Toelichting bij COM(2006)604 - Europees Technologie-Instituut

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2006)604 - Europees Technologie-Instituut.
bron COM(2006)604 NLEN
datum 18-10-2006
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Algemene context



Voor het concurrentievermogen van de industriële en dienstverlenende sector, de werkgelegenheid en duurzame groei in de Europese Unie zijn een betere onderlinge aansluiting en meer synergie-effecten tussen de belangrijkste aanjagers van een globale kenniseconomie – innovatie, onderzoek en onderwijs – van het allergrootste belang.

Europa kampt evenwel nog steeds met een innovatie-achterstand en slaagt er niet in om onderwijs, onderzoek en innovatie – de drie zijden van de kennisdriehoek – goed op elkaar te laten aansluiten. Algemeen wordt erkend dat de resultaten van kennisprocessen onvoldoende naar de markt toe worden vertaald en dit het belangrijkste innovatieprobleem is waarvoor de EU staat. Daarbij komt nog dat de meeste lidstaten in meer of mindere mate moeilijkheden ondervinden om in onderzoek en onderwijs een op innovatie en ondernemen gerichte manier van denken ingang te doen vinden, een kritische massa aan personele, financiële en fysieke middelen voor de kennis- en innovatiesector te bereiken, en prestaties en topkwaliteit op een voor de beste academici en onderzoekers aantrekkelijke wijze te belonen. Door de concurrentie overal ter wereld van zowel traditionele concurrenten als de opkomende economieën in Azië staat de aantrekkelijkheid van Europa als ruimte voor kennis onder druk. Dit werkt negatief uit op onze mogelijkheden om het wetenschappelijk en technologisch fundament van de industriële sector in de Gemeenschap te versterken en het daar aanwezige innovatiepotentieel te benutten.

Men is het er in de Europese Unie algemeen over eens dat er met het oog op meer en blijvende groei dringend maatregelen moeten worden genomen voor een klimaat dat een betere benutting van de commerciële mogelijkheden van het innovatie- en kennisbeleid mogelijk maakt. In de herziene Lissabonstrategie zijn innovatie, onderzoek en onderwijs als doorslaggevende factoren voor het concurrentievermogen dan ook bovenaan op de agenda voor groei en werkgelegenheid geplaatst. In het kader van de herziene strategie voor groei en werkgelegenheid zijn zowel op nationaal als op EU-niveau belangrijke initiatieven ontwikkeld om innovatie te bevorderen en de banden tussen hoger onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven aan te halen.

Maar er liggen nog tal van mogelijkheden braak. De innovatie-achterstand van de EU op haar belangrijkste concurrenten zal alleen verdwijnen als wij verder werken aan een goede onderlinge aansluiting tussen de drie zijden van de kennisdriehoek.

De verantwoordelijkheid voor het behoud van een sterke Europese industriële sector en het Europese concurrentievermogen ligt primair bij de lidstaten. Het is aan de lidstaten om het innoveren en méér en beter investeren in onderzoek, onderwijs en opleiding te bevorderen. Gezien de aard en omvang van de te leveren innovatie-inspanningen kunnen maatregelen op EU-niveau extra voordelen opleveren, die de individuele lidstaten alleen niet zullen bereiken. Er is dan ook ruimte voor aanvulling, bevordering en coördinatie van het beleid en de initiatieven van de lidstaten door de EU.

Het bevorderen van innovatie op EU-niveau levert duidelijk toegevoegde waarde op. Op cruciale gebieden worden namelijk tussen alle actoren in de kennisdriehoek op de lange termijn gerichte, strategische partnerschappen tot stand gebracht die topprestaties leveren. Door een dergelijk initiatief krijgen Europese bedrijven mogelijkheden om nieuwe banden met de wereld van het onderwijs en onderzoek aan te knopen. Ook wordt op EU-niveau op essentiële gebieden een op innovatie gerichte kritische massa van wereldklasse bereikt, waardoor een wereldreputatie kan worden opgebouwd en Europa zijn aantrekkingskracht in de wereld kan verbeteren.

