Toelichting bij COM(2007)387 - Ondertekening van het Verdrag tussen de EG en IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Politieke en juridische achtergrond

Op 16 september 1988 sloten de lidstaten van de Europese Gemeenschappen met de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat het Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Bij dit verdrag, hierna het 'Verdrag van Lugano' genoemd, wordt de toepassing van de regels van het Verdrag van Brussel, dat in 1968 werd gesloten tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap en betrekking heeft op hetzelfde onderwerp, uitgebreid tot een aantal lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie.

In 1998-1999 werd er in het kader van een ad-hocwerkgroep, die werd uitgebreid met Zwitserland, Noorwegen en IJsland, onderhandeld over een herziening van het Verdrag van Brussel van 1968 en het Verdrag van Lugano van 1988. Deze onderhandelingen leidden tot de aanneming van een tekst van een door de werkgroep opgesteld ontwerpverdrag. Deze tekst werd bekrachtigd door de Raad op zijn zitting van 27 en 28 mei 1999 (JUSTCIV 60 van 30 april 1999).

Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam op 1 mei 1999 vallen de in het Verdrag van Brussel van 1968 geregelde aangelegenheden overeenkomstig artikel 61, onder c), en artikel 65 van het EG-Verdrag onder de bevoegdheid van de Gemeenschap. Het Verdrag van Brussel van 1968 werd bijgevolg omgevormd tot een verordening, meer bepaald Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Naar aanleiding daarvan werden de regels van het Verdrag van Brussel gemoderniseerd, waardoor het stelsel van erkenning en tenuitvoerlegging sneller en doeltreffender werd.

Gezien het parallellisme tussen de in het Verdrag van Brussel (EG) en het Verdrag van Lugano neergelegde regelingen betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet het Verdrag van Lugano van 1988 worden aangepast om rekening te houden met de evolutie van de regeling van 'Brussel'. Het is met name van belang om het stelsel van erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen aan te passen teneinde met de betrokken EVA-staten te komen tot een even soepel verkeer van beslissingen.

De Commissie diende op 22 maart 2002 een aanbeveling in voor een besluit van de Raad waarbij zij wordt gemachtigd onderhandelingen te openen met het oog op de aanneming van een Verdrag tussen de Gemeenschap en enerzijds, op basis van het Protocol betreffende zijn positie, Denemarken, en anderzijds IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Polen, over de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ter vervanging van het Verdrag van Lugano van 16 september 1988 (SEC(2002) 298 definitief).

Op zijn zitting van 14 en 15 oktober 2002 stelde de Raad onderhandelingsrichtsnoeren vast waarbij de Commissie werd gemachtigd te onderhandelen over een nieuw Verdrag van Lugano.

Op zijn zitting van 27 en 28 februari 2003 besloot de Raad het Europees Hof van Justitie te verzoeken om een advies over de vraag of de sluiting van het nieuwe Verdrag van Lugano onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt, dan wel onder de gedeelde bevoegdheid van de Gemeenschap en de lidstaten. In zijn advies 1/03 van 7 februari 2006 stelde het Europees Hof van Justitie dat de sluiting van het nieuwe Verdrag van Lugano volledig onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Gemeenschap valt.

Na dit advies van het Hof werden de onderhandelingen hervat en op 28 maart 2007 in Brussel afgerond.

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan titel IV van het EG-Verdrag. Bijgevolg zijn de communautaire instrumenten op het gebied van onder meer de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken. Derhalve neemt Denemarken aan het nieuwe Verdrag van Lugano deel als verdragsluitende partij en niet als lidstaat van de Europese Gemeenschap. Tussen de overige lidstaten van de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken is Verordening (EG) nr. 44/2001 van toepassing met ingang van 1 juli 2007, overeenkomstig de op 19 oktober 2005 te Brussel ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

2. Resultaten van de onderhandelingen

De Commissie onderhandelde over het nieuwe Verdrag van Lugano met inachtneming van de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad en in overleg met het bijzonder comité dat door de Raad is aangewezen om de Commissie bij te staan tijdens de onderhandelingen.

Het verdrag houdt met name het volgende in:

- de tekst van het verdrag wordt in het algemeen in overeenstemming gebracht met die van Verordening (EG) nr. 44/2001, zowel wat betreft de rechterlijke bevoegdheid als wat betreft de erkenning en de tenuitvoerlegging, afgezien van enkele kleine wijzigingen en verduidelijkingen. Met betrekking tot een van deze wijzigingen, die artikel 22, punt 4, van het verdrag betreft, zal de Europese Gemeenschap bij de bekrachtiging van het verdrag in een verklaring aangeven dat zij voornemens is het toepassingsgebied van artikel 22, punt 4, van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad te verduidelijken teneinde daarin de relevante rechtspraak van het Europees Hof van Justitie inzake de registratie of de geldigheid van intellectuele eigendomsrechten te verwerken, en aldus het parallellisme met artikel 22, punt 4, van het verdrag te waarborgen. In dit verband zal worden verwezen naar een in opdracht van de Commissie uitgevoerde studie betreffende de evaluatie van de toepassing van Verordening (EG) nr. 44/2001;

- de tekst van het verdrag wordt aangepast om tot uiting te brengen dat de Europese Gemeenschap exclusief bevoegd is om het nieuwe Verdrag van Lugano te sluiten;

- de tekst wordt aangepast om rekening te houden met de specifieke situatie van Denemarken;

- er wordt een systeem van distributieve toepassing van het Verdrag van Lugano en Verordening (EG) nr. 44/2001 ingevoerd, dat overeenkomt met het systeem van artikel 54 ter van het Verdrag van Lugano van 1988;

- verdragsluitende partijen mogen overeenkomstig artikel 67 internationale overeenkomsten over bijzondere onderwerpen handhaven en sluiten, en in dit verband kunnen er ten aanzien van een op basis van een dergelijke overeenkomst gewezen beslissing aanvullende gronden voor weigering van erkenning en tenuitvoerlegging in een lidstaat van de Europese Gemeenschap worden toegepast wanneer de verweerder zijn woonplaats heeft in een lidstaat van de Europese Gemeenschap;

- in artikel 68 wordt bepaald onder welke voorwaarden de verdragsluitende partijen internationale overeenkomsten met derde staten mogen handhaven en sluiten krachtens welke rechterlijke beslissingen die in een andere door het verdrag gebonden staat zijn gegeven tegen een verweerder die zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in een derde land, niet worden erkend en niet ten uitvoer worden gelegd wanneer de beslissing alleen kan worden gebaseerd op een exorbitante bevoegdheidsgrond;

- de mogelijkheid wordt geboden om het toepassingsgebied van het nieuwe verdrag uit te breiden tot niet-Europese grondgebieden die deel uitmaken van het grondgebied van de lidstaten of waarvan de buitenlandse betrekkingen door deze lidstaten worden behartigd, teneinde het oorspronkelijke geografische toepassingsgebied van het Verdrag van Brussel van 1968 en het Verdrag van Lugano van 1988 te handhaven. In het geval van een dergelijke uitbreiding vervangt het nieuwe verdrag, wat de betrekkingen tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap en deze niet-Europese grondgebieden betreft, het Verdrag van Brussel van 1968;

- het nieuwe verdrag vervangt, onder voorbehoud van overgangsbepalingen, het Verdrag van Lugano van 1988.

3. Conclusies

Gelet op de positieve resultaten van de onderhandelingen beveelt de Commissie de Raad aan het besluit aan te nemen inzake de ondertekening van het Verdrag tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.