Toelichting bij COM(2006)565 - Wijziging van Verordening 577/98 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Na de tussentijdse herziening van de Lissabon-strategie heeft de Commissie in februari 2005 een mededeling over groei en banen gepubliceerd. Hierin stelde zij een nieuwe start voor de Lissabon-strategie voor, waarbij de inspanningen op twee doelen zouden worden geconcentreerd: zorgen voor een sterkere, duurzame groei en meer en betere banen. Een volledige herziening van het beheer van de Europese werkgelegenheidsstrategie maakte hiervan deel uit, teneinde de effectiviteit en de synergieën tussen de nationale en communautaire maatregelen te maximaliseren. De lonen spelen in deze context een centrale rol omdat ze van invloed zijn op de productiekosten, de omvang van de werkgelegenheid, de hoogte van de inkomens en de sociale situatie van de werknemers en hun gezinnen. Informatie over de lonen en de loondeterminanten is van groot belang voor het volgen van het economische, het werkgelegenheids-, het onderwijs- en het gendergelijkheidsbeleid en moet waarborgen dat de EU-maatregelen inzake groei en banen ten goede komen aan ieder lid van de maatschappij. Ook is deze informatie van nut voor de evaluatie van de nieuwe sociale agenda voor 2005-2010. Om deze doelen te halen, heeft de Commissie informatie nodig over de structuur en de spreiding van de lonen in de lidstaten, ingedeeld naar sociaal-economische kenmerken en ook in relatie tot de verschillende vormen van werk in loondienst. Deze informatie is van wezenlijk belang voor de analyse en het begrip van de arbeidsmarkt en van de veranderingen die momenteel plaatsvinden in de structuur van de arbeidskrachten. De voordelen van de beschikbaarheid van gegevens over de lonen in relatie tot andere kenmerken van de werkgelegenheid worden alom erkend. De arbeidskrachtenenquête is in feite de eerste en meest gezaghebbende referentie voor arbeidsmarktinformatie, en daarom moeten de lonen, als basisvariabele voor de verklaring van arbeidsmarktgedrag, als verplichte variabele in deze enquête worden opgenomen, zodat een vollediger analyse van de arbeidsmarkten mogelijk wordt.

Algemene context


In 1998 werd bij Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad inkomen als nieuw kenmerk in de arbeidskrachtenenquête opgenomen. Wegens de gevoeligheid van dit soort informatie was dit kenmerk evenwel facultatief, zodat de lidstaten de mogelijkheid hadden de haalbaarheid van het verzamelen van dergelijke informatie in een arbeidskrachtenenquête te testen, na te gaan hoe zij dit het best konden doen zonder de algemene non-respons te vergroten en de kwaliteit van de verzamelde informatie te controleren. In de uitvoeringsverordening bestond de inkomensmodule aanvankelijk uit vijf variabelen: maandelijks nettoloon uit eerste baan, aanvullende uitkeringen uit eerste baan, werkloosheidsuitkeringen, aanvullende werkloosheidsuitkeringen en ziekte- of invaliditeitsuitkeringen. In dit voorstel worden alleen nog gegevens gevraagd over 'Maandloon in de eerste werkkring'. Het is niet de bedoeling om met deze variabele informatie over het loonpeil in de lidstaten van de EU te verzamelen, maar om arbeidsmarktgedrag te verklaren. In 1998 waren er slechts twee lidstaten die deze informatie verzamelden en aan Eurostat doorgaven. Nadien zijn subsidies gegeven aan lidstaten die bereid waren de opneming van deze variabele in hun enquêtes te testen of de koppeling van de resultaten tussen de arbeidskrachtenenquête en administratieve bronnen te onderzoeken. Ongeveer de helft van de lidstaten verzamelt nu in het kader van de arbeidskrachtenenquête gegevens over de lonen, met bevredigende resultaten. Er zijn ook optimale praktijken voor het verzamelen van de gegevens vastgesteld. De waarde van het verzamelen van deze informatie voor beleidsdoeleinden wordt alom erkend, en een volledige dekking van de EU is noodzakelijk. Sommige lidstaten stellen het verzamelen van de gegevens evenwel afhankelijk van een vereenvoudiging van de vroegere facultatieve variabele, en andere kunnen de variabele alleen in hun standaardvragenlijst voor de arbeidskrachtenenquête opnemen als er een wettelijke verplichting is deze informatie te verstrekken. Daarom is het van cruciaal belang Verordening (EG) nr. 577/98 dienovereenkomstig te wijzigden en het loon in de eerste werkkring als verplichte variabele in de arbeidskrachtenenquête op te nemen.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Bij Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad werd het inkomen als nieuw facultatief kenmerk in de arbeidskrachtenenquête opgenomen. Met het in deze toelichting gepresenteerde voorstel voor een verordening wordt beoogd: - het facultatieve karakter van dit enquêtekenmerk te wijzigen; - de informatie die voor het inkomen moet worden verstrekt tot 'loon in de eerste werkkring' te beperken; - lidstaten die voor deze informatie gebruikmaken van administratieve bronnen 18 maanden tijd te geven om de gegevens in te dienen om zo de lasten voor de respondenten te verminderen.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


