Toelichting bij COM(2007)243 - Oprichting van de "gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS" voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2007)243 - Oprichting van de "gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS" voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk ... |
---|---|
bron | COM(2007)243 ![]() ![]() |
datum | 15-05-2007 |
Motivering en doel van het voorstel
De mogelijkheden waarover Europa beschikt om vakspecifieke oplossingen te ontwikkelen voor ingebedde elektronische systemen heeft de EU een groot marktaandeel bezorgd op zeer belangrijke gebieden zoals de automobielsector, de industriële en energiesector, telecommunicatie en ruimtevaart. Deze leiderspositie moet worden versterkt door te werken aan de volgende generatie informatiesystemen, die nu reeds onze economie en samenleving aan het veranderen zijn: 'ingebedde intelligentie' biedt nieuwe functionaliteiten en voegt waarde toe aan gewone producten, van auto's en vliegtuigen tot mobiele telefoons en hartstimulators, en verhoogt de productiviteit bij de fabricage en distributie van goederen en diensten. Ingebedde systemen zijn van levensbelang, niet alleen voor het innovatiepotentieel en het concurrentievermogen van bestaande Europese industriesectoren, maar ook om het pad te effenen voor het creëren van volledig nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen - van persoonlijke gezondheidssystemen tot milieubewaking. In het specifiek programma 'Samenwerking'[1] van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap (2007-2013) voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie zijn gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's) geïntroduceerd als een nieuwe manier om publiek-private partnerschappen voor onderzoek op te zetten op Europees niveau. GTI's zijn een uitdrukking van de sterke verbintenis van de EU tot het coördineren van de onderzoeksinspanningen. Doel daarvan is een grotere strategische concentratie te bereiken door gemeenschappelijke ambitieuze onderzoeksagenda's te ondersteunen op gebieden die essentieel zijn voor concurrentievermogen en groei; op EU-niveau een kritische onderzoeksmassa bijeen te brengen en te coördineren waarbij een beroep wordt gedaan op alle investeringsbronnen in O&O, zowel openbaar als particulier; en te zorgen voor een strakkere koppeling tussen onderzoek en innovatie en daarmee bij te dragen tot de verwezenlijking van de Europese onderzoeksruimte en de Europese doelstellingen inzake concurrentievermogen. In het specifiek programma 'Samenwerking' worden ingebedde computersystemen genoemd als een van de gebieden waarop een GTI van bijzonder belang kan zijn. GTI's komen in de eerste plaats voort uit de werkzaamheden van Europese technologieplatforms (ETP's). Een beperkt aantal ETP's hebben een dergelijke ambitieuze schaal en draagwijdte bereikt dat zij de mobilisering vereisen van grote publieke en private investeringen voor het uitvoeren van belangrijke elementen van hun strategische onderzoeksagenda. GTI's worden voorgesteld als een doelmatig middel om te voorzien in de behoeften van deze ETP's. Doel van dit voorstel is een gezamenlijke onderneming op te richten om uitvoering te geven aan een GTI inzake ingebedde computersystemen (GTI ARTEMIS). Het GTI ARTEMIS beoogt in heel Europa te komen tot één O&O-programma dat de industrie van de EU zal helpen om op wereldschaal een vooraanstaande positie te bekleden inzake ingebedde computertechnologieën. Met dit GTI zal voor het eerst een kritische massa van nationale, EU- en particuliere middelen worden bijeengebracht binnen één coherent, flexibel en efficiënt juridisch kader; tevens zullen ook de O&O-investeringen in Europa een injectie krijgen doordat de industrie en de lidstaten worden gestimuleerd hun O&O-uitgaven te verhogen.