Motivering en doel van het voorstel



In het kader van de tussentijdse herziening van de Lissabonstrategie lanceerde Commissievoorzitter Barroso in februari 2005 het idee om een Europees Technologie-Instituut (EIT) op te richten. Het EIT moet worden gezien als één van de elementen van een allesomvattende strategie om groei en werkgelegenheid door middel van kennis en innovatie te bevorderen. Het EIT moet een concreet teken worden van het engagement van de EU om een klimaat te scheppen dat innovatie en topprestaties in de EU ten goede komt.

De Commissie gaf het startsein voor een denkproces en organiseerde raadplegingen op grote schaal, die op 22 februari 2006 uitmondden in een eerste mededeling[1]. In zijn conclusies van 23-24 maart 2006 erkent de Europese Raad dat “een Europees Instituut voor Technologie […] een belangrijke stap zal zijn om de huidige kloof tussen hoger onderwijs, onderzoek en innovatie te dichten” en verzoekt hij de Commissie een voorstel over de verdere stappen te presenteren.

Op 8 juni 2006[2] publiceerde de Commissie een tweede mededeling, die voor een groot deel gebaseerd was op de resultaten van de raadpleging en meer duidelijkheid opleverde over een aantal specifieke kwesties in verband met de voorgestelde structuur en werkwijze van het EIT.

Tijdens de Europese Raad van 15-16 juni 2006 herhaalden de staatshoofden en regeringsleiders dat “het Europees instituut voor technologie (EIT), dat samenwerkt met bestaande nationale instellingen, een belangrijke factor zal zijn bij het dichten van de kloof tussen hoger onderwijs, onderzoek en innovatie, in combinatie met andere acties ter versterking van het netwerken en van de synergie tussen uitmuntende onderzoek- en innovatiegemeenschappen in Europa.”

De Europese Raad verklaarde uit te zien naar “het formele voorstel van de Commissie voor de oprichting van dat instituut, dat in het najaar van 2006 zal worden ingediend na raadpleging van de Europese Onderzoeksraad, de lidstaten en de belanghebbenden.”

Na een eigen analyse en de uitgebreide raadpleging van de verschillende groepen die op het gebied van onderwijs en onderzoek werkzaam zijn, kwam de Commissie tot de conclusie dat een aanpak in de vorm van op te bouwen netwerken het beste uitgangspunt is, maar dat die netwerken zo gestalte moeten krijgen dat daaruit een EIT ontstaat dat op werkelijk geïntegreerde partnerschappen stoelt.

1.3. Doel en belangrijkste elementen van het voorstel

Het EIT zal het concurrentievermogen van de lidstaten helpen verbeteren, doordat het partnerorganisaties betrekt bij op elkaar aansluitende innovatie-, onderzoek- en onderwijswerkzaamheden van het allerhoogste internationale niveau. Het zal een integraal onderdeel worden van de allesomvattende Europese strategie die kennis en innovatie met het oog op de te verwezenlijken Lissabondoelstellingen bevordert.

Door middel van trans- en interdisciplinair strategisch onderzoek en onderwijs op gebieden die van wezenlijk economisch en maatschappelijk belang zijn en door in het voordeel van de EU werkende toepassing van de resultaten van kennisprocessen zal het EIT innovatie stimuleren en onder de aandacht brengen. Het zal op deze kennisgebieden een kritische massa van personele en fysieke middelen opbouwen, en op die manier niet alleen privé-investeringen voor innovatie, onderwijs en O&O aantrekken, maar ook masterstudenten, promovendi en onderzoekers die in de wereld van de wetenschap en het bedrijfsleven in wat voor stadium van hun loopbaan dan ook werkzaam zijn.

Het EIT wordt een symbool van de geïntegreerde Europese Ruimte voor innovatie, onderzoek en onderwijs, en zal tot innovatie leiden op gebieden die van wezenlijk economisch en maatschappelijk belang zijn. Het is de bedoeling dat het EIT, doordat het nieuwe vormen van samenwerking bevordert tussen het soort partnerorganisaties dat bij de kennisdriehoek betrokken is, zowel direct door zijn werkzaamheden en output, als indirect door zijn bestuursvorm, een referentiemodel wordt voor innovatiemanagement en de modernisering van instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek in de EU.

