Toelichting bij COM(2005)603 - Uitvoering van het Lissabon-programma van de EG - Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende betalingsdiensten in de interne markt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Moderne economieën berusten op efficiënte en veilige betalingssystemen. Betalingssystemen vergemakkelijken de aankoop van goederen en diensten en zijn in de Gemeenschap goed voor 231 miljard (contante en girale) transacties per jaar met een totale waarde van 52 biljoen EUR. Aan de betalingssystemen in hun huidige vorm zijn echter hoge kosten verbonden. Het is de bedoeling van de Commissie een eengemaakte betaalmarkt tot stand te brengen, zodat grotere schaalvoordelen en een intensievere concurrentie de kosten van betalingssystemen helpen reduceren. Met het op artikel 47, lid 2, en artikel 95, lid 1, van het EG-Verdrag gebaseerde Commissievoorstel wordt beoogd een gemeenschappelijk kader voor de communautaire betaalmarkt vast te stellen dat de voorwaarden biedt voor een integratie en stroomlijning van de nationale betalingssystemen. Dit kader wordt aangevuld door het initiatief van de sector om een eengemaakte eurobetalingsruimte (Single Euro Payment Area – SEPA) te verwezenlijken. Dit initiatief is erop gericht de in de eurozone bestaande nationale betalingsinfrastructuren en betalingsproducten te integreren. Een moderne en op technologie gebaseerde economie heeft behoefte aan een efficiënt en modern betalingssysteem. Dit zal een direct en gunstig effect hebben op het concurrentievermogen van de financiële sector en aldus leiden tot een verbetering van het concurrentievermogen van de economie als geheel. Het initiatief van de Commissie zal zich toespitsen op elektronische betalingen als alternatief voor dure contante betalingen. Het wordt algemeen erkend dat moderne elektronische betalingen de consumentenbestedingen en de economische groei bevorderen i. De met optimale werkwijzen opgedane ervaring leert dat een modernisering van de betalingssystemen en een intensiever gebruik van de meest kosteneffectieve diensten over een periode van minder dan tien jaar kunnen leiden tot een halvering van de gemiddelde kosten die aan de verwerking van betalingen verbonden zijn. Indien bijvoorbeeld het gebruik van contanten zou worden teruggebracht tot het niveau in de landen waar dat gebruik het kleinst is, dan zou dit een winst van 5,3 miljard EUR opleveren i. In heel Europa is ruimte voor verdere productstandaardisering en consolidatie van de betalingsdiensten. Een geharmoniseerd rechtskader moet ervoor zorgen dat aanbieders de betalingsinfrastructuren en –diensten kunnen stroomlijnen en dat gebruikers over meer keuzemogelijkheden beschikken en een hoog niveau van bescherming genieten. Dit zal algemeen genomen resulteren in grotere schaalvoordelen en efficiëntere betalingssystemen in de Europese Gemeenschap. Indien de eenheidskosten bijvoorbeeld zouden dalen tot 20 procent boven het niveau dat bij het volgen van de optimale werkwijzen wordt gehaald, dan zou dit extra besparingen van in totaal 10 miljard EUR opleveren. Standaardisering van de voor betalingen geldende technische en wettelijke eisen zal banken in staat stellen snellere, goedkopere en volledig automatiseerbare betalingen aan te bieden en de facturering voor bedrijven vergemakkelijken. Dit zou leiden tot een snellere en betrouwbaardere afwikkeling en een betere kasstroom voor de bedrijven. Dit is van cruciaal belang voor het grensoverschrijdende handelsverkeer en om de vruchten van de automatisering te kunnen plukken (volgens het bedrijfsleven kunnen de besparingen oplopen tot 50 à 100 miljard EUR per jaar). De openstelling van de nationale betaalmarkten voor nieuwe aanbieders en het waarborgen van gelijke mededingingsvoorwaarden zullen de concurrentie en de grensoverschrijdende dienstverlening in de hand werken. Gebruikers van financiële diensten zullen kunnen profiteren van scherpere concurrentie, grotere transparantie en een ruimere keuze op de markt voor betalingsdiensten. Dit zou de prijsconvergentie tussen de lidstaten moeten bevorderen en het huidige prijspeil met een factor 1:8 moeten reduceren i. Indien bijvoorbeeld het prijspeil in de duurste landen zou teruglopen tot het huidige gemiddelde, dan zou dit enorme besparingen met zich brengen en resulteren in naadloze betalingen voor consumenten en bedrijven. Italiaanse en Spaanse gebruikers bijvoorbeeld zouden besparingen van respectievelijk 5,4 miljard EUR en 1,3 miljard EUR realiseren. De handelaren van hun kant zouden naar eigen zeggen in sommige gevallen tot twintig keer minder betalen voor kaartbetalingen indien zij diensten van de meest concurrerende aanbieders in de EU zouden kunnen kopen. Voor de sector is een essentiële rol weggelegd: hij dient ervoor te zorgen dat het potentieel van de eengemaakte betaalmarkt ten volle kan worden benut. Het zijn dan ook de betalingsdienstaanbieders die voor de uitdaging staan om de beste methode te vinden voor het integreren van de versnipperde nationale betalingsinfrastructuren opdat van de potentiële besparingen kan worden geprofiteerd, en om nieuwe, technologisch geavanceerde en efficiënte betalingsdiensten aan te bieden. Ook het bedrijfsleven zal stappen moeten ondernemen om zich voor te bereiden om met deze nieuwe betalingssystemen te werken. Er zullen derhalve aanzienlijke investeringen van zowel aanbieders als bedrijven vereist zijn. De betalingssector heeft er zich evenwel in het kader van het SEPA-programma toe verbonden deze investeringen te verrichten en de SEPA tegen 2010 te voltooien. De initiële investeringskosten worden de moeite waard geacht gezien de aanzienlijke voordelen die zullen worden gerealiseerd. Het Commissievoorstel zal deze investeringen en de werkzaamheden van de sector met het oog op de totstandbrenging van de SEPA vergemakkelijken.

Algemene context


De huidige staat van het betalingssysteem als geheel is onbevredigend en het potentieel van de interne markt wordt niet ten volle benut. De regels betreffende de infrastructuur voor het verrichten van betalingen in de Gemeenschap hebben een nationaal karakter en zijn nog niet op de interne markt afgestemd. De afzonderlijke betalingssystemen zijn niet toegerust om grensoverschrijdende betalingen even efficiënt te verwerken als binnenlandse betalingen en concurreren niet met elkaar. De weinige bestaande grensoverschrijdende betalingssystemen hebben te lijden onder het ontbreken van een kritische massa (slechts 3% van de betalingen) en hun eenheidskosten liggen veel hoger dan die van de nationale systemen. Dit alles heeft de volgende consequenties: het betalingssysteem in zijn huidige vorm is te duur. Studies i wijzen uit dat de thans bestaande, gefragmenteerde nationale betalingssystemen ongeveer 2 à 3 % van het BBP kosten. De banken zelf dragen een groot deel van die kosten: betalingen zijn momenteel goed voor een derde van hun exploitatiekosten. Uiteindelijk zijn het echter de economie als geheel en alle gebruikers van financiële diensten die voor de kosten van een inefficiënt en niet-concurrerend betalingssysteem opdraaien; consumenten klagen over het effect dat zij van de fragmentatie ondervinden. Zij hebben slechts beperkte toegang tot EU-brede producten (bv. efficiënte automatische afschrijvingen zijn niet beschikbaar op grensoverschrijdende basis). Erger nog, zij hebben geen toegang tot aanbieders uit andere EG-landen die hun een goedkopere en snellere dienstverlening zouden kunnen bieden; detailhandelaren ondervinden nadeel van het gebrek aan concurrentie op de markt. In sommige lidstaten waar betalingsdienstaanbieders in feite een monopoliepositie innemen, worden detailhandelaren kosten aangerekend die tot 5 % van hun totale kaartverkopen kunnen bedragen. De karteldienst van de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten stellen momenteel een onderzoek in naar de markt voor debet- en kredietkaarten in de EU; ook bedrijven hebben te lijden onder deze fragmentatie: zij zijn niet in staat hun factureringen met hun betalingen te integreren.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Bij de harmonisatie van het rechtskader voor betalingen is tot dusver nog maar weinig vooruitgang geboekt. De Europese Gemeenschap heeft drie wetgevingsbesluiten terzake aangenomen: o Aanbeveling 97/489/EG, die voorziet in de bescherming van cliënten die elektronische betaalinstrumenten, zoals betaalkaarten, gebruiken; o Richtlijn 97/5/EG, die grensoverschrijdende overmakingen vergemakkelijkt door gemeenschappelijke voorschriften voor de bescherming van cliënten vast te stellen; o Verordening (EG) nr. 2560/2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro, die het prijsverschil tussen grensoverschrijdende en binnenlandse betalingen heeft afgeschaft. Hoewel de Gemeenschapswetgeving, en in het bijzonder de verordening betreffende grensoverschrijdende betalingen, het voor cliënten gemakkelijker en goedkoper heeft gemaakt om binnen de interne markt verschillende soorten betalingen in euro te verrichten, en tevens de aanzet heeft gegeven tot het initiatief van de sector om een eengemaakte eurobetalingsruimte (Single Euro Payment Area – SEPA) tot stand te brengen, gaat zij niet ver genoeg om een waarlijk eengemaakte markt te bewerkstelligen.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Gemeenschap


De totstandbrenging van de interne markt in 1992 en de invoering van de euro in 1999 hebben de grondslag gelegd voor de integratie van de financiële markten in de Gemeenschap. Het initiatief om een geïntegreerde en efficiënte Europese betaalmarkt te verwezenlijken, is een van de voornaamste acties van het communautair Lissabon-programma i, levert een essentiële bijdrage aan het Lissabon-partnerschap voor groei en werkgelegenheid i en ligt in het verlengde van de recente communautaire beleidsdoelstellingen met betrekking tot de financiële markt (bv. het Actieplan voor financiële diensten). Het voorgestelde nieuwe rechtskader voor de Europese betaalmarkt zal tevens profiteren van de inspanningen die de Commissie zich getroost om de concurrentie te verscherpen door middel van de toepassing van het mededingingsbeleid.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten


De Commissie heeft de belanghebbenden geraadpleegd via twee permanente deskundigengroepen i, talrijke bilaterale vergaderingen en diverse overlegronden over de complexe en technische aspecten van deze richtlijn. De bijdragen van belanghebbenden en andere betrokken partijen zijn voor de Commissie van groot nut geweest. De volgende sectoren, die de EU-25 bestrijken, werden geraadpleegd: de betalingssector (banken, aanbieders van e-geld en mobiele betalingen, geldtransactiekantoren, infrastructuuraanbieders, betaalkaartmaatschappijen enz.), verenigingen van detailhandelaren (Eurocommerce), het bedrijfsleven in het algemeen, kasbeheerders van bedrijven (EACT, TWIST), organisaties uit het midden- en kleinbedrijf, nationale en Europese consumentenverenigingen (BEUC, FIN-USE), betalingsdeskundigen, adviesbureaus enz. Tussen 2000 en 2002 heeft de Commissie i een mededeling en twee werkdocumenten i, alsook zeven enquêtes opgesteld met de bedoeling een openbare raadpleging over een eventueel rechtskader voor betalingen te organiseren en de huidige stand van de markt in de lidstaten te beoordelen. In 2003 heeft de Commissie een mededeling i opgesteld met het oog op het houden van een uitgebreide openbare raadpleging over de mogelijke reikwijdte en inhoud van een nieuw rechtskader. In 2004-2005 werd in nauwe samenwerking met de beide permanente deskundigengroepen en in overleg met de belanghebbenden een definitief voorstel uitgewerkt, dat tevens gebaseerd was op zes werkdocumenten waarin mogelijke ontwerpbepalingen en een effectbeoordeling waren opgenomen.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden


De resultaten van de door de Commissie gehouden raadplegingen kunnen als volgt worden samengevat: alle respondenten achtten het noodzakelijk dat wetgevingsmaatregelen worden getroffen om een eengemaakte betaalmarkt tot stand te brengen. Over de reikwijdte en de mate van detail van de vereiste wetgevingsmaatregelen liepen de meningen evenwel uiteen. Alle respondenten achtten het wenselijk dat de bestaande Gemeenschapsinstrumenten worden gestroomlijnd en geconsolideerd. In het toekomstige rechtskader moeten de diverse relevante communautaire wetsteksten worden geactualiseerd en samengevoegd en moet de nationale wetgeving terzake worden geharmoniseerd door middel van een coherent rechtsinstrument.

Op 31.1.2000, op 14.5.2002 en van 2.12.2003 tot en met 15.2.2004 hebben op internet drie openbare raadplegingen i plaatsgevonden. De resultaten zijn beschikbaar op: europa.eu.int/comm/internal_market/payments

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Tijdens de voorbereiding van dit voorstel heeft de Commissie een uitgebreid beroep gedaan op externe deskundigheid. De openbare raadpleging en de bijdragen van beide deskundigengroepen hebben waardevolle kennis opgeleverd.

Effectbeoordeling


In de effectbeoordeling is uitvoerig stilgestaan bij de vraag welke soort beleidsinterventie (geen actie, een regelgevingsbenadering, dan wel een combinatie van regulering en zelfregulering door de markt) en welk soort rechtsinstrument (verordening of richtlijn) het meest aangewezen is om de geformuleerde doelstellingen van het nieuwe rechtskader voor betalingen te verwezenlijken. De Commissie heeft bij de keuze van de reikwijdte van de richtlijn de volgende alternatieven overwogen. Doelstelling 1: Bevorderen van de concurrentie tussen de nationale markten en garanderen van gelijke concurrentievoorwaarden. Alternatief 1. Handhaven van de status-quo, die door uiteenlopende nationale vereisten voor de markttoegang wordt gekenmerkt. Alternatief 2. Harmonisatie van de vereisten voor de markttoegang die gelden voor andere betalingsdienstaanbieders dan kredietinstellingen en invoering van een specifieke vergunning voor betalingsinstellingen Een onderzoek naar de mogelijke sociale en economische gevolgen van gedifferentieerde nationale voorwaarden voor de markttoegang heeft bevestigd dat de huidige situatie afbreuk doet aan de goede werking van de interne markt en resulteert in substantiële belemmeringen voor de markttoegang. Uiteenlopende vereisten voor de markttoegang verstoren de concurrentie en leiden tot hogere prijzen voor gebruikers, hoge winsten voor aanbieders met een machtspositie op de nationale markten en een geringere mate van innovatie. De Commissie heeft een risicobeoordeling voor de bedrijfsactiviteiten van andere aanbieders dan kredietinstellingen verricht en is tot de bevinding gekomen dat de risico's van dergelijke aanbieders enorm verschillen van die van kredietinstellingen. Er is geen empirisch bewijs gevonden van problemen of faillissementen in de sector die soortgelijke vereisten rechtvaardigen als die welke voor de bedrijfsactiviteiten van kredietinstellingen gelden. Er is geen sprake van specifieke doelstellingen op het gebied van bescherming: er is geen behoefte aan depositobescherming, de betrokken systemen zijn niet systeemrelevant en er bestaat geen dreiging voor de integriteit en stabiliteit van het financiële stelsel. Een evenwichtig samenstel van kwalitatieve prudentiële vereisten lijkt derhalve het meest aan te sluiten bij de operationele en beperkte financiële risico's die betalingsinstellingen bij de uitoefening van hun bedrijfsactiviteiten lopen. Kwantitatieve vereisten (zoals kapitaalvereisten) worden als onevenredig beschouwd in het licht van het gelopen risico en zouden mogelijk te zware lasten met zich brengen voor kleinere aanbieders en nieuwkomers op de markt. Doelstelling 2: Vergroten van de markttransparantie voor zowel aanbieders als gebruikers Alternatief 1. Zelfregulering door de markt Alternatief 2. Handhaven van uiteenlopende nationale regelingen Alternatief 3. Gestandaardiseerde transparantie- en informatievereisten op EU-niveau De mogelijkheid van zelfregulering door de markt is verworpen omdat de vereisten voor de voorlichting aan de consument momenteel weinig of niet worden nageleefd en er tevens sprake is van een gebrek aan transparantie. Nationale regels hebben het voordeel dat zij rekening houden met betalingsdiensten die eigen zijn aan het land, maar het nadeel dat zij afbreuk doen aan de efficiëntie, de markttransparantie en de keuzemogelijkheden van de consument in een ruimere Europese markt. Het merendeel van de verenigingen van betalingsdienstaanbieders en -gebruikers gaf de voorkeur aan standaardisering. Aangenomen wordt dat EG-wetgeving die alle communautaire en nationale informatievereisten in één wetgevingsinstrument samenbrengt, de grootste economische voordelen zal opleveren als gevolg van vereenvoudigingen en het bieden van rechtszekerheid. Doelstelling 3: Rechten en plichten van gebruikers en aanbieders Alternatief 1. Handhaven van de status-quo, die door uiteenlopende nationale regels wordt gekenmerkt. Alternatief 2. Bieden van rechtszekerheid met betrekking tot essentiële rechten en plichten van gebruikers en aanbieders teneinde een hoog niveau van consumentenbescherming en een grotere efficiëntie te bewerkstelligen Momenteel bestaan er 25 verschillende stelsels van nationale regels die de betaalmarkt goede diensten hebben bewezen zolang grensoverschrijdende betalingen en de interne markt nog geen rol van betekenis speelden. De totstandkoming van de interne markt en vooral de invoering van de euro maken een harmonisatie evenwel noodzakelijk. Dit geldt met name in de gevallen waarin nationale regels deze nationale verschillen in stand houden, grensoverschrijdende betalingen hinderen en de ruimere verspreiding van efficiëntere pan-Europese betalingsdiensten beletten. Een consequente benadering van de rechten en plichten van aanbieders en gebruikers zal niet alleen de efficiëntie verhogen, maar ook een verder doorgedreven automatisering en een pan-Europese automatische verwerking van begin tot einde mogelijk maken.

