Toelichting bij COM(2007)561 - Intrekking van de bij Verordening 1050/2002 ingestelde antidumpingrechten op opneembare compact discs uit Taiwan, zodat deze kunnen worden terugbetaald of kwijtgescholden en tot intrekking van de bij Verordening 960/2003 ingestelde compenserende rechten op opneembare compact discs uit India, zodat deze kunnen worden terugbetaald of kwijtgescholden, en tot beëindiging van de desbetreffende procedure

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Dit voorstel betreft de toepassing van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van de Raad van 21 december 2005 (“de antidumpingbasisverordening”), en van Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 van de Raad van 8 maart 2004 (“de antisubsidiebasisverordening”), in het kader van de procedures betreffende de antidumpingrechten die op opneembare compact discs van oorsprong uit Taiwan zijn ingesteld, en betreffende de compenserende rechten die op opneembare compact discs van oorsprong uit India zijn ingesteld.

Algemene context


Dit voorstel wordt gedaan in het kader van de tenuitvoerlegging van de antidumpingbasisverordening en van de antisubsidiebasisverordening en is het resultaat van een onderzoek dat is uitgevoerd overeenkomstig de materiële en formele eisen van voornoemde basisverordeningen.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Er bestaan nog geen bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


Niet van toepassing.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Partijen die belang hebben bij de procedure, werden overeenkomstig de antidumpingbasisverordening en de antisubsidiebasisverordening al in de loop van het onderzoek in de gelegenheid gesteld hun belangen te verdedigen.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling


Dit voorstel vloeit voort uit de tenuitvoerlegging van de antidumpingbasisverordening en van de antisubsidiebasisverordening. De antidumpingbasisverordening en de antisubsidiebasisverordening voorzien niet in een algemene effectbeoordeling, maar bevatten wel een uitputtende lijst van factoren die moeten worden beoordeeld.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


Op 22 maart 2007 heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie i de opening aangekondigd van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op opneembare compact discs van oorsprong uit Taiwan, en van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op opneembare compact discs van oorsprong uit India. De nieuwe onderzoeken, die op eigen initiatief van de Commissie werden geopend, betreffen alleen het belang van de Gemeenschap. Bijgevoegd voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad bevat de definitieve conclusies in verband met het belang van de Gemeenschap. De lidstaten werden geraadpleegd tijdens de vergaderingen van het Antidumping- en het Antisubsidiecomité van 6 september 2007. De meeste lidstaten waren voorstander van de voorgestelde maatregelen. De Raad wordt verzocht bijgevoegd voorstel voor een verordening goed te keuren, waarna de verordening zo spoedig mogelijk in het Publicatieblad van de Europese Unie moet worden bekendgemaakt.

Rechtsgrondslag


Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van de Raad van 21 december 2005 (“de antidumpingbasisverordening”), en Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 van de Raad van 8 maart 2004 (“de antisubsidiebasisverordening”).

Subsidiariteitsbeginsel


Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

de vorm van de maatregel wordt beschreven in bovengenoemde antidumpingbasisverordening en antisubsidiebasisverordening en laat geen ruimte voor nationale besluitvorming.

Beschrijving van de wijze waarop de financiële en administratieve lasten voor de Gemeenschap, de nationale, regionale en plaatselijke overheden, bedrijven en burgers zoveel mogelijk worden beperkt en hoe zij in verhouding staan tot het doel van het voorstel: niet van toepassing.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: bovengenoemde antidumpingbasisverordening en antisubsidiebasisverordening voorzien niet in andere mogelijkheden.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. De maatregelen worden met terugwerkende kracht ingetrokken. De terugbetaling of kwijtschelding dient overeenkomstig de douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten te worden aangevraagd.

1. Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot intrekking van de bij Verordening (EG) nr. 1050/2002 van de Raad van 13 juni 2002 i ingestelde antidumpingrechten op opneembare compact discs van oorsprong uit Taiwan, zodat deze kunnen worden terugbetaald of kwijtgescholden en tot intrekking van de bij Verordening (EG) nr. 960/2003 van de Raad van 2 juni 2003  i ingestelde compenserende rechten op opneembare compact discs van oorsprong uit India, zodat deze kunnen worden terugbetaald of kwijtgescholden, en tot beëindiging van de desbetreffende procedure

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap i (“de antidumpingbasisverordening”), en met name op artikel 11, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (“de antisubsidiebasisverordening”)[5], en met name op artikel 19,

Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

2. Geldende maatregelen en onderwerp van het nieuwe onderzoek

3. Op 18 juni 2002 zijn op opneembare compact discs van oorsprong uit Taiwan definitieve antidumpingrechten ingesteld[6] (“de oorspronkelijke antidumpingprocedure”), die varieerden van 17,7% to 38,5%. Deze maatregelen zijn op 18 juni 2007 van rechtswege vervallen i.

4. Op 5 juni 2003 zijn op cd-r’s uit India definitieve compenserende rechten van 7,3% ingesteld i (“de oorspronkelijke antisubsidieprocedure”).