Niet van toepassing.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten


De leden van de werkgroep arbeidsmarktstatistieken en de directeuren sociale statistiek zijn geraadpleegd en er is rekening gehouden met hun adviezen. Zowel de directeuren als de werkgroep betuigden hun instemming met het voorstel.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden


Om extra lasten te vermijden, hebben verscheidene lidstaten gevraagd of zij de gegevens op administratieve gegevens mochten baseren. Het duurt dan wel langer voor de gegevens kunnen worden ingediend. De Commissie stemde hiermee in. Dit komt in het voorstel tot uiting. Omdat lonen een gevoelig onderwerp vormen, is de non-respons bij vragen erover in het algemeen hoog. Toch kan de respons worden verbeterd. In sommige landen is de respons voor deze variabele vrij goed; de redenen voor dit succes zijn vastgesteld en als goede praktijken gepresenteerd. Een ander vaak genoemd probleem betreft de moeilijkheid overeenstemming te bereiken over een geharmoniseerde definitie van loon. Sommige landen kunnen alleen brutolonen verstrekken, andere nettolonen, en weer andere gebruiken definities die met geen van beide begrippen in overeenstemming zijn. Voor het meten van het loonpeil of de loonontwikkeling is een gemeenschappelijke definitie van essentieel belang. De in de arbeidskrachtenenquête verzamelde gegevens over de lonen zullen echter alleen worden gebruikt als achtergrondinformatie voor de berekening van de loonrangorde in decielen, ten einde de effecten van het loon op het arbeidsmarktgedrag te analyseren. Een gemeenschappelijke definitie is in dat geval minder relevant en heeft geen significante invloed op de rangorde. Ten slotte hebben sommige lidstaten voorgesteld de EU-SILC te gebruiken als ondersteuning voor een op de lonen gebaseerde analyse, aangezien de problemen in verband met de definitie en de respons minder groot lijken te zijn wanneer gebruik wordt gemaakt van deze bron. Hoewel de arbeidskrachtenenquête misschien niet de beste bron voor gegevens over de lonen is, biedt zij de mogelijkheid de gegevens te koppelen aan tal van andere sociaal- economische criteria; bovendien is de omvang van de steekproef groter. Hierdoor zijn gedetailleerdere classificaties mogelijk. Deze twee aspecten worden toereikend geacht om het gebruik van de arbeidskrachtenenquête in deze context te rechtvaardigen.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Wetenschappelijke expertise De nationale vertegenwoordigers in de Eurostat-werkgroep arbeidsmarktstatistieken zijn deskundigen met een grondige kennis van loon- en arbeidskrachtenstatistieken.

Gebruikte methode


Open discussie tussen de deskundigen tijdens de vergaderingen van de werkgroep arbeidsmarktstatistieken, waarvan de conclusies werden genotuleerd. In de meeste lidstaten zijn proefstudies uitgevoerd. Er werden subsidies gegeven aan lidstaten die bereid waren opneming van deze variabele in hun enquêtes te testen of de koppeling tussen de resultaten van de arbeidskrachtenenquête en administratieve bronnen te onderzoeken. Op grond van de door de lidstaten in het kader van deze subsidies verstrekte technische verslagen werden optimale praktijken vastgesteld.

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen


De deskundigen waren afkomstig van de nationale bureaus voor de statistiek.

Samenvatting van ontvangen en gebruikte adviezen Er is geen melding gemaakt van mogelijk ernstige risico's met onherroepelijke gevolgen.

Er zijn optimale praktijken voor het verzamelen van loongegevens in de arbeidskrachtenenquête vastgesteld en verspreid. Hierbij gaat het onder meer om de volgende punten: - De vragen moeten gemakkelijk kunnen worden beantwoord en moeten beperkt in aantal zijn; de enquêteurs moeten in staat zijn alle noodzakelijke verduidelijkingen over het al dan niet opnemen van specifieke uitkeringen te geven. - Het best kan worden begonnen met een vraag over het precieze loon, indien mogelijk aan de hand van een loonstrookje; wanneer de betrokkene hierop geen antwoord kan geven, kan men hem laten kiezen uit een aantal looncategorieën. - Een inleidende brief of toelichting van de enquêteur heeft vaak tot gevolg dat de bereidheid vragen ter zake te beantwoorden, toeneemt. Bovendien kan de non-respons in een aantal landen worden gecorrigeerd door toerekening aan de hand van andere bronnen, zoals administratieve registers of andere enquêtes (bv. loonstructuurenquête). Een aantal landen heeft dit geprobeerd, met goede resultaten.

Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek


Alle eindverslagen die werden opgesteld in het kader van de subsidies die werden verleend om vragen over lonen in de arbeidskrachtenenquête te testen of om een koppeling te leggen tussen administratieve bronnen en gegevens uit de arbeidskrachtenenquête, werden op de Circa-website geplaatst. Dit zal ook worden gedaan met de informatie over de toerekening. Effectbeoordeling Er zijn drie opties bekeken: Optie A: de inkomensvariabele blijft facultatief en de EU-SILC wordt gebruikt om informatie te verzamelen over de structuur en de spreiding van de lonen in de lidstaten naar sociaal-economische kenmerken. Optie B: de status van de variabele 'inkomen' uit de arbeidskrachtenenquête (zoals gespecificeerd in Verordening nr. 577/98) wordt gewijzigd van facultatief in verplicht door een gemeenschappelijke definitie van loon vast te stellen en voor de indiening van de gegevens dezelfde termijn vast te stellen als voor de andere kenmerken van de arbeidskrachtenenquête (12 weken na het eind van de referentieperiode). Optie C: de status van de variabele 'loon in de eerste werkkring' uit de arbeidskrachtenenquête wordt gewijzigd van facultatief in verplicht, maar met een flexibele definitie en een langere periode, 18 maanden, voor de indiening van de gegevens wanneer landen gebruik maken van administratieve gegevens. Er werd gekozen voor optie C omdat dit een goed compromis is tussen de behoeften van de Gemeenschap en de noodzaak de belasting voor de lidstaten relatief gering te houden. Door te kiezen voor een flexibele definitie van lonen wordt de uitvoering in de lidstaten vergemakkelijkt, omdat de vragenlijst voor de arbeidskrachtenenquête minder vragen hoeft te bevatten, terwijl toch de voor het beleid noodzakelijke informatie wordt verkregen. Ook biedt dit de lidstaten de mogelijkheid gebruik te maken van administratieve bronnen zonder dat dit nadelen heeft. Optie A is, wat de beleidsbehoeften betreft, zeer onbevredigend omdat niet alle landen in staat zullen zijn de gegevens aan de hand van de arbeidskrachtenenquête te verstrekken, terwijl de EU-SILC niet dezelfde schat aan informatie biedt. Optie B is te star en belastend voor de lidstaten: a) er moeten diverse extra vragen in de vragenlijst voor de arbeidskrachtenenquête worden opgenomen, b) de algemene kwaliteit van de enquête kan in het gedrang komen omdat het gevaar groot is dat de non-respons toeneemt, en c) het is niet mogelijk gebruik te maken van administratieve gegevens.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


Het belangrijkste doel is de Commissie de middelen te geven om voor alle lidstaten een verband te leggen tussen het loon in de eerste werkkring en de arbeidskenmerken. Hiertoe is een verordening van de Raad en het Parlement noodzakelijk waarbij de status van de variabele 'loon in de eerste werkkring' uit de arbeidskrachtenenquête wordt gewijzigd van facultatief in verplicht. Terzelfder tijd krijgen lidstaten die gebruik willen maken van administratieve bronnen, extra tijd om deze gegevens in te dienen.

Rechtsgrondslag


De rechtsgrondslag voor communautaire statistieken is artikel 285. De Raad stelt volgens de medebeslissingsprocedure maatregelen voor de opstelling van statistieken vast wanneer dat voor de vervulling van de taken van de Gemeenschap nodig is. Dit artikel bevat de eisen waaraan bij de productie van communautaire statistieken moet worden voldaan: onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Met het onderhavige voorstel wordt het gebruik van administratieve bronnen toegestaan om zo de lasten voor de respondenten te verlichten. Door geen gemeenschappelijke definitie van lonen vast te leggen, wordt de uitvoering in de lidstaten vergemakkelijkt, omdat de vragenlijst voor de arbeidskrachtenenquête minder vragen hoeft te bevatten, terwijl toch de voor het beleid noodzakelijke informatie wordt verkregen.

Het voorstel zorgt ervoor dat de werkbelasting minimaal is en dat de financiële gevolgen niet te groot zijn, omdat er maar een of twee vragen aan de nationale vragenlijst voor de arbeidskrachtenenquête hoeven te worden toegevoegd, terwijl het ook mogelijk is de gegevens over de lonen toe te rekenen op basis van een administratieve bron.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld(e) instrument(en): verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. Voor welk soort besluit van het Europees Parlement en de Raad wordt gekozen, hangt af van het doel dat men met de wetgeving wil bereiken. Gezien de informatiebehoeften op Europees niveau wordt voor basisbesluiten over de communautaire statistiek gewoonlijk gekozen voor een verordening en niet voor een richtlijn. Een verordening verdient de voorkeur omdat hierdoor in de gehele Gemeenschap dezelfde regels gelden, wat betekent dat de lidstaten de regels niet onvolledig of selectief kunnen toepassen; een verordening is rechtstreeks toepasselijk, zodat zij niet in intern recht hoeft te worden omgezet. Richtlijnen daarentegen, die de nationale wetgevingen beogen te harmoniseren, zijn voor de lidstaten bindend wat hun doelstellingen betreft, maar bieden de nationale instanties de mogelijkheid zelf te bepalen hoe en in welke vorm zij de op Gemeenschapsniveau overeengekomen doelen willen bereiken; richtlijnen moeten in intern recht worden omgezet. Een verordening is sinds 1998 de voor statistische besluiten gebruikelijke vorm.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

4.

Aanvullende informatie



Europese Economische Ruimte


De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

1. 2006/0180 (COD)