Toelichting bij COM(2007)356 - Oprichting van de "gemeenschappelijke onderneming ENIAC" [SEC(2007) 851] [SEC(2007) 852]

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Nano-elektronica is een strategische technologie voor Europa die een grote invloed zal hebben op het industriële concurrentievermogen en de groei. Nano-elektronica ondersteunt de toekomstige ontwikkeling van belangrijke technologisch geavanceerde productiesectoren die essentieel zijn voor het productievermogen van de EU en die goed zijn voor een investering in onderzoek en ontwikkeling (O&O) van circa 20 miljard euro per jaar. Zij zijn een belangrijke motor van innovatie en groei en ze zijn cruciaal voor het toekomstige concurrentievermogen en de maatschappelijke ontwikkeling van de EU. Het aandeel van elektronische componenten in innovatieve producten groeit en daarmee wordt aan producten steeds meer functionaliteit en intelligentie toegevoegd. De EU riskeert een gestadig verlies aan concurrentievermogen op het gebied van nano-elektronica als gevolg van een versnippering van haar onderzoeksinspanningen, een toenemende technologische complexiteit en concurrentiedruk vanuit andere werelddelen. Niet alleen bestaat het gevaar dat kansen op nieuwe producten en diensten op korte termijn gemist worden, maar er is ook het verlies aan innovatievermogen in de sectoren met het grootste potentieel voor waardeschepping en groei op lange termijn. Investeringen in onderzoek zijn ook noodzakelijk om de technologische uitdagingen aan te gaan en de beste onderzoekers te koesteren en vast te houden. In het specifiek programma 'Samenwerking' i van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap (2007-2013) voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie zijn gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's) geïntroduceerd als een nieuwe manier om publiek-private partnerschappen voor onderzoek op te zetten op Europees niveau. GTI's zijn een uitdrukking van de sterke verbintenis van de EU tot het coördineren van de onderzoeksinspanningen. Doel daarvan is een grotere strategische concentratie te bereiken door gemeenschappelijke ambitieuze onderzoeksagenda's te ondersteunen op gebieden die essentieel zijn voor concurrentievermogen en groei; op EU-niveau een kritieke onderzoeksmassa bijeen te brengen en te coördineren waarbij een beroep wordt gedaan op alle investeringsbronnen in O&O, zowel openbaar als particulier; en te zorgen voor een strakkere koppeling tussen onderzoek en innovatie en daarmee bij te dragen tot de verwezenlijking van de Europese onderzoeksruimte en de Europese doelstellingen inzake concurrentievermogen. In het specifiek programma 'Samenwerking' wordt nano-elektronica genoemd als een van de gebieden waarop een GTI van bijzonder belang kan zijn. GTI’s komen in de eerste plaats voort uit de werkzaamheden van Europese technologieplatforms (ETP's). Een beperkt aantal ETP's hebben een dergelijke ambitieuze schaal en draagwijdte bereikt dat zij de mobilisering vereisen van grote publieke en private investeringen voor het uitvoeren van belangrijke elementen van hun strategische onderzoeksagenda. GTI's worden voorgesteld als een doelmatig middel om te voorzien in de behoeften van deze ETP's. Doel van dit voorstel is een gemeenschappelijke onderneming op te richten om uitvoering te geven aan een GTI inzake nano-elektronica (GTI ENIAC). Het GTI ENIAC beoogt in heel Europa te komen tot één O&O-programma dat de industrie van de EU zal helpen om op wereldschaal een leiderschapspositie te verwerven op het gebied van nano-elektronica. Met dit GTI zal voor het eerst een kritieke massa van nationale, EU- en particuliere middelen worden bijeengebracht binnen één coherent, flexibel en efficiënt juridisch kader; tevens zullen ook de O&O-investeringen in Europa een injectie krijgen doordat de industrie en de lidstaten worden gestimuleerd hun O&O-uitgaven te verhogen. Algemene context De marktomvang van de gehele nano-elektronicaketen (namelijk de fabrikanten, maar ook vele aanverwante bedrijfstakken zoals de leveranciers van apparatuur en materiaal, ontwerpers, enz.) bedraagt momenteel bijna 1% van het mondiale BBP met een sterke jaarlijkse gemiddelde stijging (circa 15%). De bedrijfstakken die erdoor beïnvloed worden (zoals telecommunicatie, consumentengoederen en onderwijs, multimediadiensten, vervoer, gezondheidszorg, beveiliging/veiligheid, milieu), vertegenwoordigen echter een totaal belang dat enkele malen groter is (geraamd op ~5000 miljard euro). Een doeltreffend initiatief op EU-niveau zal daarom een aanzienlijk effect hebben dankzij het hefboomeffect van deze technologie. De nano-elektronicasector brengt ook in belangrijke mate hooggekwalificeerde banen voort en draagt bij tot duurzame ontwikkeling. Europa kan op wereldschaal een leiderschapspositie bekleden, maar dreigt deze positie aan Azië of de VS te verliezen indien er geen aanzienlijke investeringen komen voor een productievergroting om toekomstige generaties van geïntegreerde circuits te ontwikkelen. In de afgelopen tien jaar zijn er in het kader van Europese onderzoeksprogramma’s en Eureka grote inspanningen gesteund om onderzoek en productie op het gebied van micro-/nano-elektronica in Europa op gelijk niveau te brengen met de concurrenten wereldwijd. Gezien de hoge kosten die ermee gemoeid zijn en de schaarsheid van beschikbare middelen, zal een gecoördineerde aanpak van verschillende actoren de Europese industrieën in staat stellen in het voorste gelid te blijven. Het is van belang dat de best mogelijk synergie tussen wetenschappelijke doelstellingen en financieringsprioriteiten voor O&O op Europees niveau tot stand worden gebracht om de toekomstige doelen van industriële exploitatie en optimaal nut voor de burgers op een doeltreffende wijze te verwezenlijken.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Er bestaan nog geen bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie


Het zevende kaderprogramma is een belangrijk uitgangspunt voor Europa. Het is de uiting van een consensus dat Europa zijn inspanningen moet verdubbelen om meer te investeren en meer opbrengst te halen uit zijn investeringen in O&O teneinde zich toe te rusten als concurrerende en dynamische kenniseconomie. Het is met name noodzakelijk dat er een grotere strategische concentratie wordt bereikt, dat een kritieke onderzoeksmassa wordt bijeengebracht in belangrijke sectoren en dat er wordt gezorgd voor een betere coördinatie van onderzoeksinspanningen en een strakkere koppeling tussen onderzoek en innovatie. De tenuitvoerlegging van dit GTI zal rechtstreeks bijdragen tot de doelstelling van Lissabon inzake concurrentievermogen en de doelstellingen van Barcelona inzake uitgaven voor onderzoek. De resultaten van het GTI ENIAC op zeer belangrijke toepassingsgebieden zullen ook onrechtstreeks bijdragen tot andere beleidsgebieden van de EU, zoals milieu (bewaking en beheer), vervoer (veiligheid), energie (beheer en toezicht) en gezondheidszorg (methodes en instrumenten). Het GTI ENIAC zal eventuele risico's voor de volksgezondheid, de veiligheid, het milieu en de consument vastberaden aanpakken in overeenstemming met het communautaire beleid op deze terreinen. In het bijzonder vormen de Europese actie “Nanowetenschappen en nanotechnologieën: Een actieplan voor Europa 2005-2009” (COM(2005) 243) en het werk van het Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico’s (WCNG) het kader waarin het GTI ENIAC zal opereren. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC is verantwoordelijk voor het beheer van een programma van Europees belang voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, dat zal worden beschouwd als een project van gemeenschappelijk Europees belang in de zin van artikel 87, lid 3, onder b), van het Verdrag. Het voorgestelde initiatief maakt onderdeel uit een brede ambitieuze communautaire strategie die gericht is op het aanpakken van de innovatiekloof en die onder meer het voorstel tot oprichting van een Europees Instituut voor Technologie (EIT) omvat.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten


De oprichting van het ENIAC-technologieplatform in juni 2004 en de diverse werkgroepen hiervan werd gevolgd door uitgebreid overleg van de Commissie met belanghebbenden op het gebied van nano-elektronica en met nationale autoriteiten in de 'Spiegelgroep', waarin vertegenwoordigers van 21 lidstaten en geassocieerde landen zitting hebben. Deze groepen kwamen in de afgelopen twee jaar regelmatig bijeen. De relevante onderwerpen voor deze gemeenschappelijke onderneming, zoals de onderzoeksagenda, het bestuur en operationele aspecten, zijn voorgesteld en besproken op belangrijke openbare evenementen zoals de halfjaarlijkse ENIAC-forumbijeenkomsten, de Conferentie over de technologieën van de informatiemaatschappij IST-2006 (Helsinki) en de openbare presentatie van de strategische onderzoeksagenda in september 2005 en 2006. Een onafhankelijke consultant was betrokken bij verscheidene ad-hocbijeenkomsten met belanghebbenden om het mogelijke effect van het initiatief, vooral op het punt van beleidsdoelstellingen en efficiëntieverbetering, te beoordelen. Voor de economische analyses steunde het overleg hoofdzakelijk op marktgegevens, met name op een in december 2005 gepubliceerde studie die een gedetailleerd beeld gaf van de doeltreffendheid van O&O in het vergroten van het concurrentievermogen van de Europese industrie in de nano-elektronicasector in vergelijking met trends en programma’s wereldwijd. In december 2006 kreeg een onafhankelijke consultant de opdracht om het mogelijke economische effect van het initiatief af te leiden.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden


Dankzij de voortdurende betrokkenheid van de verschillende actoren bij de uitwerking van het initiatief konden de berekeningshypothesen worden gevalideerd en konden doorlopend commentaar en suggesties worden verzameld en bij de opstelling van het voorstel in aanmerking worden genomen.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden


Deskundigen in O&O op het gebied van nano-elektronica werden betrokken bij de vaststelling van de strategische onderzoeksagenda.

Gebruikte methode


Deskundigen kwamen bijeen in speciale workshops en presenteerden hun werk tijdens openbare conferenties.

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen


De belangrijkste Europese bedrijven die actief zijn op het gebied van halfgeleiders en hun leveranciers en gebruikers werden geraadpleegd, evenals de meest vooraanstaande onderzoeksorganisaties in Europa.

Samenvatting van de ontvangen en gebruikte adviezen


Er werd geen melding gemaakt van het bestaan van mogelijk ernstige risico’s met onomkeerbare gevolgen.

Effectbeoordeling


De voorgestelde verordening werd onderworpen aan een effectbeoordeling van de Commissie (die bij het voorstel is gevoegd). De voornaamste bevindingen ervan zijn dat het GTI ENIAC het mogelijk zal maken: (a) de toenemende kosten van O&O-activiteiten en –infrastructuren te delen, zodat Europa gelijke tred kan houden met de internationale concurrenten; (b) een leiderschapspositie te verwerven op het gebied van de diversificatie van toepassingen van halfgeleidertechnologieën voor alternatieve innovatieve markten; (c) te zorgen voor doorbraken in elektronisch ontwerp, om de steeds groter wordende kloof tussen datgene wat technologisch uitvoerbaar is en datgene wat vanuit economisch opzicht kan worden ontworpen en getest, te dichten; en (d) Europese kleine en middelgrote ondernemingen doeltreffende en efficiënte hulpmiddelen aan te reiken om hen te steunen bij hun innovatieproces. Het GTI verhoogt ook het hefboomeffect van de bijdrage van de Gemeenschap op (nationale en particuliere) O&O-inspanningen en biedt een efficiënter en betrouwbaarder O&O- en innovatiekader aan waardoor de financiële onzekerheid wordt weggenomen, de procedures worden gestroomlijnd en de tijd die verloopt tot aan de ondertekening van het contract wordt verkort ten opzichte van de basisoptie. Dit zal op zijn beurt de participatie verbreden en het aantal nieuwe partners in O&O-activiteiten vergroten. Een ander voordeel is dat nationale middelen die via het GTI ENIAC worden besteed, via gemeenschappelijke Europese procedures en werkplannen worden toegekend. Hierdoor wordt een gelijkaardig effect verkregen als met uitbetalingen op communautair niveau, en wel met een veel groter effect dan bij de basisoptie.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


Het voorstel bestaat uit een verordening van de Raad betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

Rechtsgrondslag


De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel 171 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. De gemeenschappelijke onderneming wordt een communautaire instelling en voor de tenuitvoerlegging van de begroting ervan moet dan ook decharge worden verleend door het Europees Parlement i, dat echter rekening moet houden met de specifieke aard van GTI's als publiek-private partnerschappen en in het bijzonder met de bijdrage van de particuliere sector.

Subsidiariteitsbeginsel


Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel niet tot de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap behoort.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.

De Europese industrie en economie staan voor grote uitdagingen. Het Europese onderzoekslandschap is echter versnipperd en niet tot een overtuigende reactie in staat. Op nationaal niveau bestaan er vele financieringsprogramma’s naast elkaar. In sommige landen zijn de onderzoeksactiviteiten op het gebied van nano-elektronica verspreid over verscheidene (soms los van elkaar staande) programma’s en in andere landen is het niet mogelijk vast te stellen of er relevante activiteiten op dit terrein zijn. Diverse landen bieden extra financiering via het intergouvernementele Eureka-stelsel. De huidige versnipperde situatie in Europa is ondoeltreffend en inefficiënt. Zonder een gericht en coherent programma zullen de Europese onderzoeksinspanningen op het gebied van nano-elektronica op een versnipperde en ongestructureerde manier worden voortgezet. De vooruitgang zal afgeremd worden door het gebrek aan coördinatie van industriële O&O-doelstellingen, dubbele inspanningen, onnodige bureaucratische rompslomp en een niet-optimaal gebruik van beperkte financiële middelen voor onderzoek. Daarom is het optreden van afzonderlijke lidstaten niet ideaal om de enorme uitdagingen van de nano-elektronicasector aan te gaan. Geen enkel bestaand mechanisme zal in feite in staat zijn in de komende jaren alle noodzakelijke deskundigheid en financiële middelen te verzamelen om een leiderschapspositie te verwerven in de internationale concurrentiestrijd. Er is een sterk publiek-privaat partnerschap vereist om de essentiële financiële en technische middelen te verzamelen en de complexiteit van de steeds grotere innovatiesnelheid in deze sector het hoofd te bieden.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt.