De Commissie heeft conform haar werkprogramma een volledige effectbeoordeling uitgevoerd. Het verslag daarvan kan worden geraadpleegd op de volgende website: europa.eu.int/comm/secretariat_general/impact

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


De drie voornaamste bouwstenen van het voorstel worden hierna in het kort beschreven. Het recht om betalingsdiensten aan te bieden aan het publiek (titel II) Met de harmonisatie van de vereisten voor de markttoegang die gelden voor andere betalingsdienstaanbieders dan kredietinstellingen wordt beoogd gelijke concurrentievoorwaarden tot stand te brengen, de concurrentie op de nationale markten te verscherpen en in te spelen op de tijdens de afgelopen jaren waargenomen marktontwikkelingen, die een nieuwe generatie van aanbieders ertoe hebben aangezet de markt te betreden. Met de invoering van een nieuwe vergunning voor betalingsinstellingen zal ook Speciale Aanbeveling VI van de Financiële Actiegroep Witwassen van Geld (Financial Action Task Force – FATF) van de OESO op uniforme wijze in het Gemeenschapsrecht worden opgenomen. De vrijstelling van bepaalde categorieën geldtransactiekantoren zal de geleidelijke migratie van deze aanbieders van de informele economie naar de officiële sector vergemakkelijken. Transparantie- en informatievereisten (titel III) De Commissie is van oordeel dat de vaststelling van duidelijke en consequente regels inzake de transparantie van betalingsdiensten de concurrentie, de keuzemogelijkheden van de consument en de consumentenbescherming zal bevorderen. De richtlijn voert duidelijke en beknopte informatievereisten voor betalingsdiensten in ter vervanging van de 25 stelsels van nationale regels. Rechten en plichten van betalingsdienstgebruikers en -aanbieders (titel IV) Het verschaffen van duidelijkheid en zekerheid over de essentiële rechten en plichten van betalingsdienstgebruikers en -aanbieders is van cruciaal belang voor de ontwikkeling van moderne en efficiënte elektronische betalingssystemen, voor het wekken van vertrouwen bij de gebruikers en voor de efficiëntie van de moderne bedrijfsactiviteiten in een moderne betaalmarkt.

Rechtsgrondslag


De rechtsgrondslag van dit voorstel wordt gevormd door artikel 47, lid 2, en artikel 95, lid 1, van het EG-Verdrag.

Subsidiariteitsbeginsel


Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voorzover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.

De op betalingen van toepassing zijnde regels zijn vastgelegd in tal van nationale wetgevingsbesluiten die veelal de totstandbrenging van Europese betalingsstandaarden, -overeenkomsten en –infrastructuren beletten. De rechtsonzekerheid waarmee betalingsdienstaanbieders en -gebruikers worden geconfronteerd, alsook het gebrek aan harmonisatie van de essentiële rechten en plichten van gebruikers en aanbieders hinderen de ontwikkeling van pan-Europese betalingssystemen, het vrij verrichten van diensten en de concurrentie op de nationale betaalmarkten.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt.

Qua omvang en complexiteit is het integratieproces van de elektronische markten voor retailbetalingen van dezelfde orde als de invoering van de euro. Elke lidstaat afzonderlijk is dan ook niet in staat de bestaande belemmeringen op te heffen en het optreden van alle betrokken partijen te coördineren.

Het feit dat er drie communautaire wetgevingsbesluiten bestaan naast een veelheid van nationale regels in de 25 lidstaten, resulteert in een gefragmenteerd en soms overlappend rechtskader, dat is uitgegroeid tot een obstakel voor de integratie van de betaalmarkten.

Het voorstel zal een volledige harmonisatie bewerkstelligen van de kwesties waarvan de belanghebbenden tijdens de openbare raadpleging hebben aangegeven dat zij dienen te worden geregeld om de belemmeringen voor de totstandkoming van een eengemaakte betaalmarkt uit de weg te ruimen.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Het richtlijnvoorstel laat zoveel mogelijk ruimte voor zelfregulering door de sector. Het harmoniseert alleen wat nodig is om de juridische belemmeringen voor de totstandkoming van een interne markt uit de weg te ruimen, waarbij wordt vermeden aangelegenheden te reguleren die verder gaan dan dat. De voorgestelde maatregelen zijn eveneens evenredig ten aanzien van de terzake bestaande nationale wetgeving, zoals het burgerlijk recht of het strafrecht. Op bepaalde terreinen zijn nationale uitzonderingen mogelijk op basis van wederzijdse erkenning. Het is de lidstaten toegestaan om indien nodig nationale alternatieven in te voeren of werkwijzen te handhaven die momenteel efficiënter zijn dan die welke met de richtlijn worden beoogd.

Voor alle voorgestelde regels is een evenredigheidstoets uitgevoerd en is intensief overleg gepleegd om tot passende en evenredige regelgeving te komen. Dit komt tot uiting in de regels voor betalingsinstellingen en in de vrijstellingsclausule, alsook in informatievereisten die zijn afgestemd op de specifieke diensten en de verschillende gebruikersgroepen.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: de totstandbrenging van een eengemaakte betaalmarkt vereist zowel zelfregulering door de sector om de nationale gefragmenteerde betalingsinfrastructuren en –diensten te integreren, als een regelgevend optreden teneinde de voor dit proces benodigde rechtsgrondslagen te verschaffen. De Commissie stelt derhalve een richtlijn voor ter ondersteuning en bevordering van zelfregulering door de sector.

Dit is een geschikt instrument om de volgende reden(en). De Commissie stelt een richtlijn voor in plaats van een verordening omdat dit instrument tegemoet komt aan de evenredigheids- en subsidiariteitsvereisten. Een richtlijn in combinatie met een volledige harmonisatie zal tevens de nodige rechtszekerheid bieden en tegelijkertijd voldoende ruimte laten voor een doelgerichte nationale tenuitvoerlegging.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

4.

Aanvullende informatie



Simulatie, proefperiode en overgangsperiode

Voor sommige reeds bestaande betalingsdienstaanbieders zal worden voorzien in een overgangsperiode voor de inachtneming van het bepaalde in titel II van de richtlijn.

Vereenvoudiging



Het voorstel voorziet in een vereenvoudiging van de wetgeving, een vereenvoudiging van administratieve procedures voor (communautaire en nationale) overheidsinstanties en een vereenvoudiging van administratieve procedures voor particuliere partijen.

Het richtlijnvoorstel brengt een vereenvoudigd en volledig geharmoniseerd kader tot stand en komt in de plaats van Richtlijn 97/5/EG, de Aanbevelingen 87/598/EEG, 88/590/EEG en 97/489/EG, alsook artikel 8 van Richtlijn 97/7/EG en artikel 8 van Richtlijn 2002/65/EG.

Bij de uitoefening van het toezicht op betalingsdienstaanbieders zal een geharmoniseerde en samenhangende benadering worden gevolgd waarbij voor alle lidstaten dezelfde regels zullen gelden, hetgeen zal bijdragen tot een vereenvoudiging van de administratieve procedures.

Het voorstel zal de procedures voor particuliere partijen vereenvoudigen doordat 25 nationale stelsels van regels worden vervangen door één samenstel van regels voor de gehele markt.

Intrekking van bestaande wetgeving


De aanneming van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg.

- 2005/0245 (COD)

Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap:Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende betalingsdiensten in de interne markt

en tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2000/12/EG en 2002/65/EG (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, eerste en derde zin, en artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie i,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[13],

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank i,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag i,

Overwegende hetgeen volgt:

Voor de totstandbrenging van de interne markt is het van essentieel belang dat alle binnengrenzen in de Gemeenschap worden afgeschaft zodat een vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal mogelijk wordt. Een goede werking van de interne markt voor betalingsdiensten is derhalve van vitaal belang. De werking van deze markt wordt momenteel echter gehinderd door een gebrek aan harmonisatie.

Thans zijn de markten voor betalingsdiensten van de lidstaten afzonderlijk georganiseerd en op nationale leest geschoeid, terwijl het rechtskader voor betalingsdiensten een lappendeken is van 25 nationale rechtsstelsels.

Deze situatie is niet afdoende verholpen door de reeds aangenomen communautaire besluiten, namelijk Richtlijn 97/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende grensoverschrijdende overmakingen i en Verordening (EG) nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro i, en evenmin door Aanbeveling 87/598/EEG van de Commissie van 8 december 1987 met betrekking tot een Europese gedragscode inzake het elektronische betalingsverkeer (betrekkingen tussen financiële instellingen, handelaars-dienstverleners en consumenten)  i, Aanbeveling 88/590/EEG van de Commissie van 17 november 1988 inzake betalingssystemen en met name inzake de betrekkingen tussen de kaarthouder en de verstrekker van de kaart i, en Aanbeveling 97/489/EG van de Commissie van 30 juli 1997 betreffende transacties die met een elektronisch betaalinstrument worden verricht, in het bijzonder inzake de betrekking tussen uitgever en houder i. Integendeel, het naast elkaar bestaan van nationale voorschriften en een onvolledig communautair kader heeft tot verwarring en een gebrek aan rechtszekerheid geleid wegens overlappingen op toezicht- en regelgevingsgebied.

Het is bijgevolg van vitaal belang dat op communautair niveau een modern en samenhangend rechtskader voor betalingsdiensten tot stand wordt gebracht.

Dat kader moet voorzien in de coördinatie van de nationale voorschriften inzake prudentiële vereisten, de markttoegang van nieuwe betalingsdienstaanbieders, informatievereisten en de respectieve rechten en plichten van betalingsdienstgebruikers. Binnen dat kader dienen de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2560/2001, die een interne markt voor eurobetalingen tot stand heeft gebracht wat de prijzen betreft, te blijven gelden. De bepalingen van Richtlijn 97/5/EG en de aanbevelingen die zijn gedaan in de Aanbevelingen 87/598/EEG, 88/590/EEG en 97/489/EG, dienen in één enkel besluit met bindende kracht te worden samengebracht.

Het is echter niet aangewezen dat dit rechtskader allesomvattend is. De toepassing ervan moet worden beperkt tot aanbieders wier hoofdactiviteit bestaat in het aanbieden van betalingsdiensten aan betalingsdienstgebruikers. Het is evenmin aangewezen dat het rechtskader van toepassing is op diensten waarbij de overdracht van geldmiddelen van de betaler aan de begunstigde of het transport ervan uitsluitend in de vorm van bankbiljetten en munten plaatsvindt, of waarbij de overdracht is gebaseerd op een cheque, een wisselbrief, een promesse of andere instrumenten, vouchers of kaarten die door een betalingsdienstaanbieder of een andere partij zijn uitgegeven met de bedoeling geldmiddelen beschikbaar te stellen aan de begunstigde. Hoewel het rechtskader van toepassing dient te zijn op betalingsdienstgebruikers en hun relatie met betalingsdienstaanbieders telkens als zij van betalingsdiensten gebruik maken, mogen sommige bepalingen niet van toepassing zijn op transacties boven een zeker bedrag, omdat de gebruiker dan waarschijnlijk in een positie verkeert om gedetailleerder en passender voorwaarden met de betalingsdienstaanbieder af te spreken.

Het is noodzakelijk om de categorieën betalingsdienstaanbieders te specificeren die deze diensten rechtmatig overal in de Gemeenschap mogen aanbieden, namelijk kredietinstellingen die deposito's van gebruikers in ontvangst nemen voor de financiering van betalingstransacties en die onderworpen dienen te blijven aan de prudentiële vereisten van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen i, instellingen voor elektronisch geld die elektronisch geld uitgeven voor de financiering van betalingstransacties en die onderworpen dienen te blijven aan de prudentiële vereisten van Richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld i, en postcheque- en girodiensten die krachtens nationale of communautaire wetgeving daartoe gemachtigd zijn.

Om de juridische belemmeringen voor de markttoegang te verwijderen, is het evenwel noodzakelijk één enkele vergunning in te voeren voor alle aanbieders van betalingsdiensten die geen verband houden met het in ontvangst nemen van deposito's of het uitgeven van elektronisch geld. Het is derhalve aangewezen een vierde categorie betalingsdienstaanbieders, hierna 'betalingsinstellingen' genoemd, in te voeren door te bepalen dat aan natuurlijke of rechtspersonen die niet tot de bestaande categorieën behoren, vergunning wordt verleend om overal in de Gemeenschap betalingsdiensten aan te bieden, mits deze personen een reeks strikte en veelomvattende voorwaarden in acht nemen. Op die manier zouden voor deze diensten overal in de Gemeenschap dezelfde voorwaarden gelden.

De voorwaarden voor de verlening en handhaving van een vergunning als betalingsinstelling dienen prudentiële vereisten te omvatten die in verhouding staan tot de operationele en financiële risico's die dergelijke instellingen bij de uitoefening van hun bedrijfsactiviteit lopen. Deze vereisten dienen het feit te weerspiegelen dat betalingsinstellingen meer gespecialiseerde en beperktere activiteiten ontplooien, waardoor zij onderhevig zijn aan geringere en makkelijker te volgen en te controleren risico's dan die welke aan het hele gamma van activiteiten van kredietinstellingen verbonden zijn. Zo zouden betalingsinstellingen met name geen deposito's van gebruikers in ontvangst mogen nemen en alleen geldmiddelen mogen gebruiken die zij van gebruikers hebben ontvangen voor het verstrekken van betalingsdiensten. Er dienen regelingen te worden getroffen om geldmiddelen van cliënten gescheiden te houden van de geldmiddelen die een betalingsinstelling voor het verrichten van andere bedrijfsactiviteiten aanhoudt. Betalingsinstellingen dienen tevens te worden onderworpen aan effectieve voorschriften ter bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering.