Algemene context
Ingebedde systemen zijn computers die in grotere systemen worden gebruikt om uitrusting zoals auto's, huishoudtoestellen, communicatieapparaten, besturingssystemen en kantoormachines te besturen. Zij worden een integrale en vaak onzichtbare component van de wereld rondom ons en zijn reeds vandaag al zowat overal aanwezig. Meer dan 90% van de gegevensverwerkingsapparaten worden ingebed en naar verwachting zullen er tegen 2010 meer dan 16 miljard en tegen 2020 meer dan 40 miljard ingebedde apparaten zijn. De komende vijf jaar zal het aandeel ingebedde systemen in de waarde van het eindproduct in de belangrijkste industriesectoren wellicht tot ongekende hoogten stijgen (naar verwachting bijvoorbeeld 36% in de automobielsector, 37% in de telecommunicatiesector en 41% in de sector consumentenelektronica). De huidige structuur van de industrie in de EU biedt echter niet het vereiste kader om de mogelijkmakende technologieën en normen te ontwikkelen die nodig zijn om de enorme problemen aan te pakken die het gevolg zijn van het stijgende aantal en de toenemende complexiteit van ingebedde systemen en de toepassingen ervan. Het concurrentievermogen en de innovatiecapaciteit van de EU zijn in het geding: de economie van de EU zou de vruchten moeten kunnen plukken van de nieuwe markten die zullen ontstaan door 'ingebedde intelligentie'. Er moet een herhaling worden vermeden van wat gebeurd is met desktopcomputers en het internet, waarvan de meeste winsten buiten de EU worden geboekt. Bovendien zal Europa, als het zijn talent niet kan koesteren en vasthouden, niet de beste onderzoekers kunnen aantrekken en behouden. En tenslotte is er een 'cultureel' risico: de nieuwe systemen zullen van wezenlijke invloed zijn op het leven van de EU-burgers; de Europese industrie moet kunnen inspelen op de interne vraag op een manier die recht doet aan onze unieke voorkeuren en waarden. Geconfronteerd met deze grote uitdaging en ondanks het economisch belang ervan, blijven de investeringen van de EU in onderzoek naar ingebedde systemen een flink eind achter op die van de V.S. en Japan. Voorts is het financieringslandschap van de EU versnipperd en kan het geen overtuigend antwoord op de uitdaging geven. De communautaire kaderprogramma's hebben in het verleden belangrijke investeringen gedaan maar de financiële middelen ervan zijn uiterst beperkt vergeleken bij de totale openbare middelen die voor O&O in Europa beschikbaar zijn. Het intergouvernementele Eureka-programma is een waardevol mechanisme en sommige nationale programma's zijn op dit gebied ook actief. Maar al deze inspanningen zijn versnipperd en niet gericht op gemeenschappelijke doelstellingen.
Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied
Er bestaan nog geen bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied.
Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU
Het zevende kaderprogramma (KP7) is een belangrijk uitgangspunt voor Europa en de uiting van een consensus dat Europa zijn inspanningen moet verdubbelen om meer te investeren en meer opbrengst te halen uit zijn investeringen in O&O teneinde zich toe te rusten als concurrerende en dynamische kenniseconomie. GTI's zijn een belangrijke innovatie in het KP7 om een grotere strategische concentratie en coördinatie te bereiken door een kritische onderzoeksmassa bijeen te brengen in belangrijke sectoren en te zorgen voor een strakkere koppeling tussen onderzoek en innovatie. De tenuitvoerlegging van dit GTI zal rechtstreeks bijdragen tot de doelstelling van Lissabon inzake concurrentievermogen en de doelstellingen van Barcelona inzake uitgaven voor onderzoek. De resultaten van het GTI ARTEMIS op zeer belangrijke toepassingsgebieden zullen ook onrechtstreeks bijdragen tot andere beleidsgebieden van de EU zoals milieu (bewaking en beheer), vervoer (veiligheid), energie (beheer en toezicht) en de interne markt (normen voor ingebedde producten en diensten). Het voorgestelde initiatief is onderdeel van een brede ambitieuze communautaire strategie die gericht is op het aanpakken van de innovatiekloof en die onder meer het voorstel tot oprichting van een Europees Instituut voor Technologie (EIT) omvat.