5. Vroeger onderzoek naar de invoer van cd-r's uit de Volksrepubliek China, Hongkong en Maleisië

6. Bij Besluit 2006/753/EG van 3 november 2006 heeft de Commissie een antidumpingprocedure betreffende de invoer van opneembare compact discs (cd-r’s) van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Hongkong en Maleisië beëindigd, omdat het niet in het belang van de Gemeenschap was maatregelen in te stellen (“het beëindigingsbesluit”) i. De conclusie was dat vanwege het geringe marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap het instellen van maatregelen voor die bedrijfstak waarschijnlijk geen voordelen van betekenis zou opleveren. Gezien de verwachte aanzienlijke negatieve gevolgen voor importeurs, distributeurs, detailhandelaren en consumenten werd het instellen van maatregelen dus onevenredig geacht.

7. Inleiding van een nieuw onderzoek

8. De opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op opneembare compact discs van oorsprong uit Taiwan, en van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op opneembare compact discs van oorsprong uit India, werd op 22 maart 2007 in het Publicatieblad van de Europese Unie aangekondigd (“het bericht van opening”) i.

9. Beide nieuwe onderzoeken die op eigen initiatief van de Commissie werden geopend, betroffen alleen het belang van de Gemeenschap. Het besluit daarover zal eventueel terugwerkende kracht hebben tot 5 november 2006, d.w.z. de datum waarop het beëindigingsbesluit in werking is getreden. Ter wille van de doeltreffendheid van de procedure werd het nieuwe onderzoek van de antidumpingrechten die van toepassing zijn op cd-r’s van oorsprong uit Taiwan, gecombineerd met het nieuwe onderzoek van de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op cd-r’s van oorsprong uit India.

10. Zoals al gezegd, zijn de antidumpingmaatregelen op cd-r’s van oorsprong uit Taiwan op 18 juni 2007 vervallen. Bijgevolg is het nieuwe onderzoek betreffende Taiwan stopgezet. Tot die datum heeft het onderzoek echter formeel plaatsgevonden en heeft de Commissie met name overwogen om de tussen 5 november 2006 en 18 juni 2007 betaalde rechten met terugwerkende kracht in te trekken.

11. Ter wille van de doeltreffendheid van de procedure en om de algehele samenhang van haar maatregelen te garanderen, heeft de Commissie de conclusies van beide nieuwe onderzoeken in deze verordening gecombineerd.

12. Bij de procedure betrokken partijen

13. De Commissie heeft de communautaire producenten, importeurs en gebruikers, alsmede de exporteurs en vertegenwoordigers van India en Taiwan officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Alle belanghebbenden konden binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn hun standpunt schriftelijk uiteenzetten en verzoeken te worden gehoord. Aangezien de nieuwe onderzoeken alleen betrekking hebben op de aspecten in verband met het belang van de Gemeenschap, heeft de Commissie slechts de in de Gemeenschap gevestigde partijen, d.w.z. de communautaire producenten, importeurs en gebruikers, verzocht de vragenlijst in te vullen. 1 producent, 14 importeurs en 10 gebruikers stuurden de vragenlijst ingevuld terug.

14. De Commissie ontving ook een brief van het Committee of European CD-Rs Manufacturers (“CECMA”), dat de klager in de oorspronkelijke antidumping- en antisubsidieprocedure en in de bij het beëindigingsbesluit afgesloten procedures vertegenwoordigde, alsmede een brief van de vroegere vertegenwoordiger van bedrijf D in het beëindigingsbesluit.

15. Voorts ontvingen de diensten van de Commissie nog opmerkingen van andere belanghebbenden, onder wie met name distributeurs en leveranciers van een Indiase exporteur.

16. De diensten van de Commissie hebben alle door de belanghebbenden ingediende opmerkingen en argumenten grondig onderzocht. Gezien de situatie van de communautaire productie zullen de conclusies van dit nieuwe onderzoek echter alleen de identificatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap betreffen.

17. Onderzoektijdvak

18. Het onderzoek naar de aspecten in verband met het belang van de Gemeenschap had betrekking op de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 (“het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar trends die relevant waren voor de beoordeling van het belang van de Gemeenschap, had betrekking op de periode van 1 januari 2003 tot het eind van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”).

19. Betrokken product en soortgelijk product

20. Betrokken product

21. Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op opneembare compact discs (cd-r’s) van oorsprong uit India (“het betrokken product”), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8523 40 11. Deze GN-code wordt slechts ter informatie vermeld.

22. Naar hetzelfde product van oorsprong uit Taiwan is een nieuw onderzoek verricht in de periode van 22 maart 2007, de datum van publicatie van het bericht van opening, tot en met 18 juni 2007, de datum waarop de antidumpingrechten op cd-r’s uit Taiwan zijn vervallen.

23. Het betrokken product is een schijfje van policarbonaat, voorzien van een laag kleurstof, een laag reflecterend materiaal en een beschermlaag. Hoewel de opname op dergelijke schijfjes in verschillende stappen kan gebeuren, kan de opgenomen informatie niet worden gewist. Het schijfje is een optisch opslagmedium voor digitale gegevens of digitaal geluid.