De lidstaten dienen de autoriteiten aan te wijzen die verantwoordelijk zijn voor de vergunningverlening aan betalingsinstellingen, voor de uitoefening van permanente controle en voor het nemen van een beslissing over de intrekking van de vergunning. Teneinde een gelijke behandeling te waarborgen, mogen de lidstaten betalingsinstellingen geen andere vereisten opleggen dan die welke in deze richtlijn zijn vastgelegd. Tegen alle beslissingen van de bevoegde autoriteiten moet echter beroep openstaan bij de rechter. Voorts dienen de taken van de bevoegde autoriteiten het toezicht op betalingssystemen onverlet te laten, dat overeenkomstig artikel 105, lid 2, vierde streepje, van het Verdrag een taak is die door het Europees Stelsel van Centrale Banken moet worden uitgevoerd.

Aangezien het wenselijk is de identiteit en verblijfplaats te registreren van alle personen die betalingsdiensten aanbieden en hen allemaal tot op zekere hoogte te erkennen, ongeacht of zij in staat zijn aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning als betalingsinstelling te voldoen, zodat geen enkele in de zwarte economie wordt gedrongen, is het aangewezen in een mechanisme te voorzien waarbij betalingsdienstaanbieders die niet in staat zijn om aan al deze voorwaarden te voldoen, desondanks als betalingsinstellingen worden behandeld. Om die reden verdient het aanbeveling de lidstaten toe te staan dergelijke personen in een register van betalingsinstellingen in te schrijven en tegelijkertijd niet alle voorwaarden voor het verlenen van een vergunning toe te passen. Het is evenwel van essentieel belang dat de mogelijkheid tot ontheffing in elk geval afhankelijk wordt gesteld van strikte eisen op het gebied van transactievolume en relevantie voor het openbaar belang. Ook is het belangrijk te bepalen dat in de gevallen waarin ontheffing wordt verleend, de binnen de Gemeenschap aangeboden betalingsdiensten alleen in de lidstaat van registratie mogen worden aangeboden.

Voor de functie van betalingsdienstaanbieder is het van essentieel belang dat deze binnen betalingssystemen kan opereren of aan dergelijke systemen kan deelnemen. Om te garanderen dat de verschillende categorieën betalingsdienstaanbieders in de gehele Gemeenschap een gelijke behandeling genieten volgens de voorwaarden waaronder zij hun prudentiële vergunning hebben verkregen, is het noodzakelijk dat duidelijkheid wordt verschaft over de regels betreffende de toegang tot het aanbieden van betalingsdiensten en de deelneming aan betalingssystemen. Er dient te worden voorzien in de niet-discriminerende behandeling van betalingsinstellingen en kredietinstellingen wat hun activiteiten binnen betalingssystemen en hun toegang tot deze systemen betreft.

Er moet een samenstel van regels worden vastgesteld om de transparantie van de aan betalingsdiensten verbonden voorwaarden te waarborgen.

Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op betalingstransacties in contanten of op basis van papieren cheques, omdat dergelijke transacties, vanwege de aard ervan, niet even efficiënt als andere betaalmiddelen, zoals met name elektronische betalingen, kunnen worden verwerkt.

De in deze richtlijn vervatte regels betreffende de transparantie van de aan betalingsdiensten verbonden voorwaarden en betreffende de aan het aanbieden en gebruiken van betalingsdiensten verbonden rechten en plichten mogen niet van toepassing zijn wanneer het bedrag van een betalingstransactie hoger ligt dan 50 000 EUR, omdat betalingen boven dit bedrag doorgaans niet op dezelfde wijze worden verwerkt, vaak langs andere netwerken worden gekanaliseerd en onderworpen zijn aan andere technische en juridische procedures die dienen te worden gehandhaafd.

In deze richtlijn dient te worden gespecificeerd welke de plichten van betalingsdienstaanbieders zijn wanneer zij informatie verstrekken aan betalingsdienstgebruikers, die allen dezelfde, kwalitatief hoogwaardige en duidelijke informatie over betalingsdiensten dienen te ontvangen om met kennis van zaken te kunnen kiezen en binnen de EU de markt te kunnen verkennen. Ter wille van de transparantie worden bij deze richtlijn minimumvereisten vastgesteld om ervoor te zorgen dat aan betalingsdienstgebruikers noodzakelijke en toereikende informatie over zowel het betalingsdienstencontract als de betalingstransactie wordt verstrekt.

Het is van essentieel belang om de transparantie van de aan betalingsdiensten verbonden voorwaarden te harmoniseren, omdat de betalingsdienstgebruiker over duidelijke informatie over betalingsdiensten moet beschikken om met kennis van zaken de te gebruiken betalingsdienst te kunnen kiezen. Er dienen vereisten te worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat noodzakelijke en toereikende informatie wordt verstrekt over zowel het betalingsdienstencontract als het toestaan en uitvoeren van een betalingstransactie, zonder dat de betalingsdienstgebruiker met details wordt overladen.

De benodigde informatie dient in verhouding te staan tot de gebruikersbehoeften en moet op uniforme wijze worden meegedeeld. De informatievereisten voor een eenmalige betalingstransactie dienen echter te verschillen van die voor een raamcontract dat op een reeks betalingstransacties betrekking heeft.

Ter bevordering van de mobiliteit van de cliënt dienen betalingsdienstgebruikers over de mogelijkheid te beschikken een raamcontract dat voor een lange termijn of voor onbepaalde duur is gesloten, op te zeggen zonder dat dit kosten met zich brengt. De eventuele uitoefening van dat recht dient evenwel afhankelijk te worden gesteld van de inachtneming van een in het contract vastgelegde opzegtermijn.

Microbetalingen moeten een goedkoop en gebruiksvriendelijk alternatief vormen bij laaggeprijsde goederen en diensten en mogen niet aan buitensporige vereisten onderworpen zijn. De voor deze betalingen geldende informatievereisten en de regels voor de uitvoering ervan dienen derhalve te worden vereenvoudigd. Er dienen duidelijke regels te worden vastgesteld ten aanzien van de wijze waarop de betalingsdienstgebruiker transacties dient toe te staan. Dat is belangrijk om het gebruikersvertrouwen en de rechtszekerheid van de bij een betalingstransactie betrokken partijen te waarborgen, omdat niet op de juiste wijze toegestane transacties ongeldig zouden zijn en de betaler recht zou hebben op onmiddellijke terugbetaling. Het is van essentieel belang dat de plichten van zowel de betalingsdienstaanbieder als de betalingsdienstgebruiker worden vastgelegd, niet alleen om te voorkomen dat de veiligheid van de betaalinstrumenten wordt ondermijnd, maar ook om op grond van het toepasselijke nationale recht te kunnen uitmaken of er sprake is van een contractbreuk en om de gevolgen van een dergelijke contractbreuk te kunnen beoordelen.

Om de betalingsdienstgebruiker ertoe aan te sporen zijn aanbieder zonder onnodig uitstel van een eventuele diefstal of een eventueel verlies van een betaalinstrument in kennis te stellen en aldus het risico van niet-toegestane transacties te verminderen, mag de gebruiker slechts voor een beperkt bedrag aansprakelijk zijn tot op het moment dat hij de betalingsdienstaanbieder van het verlies of de diefstal in kennis stelt, tenzij de betalingsdienstgebruiker frauduleus of ernstig nalatig heeft gehandeld. Zodra een gebruiker een betalingsdienstaanbieder ervan in kennis heeft gesteld dat zijn betaalinstrument gecompromitteerd kan zijn, mag van de gebruiker bovendien niet worden verlangd dat hij verdere verliezen dekt die uit een niet-toegestaan gebruik van dat instrument voortvloeien. Indien er geen sprake is van verlies of diefstal van het betaalinstrument van de gebruiker, mag het niet-toegestane gebruik van het betaalinstrument voor hem totaal geen financiële gevolgen hebben.

Er moet worden voorzien in de toewijzing van verliezen in geval van niet-toegestane betalingstransacties. De desbetreffende bepalingen mogen echter niet van toepassing zijn op betalingsdienstgebruikers die de vorm aannemen van ondernemingen van een grotere omvang dan een micro-onderneming als omschreven in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie van 20 mei 2003)  i, aangezien dergelijke ondernemingen gewoonlijk in een zodanige positie verkeren dat zij in staat zijn het frauderisico in te schatten en tegenmaatregelen te treffen.

Ingeval de gebruiker de terugbetaling eist van een betalingstransactie waarbij het bedrag niet was gespecificeerd, moeten de terugbetalingsrechten de aansprakelijkheid van de betaler jegens de begunstigde voor de bestelde, verbruikte of rechtmatig aangerekende goederen of diensten, dan wel de gebruikersrechten met betrekking tot de herroeping van een betalingsopdracht onverlet laten.

Gezien de snelheid waarmee moderne, volautomatische betalingssystemen betalingstransacties verwerken – hetgeen inhoudt dat betalingsopdrachten na een zeker punt niet meer kunnen worden herroepen zonder dat dit hoge kosten voor manuele interventie met zich brengt –, is het noodzakelijk een duidelijk tijdstip te specificeren waarna geen herroeping meer mogelijk is teneinde een efficiënte verwerking te garanderen en tegelijkertijd alle betrokken partijen rechtszekerheid te bieden. Het is aangewezen dit tijdstip te definiëren als het tijdstip van aanvaarding door de betalingsdienstaanbieder en voor te schrijven dat het expliciet of impliciet aan de betalingsdienstgebruiker moet worden meegedeeld

Ten behoeve van een volledig geïntegreerde automatische verwerking van betalingen van begin tot einde en voor het bieden van rechtszekerheid wat de nakoming van elke onderliggende verplichting tussen betalingsdienstgebruikers betreft, is het van essentieel belang dat het volledige bedrag dat door de betaler is overgemaakt, op de rekening van de begunstigde wordt gecrediteerd. Het mag bijgevolg niet mogelijk zijn dat een van de bij de uitvoering van betalingstransacties betrokken intermediairs inhoudingen op het overgemaakte bedrag toepast. Het moet echter wel mogelijk zijn voor de begunstigde om met zijn betalingsdienstaanbieder een uitdrukkelijke overeenkomst te sluiten op grond waarvan laatstgenoemde zijn provisies mag inhouden. Dit mag echter alleen gelden voor betalingen die uitsluitend in de valuta van een lidstaat worden verricht, waarmee geen valutawissels zijn gemoeid en waarbij beide betalingsdienstaanbieders in de Gemeenschap zijn gevestigd.

Wat provisies betreft, heeft de ervaring geleerd dat het delen van provisies tussen betaler en begunstigde het meest efficiënte systeem is omdat het de automatische verwerking van betalingen van begin tot einde vergemakkelijkt. Er dient derhalve voor te worden gezorgd dat rechtstreeks aan de betaler en de begunstigde provisies kunnen worden aangerekend door hun respectieve betalingsdienstaanbieders. Dit mag echter alleen gelden in gevallen waarin de betalingsdienstaanbieder van zowel de betaler als de begunstigde in de Gemeenschap is gevestigd en wanneer de transactie geen valutawissel vereist.

Teneinde de doelmatigheid van betalingen overal in de Gemeenschap te bevorderen, dient een maximale uitvoeringstermijn van één dag te worden vastgesteld voor alle door de betaler ingeleide betalingen die geen valutawissel vereisen, met inbegrip van overmakingen en geldtransfers. Voor alle andere betalingen, zoals door of via de begunstigde ingeleide betalingen, met inbegrip van automatische afschrijvingen en kaartbetalingen, dient de uitvoeringstermijn van één dag te gelden indien er tussen de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker geen uitdrukkelijke overeenkomst bestaat waarin een langere uitvoeringstermijn is vastgesteld. Gezien het feit dat nationale betalingsinfrastructuren veelal zeer efficiënt zijn en teneinde een achteruitgang van het huidige niveau van dienstverlening te voorkomen, dient de lidstaten te worden toegestaan bij louter binnenlandse betalingen regels te handhaven die een uitvoeringstermijn van minder dan één dag specificeren.

Aangezien de regels die op de exploitatie van betalingssystemen binnen de Gemeenschap betrekking hebben, verschillen van de regels die op betalingssystemen in derde landen van toepassing zijn, is het aangewezen dat de bepalingen betreffende de uitvoering voor het volledige bedrag en de uitvoeringstermijn alleen gelden voor gevallen waarin de betalingsdienstaanbieder van zowel de betaler als de begunstigde in de Gemeenschap is gevestigd.

Het is van essentieel belang dat de betalingsdienstgebruiker de werkelijke kosten en lasten van betalingsdiensten kent om een passende keuze te kunnen maken. Het hanteren van niet-transparante prijszettingsmethoden mag dan ook niet worden toegestaan, aangezien algemeen wordt erkend dat dergelijke methoden het bijzonder moeilijk maken voor gebruikers om de werkelijke prijs van de betalingsdienst te bepalen. Met name het gebruik van valutering in het nadeel van de gebruiker mag niet worden toegestaan.

Voor een vlotte en efficiënte werking van het betalingssysteem moet de gebruiker erop kunnen vertrouwen dat de betalingsdienstaanbieder de betalingstransactie correct en binnen de overeengekomen termijn uitvoert. Formeel is er weinig dat de aanbieder belet dit te doen. Ten eerste verkeert de aanbieder in een goede positie om de risico's te beoordelen die verbonden zijn aan de betalingstransactie die hij aanvaard heeft om uit te voeren. Ten tweede is het de aanbieder die het betalingssysteem beschikbaar stelt, regelingen treft om op de verkeerde plaats terecht gekomen of verkeerd toegewezen geldmiddelen terug te verkrijgen, en in de meeste gevallen beslist welke intermediairs bij de uitvoering van een transactie worden betrokken. Ten derde maakt het grote aantal uitgevoerde betalingstransacties het makkelijker voor de aanbieder om het risico van fouten of storingen in het betalingssysteem te dekken en dat risico in zijn kosten te verwerken. In het licht van het bovenstaande is het volkomen normaal dat de betalingsdienstaanbieder een risicoaansprakelijkheid wordt opgelegd voor de uitvoering van een betalingstransactie die hij van de gebruiker heeft aanvaard. De bepalingen inzake de risicoaansprakelijkheid mogen echter niet onverkort van toepassing zijn wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde buiten de Gemeenschap is gevestigd.

Het moet mogelijk zijn voor de betalingsdienstaanbieder om op ondubbelzinnige wijze aan te geven welke informatie hij nodig heeft om een betalingsopdracht uit te voeren. Teneinde fragmentatie te vermijden en het opzetten van geïntegreerde betalingssystemen in de Gemeenschap niet in het gedrang te brengen, mag het lidstaten daarentegen evenwel niet worden toegestaan te verlangen dat voor betalingstransacties een specifieke identificator wordt gebruikt. De risicoaansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder dient beperkt te blijven tot de correcte uitvoering van de betalingstransactie in overeenstemming met de betalingsopdracht van de betalingsdienstgebruiker.

Teneinde overal in de Gemeenschap effectieve fraudepreventie te bevorderen en betalingsfraude tegen te gaan, dient te worden voorzien in een efficiënte gegevensuitwisseling tussen betalingsdienstaanbieders, die ertoe moeten worden gemachtigd om persoonsgegevens over bij betalingsfraude betrokken personen te verzamelen, te verwerken en uit te wisselen. Al deze werkzaamheden dienen te worden verricht met inachtneming van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens i.

Er dient te worden toegezien op de effectieve handhaving van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen van nationaal recht. Er dienen bijgevolg passende procedures te worden vastgesteld om klachten te kunnen indienen tegen betalingsdienstaanbieders die zich niet aan deze bepalingen houden, en om ervoor te zorgen dat, in voorkomend geval, passende, evenredige en afschrikkende sancties worden opgelegd.

Onverminderd het recht van cliënten om een gerechtelijke procedure in te leiden, dienen de lidstaten zorg te dragen voor een toegankelijke en kostengevoelige beslechting van de tussen betalingsdienstaanbieders en betalingsdienstgebruikers rijzende geschillen die uit de in deze richtlijn neergelegde rechten en plichten voortvloeien.

Deze richtlijn dient de bepalingen van nationaal recht onverlet te laten welke betrekking hebben op de aansprakelijkheidsgevolgen van het feit dat een overzicht onjuist opgesteld of doorgegeven is.