Het bijeenbrengen van kritieke massa door middel van de betrokkenheid bij een initiatief met grote bijdragen van de industrie en de lidstaten. Verwacht wordt dat het GTI een zwaartepunt wordt voor Europa en een centrum voor internationale samenwerking. Het mobiliseren van middelen van de lidstaten en de industrie door een aanzienlijke hefboomwerking van de EU-middelen. Het uitproberen van een nieuw instrument voor industrieel onderzoek dat een concrete bijdrage kan leveren aan de strategie van Lissabon en aan de doelstellingen van Barcelona door een synergie tot stand te brengen tussen communautaire, nationale en particuliere middelen. Indien het succesvol is, zal dit nieuwe instrument naar verwachting worden ingezet op andere terreinen waar een publiek-privaat partnerschap vereist is. Het 'communautariseren' van een deel van het op nationaal niveau gefinancierde onderzoek, waardoor een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte. Risicobeperking, omdat de EU toezicht houdt op haar bijdrage op een manier die een minimum aan financiële risico's waarborgt. Kosteneffectieve uitvoering, omdat het GTI een slanke administratieve infrastructuur heeft, eveneens betaald door de industrie, en uitsluitend bevoegdheden op besluitvormings- en financieel gebied behoudt.

Concentrerende werking: door O&O-agenda’s op een doeltreffendere wijze af te stemmen dan bij de huidige uiteenlopende nationale programma's en Eureka-clusters (bottom-up-benadering) mogelijk is. Het voorstel zal bijdragen tot de verwezenlijking van een Europese onderzoeksruimte op het gebied van nano-elektronica. Meer flexibiliteit: door een mechanisme aan te reiken om lidstaten te mobiliseren die bereid zijn op een flexibele manier volgens de hun beschikbare middelen naar gemeenschappelijke doelen toe te werken, zich onmiddellijk aan te passen aan de snel ontwikkelende behoeften van de sector en aldus bij te dragen tot het bijeenbrengen van een kritieke massa voor onderzoek op het gebied van nano-elektronica in Europa. Integratie van nationale inspanningen: door doelstellingen na te streven die op Europees niveau binnen het kader van de strategische onderzoeksagenda van het betrokken technologieplatform zijn vastgesteld, en projecten te selecteren volgens één gemeenschappelijk Europees proces en op grond van vooraf bekendgemaakte criteria. Hefboomeffect: door stimulansen te leveren voor de industrie en de lidstaten, waardoor extra nationale steun wordt aangetrokken en een spoorslag wordt gegeven aan financiering door de industrie. Dit zal rechtstreeks bijdragen tot de doelstellingen van Barcelona. Doelmatigheid van het programma: door de sterke punten van transnationale (Eureka) en Europese programma’s te combineren en de zwakke punten ervan weg te werken. In het bijzonder worden onzekerheid over de nationale begrotingen (in vergelijking met Eureka) en dubbel werk bij de evaluatie en het toezicht voorkomen. Dankzij de vaststelling van gemeenschappelijke procedures zal de tijd die verloopt tot aan de ondertekening van het contract, worden verkort en extra bureaucratische rompslomp voor deelnemers worden voorkomen. Economisch rendement: door de tijd die verloopt tot de start van het project, te beperken, zodat de industrie projecten sneller kan uitvoeren en de doorlooptijd van onderzoeksresultaten wordt verkort. Een snellere productontwikkeling, minder verloren marktkansen en een hogere productiviteit kunnen ondernemingen enorme voordelen geven in een situatie waarin de kritieke periode voor actie steeds korter wordt. Economische effecten: verwezenlijking van de technologische doelstellingen (leiderspositie in nano-elektronica); eenvoudigere en doelmatige procedures (lagere overheadkosten voor deelnemers en een grotere concentratie van middelen voor onderzoek); en verkorting van de tijd die verloopt tot aan de ondertekening van het contract (verbeterde mededinging en banengroei).

Veilige, geïntegreerde en verantwoordelijke aanpak: het samenbrengen van alle belanghebbenden zal ertoe bijdragen dat bij ontwikkelingen alle eventuele risico's voor de volksgezondheid, de veiligheid, het milieu en de consument vastberaden worden aangepakt. Het GTI ENIAC zal het mogelijk maken honderden miljoenen nationale middelen te concentreren op de algemeen overeengekomen strategische onderzoeksagenda en de strategie van de Commissie. Het zal de Commissie een krachtige stem geven wanneer wordt besloten hoe en waaraan deze nationale middelen worden besteed, een rol die zij momenteel niet heeft. Het werk dat in het kader van het GTI zal worden verricht, moet niet worden beschouwd als een overdracht van Eureka-activiteiten aan een nieuw stelsel. Het gaat veeleer om een volwaardig partnerschap van alle belanghebbenden (Gemeenschap, lidstaten en industrie/onderzoek) dat wordt gestuurd naar een geleidelijke totstandbrenging van ware integratie op Europees niveau, terwijl tegelijkertijd een nieuwe bestuursvorm wordt toegepast die minder bureaucratische rompslomp belooft.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

De voorgestelde gemeenschappelijk onderneming is de enige eenvoudige optie die strookt met de beperkingen en de vereisten om de doelstellingen van de actie te verwezenlijken. Het is een structuur die duurzaam is, rechtspersoonlijkheid heeft en een duidelijk juridisch kader biedt voor de samenwerking en de participatie van de O&O-actoren, nationale autoriteiten en de Gemeenschap in een publiek-privaat partnerschap.

De deelname van alle belanghebbenden is van kapitaal belang. Aangezien het initiatief zich toespitst op industriële doelstellingen die van groot belang zijn voor het economische concurrentievermogen, is de deelname van de industrie noodzakelijk om de uitwerking van de onderzoeksprioriteiten en het innovatiebeleid te sturen. De betrokkenheid van de lidstaten is nodig om gebruik te kunnen maken van de nationale financiering, die het grootste aandeel vormt van de openbare O&O-inspanningen op dit gebied. Tot slot heeft de Gemeenschap een belangrijke rol te spelen door het integratieproces aan te sturen, de verschillende belangen van de partners in evenwicht te houden en adequaat toezicht te houden op het gebruik van de financiële bijdrage van de Gemeenschap. De voorgestelde maatregelen zullen de noodzakelijke integratie op EU-niveau tot stand brengen en zorgen voor flexibiliteit in de deelname van de lidstaten. Zoveel mogelijk besluiten zoals financiële toezeggingen voor de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen worden op nationaal niveau gehouden en waar mogelijk worden nationale procedures gebruikt om subsidieovereenkomsten te sluiten, onkostenvergoedingen te regelen en betalingen en controles te verrichten. De gemeenschappelijke onderneming krijgt een slanke structuur voor de besluitvorming en de financiële en administratieve verrichtingen, dankzij het gebruik van bestaande procedures op nationaal niveau. Een dergelijke tenuitvoerlegging is niet verstorend voor de nationale overheidsdiensten, maakt gebruik van contractmodellen waarmee de O&O-actoren vertrouwd zijn en is bijzonder kosteneffectief: de lopende kosten zullen naar verwachting minder dan 1,5% bedragen van de totale kosten van de O&O-activiteiten die door de gemeenschappelijke onderneming worden opgestart.

Keuze van instrumenten



Voorgestelde instrumenten: verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende redenen(en) ongeschikt zijn. De oprichting van een onderneming waarin de Gemeenschap participeert, vereist een verordening van de Raad.

3.

Gevolgen voor de begroting



De budgettaire evaluatie geeft een maximale communautaire bijdrage aan van 450 miljoen euro tijdens de initiële periode van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC (tot 2017), die moet worden vastgelegd vóór 31 december 2013, wanneer de begroting van het zevende kaderprogramma afloopt. Een eerste tranche van 42,5 miljoen euro moet in 2008 worden vastgelegd.

4.

Aanvullende informatie



Vereenvoudiging



Het voorstel vereenvoudigt de administratieve procedures voor overheidsinstanties (EU of nationaal) en private partijen.

In vergelijking met de huidige transnationale financieringsregelingen van Eureka zullen de procedures van de gemeenschappelijke onderneming: o de financiële onzekerheid wegnemen door middel van bindende verbintenissen van de lidstaten ingevolge de verordening; o voorkomen dat er meerdere procedures voor evaluatie/toezicht worden toegepast, zoals momenteel op nationaal niveau gebeurt; o de tijd die verloopt tot aan de ondertekening van het contract, verkorten; o onnodige bureaucratische rompslomp voor deelnemers voorkomen.

Deze vereenvoudigingen zullen op de volgende manieren van invloed zijn op de belanghebbenden bij onderzoek: o de tijd en de kosten die gemoeid zijn met het voorbereiden van voorstellen, zullen aanzienlijk worden beperkt in vergelijking met de huidige regels voor aanvragen bij Eureka; o daarnaast is het zo dat een aantal voorstellen mislukken, omdat ze geen nationale financiering ontvangen en dus op niets uitlopen. Dit zou bij het GTI-stelsel vermeden worden; o er zijn verdere besparingen te verwachten door de toepassing van de gestroomlijnde rapportageprocedures tijdens de uitvoering van projecten. Bij projecten in het kader van het GTI zal er één procedure worden gevolgd in plaats van de verschillende nationale procedures die bij Eureka van toepassing zijn.

1. 2007/0122 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

betreffende de oprichting van de 'gemeenschappelijke onderneming ENIAC'

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 171 en 172,

Gezien het voorstel van de Commissie i,

Gezien het advies van het Europees Parlement i,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5],

Overwegende hetgeen volgt:

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) i, hierna 'het zevende kaderprogramma' genoemd, voorziet in een communautaire bijdrage voor de oprichting van publiek-private partnerschappen op lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven (hierna "GTI's" genoemd) die moeten worden uitgevoerd via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 171 van het Verdrag. Deze GTI's vloeien voort uit de werkzaamheden van Europese technologieplatforms, die reeds uit hoofde van het zesde kaderprogramma werden opgericht, en bestrijken geselecteerde aspecten van onderzoek op hun gebied. Zij moeten investeringen van de private sector en Europese publieke financiering, inclusief financiering uit het zevende kaderprogramma, combineren.

In Beschikking 971/2006/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma 'Samenwerking' tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) i wordt de noodzaak onderstreept van ambitieuze pan-Europese publiek-private partnerschappen voor het versnellen van de ontwikkeling van belangrijke technologieën, grote onderzoeksacties op communautair niveau inclusief met name GTI's.

In de Lissabon-agenda voor groei en werkgelegenheid wordt de noodzaak onderstreept van totstandbrenging van gunstige voorwaarden voor investeringen in kennis en innovatie in de Gemeenschap met het oog op het bevorderen van het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid.

In zijn conclusies van 25 en 26 november 2004 heeft de Raad de Commissie ertoe aangespoord de begrippen 'technologieplatforms' en 'gezamenlijke technologie-initiatieven' verder uit te werken. De Raad heeft onderstreept dat dergelijke initiatieven kunnen bijdragen tot een coördinatie van de onderzoeksinspanning in het geheel van de Gemeenschap zodat synergieën kunnen worden bereikt met de activiteiten van bestaande stelsels, zoals EUREKA, die een belangrijke bijdrage leveren aan onderzoek en ontwikkeling (hierna "O&O" genoemd).

Europese ondernemingen en andere O&O-organisaties die actief zijn op het gebied van nano-elektronica hebben de leiding genomen bij de oprichting van het Europees technologieplatform inzake nano-elektronica (hierna 'het ENIAC-technologieplatform' genoemd) als onderdeel van het zesde kaderprogramma. Het ENIAC-technologieplatform heeft op basis van uitgebreid overleg met de publieke en particuliere belanghebbenden een strategische onderzoeksagenda uitgewerkt. In de strategische onderzoeksagenda zijn de prioriteiten op het vlak van nano-elektronica vastgelegd en zijn richtsnoeren aanbevolen voor een GTI op dit gebied.

Het GTI inzake nano-elektronica is een antwoord op de mededeling van de Commissie van 6 april 2005 'Bouwen aan een Europese onderzoeksruimte van kennis voor groei' i en van 20 juli 2005 'Gemeenschappelijke acties voor groei en werkgelegenheid: het communautair Lissabon-programma' i waarbij de klemtoon wordt gelegd op een nieuwe en meer ambitieuze aanpak met het oog op het opzetten van grootschalige publiek-private partnerschappen op samen met de betrokken sector geselecteerde gebieden van groot belang voor het Europese concurrentievermogen.

Het GTI inzake nano-elektronica beantwoordt aan de behoefte aan ondersteuning van alomtegenwoordige informatie- en communicatietechnologie als bedoeld in het rapport 'Creating an Innovative Europe' van januari 2006. In dit rapport wordt tevens het ENIAC-model van gemeenschappelijke technologie geprezen voor de combinatie van nationale en communautaire financiering in het kader van een duidelijke juridische structuur en op een geharmoniseerde en gelijklopende wijze.

Het GTI inzake nano-elektronica moet een duurzaam publiek-privaat partnerschap tot stand brengen en de particuliere en publieke investeringen versterken in de nano-elektronicasector in Europa, waarmee voor de doeleinden van deze verordening de lidstaten van de EU en de met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen worden bedoeld. Het GTI inzake nano-elektronica moet ook een doeltreffende coördinatie en synergie van de financiële en personele middelen uit het kaderprogramma, de industrie, nationale programma’s voor O&O en intergouvernementele stelsels voor O&O bewerkstelligen en op die manier bijdragen tot een versterking van de toekomstige groei, het concurrentievermogen en de duurzame ontwikkeling van Europa. De doelstelling is ten slotte de samenwerking tussen alle belanghebbenden te versterken, onder meer de betrokken bedrijfssector, de nationale overheden, de academische wereld en de onderzoekscentra, meer bepaald door de onderzoeksinspanningen beter te richten en te coördineren.

Het GTI inzake nano-elektronica moet een gemeenschappelijk overeengekomen onderzoeksagenda (hierna 'de onderzoeksagenda' genoemd) vaststellen, die nauw de aanbevelingen volgt van de door het ENIAC-technologieplatform ontwikkelde strategische onderzoeksagenda. Deze onderzoeksagenda moet de, regelmatig geactualiseerde, onderzoeksprioriteiten voor de ontwikkeling en aanpassing van cruciale expertise voor nano-elektronica voor verschillende toepassingsgebieden bevatten, met het oog op de versterking van het Europese concurrentievermogen en de bevordering van het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen.

Het GTI inzake nano-elektronica moet gericht zijn op twee doelstellingen die een wezenlijk onderdeel vormen van de strategische onderzoeksagenda van het ENIAC-technologieplatform: de bevordering van de verdere integratie en miniaturisatie van componenten en de uitbreiding van hun functionaliteiten. Het moet nieuwe materialen, apparatuur en procedés, nieuwe architecturen, innovatieve fabricageprocessen, geheel nieuwe ontwerpmethoden en nieuwe inkapsulatie- en systematiseringsmethoden opleveren. Het moet de ontwikkeling van innovatieve hightechtoepassingen op het gebied van communicatie en informatica, vervoer, gezondheidszorg en welzijn, energie- en milieubeheer, beveiliging en veiligheid, en amusement stimuleren en erdoor worden gestuwd.

