Toelichting bij COM(2007)352 - Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking met Egypte

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. De Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, is op 25 juni 2001 ondertekend. In artikel 43 van deze overeenkomst werd samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie gezien als een gebied van bijzonder belang en met een bijzonder potentieel en werd de aanknoping van duurzame relaties tussen de wetenschappelijke gemeenschappen van beide partijen in het vooruitzicht gesteld.

2. In het kader van de tenuitvoerlegging van een ambitieuze internationale dimensie van de Europese onderzoekruimte (zie Mededeling COM(2001) 346 def. van de Commissie van 25 juni 2001, 'De internationale dimensie van de Europese onderzoekruimte') heeft de Commissie de noodzaak onderstreept van een versteviging van haar betrekkingen op het vlak van wetenschap, technologie en innovatie met de mediterrane partnerlanden, ten einde de sociaaleconomische vooruitgang in het gehele Euromediterrane gebied te bevorderen.

3. De minister voor Hoger Onderwijs en minister van staat voor Wetenschappelijk Onderzoek van de Arabische Republiek Egypte heeft Commissielid Philippe Busquin op 29 mei 2002 een brief doen toekomen, waarin hij uitdrukking geeft aan de voldoening van de Egyptische autoriteiten en wetenschappelijke gemeenschap over de reeds aan de gang zijnde wetenschappelijke samenwerking en vraagt om onderhandelingen met de Gemeenschap over een overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking ter aanvulling en intensivering van de samenwerking die tot dusver tussen beide partners heeft plaatsgehad, waarbij hij het accent op regionale samenwerking legt.

4. Er hebben verkennende vergaderingen plaatsgevonden met de Egyptische autoriteiten die zijn belast met wetenschaps- en technologiebeleid, en met vertegenwoordigers van de wetenschappelijke gemeenschap van het land om inzicht te krijgen in het wetenschappelijk potentieel van Egypte en de mogelijkheden om de Egyptische deelname aan onderzoek van gemeenschappelijk belang met de Gemeenschap uit te breiden.

Deze contacten hebben bevestigd dat meer wetenschappelijke en technologische samenwerking met Egypte van wederzijds belang zou zijn. Samenvattend blijkt dat de Gemeenschap er daadwerkelijk belang bij zou hebben gunstig te reageren op het verzoek van Egypte en dat een overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking een geschikt instrument zou zijn om de huidige samenwerkingsactiviteiten aan te vullen en op een internationaal en regionaal niveau te brengen.

5. Derhalve heeft het DG RTD op 14 november 2002 de procedure ingeleid om een mandaat te krijgen voor onderhandelingen over een overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking. Op 12 maart 2003 heeft de Commissie aan de Raad een aanbeveling voorgelegd voor de goedkeuring van een onderhandelingsmandaat en op 14 april 2003 heeft de Raad een besluit goedgekeurd waarbij de Commissie werd gemachtigd om onderhandelingen te voeren over een overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking met Egypte.

6. Over de overeenkomst is onderhandeld overeenkomstig de richtsnoeren bij het besluit van de Raad van 14 april 2003. De onderhandelingen hebben geresulteerd in de aan deze mededeling gehechte ontwerpovereenkomst en de bijlagen daarbij, die op 4 maart 2004, na twee onderhandelingssessies, door de gemachtigde vertegenwoordigers van beide partijen zijn geparafeerd.

7. Op 9 juli 2004 heeft de Commissie de Raad een voorstel voorgelegd voor een besluit van de Raad waarbij machtiging wordt verleend tot de ondertekening van bovengenoemde overeenkomst. Op 31 januari 2005 heeft de Raad dit besluit aangenomen en de bijgaande overeenkomst, met bijlagen, werd op 21 juni 2005 in Caïro door commissaris J. Potočnik ondertekend.

8. De overeenkomst is gebaseerd op de beginselen van wederzijds voordeel, mogelijkheden tot toegang tot elkaars programma's en activiteiten die relevant zijn voor het doel van de overeenkomst, non-discriminatie, een doeltreffende bescherming van de intellectuele eigendom en een eerlijke verdeling van de intellectuele-eigendomsrechten. Deelname aan werkzaamheden onder contract van in de Arabische Republiek Egypte gevestigde juridische entiteiten is onderworpen aan de voorwaarden voor juridische entiteiten in derde landen die zijn neergelegd in het besluit dat is vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 167 van het EG-Verdrag, het Financieel Reglement van de Europese Gemeenschap en andere toepasselijke communautaire wetgeving.

9. Verordening nr. 1/1958[1] verplicht de Europese Gemeenschap ertoe documenten van algemene strekking op te stellen in de officiële talen van alle lidstaten. De overeenkomst moet op zodanige wijze worden gesloten dat de versies in de talen van de nieuwe lidstaten authentiek zijn. Dit zal gebeuren in de vorm van een briefwisseling.

10. Gezien de bovenstaande overwegingen stelt de Commissie voor dat de Raad:

- na raadpleging van het Europees Parlement de overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Arabische Republiek Egypte namens de Europese Gemeenschap goedkeurt;

- de Egyptische autoriteiten ervan in kennis stelt dat de noodzakelijke procedures voor de inwerkingtreding van de overeenkomst door de Europese Gemeenschap zijn voltooid.