Aangezien het noodzakelijk is om de efficiënte werking van deze richtlijn te toetsen en de bij de totstandbrenging van een eengemaakte betaalmarkt geboekte vooruitgang te volgen, dient van de Commissie te worden verlangd dat zij twee jaar na het einde van de omzettingstermijn van deze richtlijn een verslag uitbrengt.

Aangezien de bepalingen van Richtlijn 97/5/EG volledig zijn gewijzigd, dient deze richtlijn te worden ingetrokken.

Het is noodzakelijk gedetailleerdere regels vast te stellen met betrekking tot het frauduleus gebruik van betaalkaarten, een terrein dat momenteel wordt bestreken door Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten i en Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad i. Deze richtlijnen dienen bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

Aangezien financiële instellingen overeenkomstig Richtlijn 2000/12/EG niet aan de op kredietinstellingen toepasselijke voorschriften onderworpen zijn, dienen voor financiële instellingen dezelfde vereisten als voor betalingsinstellingen te gelden zodat zij in staat zijn overal in de Gemeenschap betalingsdiensten aan te bieden. Richtlijn 2000/12/EG dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

Ter wille van de rechtszekerheid is het aangewezen overgangsregelingen te treffen op grond waarvan personen die overeenkomstig de bepalingen van nationaal recht welke vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn van toepassing waren, de werkzaamheden van betalingsinstellingen hebben aangevangen, deze werkzaamheden gedurende een gespecificeerde periode binnen de betrokken lidstaat kunnen blijven voortzetten.

Aangezien de doelstellingen van de voorgestelde maatregel, namelijk de totstandbrenging van een interne markt voor betalingsdiensten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt omdat zulks de harmonisatie vereist van een veelheid van verschillende voorschriften die thans in de rechtsstelsels van de diverse lidstaten bestaan, en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden i,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL 1 Onderwerp, toepassingsgebied en definities

Artikel 1 Onderwerp

Deze richtlijn stelt de regels vast op grond waarvan de lidstaten de volgende vier categorieën betalingsdienstaanbieders onderscheiden:

(a) kredietinstellingen in de zin van Richtlijn 2000/12/EG;

(b) instellingen voor elektronisch geld in de zin van Richtlijn 2000/46/EG;

(c) postcheque- en girodiensten als bedoeld in artikel 2, lid 3, tweede streepje, van Richtlijn 2000/12/EG, die krachtens nationale of communautaire wetgeving gemachtigd zijn om betalingsdiensten aan te bieden;

d) andere natuurlijke of rechtspersonen aan wie overeenkomstig artikel 6 van deze richtlijn vergunning is verleend om overal in de Gemeenschap betalingsdiensten aan te bieden en te verrichten, hierna 'betalingsinstellingen' genoemd.

Deze richtlijn stelt ook regels vast met betrekking tot de transparantievoorwaarden en de respectieve rechten en plichten van gebruikers en aanbieders welke verband houden met het als gewoon beroep of bedrijf aanbieden van betalingsdiensten.

Centrale banken in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit en overheidsinstanties die betalingsdiensten aanbieden, worden niet als betalingsdienstaanbieders beschouwd.

Artikel 2Toepassingsgebied

2. Deze richtlijn is alleen van toepassing op in de bijlage genoemde bedrijfsactiviteiten die bestaan in de uitvoering van betalingstransacties in naam van een natuurlijke of rechtspersoon (hierna 'betalingsdiensten' genoemd) waarbij ten minste een van de betalingsdienstaanbieders in de Gemeenschap is gevestigd.

De titels III en IV zijn evenwel niet van toepassing op betalingsdiensten waarbij het transactiebedrag hoger is dan 50 000 EUR.

Voor de toepassing van deze richtlijn bestaat een betalingstransactie in de door de betaler of de begunstigde ingeleide handeling waarbij door een betaler geldmiddelen worden gedeponeerd of opgenomen bij, dan wel overgemaakt aan een betaler, los van het feit of er sprake is van enigerlei onderliggende verplichtingen tussen de betalingsdienstgebruikers.

3. Tenzij anders is bepaald, is deze richtlijn van toepassing op betalingsdiensten in om het even welke munteenheid.

Artikel 3 Vrijstellingen

Deze richtlijn is niet van toepassing op:

(a) transacties die uitsluitend bestaan in een overdracht van contanten door de betaler aan de begunstigde;

(b) beroepsmatige ophaling en levering van contanten, met inbegrip van het transport ervan, zonder de omzetting van contanten in giraal geld of in elektronisch geld in de zin van Richtlijn 2000/46/EG;

(c) betalingstransacties die bestaan in de niet-beroepsmatige ophaling en levering van contanten in het kader van een activiteit zonder winstoogmerk of voor liefdadigheidsdoeleinden;

(d) terugbetalingen in contanten door de begunstigde aan de betaler na een betalingstransactie naar aanleiding van een uitdrukkelijk verzoek van de betalingsdienstgebruiker dat vlak voor de uitvoering van een betalingstransactie met behulp van een betaalkaart plaatsvindt, en die volledig los staan van de kosten van de gekochte goederen of diensten;

(e) het wisselen van vreemde valuta's in de lokale munteenheid en omgekeerd, dat wil zeggen contante transacties waarbij de geldmiddelen niet als een deposito in contanten op een betaalrekening worden aangehouden;

f) betalingstransacties die zijn gebaseerd op een van de volgende documenten die door een betalingsdienstaanbieder zijn uitgegeven met de bedoeling geldmiddelen beschikbaar te stellen aan de begunstigde:

(i) papieren cheques in de zin van het Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een eenvormige wet op cheques;

(ii) papieren cheques die vergelijkbaar zijn met die bedoeld onder i) en die vallen onder het recht van lidstaten die geen partij zijn bij het Verdrag van Genève van 1931;

(iii) papieren vouchers;

(iv) papieren reischeques;

v) papieren promessen;

g) betalingstransacties die worden uitgevoerd binnen een betalings- of effectenclearing- en afwikkelingssysteem, dan wel tussen clearing- of afwikkelingsinstellingen, centrale tegenpartijen en/of centrale banken, en betalingsdienstaanbieders, alsook hun verbonden agenten of dochterondernemingen daarvan, met uitzondering van artikel 23;

(h) door technische dienstverleners verrichte diensten die de aanbieding van betalingsdiensten ondersteunen zonder dat de betrokken dienstverleners op enig moment in het bezit komen van de over te maken geldmiddelen, met inbegrip van verwerking en opslag van gegevens, diensten ter bescherming van het vertrouwen en het privé-leven, authentificatie van gegevens en entiteiten, aanbieding van IT- en communicatienetwerken, alsook aanbieding en onderhoud van voor betalingsdiensten gebruikte terminals en instrumenten;

(i) diensten waarvan slechts binnen een beperkt netwerk van aangesloten dienstverleners gebruik kan worden gemaakt voor het verkrijgen van goederen of diensten en die gebaseerd zijn op instrumenten zoals vouchers en kaarten, voorzover deze instrumenten niet terugbetaalbaar zijn;

(j) betalingstransacties uitgevoerd met behulp van een mobiele telefoon of enigerlei ander digitaal of IT-instrument, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

(i) de dienstverlener die het telecommunicatie- of IT-systeem of –netwerk exploiteert is nauw betrokken bij de ontwikkeling van de aangeboden digitale goederen of elektronische communicatiediensten;

(ii) de goederen en diensten kunnen niet worden geleverd zonder de dienstverlener;

(iii) er is geen alternatief voor de vergoeding;

(k) betalingstransacties tussen zowel betalingsdienstaanbieders als verbonden agenten of dochterondernemingen, onverminderd artikel 23 dat steeds van toepassing is.

Artikel 4Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

'lidstaat van herkomst' :

(i) indien de betalingsinstelling een natuurlijke persoon is, de lidstaat waar de betalingsdienstaanbieder zijn hoofdkantoor heeft;

(ii) indien de betalingsinstelling een rechtspersoon is, de lidstaat waar haar statutaire zetel is gelegen;

(iii) indien de betalingsinstelling overeenkomstig haar nationale wetgeving geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar haar hoofdkantoor is gelegen;

'lidstaat van ontvangst' : lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en waar de betalingsdienstaanbieder een bijkantoor of een verbonden agent heeft, dan wel betalingsdiensten aanbiedt;

'betalingssysteem' : geldovermakingssysteem met formele en gestandaardiseerde regelingen en gemeenschappelijke regels voor de verwerking, clearing en/of afwikkeling van betalingstransacties;

'betaler' : natuurlijke of rechtspersoon die het beschikkingsrecht over geldmiddelen heeft en die toestaat dat deze geldmiddelen aan een begunstigde worden overgemaakt;

'begunstigde' : natuurlijke of rechtspersoon die de beoogde uiteindelijke ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie betrekking heeft;

'betalingsdienstgebruiker' : natuurlijke of rechtspersoon die in de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide van een betalingsdienst gebruik maakt;

'betaalrekening' : in naam van een betalingsdienstgebruiker aangehouden rekening die uitsluitend voor betalingstransacties wordt gebruikt;

'geldmiddelen' : contanten, giraal geld en elektronisch geld als bedoeld in Richtlijn 2000/46/EG;

'beschikbaarheid van geldmiddelen' : het feit dat de geldmiddelen op een betaalrekening door de betalingsdienstgebruiker mogen worden gebruikt zonder dat provisies in rekening worden gebracht;

'betalingsopdracht' : door een betaler of begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie om een betalingstransactie uit te voeren;

'valutadatum' : referentieperiode die door een betalingsdienstaanbieder wordt gebruikt voor de berekening van de interesten op de geldmiddelen die van of op een betaalrekening worden overgemaakt;

'referentiewisselkoers' : wisselkoers die als berekeningsgrondslag wordt gehanteerd bij een valutawissel en die afkomstig is van een bron die door beide partijen bij een betalingsdienstencontract kan worden geverifieerd;

'authentificatie' : procedure die de betalingsdienstaanbieder in staat stelt te verifiëren of de gebruiker die de betalingsopdracht geeft, gemachtigd is dit te doen;

'referentierentevoet' : rentevoet die als grondslag wordt gehanteerd voor de berekening van eventueel in rekening te brengen interesten en die afkomstig is van een bron die door beide partijen bij een betalingsdienstencontract kan worden geverifieerd;

'unieke identificator' : door de betalingsdienstaanbieder gespecificeerde en door de betalingsdienstgebruiker te verstrekken informatie om de andere bij een betalingstransactie betrokken betalingsdienstgebruiker ondubbelzinnig te identificeren, bestaande uit het IBAN (Internationaal bankrekeningnummer –International Bank Account Number), de BIC (bankidentificatiecode – Bank Identifier Code), een bankrekeningnummer, een kaartnummer of een naam;

'verbonden agent' : natuurlijke of rechtspersoon die bij de uitvoering van betalingsdiensten in naam van een betalingsinstelling optreedt;

'betaalinstrument' : gepersonaliseerd(e) instrument(en) en/of geheel van procedures waarvan de betalingsdienstgebruiker gebruik maakt om de betalingsdienstaanbieder in staat te stellen een betalingsopdracht te authentificeren. Indien dit instrument niet door de betalingsdienstaanbieder is verstrekt, kunnen de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker overeenkomen om voor de authentificatie van betalingsopdrachten een ander instrument te gebruiken dat ook voor andere doeleinden kan dienen;

'techniek voor communicatie op afstand' : ieder middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker, kan worden gebruikt voor de sluiting van een betalingsdienstencontract;

'duurzame drager' : elk hulpmiddel dat het mogelijk maakt persoonlijk aan de betalingsdienstgebruiker gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kan worden geraadpleegd en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd. Het betreft met name uitdraaien van printers van rekeningafschriften, computerdiskettes, cd-roms, dvd's en harde schijven van personal computers waarop elektronische post is opgeslagen, maar niet internet-websites, tenzij die voldoen aan de in de eerste zin van dit punt gespecificeerde criteria.

TITEL IIBetalingsdienstaanbieders

Hoofdstuk 1Betalingsinstellingen

Afdeling 1Algemene bepalingen

ARTIKEL 5 VERGUNNINGAANVRAGEN

Voor het verkrijgen van een vergunning als betalingsinstelling wordt bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst een schriftelijke aanvraag ingediend samen met het volgende:

(a) een programma van werkzaamheden, waarin met name de aard van de beoogde betalingsdienst wordt vermeld;

(b) een bedrijfsplan met een indicatieve berekening van het budget voor de eerste drie boekjaren waardoor het vermoeden wordt gerechtvaardigd dat de aanvrager in staat is van passende en evenredige systemen, middelen en procedures gebruik te maken om op een gezonde basis te opereren;

(c) een beschrijving van de administratieve en boekhoudkundige organisatie van de aanvrager waardoor het vermoeden wordt gerechtvaardigd dat hij over degelijke en adequate procedures en controlemiddelen beschikt;

(d) een beschrijving van de interne controlemechanismen die de aanvrager heeft opgezet om de in Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad i neergelegde verplichtingen in verband met het witwassen van geld na te komen;

(e) een beschrijving van de risicomanagementprocedures van de aanvrager;

(f) een beschrijving van de organisatiestructuur van de aanvrager en van zijn eventuele samenwerking met een nationaal of internationaal betalingssysteem;

(g) de identiteit van personen die rechtstreeks of middellijk gekwalificeerde deelnemingen in de zin van artikel 1, punt 10, van Richtlijn 2000/12/EG in de aanvrager aanhouden, en de omvang van hun effectieve deelneming;

(h) ingeval de aanvrager een rechtspersoon is, de identiteit van de natuurlijke personen die als zijn vertegenwoordiger optreden, die zijn meerderheidsaandeelhouders zijn en die als zijn bestuurders optreden, alsmede het bewijs dat deze personen als betrouwbaar bekend staan en over de nodige kennis en bekwaamheid beschikken om betalingsdiensten te verrichten;

(i) de identiteit van de persoon belast met de hoogste leiding en het bewijs dat de persoon die feitelijk het bedrijf van de aanvrager leidt, als betrouwbaar bekend staat en over de nodige kennis en bekwaamheid beschikt om betalingsdiensten te verrichten;

(j) de rechtsvorm van de aanvrager;

(k) het adres waar de desbetreffende documenten verkrijgbaar zijn.

Voor de toepassing van punt c) geeft de aanvrager een beschrijving van de organisatorische regelingen die hij heeft getroffen voor het nemen van alle redelijke maatregelen om de belangen van zijn gebruikers te beschermen en om de continuïteit en betrouwbaarheid bij het verrichten van betalingsdiensten te waarborgen.

Artikel 6Vergunningverlening

De vergunning wordt verleend indien de informatie en het bewijsmateriaal waarvan de aanvraag vergezeld gaat, aan alle eisen van artikel 5 voldoet.

Bij het onderzoeken van de vergunningaanvraag worden geen andere eisen gesteld dan die van artikel 5.

De vergunning is geldig in alle lidstaten en stelt de betrokken betalingsinstelling in staat overal in de Gemeenschap betalingsdiensten aan te bieden, zowel door middel van het vrij verrichten van diensten, als door middel van vrijheid van vestiging.

Artikel 7Mededeling van de genomen beslissing

Binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag of, indien de aanvraag onvolledig is, binnen drie maanden na ontvangst van de voor het nemen van de beslissing benodigde gegevens deelt de bevoegde autoriteit de aanvrager mee of de vergunning toegekend dan wel geweigerd is.

Iedere weigering een vergunning af te geven, wordt met redenen omkleed.

Artikel 8Registerinschrijving

De lidstaten leggen een register van betalingsinstellingen aan.

Dit register wordt regelmatig bijgewerkt. Het kan door het publiek worden geraadpleegd en is on line toegankelijk.

Artikel 9Handhaving van de vergunning

Wanneer de correctheid van overeenkomstig artikel 5 verstrekte gegevens of geleverd bewijsmateriaal door enigerlei wijziging wordt beïnvloed, stelt de betalingsinstelling de bevoegde autoriteit van haar lidstaat van herkomst daarvan zonder onnodig uitstel in kennis.