Inhoudsopgave
Raadpleging van belanghebbende partijen
Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten
De oprichting van het ARTEMIS-technologieplatform in januari 2004 werd gevolgd door uitgebreid overleg van de Commissie met belanghebbenden in O&O naar ingebedde systemen. Er werden raadplegingen gehouden met nationale autoriteiten in de 'Spiegelgroep' van het platform, waarin vertegenwoordigers van 24 lidstaten en met het kaderprogramma geassocieerde landen zitting hebben. De strategische onderzoeksagenda en het bestuur- en de operationele aspecten van de gemeenschappelijke onderneming werden voorgesteld en besproken op belangrijke openbare evenementen zoals de jaarlijkse ARTEMIS-conferenties (Rome 2004, Parijs 2005, Graz 2006), de Conferentie over de technologieën van de informatiemaatschappij IST 2006 (Helsinki) en de openbare presentatie van de ARTEMIS strategische onderzoeksagenda (SRA) in maart 2006 (Brussel). Als laatste stap in dit proces hebben verscheidene bijeenkomsten (gefaciliteerd door onafhankelijke consultants) geleid tot brede discussies waarbij eerdere bevindingen werden bijeengebracht en bekeken, en verdere input werd gegeven voor de beoordeling van de bestuurstructuur en de effecten van dit initiatief. Voor de economische effecten steunde het overleg hoofdzakelijk op openbare marktgegevens, met name op twee in 2005 gepubliceerde studies (waarvan één het resultaat was van een open aanbesteding door de Commissie) die een gedetailleerd beeld gaven van het gebied ingebedde systemen als geheel, met technologische, sectorale markt- en financieringsaspecten, en een kwantitatieve evaluatie van de effecten van softwareactiviteiten op de wereldeconomie, toegespitst op de interne ontwikkeling van ingebedde en software-intensieve systemen in zowel ICT- als niet- ICT-sectoren.
Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden
De brede en voortdurende betrokkenheid van openbare en particuliere belanghebbenden bij de raadpleging leverde geschikte en relevante input op die bij de uitwerking van het voorstel in aanmerking werd genomen.
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden
Industriële en academische deskundigheid op het gebied van O&O naar ingebedde systemen werd betrokken bij de ontwikkeling van de strategische onderzoeksagenda (SRA) die door het voorgestelde GTI zal worden uitgevoerd, evenals de deskundigheid van de nationale vertegenwoordigers van de Spiegelgroep voor de bestuurs- en openbaar-bestuursaspecten.
Gebruikte methode
Deskundigen kwamen bijeen in tal van specifieke workshops om doelstellingen en prioriteiten te bespreken, gelet op de belangrijkste bestaande EU-stappenplannen, rapporten en studies, en de input van Eureka (ITEA- en Medea+-clusters). De SRA werd daarna opgesteld door kleinere groepen deskundigen en met de bredere gemeenschap doorgenomen.
Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen
De belangrijkste Europese bedrijven die actief zijn op het gebied van ingebedde systemen en hun leveranciers en gebruikers werden geraadpleegd, evenals de meest vooraanstaande onderzoeksorganisaties in Europa[2].
Samenvatting van de ontvangen en gebruikte adviezen
Er werd geen melding gemaakt van het bestaan van mogelijk ernstige risico’s met onomkeerbare gevolgen.
Het GTI ARTEMIS kan de noodzakelijke kritische massa van O&O-middelen bijeenbrengen om de SRA uit te voeren en vormt een flexibele basis voor gemeenschappelijke publiek-private acties om in Europa een vruchtbaar ecosysteem tot stand te brengen voor open innovatie op het gebied van ingebedde systemen.
Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek
De informatie over de SRA en de ontwikkeling van een GTI is beschikbaar gemaakt door middel van bovengenoemde openbare evenementen, door de publicatie van het rapport 'Building ARTEMIS' en de 'Strategische onderzoeksagenda ARTEMIS' door het ARTEMIS-technologieplatform, alsmede door de websites van de Commissie en ARTEMIS.
