderneming C in haar fabriek in de Gemeenschap.

c) Invoerstrategie, defensief (tijdelijk) of strategisch (lange termijn)

Onderneming C heeft verklaard dat het een strategische langetermijnbeslissing is om uit het betrokken land in te voeren, omdat zij haar afnemers het volledige assortiment producten wil kunnen aanbieden. Gezien de lage aankoopprijzen en de lage transportkosten zou het volgens de onderneming geen economisch voordeel opleveren het betrokken product in zulke hoeveelheden in de EU te produceren dat aan de vraag kan worden voldaan.

d) Communautaire productie

Onderneming C biedt werk aan ongeveer 450 man voor de productie en de verkoop van het betrokken product. De meesten van hen werken in haar fabrieken in één lidstaat. De productie van onderneming C in de Gemeenschap bestaat hoofdzakelijk in de assemblage van onderdelen van verschillende leveranciers. Minder dan de helft van deze onderdelen is afkomstig uit de Gemeenschap. Uit het onderzoek is gebleken dat het betrokken product onder een andere tariefpost is ingedeeld dan de ingevoerde onderdelen. Deze herindeling is het gevolg van een aanzienlijke verwerking van de onderdelen. Op grond daarvan en op basis van de tijdens dit onderzoek verzamelde informatie werd geconcludeerd dat het door onderneming C vervaardigde betrokken product van oorsprong uit de Gemeenschap is.

e) Vestigingsplaats van het hoofdkantoor en belangrijkste aandeelhouders

Onderneming C maakt deel uit van een grote ondernemingsgroep die haar hoofdkantoor in een derde land heeft. Het hoofdkantoor van onderneming C, die een afzonderlijke rechtspersoon is, is echter in de Gemeenschap gevestigd.

Hoewel onderneming C deel uitmaakt van een wereldwijde groep met hoofdkantoor in een derde land, is zij volledig bevoegd om alle bedrijfsbeslissingen te nemen over de productie-, invoer- en verkoopstrategie betreffende CFL-i's voor de communautaire markt.

f) Vestigingsplaats van onderzoek- en ontwikkelingsafdelingen

Het belangrijkste onderzoek- en ontwikkelingscentrum van onderneming C voor het betrokken product is in één lidstaat van de Gemeenschap gevestigd. Bovendien vindt ook wat enig onderzoek- en ontwikkelingswerk plaats in het hoofdkantoor in het derde land. Voorts worden onderzoek en ontwikkeling, vooral wat het productieproces betreft, uitgevoerd dicht bij de productie-installaties, d.w.z. in de Gemeenschap en in het betrokken land.

Onderneming D

a) Ingevoerde hoeveelheden

In het nieuwe onderzoektijdvak heeft onderneming D tussen 2 en 3 miljoen CFL-i's uit het betrokken land ingevoerd, wat overeenkomt met 50 tot 60% van de door haar op de communautaire markt verkochte hoeveelheid.

Uitgedrukt in waarde, was het aandeel van de invoer geringer. De ingevoerde producten leverden namelijk 40 tot 50% van de totale inkomsten op.

b) Band met producenten/exporteurs in het betrokken land

Onderneming D is niet verbonden met producenten/exporteurs in het betrokken land. Onderneming D betrekt haar invoer uit het betrokken land bij onafhankelijke producenten/exporteurs.

c) Invoerstrategie, defensief (tijdelijk) of strategisch (lange termijn)

Onderneming D heeft verklaard dat het een strategische langetermijnbeslissing is om uit het betrokken land in te voeren, omdat zij haar afnemers het volledige assortiment producten wil kunnen aanbieden. Volgens de onderneming zou het geen economisch voordeel opleveren het betrokken product in zulke hoeveelheden in de EU te produceren dat aan de vraag kan worden voldaan.

d) Communautaire productie

Onderneming D biedt werk aan 35 tot 85 man voor de productie en de verkoop van het betrokken product. De meesten van hen werken in haar fabriek in de Gemeenschap. Haar productieactiviteit bestaat hoofdzakelijk in de assemblage van onderdelen, waarvan minder dan de helft afkomstig is uit de EU. Uit het onderzoek is gebleken dat het betrokken product onder een andere tariefpost is ingedeeld dan de ingevoerde onderdelen. Deze herindeling is het gevolg van een aanzienlijke verwerking van de onderdelen. Op grond daarvan en op basis van de tijdens dit onderzoek verzamelde informatie werd geconcludeerd dat het door onderneming D vervaardigde betrokken product van oorsprong uit de Gemeenschap is.

e) Vestigingsplaats van het hoofdkantoor en belangrijkste aandeelhouders

In het nieuwe onderzoektijdvak was onderneming D in handen van een private-equitygroep. Na afloop van het nieuwe onderzoektijdvak is onderneming D echter overgenomen door een fabrikant uit een derde land. Onderneming D heeft haar hoofdkantoor in de Gemeenschap.

f) Vestigingsplaats van onderzoek- en ontwikkelingsafdelingen

Alle onderzoek- en ontwikkelingscentra van onderneming D zijn in de Gemeenschap gevestigd.