De ambitie en het domein van de doelstellingen die zijn vastgelegd voor het GTI inzake nano-elektronica, de omvang van de te mobiliseren financiële en technische middelen en de noodzaak van een doeltreffende coördinatie en synergie van materiële en financiële middelen maken actie op communautair niveau noodzakelijk. Het is daarom nodig dat er een gemeenschappelijke onderneming (hierna de 'gemeenschappelijke onderneming ENIAC' genoemd) overeenkomstig artikel 171 van het Verdrag wordt opgericht als juridische entiteit voor de tenuitvoerlegging van het GTI inzake nano-elektronica. Om een passend beheer te waarborgen van de O&O-activiteiten, waarvoor in het kader van het zevende kaderprogramma de aanzet is gegeven, moet de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden opgericht voor een periode die afloopt op 31 december 2017, periode die eventueel kan worden verlengd.

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC moet een entiteit zijn die is opgezet door de Gemeenschappen; decharge voor de uitvoering van de begroting moet worden verleend door het Europees Parlement i, op aanbeveling van de Raad. Hierbij moet echter rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de gemeenschappelijke onderneming, resulterend uit de aard van de GTI's als publiek-private partnerschappen en met name uit het feit dat de particuliere sector bijdraagt in de begroting.

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC moet aan verbintenissen voldoen ingevolge internationale overeenkomsten. Te dien einde moet zij worden beschouwd als een internationale instelling in de zin van artikel 22 van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten i, en artikel 15 van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten i.

De doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moeten worden nagestreefd door het samenbrengen van middelen uit de openbare en particuliere sectoren met het oog op de ondersteuning van O&O-activiteiten in de vorm van projecten. Daartoe moet de gemeenschappelijke onderneming ENIAC vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen voor projecten kunnen organiseren voor het ten uitvoer leggen van onderdelen van haar onderzoeksagenda. Dergelijke O&O-activiteiten moeten de binnen het zevende kaderprogramma vigerende fundamentele ethische beginselen in acht nemen.

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC zal een veilige, geïntegreerde en verantwoordelijke aanpak van nano-elektronica verzekeren en bevorderen, met inachtneming van de reeds vastgestelde hoge veiligheidsnormen in de nano-elektronica-industrie en in overeenstemming met het communautaire beleid inzake volksgezondheid, veiligheid, milieu en consumentenbescherming i[14] en met het Europese actieplan 'Nanowetenschappen en nanotechnologieën: Een actieplan voor Europa 2005-2009' i.

De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moeten de Europese Gemeenschap zijn, alsook […lidstaten…] en AENEAS, een vereniging die ondernemingen en andere O&O-organisaties welke actief zijn op het gebied van nano-elektronica in Europa vertegenwoordigt. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC moet openstaan voor nieuwe leden.

De regels voor de organisatie en werking van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moeten in de statuten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden vastgelegd.

AENEAS heeft een intentieverklaring ter ondersteuning van de oprichting en functionering van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, als omschreven in de statuten daarvan, ondertekend.

De O&O-activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moeten gedeeltelijk door AENEAS en de Gemeenschap worden ondersteund.

De publieke financiering voor de O&O-activiteiten die worden ondersteund na door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gepubliceerde vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, moet bestaan uit de nationale financiële bijdragen van de lidstaten van ENIAC en een financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. De financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moet worden geleverd als een percentage van de O&O-kosten die de deelnemers van het desbetreffende project maken. Dit percentage moet bij ongeacht welke uitnodiging tot het indienen van voorstellen gelijk zijn voor alle deelnemers in het project.

Gedurende de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC brengen de aan een project deelnemende O&O-organisaties middelen aan die ten minste gelijk zijn aan of groter zijn dan de totale publieke middelen die voor de O&O-activiteiten zijn gereserveerd.

Gezien de noodzaak stabiele arbeidsvoorwaarden en een gelijke behandeling van personeel te waarborgen en teneinde gespecialiseerd wetenschappelijk en technisch personeel van het hoogste kaliber aan te trekken, is de toepassing noodzakelijk van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen ("het personeelsstatuut") op al het door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aangeworven personeel.

Rekening houdend met het feit dat de gemeenschappelijke onderneming ENIAC geen economisch oogmerk heeft, is het voor de uitvoering van haar taken nodig dat het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen van toepassing is op de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en haar personeel.

Als een instelling met rechtspersoonlijkheid moet de gemeenschappelijke onderneming ENIAC verantwoordelijk zijn voor haar handelingen. Wanneer dat relevant is, moet het Europese Hof van Justitie bevoegd zijn voor de beslechting van geschillen die rijzen bij de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

De Commissie en de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moeten regelmatig bij het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de voortgang van de werkzaamheden.

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC moet, na voorafgaande toestemming van de Commissie, een specifieke financiële regeling vaststellen waarin rekening wordt gehouden met de specifieke functioneringsbehoeften van de onderneming, die met name het gevolg zijn van het feit dat communautaire en nationale financiering ter ondersteuning van O&O-activiteiten op een efficiënte en snelle wijze moeten worden gecombineerd. Deze moeten worden gebaseerd op de beginselen die zijn vervat in Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen i.

Er moeten passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude tegen te gaan, en de nodige stappen moeten worden gezet om verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen in te vorderen in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen i, Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden i en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) i.

Het intellectuele-eigendomsbeleid moet kennisschepping en –exploitatie bevorderen.

De Commissie en AENEAS moeten alle nodige voorbereidende maatregelen treffen voor het opzetten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

Aangezien de doelstelling van de voorgestelde actie, namelijk de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, niet op een afdoende manier kan worden bereikt door de lidstaten, gezien het ontbreken van een passend juridisch en organisationeel kader op Europees niveau, en deze doelstelling bijgevolg beter op communautair niveau kan worden bereikt omdat alleen communautaire actie een juridisch en organisationeel O&O-kader tot stand kan brengen dat het mogelijk maakt de middelen van de bij O&O betrokken partijen, de Commissie en de nationale regeringen te bundelen, kan de Gemeenschap, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag, maatregelen treffen. In overeenstemming met het in datzelfde artikel genoemde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te bereiken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Oprichting van een gemeenschappelijke onderneming

1. Voor de toepassing van het gezamenlijk technologie-initiatief (hierna 'GTI' genoemd) inzake nano-elektronica wordt een gemeenschappelijke onderneming in de zin van artikel 171 van het Verdrag (hierna de 'gemeenschappelijke onderneming ENIAC' genoemd) opgericht voor een periode die eindigt op 31 december 2017. Deze periode kan worden verlengd via een herziening van deze verordening.

2. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC heeft rechtspersoonlijkheid. Zij geniet in de lidstaten de ruimste rechtsbevoegdheid die krachtens de wetgeving van die lidstaten aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden.Zij wordt beschouwd als een internationale organisatie in de zin van artikel 22, onder c, van Richtlijn 2004/17/EG en van artikel 15, onder c, van Richtlijn 2004/18/EG.

3. De zetel van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC bevindt zich in Brussel, België.

4. De statuten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zijn in bijlage toegevoegd.

Artikel 2Doelstellingen

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC draagt bij tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) en het thema 'Informatie- en communicatietechnologieën' van het specifieke programma 'Samenwerking' tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013). Zij zal met name:

2. een onderzoeksagenda voor de ontwikkeling van cruciale competenties voor nano-elektronica op verschillende toepassingsgebieden vaststellen en ten uitvoer leggen, teneinde het Europese concurrentievermogen en de duurzaamheid van de economie te versterken en het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te bevorderen;

3. de voor de tenuitvoerlegging van de onderzoeksagenda vereiste activiteiten (hierna "O&O-activiteiten" genoemd) ondersteunen, met name door het toekennen van financiering aan de deelnemers in projecten die geselecteerd zijn op basis van vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

4. een publiek-privaat partnerschap bevorderen met het oog op het mobiliseren en samenbrengen van communautaire, nationale en particuliere inspanningen, waardoor de totale investeringen voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van nano-elektronica worden verhoogd en de samenwerking tussen de publieke en particuliere sectoren wordt versterkt;

5. zorgen voor de efficiëntie en duurzaamheid van het GTI inzake nano-elektronica;

6. synergie en coördinatie bewerkstelligen van de Europese onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen op het gebied van nano-elektronica, inclusief de geleidelijke integratie in de gemeenschappelijke onderneming ENIAC van verwante activiteiten op dit gebied die momenteel worden uitgevoerd in het kader van intergouvernementele stelsels voor onderzoek en ontwikkeling (EUREKA).

Artikel 3Leden

1. De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zijn:

7. de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie;

8. [… lidstaten …];

9. de AENEAS-vereniging (hierna 'AENEAS' genoemd).

2. Op voorwaarde dat zij de in artikel 2 vastgelegde doelstellingen onderschrijven, mogen de volgende entiteiten toetreden tot de gemeenschappelijke onderneming ENIAC:

10. andere lidstaten en met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen;

11. alle niet tot de EU behorende landen of niet-kandidaat-lidstaten of niet-geassocieerde landen (hierna 'derde landen' genoemd) met O&O-beleid of -programma's op het gebied van nano-elektronica;

12. elke juridische entiteit die in staat is op betekenisvolle wijze bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

3. De oprichtende leden als bedoeld in lid 1 en nieuwe leden als bedoeld in lid 2 worden hierna 'leden' genoemd.

4. De lidstaten en geassocieerde landen die lid zijn van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden hierna de 'ENIAC-lidstaten' genoemd.

Artikel 4Financieringsbronnen

1. De activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden gezamenlijk gefinancierd door financiële bijdragen via voorafbetalingen en bijdragen in natura van haar leden met het oog op het financieren van de lopende kosten en de O&O-activiteiten.

2. De lopende kosten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor de periode die afloopt op 31 december 2017, worden gedekt door de volgende bijdragen:

13. een financiële bijdrage van AENEAS van maximaal 20 miljoen euro of maximaal 1% van de totale kostprijs van projecten, naargelang wat het hoogste bedrag is, zonder dat dit bedrag 30 miljoen euro overschrijdt;

14. een financiële bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 10 miljoen euro;

15. bijdragen in natura van de ENIAC-lidstaten.

3. De O&O-activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor de periode die afloopt op 31 december 2017, worden gedekt door de volgende bijdragen:

16. een financiële bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 440 miljoen euro ter financiering van projecten;

17. financiële bijdragen van de ENIAC-lidstaten, geleverd in de vorm van jaarlijkse vastleggingen met directe betalingen aan O&O-organisaties die deelnemen aan de O&O-projecten;

18. bijdragen in natura door O&O-organisaties teneinde hun aandeel te leveren ter dekking van de kosten voor de uitvoering van de projecten.

4. De maximale communautaire bijdrage in de gemeenschappelijke onderneming ENIAC bedraagt 450 miljoen euro en wordt betaald uit de begrotingskredieten die zijn toegewezen aan het thema 'Informatie- en communicatietechnologieën' van het specifieke programma 'Samenwerking' tot uitvoering van het zevende kaderprogramma.

5. De regeling voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt vastgelegd in een algemene overeenkomst en jaarlijkse financieringsovereenkomsten die worden gesloten tussen de Commissie, namens de Gemeenschap, en de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

6. De financiële bijdragen van de leden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden betaald via voorafbetalingen.

7. Elk nieuw lid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC dat geen lidstaat of geassocieerd land is, levert een financiële bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

Artikel 5 Organen

De organen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zijn:

19. de raad van bestuur;

20. de raad van openbare instanties;

21. het comité Industrie en Onderzoek;

22. de uitvoerend directeur.

Artikel 6Financieel reglement

1. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC stelt een specifieke financiële regeling vast, gebaseerd op de beginselen van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002. De regeling kan afwijken van deze verordening wanneer specifieke functioneringsbehoeften van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC dat noodzakelijk maken en na voorafgaande toestemming van de Commissie.

2. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC krijgt een eigen intern controle-orgaan.

Artikel 7 Financiering van O&O-activiteiten

1. De publieke financiering voor projecten, geselecteerd op basis van door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gepubliceerde vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, bestaat uit de nationale financiële bijdragen van de ENIAC-lidstaten en/of uit de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

2. De bijdrage van de Gemeenschap in de gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt gebruikt voor de financiering van projecten, geselecteerd op basis van vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen. De volgende juridische entiteiten komen in aanmerking voor dergelijke financiering:

23. in de ENIAC-lidstaten gevestigde juridische entiteiten die na de gunningsprocedures van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC een subsidie-overeenkomst voor een project hebben gesloten met de betrokken nationale autoriteit;

24. juridische entiteiten die gevestigd zijn in lidstaten of geassocieerde landen die geen lid zijn van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. In een dergelijk geval kunnen die landen een administratieve regeling treffen met de gemeenschappelijke onderneming ENIAC om de deelname van hun ondernemingen en O&O-organisaties mogelijk te maken.

3. In de door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gelanceerde en gepubliceerde uitnodigingen tot het indienen van voorstellen wordt de totaalbegroting voor elke uitnodiging vermeld. In deze begroting worden de bedragen vermeld die op nationaal niveau zijn vastgelegd door elke ENIAC-lidstaat, alsook het bedrag dat is geraamd als financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. In de uitnodiging worden de evaluatiecriteria op basis van de doelstellingen van de uitnodiging aangegeven.

4. Tenzij de raad van openbare instanties op voorstel van de vertegenwoordiger van de Gemeenschap anderszins beslist, is de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aan de begroting van elke uitnodiging equivalent aan 55% van het totale bedrag dat is vastgelegd door de ENIAC-lidstaten.

5. Bij de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en de evaluatie en selectie van projecten worden de volgende regels in acht genomen:

25. door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gelanceerde uitnodigingen tot het indienen van voorstellen staan open voor kandidaten die gevestigd zijn in ENIAC-lidstaten en in elke andere lidstaat van de Europese Unie of in geassocieerde landen;

26. consortia van deelnemers in projectvoorstellen die zijn ingediend in reactie op deze uitnodigingen moeten ten minste drie onderling onafhankelijke entiteiten omvatten die gevestigd zijn in ten minste drie ENIAC-lidstaten;

27. tijdens het evaluatie- en selectieproces wordt erover gewaakt dat bij de toekenning van de publieke financiering van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC de beginselen van uitmuntendheid en concurrentie in acht worden genomen;

28. na de evaluatie van de voorstellen stelt de raad van openbare instanties een gerangschikte lijst van voorstellen op, op basis van duidelijke evaluatiecriteria en hun gezamenlijke bijdrage tot het bereiken van de doelstellingen van de uitnodiging;

29. de raad van openbare instanties neemt een besluit over de selectie van de voorstellen en de toewijzing van publieke financiering aan de geselecteerde voorstellen tot de grens van de beschikbare begroting is bereikt, rekening houdend met de nationale criteria om in aanmerking te komen. Dit besluit is bindend en definitief voor ENIAC-lidstaten.