Het EIT wil tevens een wereldreputatie opbouwen en een aantrekkelijk klimaat bieden voor de knapste koppen ter wereld. Deelname in de kennis- en innovatiegemeenschappen van het EIT zal ook mogelijk zijn voor partnerorganisaties, studenten en onderzoekers van buiten de Unie. Bovendien staat het derde landen vrij de doelstellingen van het EIT te steunen. Door vergroting van zijn aantrekkelijkheid in de wereld kan het EIT wereldwijd uitgroeien tot een vlaggenschip voor innovatie op topniveau.

Het EIT wordt gebaseerd op een nieuw, innovatief, tweelagig bestuursmodel, dat bottom-upautonomie en -flexibiliteit bij de te leveren prestaties combineert met een top-downbenadering in de vorm van strategische richtsnoeren, coördinatie, bevordering van overleg, en verspreiding van resultaten en “good practice”. De werkzaamheden van het EIT vinden plaats in kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG). Deze KIG, die op netwerken gebaseerd zijn, maar daar ook boven uitgaan, worden opgezet als geïntegreerde partnerschappen of joint ventures (van wat voor precieze rechtsvorm dan ook) tussen de private sector, de wereld van het onderzoek, en topteams van onderzoekscentra en universiteiten. Hun personele, financiële en fysieke middelen worden gebundeld om de productie, verspreiding en toepassing van nieuwe kennisproducten te bevorderen. Om het geïntegreerde karakter van de KIG te versterken, zullen de KIG gebruik maken van de modernste netwerk- en computerstructuren die op het gebied van het onderzoek bestaan. Een raad van bestuur, bestaande uit vooraanstaande leden met aantoonbare ervaring in het bedrijfsleven, de wereld van het onderzoek en het onderwijs, wordt verantwoordelijk voor de strategische beslissingen van het EIT: het bepalen van de strategische gebieden waarvoor KIG worden opgericht, de selectie van de KIG en de algemene coördinatie en evaluatie van hun werkzaamheden. De betrekkingen tussen de organen van het EIT en de KIG worden op overeenkomsten gebaseerd, die de rechten en plichten van de KIG vastleggen, voor voldoende onderlinge afstemming zorgen en het monitoring- en evaluatiemechanisme voor de werkzaamheden en geleverde resultaten van de KIG beschrijven.

Een passend beheer en een evenwichtige verdeling van intellectuele-eigendomsrechten is een andere belangrijke vereiste voor innovatie: indien uitvindingen niet op passende wijze worden gebruikt en beheerd, is er geen echte stimulans om in innovatie te investeren. Het EIT zal richtsnoeren vaststellen voor het beheer van het intellectuele eigendom. Deze richtsnoeren zullen de innovatiecapaciteit van de EU ten goede komen, het gebruik van intellectueel eigendom onder passende voorwaarden voor onderzoeks- en innovatiedoeleinden mogelijk maken, het EIT en zijn partners (waaronder de betrokken personen, KIG en partnerorganisaties) passende prikkels geven en in specifieke prikkels voorzien voor spin-offs en commerciële toepassingen.

Onderwijs, dat in de kennisdriehoek vaak ontbreekt, zal een essentieel onderdeel van het EIT worden. In een globale en open kenniseconomie zal het EIT opleidingen en doctoraalprogramma's verzorgen waarin ook aandacht aan ondernemen wordt besteed. Dit zal één van de bijzondere kenmerken van de door de KIG te verlenen graden worden. Het is van het allergrootste belang dat het “EIT-merk” in deze graden duidelijk zichtbaar wordt. Verwacht wordt dat de graden in het merendeel van de gevallen door de universiteiten worden verleend. Sommige lidstaten zullen de bevoegdheid tot het verlenen van graden evenwel ook aan andere partners in een KIG of een KIG in het geheel willen toekennen. Het is de bedoeling dat de lidstaten bij de erkenning van de EIT-graden en diploma's samenwerken en het EIT dit proces ondersteunt.

1.4. Bestaande initiatieven en Europese toegevoegde waarde van het EIT

De verantwoordelijkheid voor het onderwijs-, onderzoeks- en innovatiebeleid ligt primair bij de lidstaten. De EU-lidstaten benaderen innovatie op zeer uiteenlopende manieren, en er zijn veel positieve nationale initiatieven en ontwikkelingen die zouden moeten worden ondersteund en versterkt. Gezien de aard en de omvang van de te leveren innovatie-inspanningen zullen maatregelen op Europees niveau waarschijnlijk extra voordelen opleveren die met afzonderlijke maatregelen van de lidstaten misschien niet kunnen worden bereikt.