Artikel 10 Werkzaamheden

1. Betalingsinstellingen mogen de volgende werkzaamheden uitoefenen:

(a) het aanbieden van betalingsdiensten;

(b) het verrichten van operationele en aanverwante nevendiensten, zoals het garanderen van de uitvoering van betalingstransacties, valutawisseldiensten, bewaringsactiviteiten en de opslag en verwerking van gegevens;

(c) de toegang tot en de exploitatie van betalingssystemen voor de overmaking, clearing en afwikkeling van geldmiddelen, met inbegrip van alle instrumenten en procedures die met de systemen verband houden.

In de context van punt a) zijn de geldmiddelen die betalingsinstellingen in verband met het aanbieden van betalingsdiensten van betalingsdienstgebruikers ontvangen, geen deposito's of andere terugbetaalbare gelden in de zin van artikel 3 van Richtlijn 2000/12/EG en evenmin elektronisch geld in de zin van Richtlijn 2000/46/EG.

2. Van betalingsdienstgebruikers ontvangen geldmiddelen die specifiek in verband met een betalingsdienst zijn aanvaard, mogen door betalingsinstellingen niet ter ondersteuning van andere bedrijfsactiviteiten dan betalingsdiensten worden aangewend. In haar boeken houdt de betalingsinstelling de geldmiddelen die zij van een betalingsdienstgebruiker voor de uitvoering van een betalingstransactie heeft aanvaard, gescheiden van andere geldmiddelen die zij voor andere activiteiten dan betalingsdiensten heeft aanvaard.

3. De bedrijfsactiviteiten van vergunninghoudende betalingsinstellingen zijn niet exclusief en niet beperkt tot betalingsdiensten, zulks met inachtneming van het toepasselijke nationale en communautaire recht.

AFDELING 2 OVERIGE VEREISTEN

ARTIKEL 11 GEBRUIK VAN VERBONDEN AGENTEN, UITBESTEDINGEN OF DOCHTERONDERNEMINGEN

1. Ingeval een betalingsinstelling voornemens via een verbonden agent of een dochteronderneming betalingsdiensten aan te bieden, deelt zij de naam en het adres van de betrokken verbonden agent of dochteronderneming mee aan de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst.

2. Wanneer een betalingsinstelling voornemens is sommige of al haar activiteiten uit te besteden, stelt zij de bevoegde autoriteit daarvan in kennis.

3. Betalingsinstellingen zorgen ervoor dat verbonden agenten of dochterondernemingen die in hun naam handelen, de betalingsdienstgebruikers daarvan in kennis stellen.

Artikel 12 Aansprakelijkheid

1. De lidstaten zien erop toe dat wanneer betalingsinstellingen een beroep doen op derden voor de uitvoering van operationele taken, zij redelijke maatregelen nemen om onnodig operationeel risico te vermijden.

2. De lidstaten schrijven voor dat betalingsinstellingen volledig aansprakelijk blijven voor alle handelingen van hun bestuurders en werknemers, dan wel van een eventuele verbonden agent of dochteronderneming overeenkomstig deze richtlijn.

Artikel 13 Bijhouden van gegevens

De lidstaten schrijven voor dat betalingsinstellingen gedurende een redelijke termijn maar niet langer dan vijf jaar gegevens over alle diensten en transacties moeten bijhouden.

Artikel 14Plaats van het hoofdkantoor

De lidstaten schrijven voor dat een betalingsinstelling die een rechtspersoon is en die overeenkomstig de nationale wetgeving van haar lidstaat van herkomst een statutaire zetel heeft, haar hoofdkantoor moet hebben in dezelfde lidstaat waar ze haar statutaire zetel heeft.

Van een betalingsinstelling die niet onder de eerste alinea valt, wordt verlangd dat zij haar hoofdkantoor heeft in de lidstaat waar zij haar bedrijfsactiviteiten feitelijk ontplooit.

AFDELING 3 BEVOEGDE AUTORITEITEN EN TOEZICHT

ARTIKEL 15 AANWIJZING VAN BEVOEGDE AUTORITEITEN

1. De lidstaten wijzen ofwel overheidsinstanties, ofwel lichamen die zijn erkend bij de nationale wetgeving of door overheidsinstanties die bij de nationale wetgeving daartoe uitdrukkelijk zijn gemachtigd, aan als de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze titel.

De bevoegde autoriteiten hebben een zodanig karakter dat zij onafhankelijk zijn van economische actoren en belangenconflicten worden vermeden. Zij mogen geen betalingsinstellingen, kredietinstellingen, instellingen voor elektronisch geld of postscheque- en girodiensten zijn.

De lidstaten stellen de Commissie van deze aanwijzing in kennis.

2. De lidstaten zien erop toe dat de overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde autoriteiten alle bevoegdheden bezitten die nodig zijn voor de vervulling van hun taken.

3. Elke lidstaat ziet erop toe dat wanneer op zijn grondgebied meer dan een autoriteit bevoegd is voor de onder deze titel vallende aangelegenheden, een nauwe samenwerking wordt bevorderd zodat de autoriteiten zich doeltreffend van hun respectieve taken kunnen kwijten.

Artikel 16 Toezicht

De lidstaten zien erop toe dat de controles die door de bevoegde autoriteiten worden uitgevoerd om na te gaan of het bepaalde in deze titel doorlopend wordt nageleefd, evenredig, en passend zijn en aansluiten bij de risico's waaraan betalingsinstellingen zijn blootgesteld.

Om na te gaan of het bepaalde in deze titel wordt nageleefd, mogen de bevoegde autoriteiten alleen de volgende maatregelen nemen:

(a) van de betalingsinstelling verlangen dat zij alle gegevens verstrekt die zij nodig hebben om toezicht te houden op de naleving;

(b) verrichten van inspecties ter plaatse bij de betalingsinstelling, een entiteit waaraan taken zijn uitbesteed, een verbonden agent of een dochteronderneming waarvoor de betalingsinstelling verantwoordelijk is;

(c) verstrekken van aanbevelingen en richtsnoeren;

(d) geven van waarschuwingen en opleggen van evenredige sancties in geval van niet-naleving;

(e) opschorten of intrekken van de vergunning in gevallen waarin niet meer aan de in artikel 5 gestelde voorwaarden voor de verlening van de vergunning wordt voldaan.

Artikel 17 Beroepsgeheim

1. De lidstaten zien erop toe dat alle personen die voor de bevoegde autoriteiten werkzaam zijn of zijn geweest, alsmede deskundigen die in opdracht van de bevoegde autoriteiten handelen, aan het beroepsgeheim zijn gebonden, zulks onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen.

2. Bij de uitwisseling van informatie in overeenstemming met artikel 19 wordt strikt de hand gehouden aan het beroepsgeheim ter bescherming van individuele en zakelijke rechten.

Artikel 18 Beroep op de rechter

De lidstaten zien erop toe dat beroep op de rechter mogelijk is tegen besluiten die de bevoegde autoriteiten jegens een betalingsinstelling nemen uit hoofde van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn vastgesteld.

De eerste alinea is ook van toepassing in geval van nalatigheid.

Artikel 19Uitwisseling van informatie

De bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten werken samen en wisselen met name informatie uit om de juiste toepassing van deze richtlijn te waarborgen.

De lidstaten staan tevens toe dat informatie wordt uitgewisseld tussen hun bevoegde autoriteiten en de volgende instanties:

(a) de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst die verantwoordelijk zijn voor de vergunningverlening aan en het toezicht op betalingsinstellingen;

(b) centrale banken, het Europees Stelsel van Centrale Banken en de Europese Centrale Bank in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit, alsook, in voorkomend geval, andere overheidsinstanties die met het toezicht op betalings- en afwikkelingssystemen belast zijn;

(c) andere relevante autoriteiten die op grond van deze richtlijn en andere op betalingsdienstaanbieders toepasselijke communautaire wetgeving zijn aangewezen.

Artikel 20 Uitoefening van het recht tot vestiging en het recht tot het vrij verrichten van diensten

4. Elke vergunninghoudende betalingsinstelling die voor de eerste maal activiteiten in een andere lidstaat dan haar lidstaat van herkomst wil ontplooien op grond van het recht tot vestiging of het recht tot het vrij verrichten van diensten, stelt de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst daarvan in kennis.

Binnen een maand na ontvangst van deze kennisgeving stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in kennis van de naam en het adres van de betalingsinstelling en van de aard van de betalingsdiensten die deze instelling voornemens is op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst aan te bieden.

5. Teneinde ten aanzien van een bijkantoor, een verbonden agent of een dochteronderneming van een betalingsinstelling op het grondgebied van een andere lidstaat de controles te verrichten en de maatregelen te nemen waarin artikel 16 voorziet, werkt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst samen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst.

6. In het kader van de samenwerking in overeenstemming met de leden 1 en 2 waarschuwt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst telkens als zij een inspectie ter plaatse op het grondgebied van deze laatste wenst te verrichten.

Indien beide autoriteiten dit wensen, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de taak om inspecties ter plaatse bij de betrokken instelling te verrichten, evenwel aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst delegeren.

7. De bevoegde autoriteiten verschaffen elkaar alle dienstige informatie, met name ingeval er sprake is van inbreuken of van vermoedelijke inbreuken door een bijkantoor, een verbonden agent of een dochteronderneming.

AFDELING 4 ONTHEFFING

ARTIKEL 21 VOORWAARDEN

1. In afwijking van artikel 1, eerste alinea, onder d), kunnen de lidstaten per geval toestaan dat natuurlijke of rechtspersonen in het overeenkomstig artikel 8 aangelegde register worden ingeschreven zonder dat de in afdeling 1 beschreven procedure wordt doorlopen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a) de totale bedrijfsactiviteiten van de betrokken persoon, met inbegrip van die van enigerlei verbonden agent of dochteronderneming waarvoor hij de volledige verantwoordelijkheid draagt, genereren een totaalbedrag aan voor de aanbieding van betalingsdiensten ontvangen geldmiddelen dat per maand gemiddeld niet hoger is dan 5 miljoen EUR en dat nooit hoger is dan 6 miljoen EUR;

(b) de registerinschrijving wordt om een van de volgende redenen aangemerkt als zijnde in het openbaar belang:

(i) de betrokken persoon speelt een essentiële rol in de financiële intermediatie doordat hij minderbedeelde bevolkingsgroepen toegang biedt tot betalingsdiensten, met name in gevallen waarin de aanbieding van de diensten in kwestie door andere aanbieders onwaarschijnlijk is of veel tijd in beslag zou nemen;

(ii) zij is nodig voor de effectieve toepassing van voorschriften ter bestrijding van het witwassen van geld of mechanismen ter voorkoming van terrorismefinanciering.

2. De in lid 1 bedoelde personen worden behandeld als betalingsinstellingen.

Zij mogen echter alleen in de lidstaat van registratie betalingsdiensten aanbieden in de Gemeenschap.

De lidstaten kunnen ook bepalen dat zij alleen sommige van de in artikel 10 opgesomde activiteiten mogen ontplooien.

3. De in lid 1 bedoelde personen stellen de bevoegde autoriteiten in kennis van elke verandering in hun situatie die relevant is voor de in lid 1, onder a), gespecificeerde voorwaarde.

Artikel 22 Kennisgeving en informatieverstrekking

Indien een lidstaat van de bij artikel 21 geboden ontheffingsmogelijkheid gebruik maakt, stelt hij de Commissie uiterlijk op de in artikel 85, lid 1, eerste alinea, gespecificeerde datum daarvan in kennis en deelt hij haar onverwijld elke latere wijziging mee.

Voorts stelt hij de Commissie in kennis van het aantal betrokken betalingsdienstaanbieders en doet hij haar jaarlijks mededeling van het totaalbedrag aan uitstaande geldmiddelen als bedoeld in artikel 21, lid 1, onder a).

Hoofdstuk 2Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 23 Toegang tot en exploitatie van betalingssystemen

1. De lidstaten zien erop toe dat de regels voor de toegang tot en de exploitatie van betalingssystemen objectief en evenredig zijn en de toegang niet sterker belemmeren dan nodig is voor de bescherming tegen specifieke risico's en de bescherming van de financiële veiligheid van het betalingssysteem.

Betalingssystemen mogen geen van de volgende eisen stellen:

(a) een verbod op deelneming aan andere betalingssystemen;

(b) een regel die discrimineert tussen vergunninghoudende betalingsdienstaanbieders wat de rechten, plichten en aanspraken van deelnemers betreft;

(c) enigerlei restrictie op grond van de institutionele status.

2. Lid 1 laat de voorschriften onverlet die bij communautaire wetgeving, en met name bij Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad i, aan deelnemers aan een betalings- en effectenafwikkelingssysteem worden opgelegd.

TITEL III Transparantie van aan betalingsdiensten verbonden voorwaarden

Hoofdstuk 1Eenmalige betalingstransacties

Artikel 24Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op eenmalige betalingstransacties die niet onder een raamcontract in de zin van artikel 29 vallen.

Artikel 25 Algemene voorlichting vooraf

1. De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker op papier of via een andere voor hem beschikbare en toegankelijke duurzame drager in kennis moet stellen van de in artikel 26 bedoelde voorwaarden.

De betalingsdienstaanbieder doet dit geruime tijd voordat de betalingsdienstgebruiker door een op een eenmalige betalingstransactie betrekking hebbend betalingsdienstencontract of het aanbod is gebonden.

2. Wanneer de betalingstransactie op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand welke het de betalingsdienstaanbieder onmogelijk maakt om zich aan lid 1 te houden, voldoet deze aan zijn verplichting uit hoofde van lid 1, eerste alinea, zodra dit redelijkerwijze mogelijk is na de sluiting van het contract.

Artikel 26 Mededeling van de voorwaarden

1. De lidstaten zien erop toe dat de meegedeelde voorwaarden de volgende aspecten bestrijken:

(a) een beschrijving van de respectieve plichten en aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker met betrekking tot de aanbieding en het gebruik van de betalingsdienst, met inbegrip van met name het volgende:

(i) vermelding van de informatie of unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker dient te worden verstrekt opdat een betalingsopdracht correct kan worden uitgevoerd;

(ii) de uitvoeringstermijn voor de te verrichten betalingsdienst;

(iii) in voorkomend geval, de voorwaarden die aan de aanbieding en het gebruik van de betalingsdienst verbonden zijn, met inbegrip van met name de vereisten inzake de veilige bewaring van betaalinstrumenten en de risico's indien deze niet in acht worden genomen, alsook de wijze waarop de betalingsdienstaanbieder in kennis moet worden gesteld voor de toepassing van artikel 46, eerste alinea, onder b);

iv) de aansprakelijkheid voor de uitvoering van een betalingstransactie;

(v) de overeenkomstig Richtlijn 2005/60/EG te verstrekken informatie;

(vi) de beschikbaarheid van voldoende geldmiddelen;

(b) een duidelijke verwijzing naar het in artikel 54, lid 1, omschreven tijdstip van aanvaarding van een betalingsopdracht;

(c) alle kosten die door de betalingsdienstgebruiker aan de betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn en, in voorkomend geval, de bij de betalingstransactie toegepaste wisselkoers;

(d) vermelding van het op het contract toepasselijke recht en de bevoegde rechter;

(e) vermelding van de klacht- en verhaalsprocedures die voor de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 4, openstaan en van de wijze waarop hij daartoe toegang heeft;

(f) vermelding van de plaats waar andere informatie beschikbaar kan zijn en kan worden geraadpleegd.

Bij betalingstransacties die onder artikel 58, lid 2, vallen, verstrekt de betalingsdienstaanbieder voor de toepassing van de eerste alinea, onder c), een schatting te goeder trouw van alle inhoudingen die naar verwachting op de betalingstransactie zullen worden toegepast.

2. De in lid 1 gespecificeerde voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en goed leesbare vorm gesteld in een officiële taal van de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in enigerlei andere taal die door de partijen is overeengekomen.