6. Bij de financiering van projecten worden de volgende regels in acht genomen:

30. de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aan deelnemers in projecten wordt geleverd als vast percentage van de totale kosten, op een passend moment bepaald door de financierende autoriteiten die de subsidie-overeenkomsten sluiten. Dit percentage wordt jaarlijks vastgelegd door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en kan maximaal 16,7% bedragen. Dit percentage is gelijk voor alle deelnemers in projecten geselecteerd op basis van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

31. ENIAC-lidstaten sluiten subsidie-overeenkomsten met deelnemers in projecten overeenkomstig hun nationale regels, met name wat de criteria om in aanmerking te komen en andere financiële en wettelijke vereisten betreft. Wanneer van toepassing worden de nationale financiële bijdragen van ENIAC-lidstaten direct betaald aan de deelnemers in projecten overeenkomstig de nationale subsidie-overeenkomsten. De ENIAC-lidstaten spannen zich maximaal in om de subsidie-overeenkomsten tijdig te sluiten en hun financiële bijdrage tijdig vrij te geven.

Artikel 8Personeelsstatuut

1. Het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen en de regels die gezamenlijk zijn vastgesteld door de instellingen van de Europese Gemeenschap met het doel dit statuut en deze regeling toe te passen, gelden voor het personeel van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en de uitvoerend directeur daarvan.

2. Wat haar personeel betreft, oefent de gemeenschappelijke onderneming ENIAC de bevoegdheden uit die haar door de benoemende autoriteit zijn verleend op grond van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en op grond van de bevoegdheid contracten te sluiten overeenkomstig de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen.

3. In samenspraak met de Commissie stelt de raad van bestuur de nodige tenuitvoerleggingsmaatregelen vast, overeenkomstig artikel 110 van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen.

4. De raad van bestuur kan bepalingen vaststellen om het mogelijk te maken dat deskundigen uit de lidstaten worden gedetacheerd naar de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

Artikel 9 Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en haar personeel.

Artikel 10 Aansprakelijkheid

1. De contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt geregeld door de wetgeving die van toepassing is op de relevante contractuele bepalingen.

2. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door haar personeelsleden bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt.

3. Alle betalingen door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC in verband met de aansprakelijkheid, bedoeld in de leden 1 en 2, en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en worden gedekt door de middelen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

Artikel 11 Bevoegdheid van het Hof van Justitie en toepasselijke wetgeving

1. Het Hof van Justitie is bevoegd om uitspraak te doen:

32. in elk geschil tussen de leden dat verband houdt met de inhoud van deze verordening en de in artikel 1 bedoelde statuten;

33. ingevolge alle arbitragebedingen in door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gesloten overeenkomsten en contracten;

34. in gevallen waarin overeenkomstig de artikelen 230 en 232 van het Verdrag beroep is ingesteld tegen de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, met inbegrip van besluiten van haar organen;

35. in geschillen over vergoeding van schade die door personeelsleden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC veroorzaakt wordt bij de uitoefening van hun taken.

2. Op alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of andere besluiten van het Gemeenschapsrecht zijn geregeld, is het recht van de staat waar de zetel van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zich bevindt, van toepassing.

Artikel 12 Verslaggeving, evaluaties en decharge

1. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een jaarlijks verslag in over de voortgang die de gemeenschappelijke onderneming ENIAC heeft gemaakt.

2. Uiterlijk op 31 december 2010 en op 31 december 2015 maakt de Commissie, met bijstand van onafhankelijke deskundigen, een tussentijdse evaluatie op van de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. Deze evaluatie heeft betrekking op de kwaliteit en efficiëntie van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en de voortgang in het bereiken van de doelstellingen. De Commissie deelt de conclusies daarvan, vergezeld van haar opmerkingen, mee aan de Raad en het Europees Parlement.

3. Eind 31 maart 2018 maakt de Commissie met bijstand van onafhankelijke deskundigen een eindevaluatie op van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. De resultaten van deze eindevaluatie worden ingediend bij het Europees Parlement en de Raad.

4. Decharge voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt, in het kader van een procedure als neergelegd in de financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, door het Europees Parlement verleend op aanbeveling van de Raad.

Artikel 13 Bescherming van de financiële belangen van de leden en fraudebestrijdingsmaatregelen

1. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC waakt erover, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd.

2. In het geval van onregelmatigheden behouden de leden zich het recht voor ten onrechte uitgegeven bedragen in te vorderen of alle latere bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC te verlagen of op te schorten.

3. Ten aanzien van de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van toepassing.

4. De Commissie en/of de Europese Rekenkamer kunnen/kan zo nodig controles ter plaatse uitvoeren bij de begunstigden van financiële middelen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC alsook bij de personen die verantwoordelijk zijn voor de toekenning van deze middelen. Daartoe zal de gemeenschappelijke onderneming ENIAC erop toezien dat subsidie-overeenkomsten en contracten voorzien in het recht van de Commissie en/of de Rekenkamer om de nodige controles uit te voeren en, indien onregelmatigheden aan het licht komen, afschrikkende en evenredige boetes op te leggen.

5. Het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) krijgt dezelfde bevoegdheden voor de gemeenschappelijke onderneming en het personeel daarvan als het heeft voor de Commissiediensten. Zodra de gemeenschappelijke onderneming is opgericht, treedt zij toe tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het OLAF i. De raad van bestuur keurt deze toetreding goed en stelt de nodige maatregelen vast om door het OLAF verrichte interne onderzoeken te vergemakkelijken.

Artikel 14 Vertrouwelijkheid

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC beschermt de gevoelige informatie waarvan openbaarmaking de belangen van haar leden zou kunnen schaden.

Artikel 15 Intellectuele eigendom

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC neemt regels aan die gelden voor de verspreiding en het gebruik van onderzoeksresultaten welke waarborgen dat, voor zover nodig, bij O&O-activiteiten op grond van deze verordening voortgebrachte intellectuele eigendom wordt beschermd en dat onderzoeksresultaten worden benut en verspreid.

Artikel 16 Voorbereidende activiteiten

De Commissie en AENEAS zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van alle voorbereidende activiteiten met het oog op de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC totdat de voor de werking ervan verantwoordelijke organen ten volle operationeel zijn.

Artikel 17 Ondersteuning door het gastland

Tussen de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en België wordt een gastheerschapsovereenkomst gesloten betreffende bureelruimte, voorrechten en immuniteiten en andere ondersteunende maatregelen die door België aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden verstrekt.

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING ENIAC

Artikel 1 Naam, locatie, duur, rechtspersoonlijkheid

1. De naam van de gemeenschappelijke onderneming luidt: 'gemeenschappelijke onderneming ENIAC'.

2. De onderneming heeft haar zetel in Brussel, België.

3. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt opgericht voor een periode die afloopt op 31 december 2017, te rekenen vanaf de dag van bekendmaking van deze statuten in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4. Deze periode kan worden verlengd via wijziging van deze statuten in overeenstemming met de bepalingen van artikel 22, rekening houdend met de voortgang die is gemaakt met het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en mits de financiële duurzaamheid is verzekerd.

5. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC heeft rechtspersoonlijkheid. In alle lidstaten van de Europese Gemeenschap bezit zij de ruimste rechtsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden.

Artikel 2Doelstellingen en taken

1. De doelstelling van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC is bij te dragen tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) en tot het thema 'informatie- en communicatietechnologieën' van het specifieke programma 'Samenwerking' tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013). Zij zal met name:

36. een 'onderzoeksagenda' vastleggen en ten uitvoer leggen voor de ontwikkeling van cruciale competenties voor nano-elektronica op verschillende toepassingsgebieden, teneinde het Europese concurrentievermogen en de duurzaamheid van de economie te versterken en het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te bevorderen. Activiteiten voor de tenuitvoerlegging van de onderzoeksagenda worden hierna "O&O-activiteiten" genoemd;

37. de tenuitvoerlegging van de O&O-activiteiten ondersteunen, met name door financiering toe te kennen aan deelnemers in projecten i die gelecteerd zijn op basis van vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

38. een publiek-privaat partnerschap bevorderen met het oog op het mobiliseren en samenbrengen van communautaire, nationale en particiuliere inspanningen, waardoor de totale investeringen voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van nano-elektronica worden verhoogd en de samenwerking tussen de publieke en particuliere sectoren wordt versterkt;

39. zorgen voor de efficiëntie en duurzaamheid van het GTI inzake nano-elektronica;

40. de synergie en coördinatie bewerkstelligen van de Europese O&O-inspanningen op het gebied van nano-elektronica, inclusief de geleidelijke integratie in de gemeenschappelijke onderneming ENIAC van verwante activiteiten op dit gebied die momenteel worden uitgevoerd in het kader van intergouvernementele stelsels voor onderzoek en ontwikkeling (EUREKA).

2. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC heeft onderstaande hoofdtaken:

41. zorgen voor het opzetten en op een duurzame wijze beheren van het GTI inzake nano-elektronica;

42. vastleggen en zo nodig wijzigen van het strategisch meerjarenplan, inclusief de onderzoeksagenda als bedoeld in artikel 13;

43. vastleggen en ten uitvoer leggen van de jaarlijkse plannen voor de uitvoering van het strategisch meerjarenplan als bedoeld in artikel 13;

44. uitnodigingen tot het indienen van voorstellen uitschrijven, projectvoorstellen evalueren en subsidies toekennen op basis van open, transparante en doeltreffende procedures, binnen de grenzen van de beschikbare middelen;

45. ontwikkelen van nauwe samenwerking en zorgen voor coördinatie met Europese, nationale en transnationale activiteiten, organisaties en betrokken partijen met het doel een vruchtbare innovatie-omgeving in Europa en betere synergieën en exploitatie van onderzoeks- en ontwikkelingsresultaten op het gebied van nano-elektronica tot stand te brengen;

46. bewaken van de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en aanbrengen van de nodige aanpassingen in het licht van de ontwikkelingen bij de tenuitvoerlegging;

47. beheren van communicatie en verspreiding van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC onverminderd geheimhoudingsverplichtingen;

48. publiceren van informatie over de projecten, met inbegrip van de naam van de deelnemers en de hoogte van de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

49. uitvoeren van alle andere activiteiten die nodig zijn om de in lid 1 genoemde doelstellingen te bereiken.

Artikel 3Leden

1. De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC (hierna 'de oprichtende leden' genoemd) zijn:

50. de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie;

51. [….. lidstaten …..];

52. de AENEAS-vereniging (hierna 'AENEAS' genoemd), een vereniging zonder winstoogmerk, geregistreerd overeenkomstig Frans recht (registratienr. …..) met zetel geregistreerd in Parijs (Frankrijk), die optreedt als vertegenwoordiger van de ondernemingen en andere O&O-organisaties op het gebied van nano-elektronica in Europa.

2. Op voorwaarde dat zij de in artikel 2, lid 1, genoemde doelstellingen onderschrijven, kunnen de volgende entiteiten toetreden tot de gemeenschappelijke onderneming ENIAC:

53. andere lidstaten en met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen;

54. alle niet tot de EU behorende landen of niet-kandidaat-lidstaten of niet-geassocieerde landen (hierna 'derde landen' genoemd) met een beleid en programma's voor O&O op het gebied van nano-elektronica;

55. elke andere juridische entiteit die in staat is op betekenisvolle wijze bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

3. De oprichtende leden en nieuwe leden als bedoeld in lid 2 worden hierna 'leden' genoemd.

4. De lidstaten en geassocieerde landen die lid zijn van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden hierna de 'ENIAC-lidstaten' genoemd. Elke ENIAC-lidstaat benoemt zijn vertegenwoordiger in de organen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en wijst de nationale entiteit of entiteiten aan die zal/zullen voldoen aan zijn/hun verplichtingen met betrekking tot de uitvoering van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

5. De ENIAC-lidstaten en de Commissie worden hierna de 'openbare instanties' van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC genoemd.

Artikel 4 Toetreding en wijziging van het lidmaatschap

1. Nieuwe aanvragen voor lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden overeenkomstig artikel 6, lid 2, onder a), gericht tot de raad van bestuur.

2. Lidstaten van de Europese Unie of geassocieerde landen die geen oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zijn, worden lid nadat zij de raad van bestuur in kennis hebben gesteld van hun schriftelijke aanvaarding van deze statuten en alle andere bepalingen die de functionering van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC regelen.

3. Aanvragen voor lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC door derde landen worden in overweging genomen door de raad van bestuur, die een aanbeveling zal richten tot de Commissie. De Commissie kan voorstellen om deze verordening bij de toetreding van het derde land te wijzigen afhankelijk van de succesvolle afronding van onderhandelingen met de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

4. Besluiten van de raad van bestuur over de toetreding van andere juridische entiteiten worden genomen of aanbevelingen van de raad van bestuur inzake de toetreding van derde landen als nieuwe leden worden gedaan op basis van de relevantie en potentiële toegevoegde waarde van de kandidaat voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

5. Elk lid kan terugtreden uit de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. Terugtreding wordt effectief en onomkeerbeer zes maanden na de kennisgeving aan de overige leden, waarna het voormalige lid wordt vrijgesteld van alle verplichtingen buiten diegene die al bestonden voordat het terugtrad.

Artikel 5 Organen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC

De organen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zijn:

56. de raad van bestuur;

57. de raad van openbare instanties;

58. het comité Industrie en Onderzoek;

59. de uitvoerend directeur.

Artikel 6Raad van bestuur

1. Samenstelling en besluitvormingsproces

60. De raad van bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de leden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en de voorzitter van het comité Industrie en Onderzoek.

61. Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC benoemt zijn vertegenwoordigers en een afgevaardigde die beschikt over het stemrecht van het lid binnen de raad van bestuur. De voorzitter van het comité Industrie en Onderzoek heeft geen stemrecht.

62. AENEAS en de openbare instanties beschikken over een gelijk aantal stemmen dat samen goed is voor ten minste 90% van het totale aantal stemmen. De initiële verdeling van de stemrechten is 50% voor AENEAS en 50% voor de openbare instanties.

63. De verdeling van de stemmen voor de openbare instanties wordt jaarlijks vastgelegd naargelang van de middelen die zij in de afgelopen twee begrotingsjaren hebben uitgetrokken voor projecten. De Commissie behoudt steeds een minimum van 10% van de stemmen.