24. Cd-r’s kunnen van elkaar worden onderscheiden naar het type opgeslagen gegevens (gegevens-cd-r’s tegenover muziek-cd-r’s), de opslagcapaciteit, de reflecterende metaallaag en het al of niet bedrukt zijn. Alle typen cd-r’s bezitten dezelfde fysische en technische eigenschappen en worden voor dezelfde doeleinden gebruikt. Daarom worden ze als een enkel product beschouwd.

25. Soortgelijk product

26. In het kader van deze procedure is geen bezwaar gemaakt tegen de vergelijkbaarheid van de in de Gemeenschap ingevoerde en de in de Gemeenschap zelf geproduceerde cd-r’s. Daarom worden alle typen cd-r’s, zowel die van oorsprong uit India en Taiwan als die geproduceerd in de Gemeenschap, beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de antidumpingbasisverordening en artikel 1, lid 5, van de antisubsidiebasisverordening.

B. COMMUNAUTAIRE PRODUCTIE EN BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

1. Communautaire productie en bedrijfstak van de Gemeenschap in de bij het beëindigingsbesluit afgesloten procedures

27. In deze procedure (zie overweging 28 en overweging 58 e.v. van het beëindigingsbesluit) stelden de diensten van de Commissie vast dat de communautaire productie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening werd gevormd door 10 producenten. Slechts één ervan werd geacht de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de antidumpingbasisverordening te vormen, namelijk Manufacturing Advanced Media (“MAM-E”).

2. Communautaire productie en bedrijfstak van de Gemeenschap in de onderhavige procedures

28. Geen van de producenten die in het beëindigingsbesluit werden geacht de communautaire productie te vormen, heeft zijn medewerking verleend aan de onderhavige procedure.

29. Voorts heeft de Commissie bewijsmateriaal ontvangen dat de enige onderneming die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormde in de procedure die tot het beëindigingsbesluit heeft geleid, een liquidatieprocedure heeft ondergaan. Dit werd bevestigd in de brief die haar vroegere vertegenwoordiger heeft gestuurd. De Commissie heeft ook een afschrift ontvangen van een gerechtelijke beslissing tot inleiding van de liquidatieprocedure, waarbij de activiteiten van de onderneming zijn gestaakt. De door de Commissie verzonden vragenlijst werd teruggestuurd met de vermelding “gerechtelijke liquidatie”.

30. Bovendien heeft CECMA, ook al had het zich voor handhaving van de maatregelen uitgesproken, geen vragenlijst of enig bewijsmateriaal ingediend namens een communautaire producent die lid is van de vereniging.

31. Een andere onderneming (bedrijf A in het beëindigingsbesluit) deelde de Commissie mee dat het zijn productie in de Gemeenschap had gestaakt.

32. Ten slotte heeft de Commissie ook een antwoord ontvangen van bedrijf B in het beëindigingsbesluit. Er werd echter geen bewijsmateriaal verstrekt dat indruiste tegen de bevindingen van het beëindigingsbesluit, namelijk dat bedrijf B niet in de definitie van bedrijfstak van de Gemeenschap mocht worden opgenomen en dat haar productie van de definitie van communautaire productie moest worden uitgesloten (zie overweging 40 van het beëindigingsbesluit).

33. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat er geen bedrijfstak van de Gemeenschap en dus ook geen belang van de Gemeenschap meer is.

C. TOEPASSING MET TERUGWERKENDE KRACHT

34. Gelet op bovenstaande bevindingen dienen de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op opneembare compact discs van oorsprong uit Taiwan, en de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op opneembare compact discs van oorsprong uit India, te worden ingetrokken met terugwerkende kracht tot de datum van inwerkingtreding van het beëindigingsbesluit.

35. Bijgevolg dienen de krachtens Verordening (EG) nr. 1050/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betaalde of in de rekeningen opgenomen definitieve antidumpingrechten op opneembare compact discs (cd-r’s) van oorsprong uit Taiwan en de krachtens Verordening (EG) nr. 960/2003 van de Raad van 2 juni 2003 betaalde of in de rekeningen opgenomen definitieve compenserende rechten op opneembare compact discs van oorsprong uit India, en die sinds 5 november 2006 in het vrije verkeer zijn gebracht, te worden terugbetaald of kwijtgescholden.

36. De terugbetaling of kwijtschelding dient overeenkomstig de douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten te worden aangevraagd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 1050/2002 van de Raad van 13 juni 2002 ingestelde antidumpingrechten op opneembare compact discs (cd-r’s) van oorsprong uit Taiwan en de bij Verordening (EG) nr. 960/2003 van de Raad van 2 juni 2003 ingestelde compenserende rechten op opneembare compact discs (cd-r’s) van oorsprong uit India worden ingetrokken.

Artikel 2

De antisubsidieprocedures betreffende de invoer van opneembare compact discs (cd-r’s) van oorsprong uit India worden beëindigd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 1 is van toepassing met ingang van 5 november 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

[5] [6]9[\]{|}~¥ÄÅÑíïðMN_¥ÊÌÍ÷3PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).