Effectbeoordeling
De voorgestelde verordening werd onderworpen aan een effectbeoordeling door de Commissie, die bij het voorstel is gevoegd. De voornaamste bevindingen ervan zijn dat het GTI ARTEMIS aanzienlijke winsten zal opleveren met betrekking tot de levenscycluskosten voor systeemontwerp en -ontwikkeling ten aanzien van de basisoptie ("business-as-usual"). Het verhoogt ook het hefboomeffect van de bijdrage van de Gemeenschap op (nationale en particuliere) O&O-inspanningen en biedt een efficiënter en betrouwbaar O&O- en innovatiekader waardoor de financiële onzekerheid wordt weggenomen, de procedures worden gestroomlijnd en de tijd die verloopt tot aan de ondertekening van het contract wordt verkort ten opzichte van de basisoptie. Dit zal op zijn beurt de participatie verbreden en het aantal nieuwe partners in O&O-activiteiten verhogen. Een verder voordeel is dat nationale fondsen die via het GTI ARTEMIS worden besteed via gemeenschappelijke Europese procedures en werkplannen worden toegekend, waardoor een gelijkaardig effect wordt verkregen als met uitbetalingen op communautair niveau maar dan wel met een veel grotere impact dan in de basisoptie.
Samenvatting van de voorgestelde maatregel
Het voorstel bestaat uit een verordening van de Raad betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS met de bijbehorende statuten.
Rechtsgrondslag
Artikel 171 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. De gemeenschappelijke onderneming wordt een communautaire instelling en voor de tenuitvoerlegging van de begroting ervan moet dan ook kwijting worden verleend door het Europees Parlement[3], dat echter rekening moet houden met de specifieke aard van GTI's als publiek-private partnerschappen en in het bijzonder met de bijdrage van de particuliere sector.
Subsidiariteitsbeginsel
De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt:
De lidstaten kunnen deze problemen niet op eigen kracht aanpakken omdat het passende juridische en organisatorische kader op EU-niveau ontbreekt. Momenteel is de financiering van O&O in de EU sterk versnipperd: op nationaal niveau zijn de desbetreffende O&O-activiteiten verspreid over verscheidene, soms los van elkaar staande, programma's. Verscheidene lidstaten nemen deel aan het Eureka-programma, maar dit is een bottom-up benadering die bekende tekortkomingen vertoont in de vorm van lange termijnen, dubbele procedures en onvoorspelbare beschikbaarheid van openbare financiering.
De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt:
Alleen door communautaire actie kan een juridisch kader tot stand worden gebracht waarmee de middelen van de uitvoerders van O&O, de Commissie en de nationale overheden doelmatig kunnen worden bijeengebracht. Het bundelen van communautaire en nationale financiering zal in grote mate bijdragen tot de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte.
De verwachte voordelen van het initiatief zijn de volgende: o Integratie van nationale inspanningen door het nastreven van gemeenschappelijke doelstellingen die op Europees niveau zijn vastgesteld in het kader van de strategische onderzoeksagenda en door het selecteren van O&O-projecten via één gemeenschappelijke Europese procedure. Een dergelijke integratie zal helpen om een Europese onderzoeksruimte op het gebied van ingebedde computersystemen tot stand te brengen. o Meer flexibiliteit bij het inzetten van middelen van lidstaten die bereid zijn om gemeenschappelijke doelstellingen na te streven. o Hefboomeffect van de financiële bijdrage van de Gemeenschap waardoor de industrie en de lidstaten worden gestimuleerd hun financiering te verhogen, hetgeen direct zal bijdragen tot de doelstellingen van Barcelona. o Doelmatigheid van het programma door het combineren van de sterkte punten van Eureka en de Europese programma's en het wegwerken van de zwakke punten ervan; vergeleken bij Eureka zal het onzekerheid over de nationale begrotingen en dubbele evaluatie- en controleprocedures voorkomen. o Economisch rendement door het beperken van de tijd die verloopt tot de start van het project, zodat de industrie projecten sneller kan uitvoeren en de doorlooptijd voor onderzoeksresultaten wordt verkort. o Economische effecten door het bereiken van de technologische doelstellingen, waardoor het concurrentievermogen van de industrie in de EU wordt verbeterd.
Het GTI ARTEMIS is een baanbrekende benadering die de voordelen van Europese integratie combineert met een snelle aanpassing van industriële doelstellingen en beleid, en flexibiliteit inzake participatie en nationale verbintenissen van lidstaten mogelijk maakt op een manier die met de huidige instrumenten niet mogelijk is.
Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.
Evenredigheidsbeginsel
Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:
De voorgestelde gemeenschappelijk onderneming is de enige eenvoudige optie die strookt met de beperkingen en de vereisten om de doelstellingen van de actie te verwezenlijken. Het is een structuur die duurzaam is, rechtspersoonlijkheid heeft en een duidelijk juridisch kader biedt voor de samenwerking en de participatie van de O&O-actoren, nationale autoriteiten en de Gemeenschap in een publiek-privaat partnerschap. De deelname van alle belanghebbenden is van kapitaal belang. Aangezien het initiatief zich toespitst op industriële doelstellingen die van groot belang zijn voor het economisch concurrentievermogen, is de deelname van de industrie noodzakelijk om de uitwerking van de onderzoeksprioriteiten en het innovatiebeleid te sturen. De betrokkenheid van de lidstaten is nodig om gebruik te kunnen maken van de nationale financiering, die het grootste aandeel vormt van de openbare O&O-inspanningen op dit gebied. Tot slot heeft de Gemeenschap een belangrijke rol te spelen door het integratieproces aan te sturen, de verschillende belangen van de partners in evenwicht te houden en adequaat toezicht te houden op het gebruik van de financiële bijdrage van de Gemeenschap. De voorgestelde maatregelen zullen de noodzakelijke integratie op EU-niveau tot stand brengen en zorgen voor flexibiliteit in de deelname van de lidstaten. Zoveel mogelijk besluiten zoals financiële toezeggingen voor de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen worden op nationaal niveau gehouden en waar mogelijk worden nationale procedures gebruikt om toelageovereenkomsten te sluiten, onkostenvergoedingen te regelen en betalingen en controles te verrichten.
De gemeenschappelijke onderneming krijgt een slanke structuur voor de besluitvorming en de financiële en administratieve verrichtingen, dankzij het gebruik van bestaande procedures op nationaal niveau. Een dergelijke tenuitvoerlegging is niet verstorend voor de nationale overheidsdiensten, maakt gebruik van contractmodellen waarmee de O&O-actoren vertrouwd zijn en is bijzonder kosteneffectief: de werkingskosten zullen naar verwachting minder dan 1,5% bedragen van de totale kosten van de O&O-activiteiten die door de gemeenschappelijke onderneming worden opgestart.
Keuze van instrumenten
Voorgestelde instrumenten: verordening.
Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. De totstandbrenging van een juridisch kader waarmee particuliere, nationale en communautaire middelen doelmatig kunnen worden gecombineerd met de communautaire participatie in de onderneming vereist een verordening van de Raad.
De budgettaire evaluatie geeft een maximale communautaire bijdrage aan van 420 miljoen euro tijdens de initiële periode van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS (tot 2017), die moet worden vastgelegd vóór 31 december 2013, wanneer de begroting van KP7 afloopt. Een eerste tranche van 42,5 miljoen euro moet in 2008 worden vastgelegd.
Vereenvoudiging
Het voorstel vereenvoudigt de administratieve procedures voor overheidsinstanties (EU of nationaal) en private partijen.
Vergeleken bij de huidige financieringsregelingen van Eureka zal de gemeenschappelijke onderneming leiden tot een belangrijke vereenvoudiging: o de begrotingsonzekerheid wordt weggenomen, door middel van formele financiële verbintenissen van nationale autoriteiten voor de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen die door de gemeenschappelijke onderneming worden gepubliceerd; o dubbele beoordelingsprocedures die momenteel worden toegepast op zowel het nationale als het intergouvernementele niveau, worden voorkomen;
o de tijd en de kosten die gemoeid zijn met het voorbereiden van O&O-voorstellen worden beperkt; o de rapporteringsprocedures tijdens de uitvoering van het project worden gestroomlijnd. De projecten rapporteren slechts eenmaal aan de gemeenschappelijke onderneming in plaats van aan Eureka en aan alle staten die financiering verstrekken.
1. 2007/0088 (CNS)