64. In het eerste begrotingsjaar en in elk daaropvolgend begrotingsjaar waarin twee of minder ENIAC-lidstaten overheidsmiddelen hebben vastgelegd voor projecten in de afgelopen begrotingsjaren, beschikt de Commissie over een derde van de stemmen van de openbare instanties. De resterende twee derde van de stemmen wordt gelijkelijk verdeeld over de ENIAC-lidstaten.

65. Het stemrecht van elk nieuw lid dat geen lidstaat van de Europese Unie of geen geassocieerd land is, wordt door de raad van bestuur bepaald voordat dit lid toetreedt tot de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

66. Besluiten worden genomen met een meerderheid van ten minste 75% van de stemmen tenzij uitdrukkelijk anderszins bepaald in deze statuten. Bij alle besluiten van de raad van bestuur met betrekking tot het gebruik van de financiële bijdrage van de Gemeenschap, de methode voor de beoordeling van de bijdragen in natura, elke wijziging van deze statuten en elke wijziging van het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC beschikt de Gemeenschap over een vetorecht.

67. De vertegenwoordigers zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor activiteiten die zij in de hoedanigheid van vertegenwoordiger in de raad van bestuur opzetten.

2. Rol en taken

De raad van bestuur heeft de eindverantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van haar activiteiten.

De raad van bestuur is met name belast met het:

68. evalueren van nieuwe aanvragen voor lidmaatschap en het vaststellen of aanbevelen van wijzigingen in het lidmaatschap overeenkomstig artikel 4;

69. beslissen over de beëindiging van het lidmaatschap van elk lid dat zijn verplichtingen niet nakomt en het probleem niet heeft opgelost binnen een door de uitvoerend directeur vastgestelde redelijke termijn, onverminderd de bepalingen van het Verdrag die de naleving van het Gemeenschapsrecht verzekeren;

70. aannemen van het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC overeenkomstig artikel 12 van deze statuten;

71. goedkeuren en vaststellen van voorgestelde wijzigingen van de statuten overeenkomstig artikel 22;

72. aannemen van het strategisch meerjarenplan, inclusief de onderzoeksagenda;

73. toezicht op het geheel van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

74. toezicht op de voortgang bij de tenuitvoerlegging van het strategisch meerjarenplan;

75. aannemen van het jaarlijks tenuitvoerleggingsplan en de jaarlijkse begroting, inclusief de personeelsformatie;

76. aannemen van het jaarverslag en de jaarrekening en balans;

77. aanwijzen, ontslaan of vervangen van de uitvoerend directeur, geven van richtsnoeren voor de uitvoerend directeur en toezicht op de prestaties van de uitvoerend directeur;

78. nemen van de verantwoordelijkheid voor de passende uitvoering van de taak die bij artikel 185, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 aan de interne controleur van de Commissie wordt toevertrouwd;

79. aannemen van de nodige tenuitvoerleggingsmaatregelen voor het personeelsstatuut van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC overeenkomstig artikel 17;

80. oprichten van comités of werkgroepen om specifieke taken uit te voeren;

81. vaststellen van zijn reglement van orde overeenkomstig lid 3 van dit artikel;

82. toewijzen van alle taken die niet specifiek aan een van de organen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zijn toegewezen.

3. Reglement van orde

83. De raad van bestuur komt ten minste twee keer per jaar bijeen, normaliter op de zetel van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

84. De vergaderingen van de raad van bestuur worden voorgezeten door de voorzitter van het comité Industrie en Onderzoek.

85. Tenzij anderszins wordt bepaald door de raad van bestuur, neemt de uitvoerend directeur deel aan de vergaderingen.

86. Totdat de raad van bestuur zijn eigen reglement van orde heeft aangenomen, worden de vergaderingen bijeengeroepen door de Commissie.

87. Het quorum van de raad van bestuur bestaat uit de Commissie, AENEAS en ten minste drie ENIAC-lidstaten.

Artikel 7 Raad van de openbare instanties

1. Samenstelling en besluitvormingsproces

88. De raad van openbare instanties bestaat uit de openbare instanties van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

89. Elke openbare instantie benoemt haar vertegenwoordigers en een afgevaardigde die beschikt over het stemrecht in de raad van openbare instanties.

90. Een derde van de stemrechten in de raad van openbare instanties wordt toegewezen aan de Gemeenschap; de overige twee derde van de stemrechten wordt op jaarbasis toegewezen aan de andere leden van de raad van openbare instanties recht evenredig met hun financiële bijdrage aan de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor datzelfde jaar overeenkomstig artikel 10, lid 5, met een maximum voor elk lid van 50% van het totale aantal stemmen in deze raad.

91. Indien minder dan drie ENIAC-lidstaten aan de uitvoerend directeur mededeling hebben gedaan van hun financiële bijdrage overeenkomstig artikel 10, lid 5, beschikt de Gemeenschap over een derde van de stemmen, terwijl de overige twee derde gelijkelijk wordt verdeeld over de ENIAC-lidstaten.

92. Besluiten worden genomen met ten minste 60% van het totale aantal stemmen.

93. De vertegenwoordiger van de Gemeenschap heeft een vetorecht bij alle kwesties die verband houden met het gebruik van de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

2. Rol en taken

De raad van openbare instanties:

94. waakt erover dat de beginselen van eerlijkheid en transparantie naar behoren worden nagekomen bij de toewijzing van publieke middelen aan deelnemers in projecten;

95. stelt het jaarlijkse werkprogramma vast, op voorstel van het comité Industrie en Onderzoek, met inbegrip van de middelen die beschikbaar zijn voor de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

96. neemt het reglement van orde aan voor uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, voor de evaluatie en selectie van voorstellen en voor de monitoring van de projecten;

97. neemt, op voorstel van de vertegenwoordiger van de Gemeenschap, een besluit over de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aan de begroting voor uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

98. keurt de lancering van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen goed;

99. beslist op basis van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen over de selectie van projectvoorstellen die in aanmerking komen overheidsfinanciering;

100. neemt, op voorstel van de vertegenwoordiger van de Gemeenschap, een besluit over het percentage van de in artikel 15, lid 5, onder a), bedoelde financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aan deelnemers in projecten die in een bepaald jaar op basis van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen zijn geselecteerd;

101. stelt zijn reglement van orde vast overeenkomstig lid 3 van dit artikel.

3. Reglement van orde

102. De raad van openbare instanties komt ten minste twee keer per jaar bijeen, normaliter op de zetel van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

103. De raad van openbare instanties kiest zijn voorzitter.

104. Totdat de raad van openbare instanties zijn reglement van orde heeft aangenomen, worden de vergaderingen bijeengeroepen door de Commissie.

105. Het quorum van de raad van openbare instanties bestaat uit de Commissie en ten minste drie ENIAC-lidstaten.

Artikel 8 Comité Industrie en Onderzoek

1. Samenstelling

106. AENEAS wijst de leden van het comité Industrie en Onderzoek aan.

107. Het comité Industrie en Onderzoek bestaat uit niet meer dan 25 leden.

2. Rol en taken

Het comité Industrie en Onderzoek:

108. werkt een ontwerp van het strategisch meerjarenplan uit, inclusief de vaststelling en actualisering van de onderzoeksagenda, en dient dit plan ter goedkeuring in bij de raad van bestuur;

109. werkt een ontwerp van het jaarlijks werkprogramma uit, inclusief voorstellen voor de inhoud van door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC te publiceren uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

110. werkt voorstellen uit met betrekking tot de technologische, onderzoeks- en innovatiestrategie van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

111. werkt voorstellen uit voor activiteiten voor de totstandbrenging van open innovatie-omgevingen, de bevordering van de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen, de uitwerking van normen, op een transparante wijze en openstaand voor deelname, de internationale samenwerking, de verspreiding van resultaten en de public relations;

112. adviseert de andere organen over alle kwesties die verband houden met de planning van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's, het bevorderen van partnerships en het mobiliseren van middelen in Europa met het oog op het verwezenlijken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

113. wijst waar dat nodig is werkgroepen aan, onder de algemene coördinatie van één of meer leden van dit comité, met het oog op de verwezenlijking van bovengenoemde taken;

114. stelt zijn reglement van orde vast overeenkomstig lid 3 van dit artikel.

3. Reglement van orde

115. Het comité Industrie en Onderzoek komt ten minste twee keer per jaar bijeen.

116. Het comité Industrie en Onderzoek kiest een voorzitter.

117. Totdat het comité Industrie en Onderzoek zijn eigen reglement van orde heeft aangenomen, worden de vergaderingen bijeengeroepen door AENEAS.

Artikel 9 Uitvoerend directeur

1. De uitvoerend directeur is als hoogste uitvoerende functionaris belast met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en is de wettige vertegenwoordiger ervan. Hij/zij voert zijn/haar taken onafhankelijk uit en is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur. Wat het personeel betreft, oefent de directeur de bevoegdheden uit die zijn vervat in artikel 8, lid 2, van de Verordening van de Raad betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

2. Uit een lijst van door de Commissie voorgestelde kandidaten wijst de raad van bestuur de uitvoerend directeur aan voor een periode van maximaal 3 jaar. Na een evaluatie van de prestaties van de uitvoerend directeur, kan de raad van bestuur het mandaat eenmalig voor een duur van maximaal vier jaar verlengen.

3. De rol en de taken van de uitvoerend directeur zijn:

118. de voorbereiding, in samenwerking met het comité Industrie en Onderzoek, van het jaarlijks tenuitvoerleggingsplan en de jaarlijkse begroting en de indiening daarvan ter goedkeuring bij de raad van bestuur;

119. het toezicht op de algemene organisatie en uitvoering van alle activiteiten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het jaarlijks tenuitvoerleggingsplan binnen het kader en de regels van deze statuten en de daarop volgende door de raad van bestuur en de raad van openbare instanties vastgestelde besluiten;

120. de voorbereiding van het jaarverslag en de jaarrekening en balans en de indiening daarvan ter goedkeuring bij de raad van bestuur;

121. het ter goedkeuring aan de raad van bestuur voorleggen van voorstellen betreffende de interne functionering van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

122. het ter goedkeuring aan de raad van openbare instanties voorleggen van voorstellen betreffende het reglement van orde voor door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC te publiceren uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, met inbegrip van het desbetreffende evaluatie- en selectieproces voor projectvoorstellen;

123. het beheer van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, het evaluatie- en selectieproces met betrekking tot projectvoorstellen, het onderhandelingsproces met betrekking tot subsidie-overeenkomsten voor geselecteerde projectvoorstellen en de daarop volgende periodieke monitoring en follow-up van projecten, binnen het door de raad van openbare instanties verstrekte mandaat;

124. het sluiten van subsidie-overeenkomsten voor de uitvoering van de O&O-activiteiten als bedoeld in artikel 14 en 15 en van de dienstverlenings- en leveringscontracten ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC als bedoeld in artikel 16;

125. het goedkeuren van alle door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC te verrichten betalingen;

126. het vaststellen en uitvoeren van de nodige maatregelen en acties ter beoordeling van de vooruitgang die de gemeenschappelijke onderneming ENIAC boekt bij het verwezenlijken van haar doelstellingen, inclusief onafhankelijke monitoring en auditing om de doeltreffendheid en prestaties van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC te beoordelen;

127. het organiseren van projectevaluaties en technische audits voor de beoordeling van de resultaten van onderzoek en ontwikkeling en het rapporteren van de desbetreffende resultaten aan de raad van bestuur;

128. het uitvoeren van financiële audits, direct of via de nationale openbare instanties, betreffende de deelnemers aan projecten voor zover nodig, in overeenstemming met het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

129. het onderhandelen over de voorwaarden voor toetreding van nieuwe leden tot de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, namens en binnen het mandaat van de raad van bestuur;

130. het uitvoeren van alle verdere acties die noodzakelijk zijn voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC waarin niet was voorzien in het jaarlijks tenuitvoerleggingsplan, binnen de door de raad van bestuur vastgelegde grenzen en voorwaarden;

131. het bijeenroepen van vergaderingen van de raad van bestuur en van de raad van openbare instanties en het bijwonen van deze vergaderingen als waarnemer wanneer dit passend is;

132. het verstrekken van alle door de raad van bestuur opgevraagde informatie;

133. het voorleggen aan de raad van bestuur van zijn/haar voorstel(len) betreffende de organisatiestructuur van het secretariaat;

134. de volledige verantwoordelijkheid nemen voor de besluiten inzake het beheer van het personeel van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

135. het uitvoeren van risico-evaluatie en -beheersanalyses en het voorstellen aan de raad van bestuur van de nodige verzekeringen die de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moet nemen om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen.

4. Er wordt een onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur staand secretariaat opgericht om hem/haar te ondersteunen in al zijn/haar taken, onder meer:

136. secretariaatsondersteuning ten behoeve van de organen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

137. operationele ondersteuning van de evaluaties van voorstellen en de monitoring van projecten, inclusief ondersteuning bij de organisatie van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en de regeling van projectevaluaties en technische audits;

138. vaststelling en beheer van een geschikt intern controle- en boekhoudingssysteem;

139. financiële taken, inclusief de betaling van financiële bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aan deelnemers in projecten;

140. ondersteuning van communicatie-activiteiten zoals public relations, publicaties, verspreidingsactviteiten en organisatie van events;

141. beheren van de aanbestedingen betreffende de goederen-/dienstenbehoeften van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC overeenkomstig het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

5. De niet-financiële taken van het secretariaat mogen door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden uitbesteed aan externe dienstenleveranciers. De desbetreffende contracten worden gesloten op basis van de bepalingen van het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

Artikel 10 Financieringsbronnen

1. Alle middelen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden besteed aan de bevordering van de in artikel 2 van deze statuten genoemde doelstellingen.

2. De in de begroting ingeschreven middelen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC bestaan uit:

142. de bijdragen van de leden in de lopende kosten, met uitzondering van de kosten als bedoeld in lid 4, onder c);

143. een bijdrage van de Gemeenschap ter financiering van de O&O-activiteiten;

144. alle door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gegenereerde inkomsten;

145. alle andere bijdragen en inkomsten.

Alle interesten op de door haar leden betaalde bijdragen worden beschouwd als inkomsten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

3. Elke juridische entiteit die geen lid is, mag een bijdrage in natura of in geld leveren aan de middelen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC overeenkomstig de voorwaarden waarover de uitvoerend directeur namens en binnen het mandaat van de raad van bestuur heeft onderhandeld.