Artikel 27 Na de aanvaarding aan de betaler beschikbaar te stellen informatie

Na de aanvaarding van de betalingsopdracht voor de uitvoering ervan stelt de betalingsdienstaanbieder op dezelfde wijze als in artikel 25, lid 1, en artikel 26, lid 2, is bepaald, ten minste de volgende informatie beschikbaar aan de betaler:

(a) een referentie aan de hand waarvan de betalingsdienstgebruiker kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat, en, in voorkomend geval, de informatie over de begunstigde;

(b) het bedrag van de betalingstransactie en van alle voor de betalingstransactie in rekening gebrachte provisies en kosten die de betaler aan zijn betalingsdienstaanbieder heeft moeten betalen;

(c) in voorkomend geval, de bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers indien deze door de betalingsdienstaanbieder van de betaler wordt toegepast.

Artikel 28 Na ontvangst van de geldmiddelen aan de begunstigde beschikbaar te stellen informatie

Nadat de voor de begunstigde ontvangen geldmiddelen aan hem beschikbaar zijn gesteld, stelt de betalingsdienstaanbieder op dezelfde wijze als in artikel 25, lid 1, en artikel 26, lid 2, is bepaald, ten minste de volgende informatie beschikbaar aan de begunstigde:

(a) de referentie van de betaler en de bij de betalingstransactie gevoegde informatie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat;

(b) het volledige bedrag van de betalingstransactie dat door de betaler is overgemaakt;

(c) het bedrag van alle voor de betalingstransactie in rekening gebrachte provisies en kosten die de begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder of aan enigerlei intermediair verschuldigd is voor de ontvangst van de betaling;

(d) in voorkomend geval, de exacte wisselkoers die bij de betalingstransactie is gehanteerd, indien deze door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is toegepast.

Hoofdstuk 2 Raamcontracten

Artikel 29Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op betalingstransacties die vallen onder een betalingsdienstencontract dat wordt gekenmerkt door het feit dat het een betalingsdienstaanbieder ertoe verbindt in de toekomst achtereenvolgende of afzonderlijke betalingstransacties uit te voeren in opdracht van de betaler wanneer aan de overeengekomen voorwaarden is voldaan. Een dergelijk contract, dat hierna 'raamcontract' wordt genoemd, kan de verplichtingen en voorwaarden voor de opening van een betaalrekening bevatten.

Artikel 30 Algemene voorlichting vooraf

1. De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder geruime tijd voordat de betalingsdienstgebruiker door een raamcontract of het aanbod is gebonden, hem op papier of via een andere voor hem beschikbare en toegankelijke duurzame drager in kennis moet stellen van de in artikel 31 bedoelde voorwaarden.

2. Wanneer het contract op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand welke het de betalingsdienstaanbieder onmogelijk maakt om zich aan lid 1 te houden, voldoet deze aan zijn verplichtingen uit hoofde van dat lid zodra dit redelijkerwijze mogelijk is na de sluiting van het contract.

Artikel 31 Mededeling van de voorwaarden

1. De lidstaten zien erop toe dat de meegedeelde voorwaarden de volgende aspecten bestrijken:

(a) de technische vereisten van de communicatieapparatuur waarvan door de betalingsdienstgebruiker gebruik mag worden gemaakt, met inbegrip van de wijze waarop daarvan gebruik kan worden gemaakt en de techniek voor communicatie die de partijen zijn overeengekomen voor de overdracht van informatie overeenkomstig deze richtlijn;

(b) een beschrijving van de respectieve plichten en aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker met betrekking tot de aanbieding en het gebruik van de betalingsdienst, met inbegrip van met name het volgende:

(i) vermelding van de informatie of unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker dient te worden verstrekt opdat een betalingsopdracht correct kan worden uitgevoerd;

(ii) de uitvoeringstermijn en de relevante maximale uitvoeringstermijn voor de te verrichten betalingsdiensten;

(iii) vermelding van het recht van de betalingsdienstgebruiker om een initieel betalingsdienstencontract op te zeggen en alle afspraken met betrekking tot dat recht in overeenstemming met artikel 34;

(iv) in voorkomend geval, een beschrijving van de maatregelen die de betalingsdienstgebruiker moet nemen om de veilige bewaring van een betaalinstrument te waarborgen, van de risico's indien deze maatregelen niet worden genomen, en van de wijze waarop de betalingsdienstaanbieder in kennis dient te worden gesteld voor de toepassing van artikel 46, eerste alinea, onder b);

(v) in voorkomend geval, een uitdrukkelijke vermelding overeenkomstig artikel 43, lid 2, van het feit dat de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehoudt een betaalinstrument te blokkeren wanneer het uitgavenpatroon het vermoeden van frauduleus gebruik doet rijzen, en de persoon met wie de betalingsdienstaanbieder in dergelijke gevallen contact moet opnemen, indien van toepassing;

(c) enigerlei uitgavenlimieten die overeenkomstig artikel 43, lid 1, voor specifieke betalingsdiensten zijn vastgesteld;

(d) een definitie van het in artikel 54, lid 1, omschreven tijdstip van aanvaarding van een betalingsopdracht;

(e) alle kosten en interesten die door de betalingsdienstgebruiker aan de betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn;

(f) in voorkomend geval, de op betalingstransacties toegepaste rentevoeten en wisselkoersen, met inbegrip van, indien toepasselijk, de referentierentevoet of –wisselkoers, de relevante datum voor de vaststelling van een dergelijke rentevoet of wisselkoers en de wijze waarop de toegepaste rentevoet of wisselkoers dient te worden berekend op basis van de referentierentevoet of -wisselkoers;

(g) het op het contract toepasselijke recht en de bevoegde rechter;

(h) vermelding van de klacht- en verhaalsprocedures die voor de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 4, openstaan en van de wijze waarop hij daartoe toegang heeft;

(i) informatie over de wijze waarop de betalingsdienstgebruiker toegang kan krijgen tot de in artikel 32 bedoelde informatie.

Ingeval een geaggregeerde provisie, zoals een handelarentarief of een provisie voor rekeningbeheer, in rekening wordt gebracht, maakt de voor de toepassing van de eerste alinea, onder e), verstrekte informatie de prijzen transparant van de verschillende dienstenonderdelen die door de geaggregeerde provisie worden bestreken.

2. De voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en goed leesbare vorm gesteld in een officiële taal van de lidstaat of in enigerlei andere taal die door de partijen is overeengekomen.

Artikel 32 Na de inwerkingtreding te verstrekken informatie

Na de inwerkingtreding van een raamcontract stelt de betalingsdienstaanbieder alle in artikel 31, lid 1, gespecificeerde voorwaarden op gemakkelijk toegankelijke wijze beschikbaar aan de betalingsdienstgebruiker.

Daarnaast en indien zulks relevant is, stelt de betalingsdienstaanbieder op dezelfde wijze verdere informatie beschikbaar over de in de communautaire en nationale wetgeving vastgelegde rechten en plichten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van specifieke betalingstransacties, zoals rapportageverplichtingen, aangiften en belastingkwesties. Dit geldt slechts voorzover de betalingsdienstaanbieder kennisgeving van deze rechten en plichten heeft ontvangen of redelijkerwijze mag worden geacht te hebben ontvangen.

Artikel 33 Wijzigingen in contractvoorwaarden

1. Elke wijziging in de contractvoorwaarden die overeenkomstig artikel 31, lid 1, aan de betalingsdienstgebruiker zijn meegedeeld, wordt uiterlijk een maand vóór de datum van de voorgestelde inwerkingtreding ervan door de betalingsdienstaanbieder voorgesteld op dezelfde wijze als in artikel 30, lid 1, en artikel 31, lid 2, is bepaald.

De betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker kunnen overeenkomen dat de gebruiker wordt geacht de wijzigingen in de voorwaarden te aanvaarden indien hij de betalingsdienstaanbieder niet vóór de datum van de inwerkingtreding ervan in kennis heeft gesteld van het feit dat hij deze wijzigingen niet aanvaardt.

2. Lid 1 is niet van toepassing bij wijzigingen in de rentevoeten indien de referentierentevoet die voor de berekening ervan in het raamcontract is vastgelegd, is veranderd en de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker naar behoren kennis heeft gegeven van zijn contractueel overeengekomen recht om de rentevoeten volgens een overeengekomen formule te wijzigen.

In dergelijke gevallen mag een wijziging in de rentevoeten onmiddellijk worden toegepast, mits de betalingsdienstgebruiker zo spoedig mogelijk van de wijziging in kennis wordt gesteld op dezelfde wijze als in artikel 30, lid 1, en artikel 31, lid 2, is bepaald.

Artikel 34 Opzegging

1. Aan de opzegging van een raamcontract dat voor een termijn van 12 maanden of meer of voor onbepaalde duur is gesloten, zijn voor de betalingsdienstgebruiker geen kosten verbonden.

Op gezette tijden in rekening gebrachte provisies voor betalingsdiensten zijn slechts proportioneel verschuldigd tot de opzegging van het contract. Indien deze provisies vooraf zijn betaald, worden zij proportioneel terugbetaald.

2. Raamcontracten mogen met onmiddellijke ingang worden opgezegd, behalve wanneer de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker uitdrukkelijk een opzegtermijn voor een raamcontract overeengekomen zijn.

De opzegtermijn mag niet langer zijn dan een maand.

Artikel 35 Vóór de uitvoering van een afzonderlijke betalingstransactie te verstrekken informatie

Bij een betalingstransactie die past in het kader van een raamcontract, verstrekt de betalingsdienstaanbieder op verzoek van de betalingsdienstgebruiker voor deze specifieke transactie expliciete informatie over de uitvoeringstermijn en de aan de betalingsdienstaanbieder verschuldigde provisies en kosten.

In gevallen die door artikel 58, lid 2, worden bestreken, wordt vooraf een schatting te goeder trouw van alle inhoudingen verstrekt.

Artikel 36Na de uitvoering van een afzonderlijke betalingstransactie aan de betaler te verstrekken informatie

1. Na de uitvoering van een betalingstransactie verstrekt de betalingsdienstaanbieder de betaler ten minste de volgende informatie:

(a) een referentie aan de hand waarvan de betalingsdienstgebruiker kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat, en, in voorkomend geval, de informatie over de begunstigde;

(b) het volledige bedrag van de betalingstransactie dat door de betaler is overgemaakt;

(c) het bedrag van alle voor de betalingstransactie in rekening gebrachte provisies en kosten die de betaler aan zijn betalingsdienstaanbieder heeft moeten betalen. Ingeval een geaggregeerde provisie, zoals een handelarentarief of een provisie voor rekeningbeheer, in rekening wordt gebracht, maakt de informatie de provisies en kosten transparant van de verschillende dienstenonderdelen die door de geaggregeerde provisie worden bestreken;

(d) in voorkomend geval, de bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers indien deze door de betalingsdienstaanbieder van de betaler wordt toegepast.

2. Het kan een voorwaarde van een raamcontract zijn dat de in lid 1 bedoelde informatie op gezette tijden moet worden verstrekt. Deze informatie wordt steeds op dezelfde wijze verstrekt als in artikel 30, lid 1, en artikel 31, lid 2, is bepaald.

Artikel 37 Na ontvangst van de geldmiddelen aan de begunstigde te verstrekken informatie

1. Nadat de voor de begunstigde ontvangen geldmiddelen aan hem beschikbaar zijn gesteld, stelt de betalingsaanbieder op dezelfde wijze als in artikel 30, lid 1, en artikel 31, lid 2, is bepaald, ten minste de volgende informatie beschikbaar aan de begunstigde:

(a) de referentie van de betaler;

(b) de door de betaler bij de betaling gevoegde informatie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betaling het gaat;

(c) het volledige bedrag van de betalingstransactie dat door de betaler is overgemaakt;

(d) het bedrag van alle voor de betalingstransactie in rekening gebrachte provisies en kosten die de begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder verschuldigd is voor de ontvangst van de betaling;

(e) in voorkomend geval, de bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers indien deze door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is toegepast.

Ingeval een geaggregeerde provisie, zoals een handelarentarief of een provisie voor rekeningbeheer, in rekening wordt gebracht, maakt de voor de toepassing van de eerste alinea, onder d), verstrekte informatie de provisies en kosten transparant van de verschillende dienstenonderdelen die door de geaggregeerde provisie worden bestreken.

2. Het kan een voorwaarde van een raamcontract zijn dat de in lid 1 bedoelde informatie op gezette tijden moet worden verstrekt. Deze informatie wordt steeds op dezelfde wijze verstrekt als in artikel 30, lid 1, en artikel 31, lid 2, is bepaald.

Artikel 38 Microbetalingen

1. In afwijking van de artikelen 29 tot en met 33 deelt de betalingsdienstaanbieder bij een contract dat betrekking heeft op betalingen waarbij geen enkele afzonderlijke betaling meer dan 50 EUR kan bedragen, aan de betalingsdienstgebruiker slechts het volgende mee op de wijze die in artikel 30, lid 1, en artikel 31, lid 2, is bepaald: de voornaamste kenmerken van de te verrichten betalingsdienst, de wijze waarop daarvan gebruik kan worden gemaakt, en alle verschuldigde kosten.

2. De betalingsdienstaanbieder stelt alle krachtens de artikelen 29 tot en met 33 vereiste verdere informatie die op de verrichte betalingsdienst betrekking heeft, op gemakkelijk toegankelijke wijze beschikbaar aan de betalingsdienstgebruiker.

3. In afwijking van de artikelen 36 en 37 verstrekt de betalingsdienstaanbieder na de uitvoering van een microbetaling de betrokken betalingsdienstgebruikers ten minste de volgende informatie op de wijze die in artikel 30, lid 1, en artikel 31, lid 2, is bepaald: een referentie aan de hand waarvan de betalingsdienstgebruiker kan uitmaken om welke transactie het gaat, het bedrag van de transactie en de daarvoor in rekening gebrachte provisies.

Hoofdstuk 3 Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 39Transactievaluta en valutawissel

1. De betalingen vinden plaats in de valuta die de partijen impliciet of expliciet zijn overeengekomen.

2. Wanneer vóór de inleiding van de betalingstransactie een valutawisseldienst wordt aangeboden en wanneer die dienst op het verkooppunt of door de begunstigde wordt aangeboden, stelt de partij die de dienst aan de betaler aanbiedt de betaler in kennis van alle provisies en kosten, alsook van de referentiewisselkoers die bij de omrekening van de transactie zal worden gehanteerd.

De betaler stemt uitdrukkelijk in met de op deze basis aangeboden dienst.

Artikel 40 Extra kosten

1. Wanneer de begunstigde een toeslag verlangt of een korting aanbiedt ingeval van een bepaald betaalinstrument gebruik wordt gemaakt, wordt daarover tussen de begunstigde en de betaler overeenstemming bereikt voordat de betalingstransactie wordt ingeleid.

2. Wanneer een betalingsdienstaanbieder of een derde een toeslag verlangt ingeval van een bepaald betaalinstrument gebruik wordt gemaakt, wordt daarover tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder overeenstemming bereikt voordat de betalingstransactie wordt ingeleid.

TITEL IV Rechten en plichten met betrekking tot de aanbieding en het gebruik van betalingsdiensten

Hoofdstuk 1Toestaan van betalingstransacties

Artikel 41Instemming

De lidstaten zien erop toe dat een betalingstransactie pas als toegestaan wordt aangemerkt indien de betaler heeft ingestemd met de desbetreffende betalingsopdracht die aan de betalingsdienstaanbieder is gericht.

Instemmen is het uitdrukkelijk toestaan dat de betalingsdienstaanbieder een betalingstransactie of een reeks transacties uitvoert.

Bij gebreke van een dergelijke instemming wordt een betalingstransactie als niet toegestaan aangemerkt.

Een betalingstransactie kan vóór of na de uitvoering ervan door de betaler worden toegestaan.

Artikel 42 Mededeling van de instemming

1. De betaler kan zijn instemming als bedoeld in artikel 41 meedelen met behulp van een betaalinstrument.

De instemming kan direct aan zijn betalingsdienstaanbieder of indirect via de begunstigde worden meegedeeld.