4. De lopende kosten i van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor de periode die afloopt op 31 december 2017, worden gedragen door haar leden:

146. AENEAS levert een bijdrage van maximaal 20 miljoen euro of maximaal 1% van de totale kosten van de projecten, naargelang wat het hoogste bedrag is, maar zonder een bedrag van 30 miljoen euro te overschrijden;

147. de Gemeenschap levert een bijdrage van maximaal 10 miljoen euro;

148. ENIAC-lidstaten leveren bijdragen in natura voor het dekken van de lopende kosten door de tenuitvoerlegging van projecten te vergemakkelijken en publieke middelen te verstrekken zoals bedoeld in artikel 14 en 15;

149. de bijdragen van de Gemeenschap en AENEAS worden beschikbaar gesteld in overeenstemming met de bepalingen van de relevante jaarlijkse begroting. Voorafbetalingen worden uitgevoerd naargelang van de financiële behoeften van de gemeenschappelijke onderneming.

5. De kosten van de O&O-activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor de periode die afloopt tot 31 december 2017, worden gedekt door:

150. een financiële bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 440 miljoen euro ter financiering van projecten;

151. financiële bijdragen van de ENIAC-lidstaten die in het totaal ten minste 1,8 maal de financiële bijdrage van de Gemeenschap bedragen. Deze bijdragen worden betaald door de projectdeelnemers overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 en 15. Jaarlijks, uiterlijk op een door de raad van bestuur te bepalen datum, delen de ENIAC-lidstaten de uitvoerend directeur de hoogte mee van hun nationale financiële verbintenissen voor de in datzelfde jaar door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC te lanceren uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, rekening houdend met de omvang van de naar aanleiding van deze uitnodigingen ondersteunde O&O-activiteiten;

152. bijdragen in natura van de in het relevante project betrokken O&O-organisaties die goed zijn voor hun aandeel in de kosten voor de tenuitvoerlegging van het project. De totale bijdrage van de O&O-organisaties gedurende de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moet ten minste gelijk zijn aan de bijdrage van de openbare instanties.

6. De financiële bijdrage van de leden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt betaald via voorafbetalingen in overeenstemming met het bepaalde in de jaarlijkse begroting.

7. Wanneer een lid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zijn verbintenissen op het gebied van de overeengekomen financiële bijdrage ten behoeve van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC niet nakomt, roept de uitvoerend directeur een vergadering van de raad van bestuur bijeen om te besluiten of de overige leden het lidmaatschap van het desbetreffende lid moeten intrekken, dan wel of andere maatregelen moeten worden genomen tot het lid zijn verbintenissen wél nakomt.

8. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC is eigenaar van alle activa die in het kader van de verwezenlijking van haar in artikel 2 genoemde doelstellingen door haar zijn gegenereerd of aan haar zijn overgedragen, tenzij anderszins gespecificeerd.

Artikel 11 Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 12Financieel reglement

1. Het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt vastgesteld door de raad van bestuur.

2. Het financieel reglement is gebaseerd op de beginselen van de financiële kaderregeling ien bevat met name bepalingen betreffende de planning en uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. Het financieel reglement kan afwijken van deze kaderregeling wanneer specifieke functioneringsbehoeften van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC dat noodzakelijk maken en na voorafgaande toestemming van de Commissie.

3. Decharge voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt, in het kader van een procedure als neergelegd in het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, door het Europees Parlement verleend op aanbeveling van de Raad.

Artikel 13 Planning en rapportering

1. In het strategisch meerjarenplan worden de strategie en de plannen voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, inclusief de onderzoeksagenda, gespecificeerd.

2. Het jaarlijks werkprogramma bevat een beschrijving van de werkingssfeer van en de begroting voor de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen die moeten worden gelanceerd om de onderzoeksagenda voor een bepaald jaar ten uitvoer te leggen.

3. In het jaarlijks tenuitvoerleggingsplan wordt het plan gespecificeerd voor de uitvoering van alle activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor een bepaald jaar, inclusief de geplande uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en acties die via aanbestedingen moeten worden uitgevoerd. De uitvoerend directeur stelt het jaarlijks tenuitvoerleggingsplan samen met de jaarlijkse begroting voor aan de raad van bestuur.

4. De jaarlijkse begroting: jaarlijks dient de uitvoerend directeur bij de raad van bestuur een voorontwerp van begroting in met een raming van de jaarlijkse uitgaven voor de komende twee jaar, met inbegrip van de personeelsformatie. Binnen deze raming worden de ramingen van inkomsten en uitgaven voor het eerste van deze twee begrotingjaren op zo gedetailleerde wijze opgesteld als voor de interne begrotingsprocedure van elk lid, wat de financiële bijdragen ervan aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC betreft, noodzakelijk is. De uitvoerend directeur verstrekt aan de raad van bestuur alle aanvullende informatie die daartoe noodzakelijk is.De leden van de raad van bestuur delen aan de uitvoerend directeur hun opmerkingen over het voorontwerp van begroting en met name over de ramingen van de middelen en uitgaven voor het volgende jaar mee. Rekening houdend met de van de leden van de raad van bestuur ontvangen opmerkingen, stelt de uitvoerend directeur in samenwerking met het comité Industrie en Onderziek de ontwerp-begroting voor het volgende jaar op. Vóór 1 september van elk jaar dient de uitvoerend directeur de jaarlijkse begroting ter goedkeuring in bij de raad van bestuur.De jaarlijkse begroting en het jaarlijkse tenuitvoerleggingsplan voor een bepaald jaar worden door de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC uiterlijk op 31 oktober van het voorafgaande jaar aangenomen.

5. In het jaarverslag wordt de vooruitgang gepresenteerd die de gemeenschappelijke onderneming ENIAC in elk kalenderjaar heeft geboekt, met name wat de tenuitvoerlegging van het strategisch meerjarenplan en het jaarlijks tenuitvoerleggingsplan voor dat jaar betreft.Het jaarverslag wordt samen met de jaarrekening en de balans door de uitvoerend directeur gepresenteerd.

6. Binnen twee maanden na afloop van elk begrotingsjaar worden de voorlopige rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming bij de Commissie en de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen ("de Rekenkamer") ingediend. De Rekenkamer maakt uiterlijk op 15 juni na afloop van elk begrotingsjaar haar opmerkingen met betrekking tot de voorlopige rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming bekend.

7. De jaarrekening over het begrotingsjaar wordt in het daaropvolgende jaar aan de rekenplichtige van de Commissie gezonden binnen de in de financiële kaderregeling vastgestelde termijnen, zodat de rekenplichtige van de Commissie deze in de jaarrekening van de Europese Gemeenschap kan consolideren. De jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming moet worden opgesteld en gecontroleerd volgens de communautaire boekhoudregels die door de rekenplichtige van de Commissie zijn vastgesteld.

Artikel 14 Tenuitvoerlegging van O&O-activiteiten

1. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC ondersteunt onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten via vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, onafhankelijke evaluatie en selectie van voorstellen, toewijzing van openbare middelen voor geselecteerde voorstellen en financiering van projecten.

2. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC sluit subsidie-overeenkomsten af met deelnemers aan projecten met het oog op de uitvoering van deze projecten. Deze subsidie-overeenkomsten verwijzen naar en steunen op, wanneer passend, overeenkomstige nationale subsidie-overeenkomsten als bedoeld in artikel 15, lid 5, onder b).

3. Teneinde de tenuitvoerlegging van projecten en de toewijzing van openbare middelen mogelijk te maken, komt de gemeenschappelijke onderneming ENIAC administratieve regelingen overeen met de voor dat doel door de ENIAC-lidstaten aangewezen nationale entiteiten, overeenkomstig de beginselen van het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

4. Lidstaten van de Europese Unie en geassocieerde landen die geen lid zijn van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC kunnen soortgelijke regelingen treffen met de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

5. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC legt de procedures vast voor de supervisie over en het toezicht op de O&O-activiteiten, inclusief bepalingen voor de monitoring en technische auditing van projecten. De ENIAC-lidstaten eisen geen aanvullende monitorings- en technische auditverslagen bovenop die welke worden geëist door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

Artikel 15 Financiering van projecten

1. De openbare financiering ten behoeve van projectdeelnemers bestaat uit de nationale financiële bijdragen van de ENIAC-lidstaten en/of de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. Overheidssteun in het kader van dit initiatief laat de procedurele en materiële staatssteunregels, wanneer van toepassing, onverlet.

2. In de door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gelanceerde en gepubliceerde uitnodigingen tot het indienen van voorstellen wordt de totaalbegroting voor elke uitnodiging vermeld. In deze begroting worden de bedragen vermeld die op nationaal niveau door elke ENIAC-lidstaat zijn vastgelegd, alsook het bedrag dat is gepland als financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. In de uitnodiging worden de evaluatiecriteria op basis van de doelstellingen van de uitnodiging aangegeven.

3. Tenzij de raad van openbare instanties op voorstel van de vertegenwoordiger van de Gemeenschap anderszins beslist, is de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aan de begroting van elke uitnodiging equivalent aan 55% van het totale bedrag dat door de ENIAC-lidstaten is toegezegd.

4. Evaluatie en selectie van voorstellen

153. Door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gelanceerde uitnodigingen tot het indienen van voorstellen staan open voor kandidaten die gevestigd zijn in ENIAC-lidstaten en in elke andere lidstaat van de Europese Unie of in geassocieerde landen.

154. Consortia van deelnemers aan projectvoorstellen die zijn ingediend in reactie op deze uitnodigingen moeten ten minste drie onderling onafhankelijke entiteiten i omvatten die gevestigd zijn in ten minste drie ENIAC-lidstaten.

155. Tijdens het evaluatie- en selectieproces wordt erover gewaakt dat bij de toekenning van de publieke middelen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC de beginselen van uitmuntendheid en concurrentie in acht worden genomen i.

156. Na de evaluatie van de voorstellen stelt de raad van openbare instanties een gerangschikte lijst van voorstellen op, op basis van duidelijke evaluatiecriteria en hun gezamenlijke bijdrage tot het bereiken van de doelstellingen van de uitnodiging.

157. De raad van openbare instanties neemt een besluit over de selectie van de voorstellen en de toewijzing van publieke financiering aan de geselecteerde voorstellen tot de grens van de beschikbare begroting is bereikt, rekening houdend met de nationale criteria om in aanmerking te komen. Dit besluit is bindend en definitief voor ENIAC-lidstaten.

5. Financiering van projecten

158. De financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aan deelnemers in projecten bestaat uit een vast percentage van de totale kosten i van de uitvoering van het project. Dit percentage wordt jaarlijks vastgelegd door de raad van openbare instanties en kan maximaal 16,7% bedragen. Dit percentage moet gelijk zijn voor alle deelnemers in een op basis van een uitnodiging tot het indienen van voorstellen geselecteerd project.

159. ENIAC-lidstaten sluiten subsidie-overeenkomsten met deelnemers in projecten overeenkomstig hun nationale regels, met name wat de criteria om in aanmerking te komen en andere financiële en wettelijke eisen betreft. Wanneer van toepassing worden de nationale financiële bijdragen van ENIAC-lidstaten direct betaald aan de deelnemers in projecten overeenkomstig de nationale subsidie-overeenkomsten. De ENIAC-lidstaten spannen zich maximaal in om de sluiting van subsidie-overeenkomsten te synchroniseren en de toegezegde financiële steun tijdig vrij te maken.

Artikel 16 Dienstverlenings- en leveringscontracten

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC stelt alle passende procedures en mechanismen vast voor de uitvoering van, de supervisie over en het toezicht op de dienstverlenings- en leveringscontracten die noodzakelijk zijn voor de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

Artikel 17Personeelsmiddelen

1. De personeelsformatie wordt elk jaar vastgesteld in een lijst van het aantal ambten, die in de jaarlijkse begroting wordt opgenomen.

2. De personeelsleden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zijn tijdelijke en contractuele functionarissen en hebben arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, eenmaal verlengbaar tot een maximumtermijn van zeven jaar.

3. Alle personeelskosten komen ten laste van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

4. Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC of het gastland mag de uitvoerend directeur voorstellen om leden van zijn personeel te detacheren bij het secretariaat van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

Artikel 18 Aansprakelijkheid, verzekering

1. De contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt geregeld door de relevante contractuele bepalingen en door de wetgeving die van toepassing is op het contract in kwestie.

2. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door haar personeelsleden bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt.

3. Alle betalingen door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC in verband met de aansprakelijkheid, bedoeld in de leden 1 en 2, en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en worden gedekt door de middelen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

4. Alleen de gemeenschappelijke onderneming ENIAC kan op haar verplichtingen worden aangesproken.

5. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC draagt geen verantwoordelijkheid voor de financiële verplichtingen van haar leden. Zij kan niet aansprakelijk worden gesteld wanneer een ENIAC-lidstaat verzuimt zijn verplichtingen, resulterend uit een door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gelanceerde uitnodiging tot het indienen van voorstellen, na te komen.

6. De leden zijn niet aansprakelijk voor de financiële verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. De financiële aansprakelijkheid van de leden is een interne aansprakelijkheid uitsluitend ten opzichte van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en is beperkt tot de verbintenis van de leden om bij te dragen tot de middelen als bepaald in artikel 10, lid 2.

7. De financiële aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor haar schulden is beperkt tot de bijdragen van de leden in de lopende kosten als bepaald in artikel 10, lid 2.

8. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC neemt een afdoende verzekering en houdt die aan.

Artikel 19Belangenconflicten

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC vermijdt belangenconflicten bij de uitvoering van haar activiteiten.

Artikel 20 Bescherming van de financiële belangen

1. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC voert ter plaatse controles en financiële verificaties uit bij de ontvangers van openbare financiering door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. Deze controles en verificaties kunnen worden uitgevoerd, hetzij direct door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, hetzij door de ENIAC-lidstaten namens de gemeenschappelijke onderneming.

2. De Commissie en de Europese Rekenkamer kunnen zo nodig controles ter plaatse uitvoeren bij de begunstigden van financiële middelen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC alsook bij de personen die verantwoordelijk zijn voor de toekenning van deze middelen. Daartoe zal de gemeenschappelijke onderneming ENIAC erop toezien dat subsidie-overeenkomsten en contracten voorzien in het recht van de Commissie en de Rekenkamer om de nodige controles uit te voeren en, indien onregelmatigheden aan het licht komen, afschrikkende en evenredige boetes op te leggen.

3. Het bij Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie opgerichte Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) krijgt dezelfde bevoegdheden voor de gemeenschappelijke onderneming en het personeel daarvan als het heeft voor de Commissiediensten. Zodra de gemeenschappelijke onderneming is opgericht, treedt zij toe tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door het OLAF. De raad van bestuur keurt deze toetreding goed en stelt de nodige maatregelen vast om door het OLAF verrichte interne onderzoeken te vergemakkelijken.

Artikel 21Liquidatie

1. Aan het einde van de in artikel 1, lid 3, bedoelde periode wordt de gemeenschappelijke onderneming ENIAC geliquideerd.

2. De liquidatieprocedure wordt automatisch opgestart wanneer de Commissie zich terugtrekt uit de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

3. Voor de uitvoering van de procedure van de liquidatie van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, benoemt de raad van bestuur een of meer liquidateurs die handelen volgens de door de raad van bestuur verstrekte instructies.

4. Wanneer de gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt geliquideerd, geeft zij alle praktische hulpmiddelen die haar overeenkomstig de gastheerschapsovereenkomst van artikel 24 door het gastland ter beschikking waren gesteld, aan het gastland terug.

5. Wanneer alle praktische hulpmiddelen zijn behandeld op de wijze als bedoeld in lid 4, worden verdere activa gebruikt ter dekking van de verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en de liquidatiekosten. Elk overschot of tekort wordt verdeeld over, respectievelijk opgebracht door, de op het moment van de liquidatie bestaande leden in verhouding tot hun werkelijke totale bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

6. Overblijvende activa worden verdeeld over de op het moment van de liquidatie bestaande leden in verhouding tot hun werkelijke totale bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

7. Er wordt een procedure ad hoc opgezet om een passend beheer van alle door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gesloten subsidie-overeenkomsten en dienstverlenings- en leveringscontracten met een looptijd die de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC overschrijdt, te waarborgen.

Artikel 22Wijziging van de statuten

1. Deze statuten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden van kracht na hun goedkeuring door de oprichtende leden op de eerste vergadering van de raad van bestuur.

2. Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC kan bij de raad van bestuur een voorstel indienen tot wijziging van de statuten.

3. Voorstellen tot wijziging van de statuten worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 door de raad van bestuur besproken en ter besluit bij de Commissie ingediend.

4. Onverlet lid 3 wordt elke wijziging die wordt voorgesteld met betrekking tot artikel 1, lid 3, artikel 4, lid 3, artikel 10, lid 4, onder b), en artikel 10, lid 5, onder a), beschouwd als een essentiële wijziging die moet worden goedgekeurd via een herziening van deze verordening.

5. Voorstellen tot wijziging van de statuten van AENEAS worden ten minste vijfenveertig dagen voor de vaststelling ervan ter kennis gebracht van de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

Artikel 23 Beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten

1. De doelstelling van het beleid inzake de intellectuele-eigendomsrechten als omschreven in dit artikel is het voortbrengen en exploiteren van kennis te bevorderen, een billijke verdeling van de desbetreffende rechten te bewerkstelligen, innovatie te belonen en een brede deelname van private en publieke entiteiten in projecten te bereiken.

2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

160. 'informatie', alle tekeningen, specificaties, foto's, stalen, modellen, processen, procedures, instructies, software, verslagen, papers of andere technische en/of commerciële informatie, knowhow, gegevens of documenten van allerlei aard, inclusief mondelinge informatie, die geen inhoud vormen welke beschermd is door 'intellectuele-eigendomsrechten' (IER);

161. 'intellectuele-eigendomsrechten' (IER), alle intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van octrooien, gebruiksmodellen en gebruikscertificaten, industriële ontwerprechten, auteursrechten, fabrieksgeheimen, database-rechten, topografierechten voor halfgeleiderproducten, alsook alle registraties, toepassingen, verdelingen, voortzettingen, herevaluaties, vernieuwingen of verlengingen van het bovenstaande, exclusief handelsmerken en handelsnamen;

162. 'bestaande informatie', alle informatie die op de effectieve datum van sluiting van de relevante projectovereenkomst in het bezit is van of gecontroleerd wordt door een deelnemer in het project, of waarvan de eigendom of controle door een deelnemer in het project is verworven als resultaat van activiteiten buiten het kader van het project;

163. 'bestaande IER', alle IER die op de effectieve datum van de relevante projectovereenkomst in het bezit zijn van of worden gecontroleerd door een deelnemer in het project, of waarvan de eigendom of controle gedurende de looptijd van de desbetreffende projectovereenkomst is verworven als resultaat van activiteiten buiten het kader van het project;

164. "bestaande I&R", bestaande informatie plus bestaande IER (I&R = Informatie en Rechten);

165. 'nieuwe informatie', alle informatie die is voortgebracht als resultaat van activiteiten welke in het kader van het relevante project zijn uitgevoerd, zoals gespecificeerd in de desbetreffende projectovereenkomst;

166. 'nieuwe IER', alle IER die is voortgebracht als resultaat van activiteiten welke in het kader van het relevante project zijn uitgevoerd, zoals gespecificeerd in de desbetreffende projectovereenkomst;

167. "nieuwe I&R", nieuwe informatie plus nieuwe IER;

168. 'toegangsrechten', niet-exclusieve licenties en gebruikersrechten voor nieuwe of bestaande I&R, waarbij dit niet het recht omvat tot het verlenen van een sub-licentie tenzij anderszins overeengekomen in de projectovereenkomst;

169. 'noodzakelijk', in technische zin essentieel voor de tenuitvoerlegging van het project en/of het gebruik van nieuwe I&R en waarbij, wanneer er intellectuele-eigendomsrechten bij betrokken zijn, toegangsrechten moeten worden verleend om een inbreuk op die eigendomsrechten te voorkomen;

170. 'gebruik', de ontwikkeling, totstandbrenging en marketing van een product of procédé, of het ontwikkelen en leveren van een dienst als eventueel nader omschreven in de relevante projectovereenkomst;

171. 'verspreiding', de bekendmaking van nieuwe I&R door alle geschikte middelen, anders dan resulterend uit de formaliteiten van bescherming van die I&R, inclusief de publicatie van nieuwe I&R in ongeacht welk medium;

172. 'projectovereenkomst', een overeenkomst tussen de deelnemers in projecten waarin alle of een deel van de voorwaarden worden neergelegd die voor hen voor een specifiek project gelden, zoals een projectconsortiumovereenkomst, en die onbeperkte toegangsrechten omvat in overeenstemming met dit artikel;

173. 'overdrachtsvoorwaarden', financiële voorwaarden welke een waarde hebben die lager ligt dan de billijke en redelijke voorwaarden die normaliter de kosten zijn voor het verlenen van toegangsrechten.

3. Onverlet de mededingingsregels van de Gemeenschap wordt de intellectuele eigendom in projecten geregeld op basis van de volgende beginselen:

3.1. Eigendom

3.1.1. De gemeenschappelijke onderneming bezit alle materiële en immateriële activa die met haar eigen middelen worden voortgebracht of aan haar worden overgedragen met het oog op de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, tenzij anderszins gespecificeerd.

3.1.2. Onverlet de bovenstaande bepalingen houdt de gemeenschappelijke onderneming ENIAC geen in projecten voortgebrachte informatie of IER in.

3.1.3. Iedere deelnemer in een project blijft de eigenaar van zijn bestaande I&R. De deelnemers mogen de bestaande I&R die noodzakelijk is voor de doeleinden van een project van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC in een schriftelijke projectovereenkomst omschrijven en mogen, wanneer passend, bepaalde specifieke bestaande I&R uitsluiten.

3.1.4. Nieuwe I&R die voortkomt uit werkzaamheden die in het kader van projecten worden uitgevoerd, zijn de eigendom van de deelnemers die het werk hebben verricht dat tot de nieuwe I&R heeft geleid overeenkomstig de regeling die is omschreven in de subsidie- en projectovereenkomsten en de in dit artikel neergelegde beginselen.

3.2. Toegangsrechten

3.2.1. Projectdeelnemers in eenzelfde project sluiten onderling een projectovereenkomst die onder meer een regeling inhoudt van de toegangsrechten die overeenkomstig dit artikel moeten worden verleend. De projectdeelnemers kunnen zelf de bestaande I&R omschrijven die noodzakelijk is voor dit project en kunnen, wanneer dat passend is, overeenkomen bepaalde specifieke bestaande I&R uit te sluiten.

3.2.2. Toegangsrechten tot bestaande I&R worden verleend aan andere deelnemers in hetzelfde project indien dit voor deze andere deelnemers noodzakelijk is om hun eigen werkzaamheden in het kader van het project uit te voeren, mits de eigenaar gerechtigd is dergelijke rechten toe te kennen. De toegangsrechten worden verleend overeenkomstig door de betrokken projectdeelnemers overeen te komen overdrachtsvoorwaarden, tenzij anderszins door alle deelnemers is overeengekomen in de projectovereenkomst.

3.2.3. Toegangsrechten tot nieuwe I&R worden verleend aan andere deelnemers in hetzelfde project indien dit voor deze andere deelnemers noodzakelijk is om hun eigen werkzaamheden in het kader van het project uit te voeren. Dergelijke toegangsrechten worden verleend op kosteloze, niet-exclusieve en niet-overdraagbare basis.

3.2.4. De deelnemers in eenzelfde project krijgen toegangsrechten tot bestaande I&R wanneer dit noodzakelijk is voor het gebruik van hun eigen nieuwe I&R, mits de eigenaar van de bestaande I&R gerechtigd is deze rechten toe te kennen. Dergelijke toegangsrechten worden verleend op niet-exclusieve basis onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden.

3.2.5. De deelnemers in eenzelfde project krijgen toegangsrechten tot nieuwe I&R wanneer dit noodzakelijk is voor hun eigen gebruik. Dergelijke toegangsrechten worden verleend op niet-overdraagbare en niet-exclusieve basis, hetzij kosteloos, hetzij onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden.

3.2.6. Op voorwaarde dat alle betrokken eigenaars hun instemming hebben gegeven, worden toegangsrechten tot nieuwe I&R aan derden verleend met het oog op verdere onderzoeksactiviteiten, onder overeen te komen billijke en redelijke voorwaarden.

3.3. Bescherming, gebruik en verspreiding

3.3.1. Wanneer een winstgevende exploitatie van nieuwe I&R mogelijk is, (i) zorgt de eigenaar ervan voor een passende en doeltreffende bescherming, met inachtneming van de eigen legitieme belangen, met name de commerciële belangen, en die van de overige deelnemers in het project, en (ii) benut de eigenaar die nieuwe I&R of zorgt hij ervoor dat die wordt benut.

3.3.2. Iedere deelnemer waakt erover dat de nieuwe I&R waarvan hij de eigenaar is, onverwijld wordt verspreid.

3.3.3. Alle verspreidingsactiviteiten moeten verenigbaar zijn met de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, vertrouwelijkheidsverplichtingen en de legitieme belangen van de eigenaars van de nieuwe I&R.

3.3.4. Bij een verspreidingsactiviteit met betrekking tot bestaande of nieuwe I&R of vertrouwelijke informatie die de eigendom is van andere deelnemers in eenzelfde project of met betrekking tot andere gegevens of informatie die vermengd is met bestaande of nieuwe I&R of vertrouwelijke informatie van die andere deelnemers, wordt daarvan een voorafgaande kennisgeving gedaan aan die andere deelnemers. Wanneer zijn legitieme belangen in verband met nieuwe of bestaande I&R bij een dergelijke verspreidingsactiviteit kunnen worden geschaad, kan elk van die overige deelnemers binnen 45 dagen volgende op die kennisgeving schriftelijk bezwaar aantekenen . In dergelijke gevallen mag de verspreidingsactiviteit uitsluitend plaatsvinden indien de nodige maatregelen zijn getroffen om deze legitieme belangen te beschermen.

3.3.5. Alle publicaties, alle octrooiaanvragen die door of namens een deelnemer zijn geregistreerd of alle andere vormen van verspreiding van nieuwe I&R, bevatten een verklaring dat die nieuwe I&R is voortgebracht met financiële steun van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. Alle verspreidingsactiviteiten moeten verenigbaar zijn met de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, de vertrouwelijkheidsverplichtingen en de legitieme belangen van de eigenaars van de nieuwe I&R.

3.4. Overdracht

3.4.1. Wanneer een deelnemer de eigendom van nieuwe I&R overdraagt, draagt hij tevens zijn verplichtingen met betrekking tot dergelijke nieuwe I&R over aan de verkrijger, inclusief de verplichting om deze verplichtingen over te dragen aan een daarop volgende verkrijger. Tot deze verplichtingen behoren de verplichtingen met betrekking tot het verlenen van toegangsrechten en met betrekking tot verspreiding en gebruik.

3.4.2. Onverlet zijn geheimhoudingsverplichtingen stelt een projectdeelnemer die zijn verplichting om toegangsrechten te verlenen moet overdragen, de overige deelnemers ten minste 45 dagen van te voren op de hoogte van deze geplande overdracht i, samen met voldoende informatie over de nieuwe eigenaar van de nieuwe I&R om het voor de overige deelnemers mogelijk te maken hun toegangsrechten uit te oefenen. Na deze kennisgeving kan elke andere deelnemer binnen 30 dagen of binnen een andere schriftelijk overeengekomen termijn bezwaar aantekenen tegen een geplande overdracht van eigendom wanneer die overdracht een negatief effect zou hebben op zijn toegangsrechten. Wanneer een van de overige deelnemers aantoont dat zijn toegangsrechten worden geschaad, kan de geplande overdracht niet plaatsvinden tot er een overeenkomst is bereikt tussen de betrokken deelnemers.

Artikel 24 Overeenkomst met het gastland

Tussen de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en het gastland wordt een gastheerschapsovereenkomst gesloten.

Artikel 25Toepasselijk recht

Op alle aangelegenheden die niet bij deze statuten of andere besluiten van het Gemeenschapsrecht zijn geregeld, is het recht van de staat waar de zetel van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zich bevindt, van toepassing.

FINANCI EEL MEMORANDUM

1. BENAMING VAN HET VOORSTEL:

Verordening van de Raad betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

2. ABM/ABB-KADER

Betrokken beleidsterrein(en) en bijbehorende activiteit(en):

Onderzoek en technologische ontwikkeling: zevende kaderprogramma

3. BEGROTINGSONDERDELEN

3.1. Begrotingsonderdelen inclusief omschrijving: 09 04 01 30 'Onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten van het GTI ENIAC' 09 04 01 40 'Ondersteunende uitgaven voor het GTI ENIAC'

3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen: De gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt naar verwachting bij verordening van de Raad in het najaar van 2007 opgericht voor een initiële periode die afloopt op 31 december 2017.