2. De procedure voor de mededeling van de instemming wordt op de in artikel 31, lid 1, onder a), vastgestelde wijze overeengekomen tussen de betalingsdienstaanbieder en de betaler.

Artikel 43 Gebruik van het betaalinstrument

1. Ingeval voor de mededeling van de instemming van specifieke betaalinstrumenten gebruik wordt gemaakt, kunnen de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker vaste uitgavenlimieten voor betalingsdiensten overeenkomen.

2. Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehouden zelfs onder de afgesproken uitgavenlimiet het gebruik van een betaalinstrument te blokkeren indien het uitgavenpatroon volgens hem het vermoeden van frauduleus gebruik doet rijzen.

De betalingsdienstaanbieder mag het betaalinstrument evenwel pas blokkeren indien hij vooraf inspanningen te goeder trouw heeft geleverd om contact op te nemen met de houder van het betaalinstrument om na te gaan of er sprake was van fraude.

Artikel 44 Bijhouden van gegevens

Onverminderd Richtlijn 2005/60/EG of andere relevante communautaire wetgeving houdt de betalingsdienstaanbieder gedurende ten minste een jaar interne gegevens bij zodat betalingstransacties kunnen worden getraceerd en fouten kunnen worden rechtgezet.

Artikel 45Niet-toegestane transacties en intrekking van de instemming

1. Wanneer de betaler zich rekenschap geeft van een niet-toegestane transactie, fouten of een andere onregelmatigheid in de betalingen die via zijn rekening zijn verricht en die zijn opgenomen in de overeenkomstig artikel 36 ontvangen informatie, stelt hij zijn betalingsdienstaanbieder daarvan zonder onnodig uitstel in kennis.

2. Ingeval het een reeks transacties betreft, kan de instemming worden ingetrokken en wordt elke betalingstransactie die daarna plaatsvindt onverminderd artikel 56 als een niet-toegestane transactie aangemerkt.

Artikel 46 Plichten van de betalingsdienstgebruiker met betrekking tot betaalinstrumenten

De betalingsdienstgebruiker voldoet aan de volgende verplichtingen:

(a) hij gebruikt een betaalinstrument in overeenstemming met de voorwaarden die op de uitgifte en het gebruik van het instrument van toepassing zijn;

(b) hij stelt de betalingsdienstaanbieder, of de door laatstgenoemde gespecificeerde entiteit, zonder onnodig uitstel in kennis wanneer hij zich rekenschap geeft van het verlies, de diefstal of de wederrechtelijke toe-eigening van het betaalinstrument of van het niet-toegestane gebruik ervan.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), neemt de betalingsdienstgebruiker, met name zodra hij een betaalinstrument ontvangt, alle redelijke maatregelen om de veiligheid van de veiligheidskenmerken ervan te waarborgen.

Artikel 47Plichten van de betalingsdienstaanbieder met betrekking tot betaalinstrumenten

De betalingsdienstaanbieder voldoet aan de volgende verplichtingen:

(a) hij zorgt ervoor dat de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken van een betaalinstrument niet toegankelijk zijn voor andere partijen dan de houder van het betaalinstrument;

(b) hij zendt geen ongevraagd betaalinstrument toe, tenzij een betaalinstrument dat reeds in het bezit van de betalingsdienstgebruiker is, moet worden vervangen omdat de geldigheidsduur ervan is verstreken of omdat veiligheidskenmerken moeten worden toegevoegd of gewijzigd;

(c) hij zorgt ervoor dat er steeds passende middelen beschikbaar zijn om de betalingsdienstgebruiker de mogelijkheid te verschaffen een in artikel 46, eerste alinea, onder b), bedoelde kennisgeving te doen.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder c), verschaft de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker een middel waarmee laatstgenoemde kan bewijzen dat hij een dergelijke kennisgeving heeft gedaan.

Artikel 48 Betwisting van het toestaan van een betalingstransactie

1. De lidstaten schrijven voor dat wanneer een betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde betalingstransactie heeft toegestaan, de betalingsdienstaanbieder ten minste het bewijs moet leveren dat de betalingstransactie is geauthentificeerd, juist is geregistreerd, is geboekt en niet door een technische storing of enigerlei ander falen is beïnvloed.

2. Indien de betalingsdienstgebruiker na de levering van het krachtens lid 1 vereiste bewijs blijft ontkennen dat hij de betalingstransactie heeft toegestaan, verstrekt hij feitelijke informatie of elementen die het vermoeden rechtvaardigen dat hij de betalingstransactie niet kan hebben toegestaan en dat hij niet frauduleus of ernstig nalatig heeft gehandeld wat zijn plichten uit hoofde van artikel 46, onder b), betreft.

3. Ter weerlegging van het in lid 2 bedoelde vermoeden volstaat het door de betalingsdienstaanbieder geregistreerde gebruik van een betaalinstrument op zich niet om aan te tonen dat de betaling door de betalingsdienstgebruiker was toegestaan of dat de betalingsdienstgebruiker frauduleus of ernstig nalatig heeft gehandeld wat zijn plichten uit hoofde van artikel 46 betreft.

4. De leden 2 en 3 laten de wettelijke bepalingen onverlet die betrekking hebben op de bewijskracht van handgeschreven handtekeningen of geavanceerde elektronische handtekeningen als omschreven in Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad i.

Artikel 49 Aansprakelijkheid van de aanbieder voor verliezen die uit niet-toegestane betalingstransacties voortvloeien

De lidstaten zien erop toe dat wanneer er sprake is van een niet-toegestane betalingstransactie, de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker onverwijld het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terugbetaalt of, in voorkomend geval, ervoor zorgt dat de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, wordt hersteld in de toestand die zou hebben bestaan mocht de niet-toegestane betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden.

Aanvullende financiële compensatie kan worden vastgesteld overeenkomstig het recht dat van toepassing is op het tussen de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker gesloten contract.

Artikel 50Aansprakelijkheid van de gebruiker voor verliezen die uit niet-toegestane betalingstransacties voortvloeien

1. De betalingsdienstgebruiker draagt tot een bedrag van ten hoogste 150 EUR het verlies dat uit het gebruik van een verloren of gestolen betaalinstrument voortvloeit en dat zich voordoet voordat hij heeft voldaan aan zijn verplichting uit hoofde van artikel 46, eerste alinea, onder b), om zijn betalingsdienstaanbieder in kennis te stellen.

De lidstaten kunnen dat maximumbedrag verder verlagen, mits een dergelijke verlaging niet geldt voor betalingsdienstaanbieders waaraan in andere lidstaten vergunning is verleend.

2. De betalingsdienstgebruiker draagt alle verliezen die uit niet-toegestane transacties voortvloeien, indien deze het gevolg zijn van het feit dat hij frauduleus of ernstig nalatig heeft gehandeld wat zijn plichten uit hoofde van artikel 46 betreft. In dergelijke gevallen is het in lid 1 bedoelde maximumbedrag niet van toepassing.

3. Het gebruik van het verloren, gestolen of wederrechtelijk toegeëigende betaalinstrument nadat de betalingsdienstaanbieder van het verlies of de diefstal van dat betaalinstrument in kennis is gesteld, heeft totaal geen financiële gevolgen voor de betaler, tenzij deze frauduleus heeft gehandeld.

4. Indien de betalingsdienstaanbieder nalaat de bij artikel 47, eerste alinea, onder c), vereiste passende middelen beschikbaar te stellen om te allen tijde kennisgeving te kunnen doen van het verlies, de diefstal of de wederrechtelijke toe-eigening van een betaalinstrument, is de betalingsdienstgebruiker niet aansprakelijk voor de financiële gevolgen die uit het gebruik van dat betaalinstrument voortvloeien, tenzij deze frauduleus heeft gehandeld.

Artikel 51 Micro-ondernemingen en elektronisch geld

1. De artikelen 49 en 50 van deze richtlijn zijn niet van toepassing wanneer de betalingsdienstgebruiker een onderneming is van een grotere omvang dan een micro-onderneming in de zin van titel 1, artikel 1 en artikel 2, leden 1 en 3, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG.

2. De artikelen 48 en 49, alsook artikel 50, leden 1 en 2, van deze richtlijn zijn niet van toepassing op elektronisch geld in de zin van artikel 1, lid 3, onder b), van Richtlijn 2000/46/EG.

Artikel 50, lid 3, is van toepassing op elektronisch geld voorzover de betalingsdienstaanbieder in technisch opzicht in een positie verkeert het op een elektronische drager opgeslagen elektronisch geld te bevriezen of de verdere uitgave ervan te voorkomen.

Artikel 52 Terugbetaling

De lidstaten zien erop toe dat een betaler die te goeder trouw handelt, recht heeft op de terugbetaling van een toegestane betalingstransactie die reeds is uitgevoerd indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a) bij het toestaan is niet het juiste bedrag van de betalingstransactie of de identificatie van de begunstigde gespecificeerd;

(b) het bedrag van de uitgevoerde transactie is niet het bedrag dat een redelijke betaler zou verwachten mocht hij in de plaats van de betrokken betaler zijn.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), mag de betaler evenwel geen met een eventuele valutawissel verband houdende redenen aanvoeren indien de referentiewisselkoers is toegepast die hij overeenkomstig artikel 26, lid 1, onder c), en artikel 31, lid 1, onder f), met zijn betalingsdienstaanbieder is overeengekomen.

Artikel 53 Verzoeken om terugbetaling

1. De lidstaten zien erop toe dat de betaler uiterlijk vier weken nadat hij door de betalingsdienstaanbieder van de betalingstransactie in kwestie in kennis is gesteld, om terugbetaling verzoekt. Het verzoek bevat feitelijke elementen die op de in artikel 52 vastgestelde voorwaarden betrekking hebben.

2. Binnen de tien werkdagen na ontvangst van een verzoek om terugbetaling betaalt de betalingsdienstaanbieder het volledige bedrag van de betalingstransactie terug, of motiveert hij waarom hij weigert tot terugbetaling over te gaan, met opgave van de instantie waarbij de betaler de zaak overeenkomstig de artikelen 72 tot en met 75 aanhangig kan maken indien hij de aangevoerde motivering niet aanvaardt.

Bij een verzoek om terugbetaling zijn door de betaler geen provisies verschuldigd.

3. Wanneer de betalingsdienstgebruiker een onderneming in de zin van titel 1, artikel 1, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG is, kan de betalingsdienstaanbieder andere termijnen overeenkomen dan die welke in de leden 1 en 2 zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Uitvoering van een betalingstransactie

AFDELING 1 BETALINGSOPDRACHTEN, PROVISIES EN OVERGEMAAKTE BEDRAGEN

Artikel 54 Aanvaarding van betalingsopdrachten

1. De lidstaten zien erop toe dat ingeval een betalingsopdracht door een betaler, dan wel door of via een begunstigde wordt ingeleid en door een betaler is toegestaan, het tijdstip van aanvaarding valt op het moment dat aan de volgende drie voorwaarden is voldaan:

(i) de betalingsdienstaanbieder heeft de betalingsopdracht ontvangen;

(ii) de betalingsdienstaanbieder heeft de authentificatie van de opdracht voltooid, waarbij hij eventueel ook de beschikbaarheid van geldmiddelen heeft gecontroleerd;

(iii) de betalingsdienstaanbieder heeft expliciet of impliciet de verplichting aanvaard de betalingstransactie uit te voeren waartoe opdracht is gegeven.

Het tijdstip van aanvaarding is uiterlijk het tijdstip waarop de betalingsdienstaanbieder de betalingstransactie begint uit te voeren.

2. Bij langs elektronische weg ingeleide betalingstransacties stelt de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker in kennis van de aanvaarding van de opdracht voor de uitvoering ervan. Hij doet dit zonder onnodig uitstel en in elk geval vóór het einde van de werkdag volgende op het in lid 1 bedoelde tijdstip van aanvaarding.

Artikel 55 Weigering van betalingsopdrachten

1. Wanneer een betalingsopdracht wordt geweigerd, wordt de betalingsdienstgebruiker van de redenen voor de weigering en, indien mogelijk, van de procedure voor de correctie van eventuele feitelijke onjuistheden die tot de weigering hebben geleid in kennis gesteld aan de hand van een voor deze doeleinden door de partijen overeengekomen mededeling.

De kennisgeving vindt plaats zonder onnodig uitstel en in elk geval binnen de drie werkdagen volgende op het in artikel 54, lid 1, bedoelde tijdstip van aanvaarding.

2. Wanneer aan alle overeenkomstig artikel 31 in het betalingsdienstencontract opgenomen voorwaarden is voldaan, weigert de betalingsdienstaanbieder niet om een betalingsopdracht uit te voeren die via een andere betalingsdienstaanbieder dan de houder van de betaalrekening van de betaler is ingeleid en die door de betaler is toegestaan.

Artikel 56 Onherroepbaarheid van een betalingsopdracht

1. Onverminderd artikel 46 zien de lidstaten erop toe dat de betalingsdienstgebruiker geen betalingsopdracht kan herroepen na het tijdstip van de aanvaarding ervan door hetzij de betalingsdienstaanbieder van de betaler ingeval het gaat om betalingen die door de betaler zijn ingeleid, hetzij de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde ingeval het gaat om betalingen die door of via de begunstigde zijn ingeleid.

2. Ingeval een betalingsopdracht op een specifieke datum in de toekomst moet worden uitgevoerd, kunnen de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker een datum van onherroepbaarheid overeenkomen die valt binnen de drie werkdagen voorafgaand aan het tijdstip van aanvaarding van de opdracht.

Artikel 57 Provisies

Wanneer een betalingstransactie louter in de valuta van een lidstaat wordt uitgevoerd en daarmee geen valutawissels zijn gemoeid, en wanneer de betalingsdienstaanbieder van zowel de betaler als de begunstigde in de Gemeenschap is gevestigd, schrijven de lidstaten voor dat eventuele provisies rechtstreeks aan de betaler en de begunstigde moeten worden aangerekend door hun respectieve betalingsdienstaanbieder en dat zowel de betaler als de begunstigde zijn provisies zelf moet betalen.

Bij andere betalingstransacties kunnen de betaler en de begunstigde in onderling overleg van deze voorschriften afwijken.

Artikel 58 Overgemaakte en ontvangen bedragen

1. De lidstaten schrijven voor dat wanneer de betalingsdienstaanbieder van zowel de betaler als de begunstigde in de Gemeenschap is gevestigd en wanneer de betalingstransactie louter in de valuta van een lidstaat wordt uitgevoerd, de betalingsdienstaanbieder van de betaler ervoor moet zorgen dat de begunstigde het volledige bedrag van de betalingstransactie ontvangt. Intermediairs houden geen provisies in op het overgemaakte bedrag.

De betaler en zijn betalingsdienstaanbieder kunnen evenwel uitdrukkelijk overeenkomen dat laatstgenoemde zijn provisies op het overgemaakte bedrag mag inhouden voordat hij de begunstigde daarvoor crediteert.

2. De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder in elk van beide volgende situaties een schatting te goeder trouw moet verstrekken van alle inhoudingen die naar verwachting op de betalingstransactie zullen worden toegepast:

(a) wanneer de betalingsdienstaanbieder van zowel de betaler als de begunstigde in de Gemeenschap is gevestigd maar de betalingstransactie geheel of gedeeltelijk in een andere valuta dan die van een lidstaat luidt;

(b) wanneer de betalingsdienstaanbieder van hetzij de betaler, hetzij de begunstigde niet in de Gemeenschap is gevestigd.

Afdeling 2Uitvoeringstermijn

ARTIKEL 59 TOEPASSINGSGEBIED

Deze afdeling is alleen van toepassing indien de betalingsdienstaanbieder van zowel de betaler als de begunstigde in de Gemeenschap is gevestigd.

De afdeling is niet van toepassing op betalingstransacties die als microbetalingen worden beschouwd.