3.3. Begrotingskenmerken:

Begrotings-onderdeel Soort uitgave Nieuw Bijdrage EVA Bijdragen kandidaat-lidstaten Rubriek financiële vooruitzichten

09. Niet-verplicht Gesplitst JA JA JA Nr. [1A]

09. Niet-verplicht Niet-gesplitst JA JA JA Nr. [1A]

4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

4.1. Financiële middelen

4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BA)

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Soort uitgave Punt nr. Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar 2012 e.v. Totaal

Beleidsuitgaven i

Vastleggingskredieten (VK) 8. A 41, 68,

Betalingskredieten (BK) i B 13, 32, 73, 265,

Administratieve uitgaven i binnen het referentiebedrag i

Technische & administratieve bijstand (niet-gesplitste kredieten, NGK) 8.2. C 1, 1,

TOTAAL REFERENTIEBEDRAG i

Vastleggingskredieten A+c

Betalingskredieten B+c 15, 34, 56, 75, 268,

Administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen i

Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) 8.2. D 0, 0, 0, 0, 0, 2, 3,

Administratieve uitgaven, andere dan personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven, niet in het referentiebedrag begrepen (NGK) 8.2. E 0, 0, 0, 0, 0, 0, 0,

Totale indicatieve kosten van de maatregel …

TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven A+c+d+e 0, 43, 57, 70, 87, 195, 453,

TOTAAL BA inclusief personeelsuitgaven B+c+d+e 0, 15, 34, 56, 76, 270, 453,

Mede

financiering



AENEAS (vereniging van ondernemingen en andere O&O-organisaties) zal bijdragen in de lopende kosten i (niet-O&O) van de gemeenschappelijke onderneming tot maximaal 20 miljoen euro of 1% van de totale O&O-uitgaven, naargelang wat het hoogste bedrag is, maar zonder een bedrag van 30 miljoen euro te overschrijden. In onderstaande tabel wordt ervan uitgegaan dat de totale kosten zullen oplopen tot 3 miljard euro. De bijdrage van de Gemeenschap in de lopende kosten bedraagt maximaal 10 miljoen euro (zie 8.2.4).

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Medefinancieringsbron Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar 2012 e.v. To-taal

AENEAS F 0, 4, 15,

TOTAAL VK inclusief medefinanciering A+c+d+e+f 0, 45, 60, 74, 92, 210, 483,

Voorts zullen de lidstaten van de gemeenschappelijke onderneming op nationaal niveau een jaarlijkse bijdrage leveren voor de financiering van door de gemeenschappelijke onderneming opgezette O&O-projecten. Deze aanvullende middelen worden geraamd op ten minste 1,8 maal de beleidsuitgaven als vermeld in punt 4.1.1 bedragen, i.e. ten minste 792 miljoen euro in het geheel van de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming.

De organisaties die deelnemen in O&O-projecten, geselecteerd op basis van door de gemeenschappelijke onderneming uitgeschreven uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, dragen in natura bij aan deze projecten; de waarde van deze bijdrage zal worden geëvalueerd en zal naar verwachting ten minste 1 232 miljoen euro bedragen.

4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering

x Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

x Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

4.2. Personele middelen in voltijdequivalenten, VTE (ambtenaren, tijdelijk en extern personeel) – zie punt 8.2.1.

Jaarlijkse behoeften Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar 2012 e.v. (gem.)

Totale personele middelen in VTE 0, 19,

5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien Opzetten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC als publiek-privaat partnerschap en leveren van de communautaire bijdrage aan de middelen daarvan.

5.2. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie De gemeenschappelijke onderneming ENIAC zal een geïntegreerd O&O-programma uitvoeren met het oog op cruciale technologische en industriële doelstellingen. Er is een grote meerwaarde, aangezien:

- het communautaire optreden een nieuw wettelijk kader tot stand brengt waarin communautaire en nationale fondsen gecombineerd kunnen worden voor de medefinanciering van O&O-projecten samen met de particuliere sector. Aangezien een dergelijke medefinanciering in de huidige situatie onmogelijk was, is dit een aanmerkelijke institutionele innovatie;

- nationale en communautaire begrotingen hierdoor worden afgestemd op gemeenschappelijke O&O-doelstellingen en de desbetreffende middelen overeenkomstig procedures op Europees niveau worden toegewezen. Dat is een grote vooruitgang voor de Europese onderzoeksruimte;

- het voorgestelde mechanisme de doeltreffendheid van het Europese O&O aanzienlijk versterkt in vergelijking met het huidige intergouvernementele proces van financiering van projecten uit verschillende nationale bronnen (zie bijvoorbeeld in Eureka) en uit het kaderprogramma;

- hierdoor stimulansen worden gegeven voor de overheids- en particuliere sectoren om hun investeringen in O&O aan te zwengelen en zo de Barcelona-doelstelling van 3% van het Europese BBP naar investeringen in onderzoek en technologische ontwikkeling dichterbij te brengen.

De voor dit doel gereserveerde beleidsuitgaven van de Gemeenschap vormen een kleine fractie van de totale begroting voor het zevende kaderprogramma (450:50521 = 0,89%) en van het ICT-thema daarin (5,2%).

5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM De tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief (GTI) op dit gebied is reeds opgenomen in het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling en in het specifieke programma 'Samenwerking' daarvan. Bovendien heeft de raad (concurrentievermogen) reeds vaak gewezen op het potentieel van het GTI-concept  i en heeft hij de Commissie recentelijk verzocht om voorstellen in te dienen voor het opzetten van 'gezamenlijke technologie-initiatieven die al voldoende voorbereid zijn'  i . Beleidsdoelstellingen die verband houden met deze operationele doelstelling, zijn:

174. invoering van een rechtsgrondslag die het voor de eerste maal mogelijk maakt om nationale, EU- en particuliere investeringen te combineren binnen een samenhangend kader;

175. opvoeren van het O&O-investeringstempo en zorgen voor sneller onderzoek naar innovatie op belangrijke leidende markten in Europa door stimulansen te leveren voor de lidstaten en de industrie om hun O&O-uitgaven te verhogen. Dit is één van de centrale elementen van de beleidsstrategie van de Commissie voor het jaar 2006 i en vormt een antwoord op de 3%-actieplannen en de daarmee verband houdende conclusies van de Europese Raden en de vergaderingen van de Raad (concurrentievermogen) i.

Als de technologische en economische doelstellingen van het GTI kunnen worden bereikt, zal dit aanzienlijk bijdragen tot het concurrentievermogen van de Europese industrie en grote economische en maatschappelijke baten opleveren. Deze doelstellingen zijn derhalve volledig consistent met de herziene Lissabon-strategie en de strategie voor duurzame groei en werkgelegenheid.

Voorts dragen de wetgevingsvoorstellen in kwestie bij tot actie 7 van het strategische i2010-initiatief. De werkzaamheden voor de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC vielen onder het AMP van DG INFSO, meer bepaald onder de doelstellingen 8 en 10 (ABB-code 0904).

Wat de input en de verwachte output, resultaten en effecten betreft, kunnen de volgende elementen worden aangestipt:

De input van de Commissie zijn de in punt 4.1 vermelde middelen.

De output wordt gevormd door de door de gemeenschappelijke onderneming opgezette O&O-projecten.

De volgende resultaten worden verwacht:

- Opwekken van financiële middelen en integratie van nationale inspanningen . Door stimulansen te leveren voor de industrie en de lidstaten zal extra nationale steun worden aangetrokken en zal een spoorslag worden gegeven aan financiering door de industrie. Indicatoren : (i) aantal landen dat zich ertoe verbindt middelen voor de gemeenschappelijke onderneming vrij te maken; (ii) vastleggings- en betalingskredieten overeenkomstig het bepaalde in punt 4.1.1; (iii) nationale middelen die zijn vastgelegd voor en besteed worden aan door de gemeenschappelijke onderneming geselecteerde projecten; (iv) middelen die door de industrie zijn toegewezen aan O&O in het kader van door de gemeenschappelijke onderneming geselecteerde projecten.

- Een sterkere focus op gemeenschappelijke O&O-agenda’s dan momenteel mogelijk is. De geïntegreerde, holistische aanpak zal het aantal strategische partnerschappen tussen Europese actoren doen stijgen, waardoor nieuwe bedrijfsecosystemen worden gecreëerd. Indicatoren: dit resultaat zal de facto worden bereikt wanneer de gemeenschappelijke onderneming volledig operationeel zal zijn geworden - (v) aantal en niveau van de partnerschappen.

- Een hoge programma-efficiëntie dankzij het wegwerken van onzekerheden over de beschikbaarheid van nationale financiering en het vermijden van dubbel werk bij de evaluatie van en het toezicht op projecten, gedecentraliseerd flexibel management, waarbij preconcurrentieel onderzoek wordt gekoppeld aan innovatie die dicht bij de markt staat. Deze voordelen kunnen het programma aantrekkelijk maken voor een groot aantal zeer diverse bij O&O betrokken partijen, met name kleine en middelgrote ondernemingen. Indicatoren: (v) tijdsspanne tussen indiening van voorstellen en besluit betreffende de selectie van projecten door de gemeenschappelijke onderneming; (vi) aantal organisaties, inclusief kleine en middelgrote ondernemingen, die zich inschrijven bij uitnodigingen tot het indienen van voorstellen; (vii) overheadkosten voor het aan de gang houden van het programma; (ix) op de markt overgebrachte resultaten.

- Er kunnen aanmerkelijke economische en sociale baten worden verwacht naarmate de door de gemeenschappelijke onderneming opgezette O&O-projecten vooruitgang boeken bij de verwezenlijking van hun technologische en economische doelstellingen. Deze vooruitgang zal op gezette tijden met behulp van onafhankelijke evaluaties worden getoetst. Indicatoren : (x) octrooien die als resultaat van projecten worden geregistreerd; (xi) aantal publicaties resulterend uit projecten.

5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)

…Gecentraliseerd beheer

rechtstreeks door de Commissie

gedelegeerd aan:

uitvoerende agentschappen

X door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement

nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

…Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Opmerkingen: het gezamenlijke technologie-initiatief ENIAC wordt een orgaan van de Gemeenschap, opgericht bij verordening van de Raad op basis van artikel 171 van het EG-Verdrag. De leden zijn AENEAS, de Europese Commissie en lidstaten. De lidstaten kunnen bepaalde administratieve taken op zich nemen, bijvoorbeeld financiële en juridische verificaties en audits van deelnemers in O&O-projecten.

6. TOEZICHT EN EVALUATIE

6.1. Toezicht

Op de gemeenschappelijke onderneming wordt toezicht gehouden als bepaald in haar statuten.

6.2. Evaluatie

6.2.1. Evaluatie vooraf

Zie de effectbeoordeling die bij het voorstel is gevoegd.

6.2.2. Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie/evaluatie achteraf genomen maatregelen (ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan)

Niet van toepassing.

6.2.3. Vorm en frequentie van toekomstige evaluaties

Overeenkomstig de statuten komen er onafhankelijke evaluaties (twee tussentijdse evaluaties in 2010 en 2015 en één evaluatie achteraf in maart 2018).

7. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC neemt een financieel reglement aan dat gebaseerd is op de beginselen van de financiële kaderregeling, maar dat, na voorafgaande toestemming van de Commissie, daarvan kan afwijken indien de specifieke functioneringsbehoeften van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC dat nodig maken. Voorts zijn in artikel 13 van de verordening van de Raad specifieke bepalingen opgenomen voor de bescherming van de financiële belangen van de leden van de gemeenschappelijke onderneming, alsook fraudebestrijdingsmaatregelen.

8. MIDDELEN

8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel

Vastleggingskredieten, in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar 2012 e.v. (gemiddeld)

Ambtenaren of tijdelijk personeel i A*/AD 0,

B*, C*/AST 0,

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel i

Ander personeel i (09 04 01 40) 16,

TOTAAL 0, 19,

8.2.2. Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien: vertegenwoordiging van de Commissie in de organen van de gemeenschappelijke onderneming, met inbegrip van het voorbereidingswerk en de follow-up. Deze taak omvat: (a) vertegenwoordiging in de raad van bestuur (niveau: directeur, 10%); (b) vertegenwoordiging in de raad van openbare instanties (niveau: hoofd van een eenheid, 20%); (c) voorbereiding van vergaderingen, uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, selectie van projecten, aanwezigheid bij evaluaties, enz. (2 personeelsleden op AD-niveau, elk 75% van de tijd); (d) auditing, inclusief controles en verificaties ter plaatse (1 personeelslid op AD-niveau, 20%). Het 'andere personeel' zal worden ingehuurd door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel

X Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling): 2 AD en 1 AST

8.2.4. Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (09 04 01 40 'Ondersteunende uitgaven voor het GTI ENIAC'):

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel (nummer en omschrijving) Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar 2012 e.v. TOTAAL

Totaal Technische en administratieve bijstand 1, 1,

(*) De lopende kosten van de gemeenschappelijke onderneming zullen mede gefinancierd worden door AENEAS (zie bovenstaande medefinancieringstabel) en door een bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 10 miljoen euro voor de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming. De indicatieve kosten in deze tabel hebben uitsluitend betrekking op de bijdrage van de Gemeenschap.

8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen:

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Soort personeel Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar 2012 e.v.

Ambtenaren en tijdelijk personeel 0, 0, 0, 0, 0, 2,

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis, enz.) (vermeld begrotingsonderdeel)

Totaal Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen) 0, 0, 0, 0, 0, 2,

Berekening– Ambtenaren en tijdelijke functionarissen

Voor de onder punt 8.2.1 vallende personeelsleden wordt een gemiddelde kostprijs van 117 000 euro per voltijdse betrekking gerekend.

Berekening– Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel

8.2.6. Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar 2012 e.v. TO-TAAL

Dienstreizen 0, 0, 0, 0, 0, 0, 0,

Vergaderingen en conferenties

Comités

Studies en raadplegingen 0, 0, 0, 0,

Informatiesystemen

2 Totaal Andere beheersuitgaven 0, 0, 0, 0, 0, 0, 0,

3 Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel)

Totaal Administratieve uitgaven, andere dan personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NIET in het referentiebedrag begrepen) 0, 0, 0, 0, 0, 0, 0,

Berekening – Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

Dienstreizen:

Aangenomen wordt dat de helft van de vergaderingen in Brussel wordt gehouden. Het bovengenoemde totaal is gebaseerd op een bedrag van 1 300 euro per dienstreis en: 1 dienstreis per jaar voor 2 ambtenaren om vergaderingen van de raad van bestuur bij te wonen, 3 dienstreizen per jaar voor 1 ambtenaar om vergaderingen van andere door de raad van bestuur opgerichte comités bij te wonen, 3 dienstreizen per jaar voor 2 ambtenaren om vergaderingen van de raad van openbare instanties bij te wonen en 2 dienstreizen per jaar om andere redenen.

Studies en adviezen : na het derde jaar is er één onafhankelijke raadpleging per jaar gepland voor het verkrijgen van feedback van de onderzoeksgemeenschap over de functionering van het stelsel. [afbeelding - zie origineel document] [afbeelding - zie origineel document] [afbeelding - zie origineel document] [afbeelding - zie origineel document] [afbeelding - zie origineel document] [afbeelding - zie origineel document]
[…] van […], blz. […].
[…] van […], blz. […].
[…] van […], blz. […].
O&O-projecten.