Artikel 60Door de betaler ingeleide betalingstransacties

1. De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder van de betaler er na het tijdstip van aanvaarding voor moet zorgen dat het opgegeven bedrag uiterlijk aan het einde van de eerste werkdag volgende op tijdstip van aanvaarding op de betaalrekening van de begunstigde wordt gecrediteerd. Tot 1 januari 2010 kunnen een betaler en zijn betalingsdienstaanbieder evenwel een termijn van niet langer dan drie dagen overeenkomen.

2. Wanneer de transactie door de betaler is ingeleid en een valutawissel omvat, kunnen de betaler en zijn betalingsdienstaanbieder uitdrukkelijk anders overeenkomen.

Artikel 61 Door of via de begunstigde ingeleide betalingstransacties

1. De lidstaten schrijven voor dat ingeval een betalingstransactie door of via de begunstigde wordt ingeleid, de betalingsdienstaanbieder ervoor moet zorgen dat het opgegeven bedrag na het tijdstip van aanvaarding uiterlijk aan het einde van de eerste werkdag volgende op de dag waarin het tijdstip van aanvaarding valt op de betaalrekening van de begunstigde wordt gecrediteerd, tenzij de begunstigde en zijn betalingsdienstaanbieder uitdrukkelijk anders overeenkomen.

2. Indien de betalingsdienstaanbieder van de betaler weigert de geldmiddelen waarop de betalingstransactie betrekking heeft vrij te geven, stelt de betalingsdienstaanbieder de begunstigde binnen de in lid 1 gespecificeerde termijn daarvan in kennis aan de hand van een voor deze doeleinden door de partijen overeengekomen mededeling.

De betalingsdienstaanbieder wordt geacht zijn verplichtingen uit hoofde van lid 1 van dit artikel en artikel 58 te hebben vervuld.

Artikel 62 De begunstigde heeft geen betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder

Wanneer de begunstigde geen betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder heeft, worden de geldmiddelen aan hem beschikbaar gesteld binnen de in artikel 60, lid 1, en artikel 61, lid 1, gespecificeerde termijn.

Artikel 63Deposito's in contanten

Ingeval de betalingsdienstgebruiker contanten op zijn rekening deponeert, zorgt de betalingsdienstaanbieder ervoor dat het bedrag uiterlijk op de werkdag volgende op de ontvangst van de geldmiddelen op de rekening wordt gecrediteerd.

Artikel 64Binnenlandse betalingstransacties

Voor louter binnenlandse betalingstransacties kunnen de lidstaten voorzien in kortere maximale uitvoeringstermijnen dan die welke in deze afdeling zijn bepaald.

Afdeling 3Beschikbaarheid van geldmiddelen en aansprakelijkheid

ARTIKEL 65 BESCHIKBAARHEID VAN GELDMIDDELEN OP EEN BETAALREKENING

1. De lidstaten zien erop toe dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde de geldmiddelen aan de begunstigde beschikbaar stelt zodra deze geldmiddelen op de betaalrekening van de begunstigde zijn gecrediteerd.

Voor het beschikbaar stellen van de geldmiddelen mogen geen provisies worden aangerekend.

2. De betalingsdienstaanbieder van de betaler stelt de geldmiddelen niet meer beschikbaar aan de betaler zodra deze geldmiddelen op de betaalrekening van de betaler zijn gedebiteerd.

3. De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de begunstigde is het tijdstip waarop deze rekening wordt gecrediteerd.

De valutadatum van de debitering van de betaalrekening van de betaler is het tijdstip waarop deze rekening wordt gedebiteerd.

4. De leden 1, 2 en 3 laten de debiteringen onverlet die worden verricht op spaarrekeningen ten aanzien waarvan uitdrukkelijke overeenkomsten zijn gesloten met betrekking tot het gebruik van geldmiddelen in het kader van spaarregelingen.

Artikel 66 Onjuiste unieke identificatoren

1. Indien een betalingsopdracht wordt uitgevoerd op basis van de unieke identificator die door de gebruiker is verstrekt, wordt de betalingsopdracht geacht correct te zijn uitgevoerd wat de gespecificeerde begunstigde betreft. Wanneer het IBAN als unieke identificator is vermeld, dient dit voorrang te hebben op de naam van de begunstigde indien deze ter aanvulling is verstrekt. Indien mogelijk dient de betalingsdienstaanbieder evenwel na te gaan of het IBAN overeenkomt met de naam van de begunstigde.

2. Indien de unieke identificator die door de gebruiker is verstrekt onjuist is, is de betalingsdienstaanbieder niet aansprakelijk voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van de transactie.

De betalingsdienstaanbieder levert evenwel een inspanning te goeder trouw om de met de betalingstransactie gemoeide geldmiddelen terug te verkrijgen.

3. Indien de betalingsdienstgebruiker aanvullende informatie verstrekt benevens die welke op grond van artikel 26, lid 1, onder a), punt i), of artikel 31, lid 1, onder b), punt i), is vereist, is de betalingsdienstaanbieder alleen aansprakelijk voor de uitvoering van betalingstransacties op basis van de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker is gespecificeerd.

Artikel 67 Niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering

1. Na het in artikel 54, lid 1, bedoelde tijdstip van aanvaarding berust de risicoaansprakelijkheid voor de niet-uitvoering of de gebrekkige uitvoering van een overeenkomstig afdeling 1 verrichte betalingstransactie bij de betalingsdienstaanbieder.

Ook de risicoaansprakelijkheid voor alle kosten en interesten die als gevolg van de niet-uitvoering of de gebrekkige uitvoering van de betalingstransactie aan de betalingsdienstgebruiker worden aangerekend, berust bij de betalingsdienstaanbieder.

2. Indien een betalingsopdracht volgens de betalingsdienstgebruiker niet juist is uitgevoerd, toont de betalingsdienstaanbieder – onverminderd de door de betalingsdienstgebruiker aangevoerde feitelijke elementen – aan dat de betalingsopdracht juist is geregistreerd, uitgevoerd en geboekt.

Artikel 68 Overmakingen naar derde landen

Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde niet in een lidstaat is gevestigd, is de betalingsdienstaanbieder van de betaler slechts voor de uitvoering van de betalingstransactie aansprakelijk totdat de geldmiddelen de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bereiken.

Artikel 69Aanvullende financiële compensatie

Elke aanvullende financiële compensatie benevens die waarin deze afdeling voorziet, wordt vastgesteld overeenkomstig het nationale recht dat van toepassing is op het tussen de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker gesloten contract.

Artikel 70Geen aansprakelijkheid

De aansprakelijkheid op grond van de eerste alinea van artikel 66, lid 2, artikel 67, lid 1, en artikel 68 geldt niet in gevallen van overmacht of wanneer een betalingsdienstaanbieder andere wettelijke verplichtingen heeft die uitdrukkelijk zijn neergelegd in nationale of communautaire wetgeving, zoals voorschriften ter bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering.

Hoofdstuk 3 Gegevensbescherming

Artikel 71Vrijstelling van en beperkingen op de regels inzake gegevensbescherming

De lidstaten staan toe dat betalingssystemen en betalingsdienstaanbieders persoonsgegevens verwerken wanneer zulks noodzakelijk is voor de voorkoming van, het onderzoek naar en de opsporing en vervolging van betalingsfraude. De verwerking van dergelijke persoonsgegevens geschiedt in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EEG.

Hoofdstuk 4Sancties en procedures voor de beslechting van geschillen

Artikel 72 Klachten

1. De lidstaten zien toe op de instelling van procedures die betalingsdienstgebruikers en andere belanghebbenden, met inbegrip van consumentenverenigingen, de mogelijkheid bieden klachten in te dienen met betrekking tot conflicten die voortvloeien uit de bepalingen van nationaal recht ter uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn.

2. In voorkomend geval worden de klachten voorgelegd aan de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het opleggen van de in artikel 73 bedoelde sancties. In voorkomend geval wordt in het antwoord aan de klager verwezen naar het krachtens artikel 75 opgerichte buitengerechtelijke orgaan.

Artikel 73 Sancties

De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die gelden voor overtredingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen van nationaal recht en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties ook worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 85, lid 1, eerste alinea, gespecificeerde datum van deze bepalingen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen daarvan onverwijld mee.

Artikel 74Bevoegde autoriteiten

De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de klachtenprocedures en sancties bedoeld in respectievelijk artikel 72, lid 1, en artikel 73, eerste alinea, worden toegepast door de autoriteiten die gemachtigd zijn om de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen van nationaal recht te doen naleven.

Artikel 75 Buitengerechtelijke geschillenbeslechting

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen met het oog op de instelling en de bevordering van de gebruikmaking van adequate en effectieve buitengerechtelijke klachten- en verhaalsprocedures voor de buitengerechtelijke beslechting van alle geschillen die met betrekking tot de uit deze richtlijn voortvloeiende rechten en plichten tussen betalingsdienstgebruikers en hun betalingsdienstaanbieders ontstaan, waarbij in voorkomend geval van bestaande organen gebruik wordt gemaakt.

2. De lidstaten zien erop toe dat deze organen actief met elkaar samenwerken bij de beslechting van grensoverschrijdende geschillen.

TITEL V Wijzigingen en Comité voor betalingen

Artikel 76Wijziging en actualisering

Om met technologische en marktontwikkelingen op het gebied van betalingsdiensten rekening te houden en de uniforme toepassing van deze richtlijn te garanderen, kan de Commissie volgens de in artikel 77, lid 2, bedoelde procedure de lijst van activiteiten wijzigen die overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4 in de bijlage bij deze richtlijn zijn opgenomen.

Om met inflatie en significante marktontwikkelingen rekening te houden, kan zij volgens de in artikel 77, lid 2, bedoelde procedure de bedragen actualiseren die in artikel 2, lid 1, artikel 21, lid 1, onder a), artikel 38, lid 1, en artikel 50, lid 1, zijn gespecificeerd.

Artikel 77 Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité voor betalingen (hierna 'het comité' genoemd), dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2. Wanneer in andere artikelen naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt op 3 maanden vastgesteld.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

TITEL VI Slotbepalingen

Artikel 78Volledige harmonisatie, wederzijdse erkenning en dwingend karakter van de richtlijn

1. Onverminderd artikel 50, lid 1, en de artikelen 64 en 80 mogen de lidstaten, in zoverre deze richtlijn geharmoniseerde bepalingen bevat, geen andere bepalingen handhaven of vaststellen dan die welke in deze richtlijn zijn vervat.

2. Wanneer de lidstaten gebruik maken van de keuzemogelijkheden die hun bij artikel 50, lid 1, tweede alinea, en artikel 64 van deze richtlijn worden geboden, mogen zij geen beperkingen stellen aan de activiteiten van betalingsdienstaanbieders aan wie in een andere lidstaat vergunning is verleend en die overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn hetzij uit hoofde van de vrijheid van vestiging, hetzij in het kader van het vrij verrichten van diensten op hun grondgebied actief zijn.

3. De lidstaten zien erop toe dat betalingsdienstaanbieders niet ten nadele van betalingsdienstgebruikers afwijken van de bepalingen van nationaal recht die uitvoering geven aan of overeenstemmen met bepalingen van deze richtlijn, tenzij laatstgenoemde bepalingen daarin uitdrukkelijk voorzien.

Betalingsdienstaanbieders mogen evenwel besluiten betalingsdienstgebruikers gunstiger voorwaarden te bieden.

Artikel 79 Verslag

Uiterlijk twee jaar na de in artikel 85, lid 1, eerste alinea, gespecificeerde datum dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de Europese Centrale Bank een verslag in over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn.

Artikel 80Overgangsbepaling

Onverminderd Richtlijn 2005/60/EG of andere relevante communautaire wetgeving, bieden de lidstaten personen, met inbegrip van financiële instellingen in de zin van Richtlijn 2000/12/EG, die in overeenstemming met het nationale recht dat vóór [ de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn ] van kracht was, de werkzaamheden van betalingsinstellingen hebben aangevangen, de gelegenheid deze werkzaamheden gedurende een periode van niet meer dan 18 maanden na de in artikel 85, lid 1, eerste alinea, vastgestelde datum in de betrokken lidstaat voort te zetten.

Artikel 81Wijziging van Richtlijn 97/7/EG

Artikel 8 van Richtlijn 97/7/EG wordt geschrapt.

Artikel 82Wijziging van Richtlijn 2000/12/EG

Aan artikel 19 van Richtlijn 2000/12/EG wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Onverminderd het vijfde streepje van de eerste alinea opereren financiële instellingen wanneer zij betalingsdiensten in de zin van Richtlijn […/…] van het Europees Parlement en de Raad(*) aanbieden, overeenkomstig de voorschriften van titel II van genoemde richtlijn.

(*) PB L […] van […], blz. […]."

Artikel 83Wijziging van Richtlijn 2002/65/EG

Artikel 8 van Richtlijn 2002/65/EG wordt geschrapt.

Artikel 84Intrekking

Richtlijn 97/5/EG wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 85, lid 1, eerste alinea, gespecificeerde datum.

Artikel 85 Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 12 maanden na de datum van vaststelling aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallend gebied vaststellen.

Artikel 86 Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 87Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, […]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

[…] […]

BIJLAGE 'BETALINGSDIENSTEN' IN DE ZIN VAN ARTIKEL 2, LID 1

8. Deposito's in contanten op een betaalrekening die wordt aangehouden bij hetzij de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker, hetzij een andere betalingsdienstaanbieder, alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn.

9. Opnemingen van contanten van een betaalrekening die wordt aangehouden bij hetzij de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker, hetzij een andere betalingsdienstaanbieder, alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn.

10. Uitvoering van betalingstransacties, met inbegrip van geldovermakingen, waarbij de geldmiddelen als een deposito op een betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker of bij een andere betalingsdienstaanbieder worden aangehouden:

11. uitvoering van automatische afschrijvingen, met inbegrip van eenmalige automatische afschrijvingen;

12. uitvoering van betalingstransacties via een betaalkaart of een soortgelijk instrument;

13. uitvoering van overmakingen, met inbegrip van automatische betalingsopdrachten.

14. Uitvoering van betalingstransacties waarbij de geldmiddelen zijn gedekt door een kredietlijn die aan de betalingsdienstgebruiker is verstrekt in overeenstemming met Richtlijn 98/7/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet en andere toepasselijke communautaire wetgeving:

15. uitvoering van automatische afschrijvingen, met inbegrip van eenmalige automatische afschrijvingen;

16. uitvoering van betalingstransacties via een betaalkaart of een soortgelijk instrument;

17. uitvoering van overmakingen, met inbegrip van automatische betalingsopdrachten.

18. Uitgifte van betaalkaarten waarmee de betalingsdienstgebruiker geldmiddelen kan overmaken.

19. Uitvoering van betalingstransacties, met inbegrip van geldovermakingen, waarbij de betalingsdienstaanbieder elektronisch geld in de zin van Richtlijn 2000/46/EG uitgeeft.

20. Geldtransferdiensten waarbij de contanten, het giraal geld of het elektronisch geld uitsluitend door de betalingsdienstaanbieder van de betalingsdienstgebruiker in ontvangst wordt genomen voor het verrichten van een betalingstransactie en het overdragen van de geldmiddelen aan de begunstigde.

21. Uitvoering van betalingstransacties via een techniek voor communicatie op afstand, zoals een mobiele telefoon of een ander digitaal of IT-instrument, waarbij de dienstverlener die het telecommunicatie- of IT-systeem of –netwerk exploiteert, de betaling vergemakkelijkt van goederen of diensten die geen digitale goederen of elektronische communicatiediensten zijn en derhalve niet via het instrument zelf worden aangeboden.

22. Uitvoering van betalingstransacties via een techniek voor communicatie op afstand, zoals een mobiele telefoon of een ander digitaal of IT-instrument, waarbij de dienstverlener die het telecommunicatie- of IT-systeem of –netwerk exploiteert, gewoon zorgt voor een overdracht van geldmiddelen voor de betaling van digitale goederen of elektronische communicatiediensten die via het instrument worden aangeboden, zonder enigerlei andere rol te spelen in de verrichte dienst.

[…] van […], blz. […].
[…] van […], blz. […].
[…] van […], blz. […].
[…] van […], blz. […].