De Gemeenschap zet zich in ieder geval in om de lidstaten te steunen bij hun inspanningen voor innovatie en de kennisdriehoek. In het kader van de Lissabonstrategie bevordert de Commissie beleidsuitwisselingen om 'best practices' vast te stellen en een betere beleidsvorming voor de in te halen innovatie-achterstand mogelijk te maken. Diverse op de kennisdriehoek gerichte programma's bieden Europese universiteiten, onderzoekscentra, ondernemingen en andere actoren in de kennisdriehoek financiële steun om een maximale bijdrage aan de strategie voor groei en werkgelegenheid te leveren. De EU heeft een aantal programma’s in het leven geroepen waarmee diverse aspecten van de kennisdriehoek direct of indirect worden gesteund: het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, het programma voor concurrentievermogen en innovatie, het integrale programma voor een leven lang leren, en de structuurfondsen.

Tot nu toe heeft nog geen enkel EU-initiatief een zo volledige aanpak geleverd voor alle drie componenten van de kennisdriehoek dat ze helemaal op elkaar aansluiten en elkaar wederzijds schragen; de bestaande instrumenten betreffen ofwel één deel van de kennisdriehoek afzonderlijk, ofwel maximaal twee, en steunen ontwikkelingsinspanningen meestal op nationaal niveau. Tot nu toe stimuleerde geen enkel EU-initiatief de ontwikkeling van een instelling van wereldklasse op Europees niveau die op specifieke gebieden de voor onderzoek, onderwijs en innovatie nodige topprestaties en kritische massa bereikt. Van deze mogelijkheid is nog steeds geen gebruik gemaakt.

Het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling bijvoorbeeld wordt het belangrijkste financiële instrument van de Europese Unie voor steunverlening aan onderzoeks- en ontwikkelingswerk in alle wetenschappelijke disciplines. De Europese Onderzoeksraad is een nieuw financieringsmechanisme van het kaderprogramma, dat het niveau van het grensverleggend onderzoek in de EU beoogt te verhogen en hiertoe steun verleent aan het beste door onderzoekers aangestuurde onderzoek in Europa. De zogenaamde Topnetwerken zijn transnationale multipartnerprojecten, waarin belangrijke actoren met het oog op duurzame bundeling van onderzoekscapaciteiten voor een specifiek thema in Europa met elkaar in contact worden gebracht. De Europese technologieplatforms bestaan uit groepen belanghebbenden, onder wie hoofdzakelijk partners uit het bedrijfsleven en de wereld van het onderzoek, die samen op informele wijze een strategische onderzoeksagenda vaststellen voor een aantal strategisch belangrijke en maatschappelijk relevante thema’s. De voorgestelde Gezamenlijke Technologie-initiatieven krijgen een specifieke rechtsvorm. Zij worden in een beperkt aantal gevallen in het leven geroepen voor de coördinatie van de inspanningen die op grote schaal tot publieke en private investeringen en substantiële financiële middelen voor onderzoek moeten leiden. Dit laatstgenoemde initiatief heeft echter vooral tot doel om partners uit het bedrijfsleven en de sector van het onderzoek deel te laten hebben aan de vaststelling en invulling van strategische onderzoeksagenda’s, waarin onderwijs geen belangrijk aandeel heeft.

In het programma voor concurrentievermogen en innovatie zijn met name acties voor innovatie en het MKB opgenomen. Het programma levert niet alleen een bijdrage aan de financiering van start-ups en ondersteunende diensten voor innovatie, waaronder diensten voor transnationale kennis- en technologietransfer, maar ook aan de financiering van diverse innovatiespecifieke initiatieven, zoals clusternetwerken, sectorspecifieke publiek-private partnerschappen en werkzaamheden in verband met de beleidscoördinatie van nationale en regionale programma’s. Onderzoek en onderwijs van topniveau en daarmee verband houdende criteria spelen in dit programma evenwel geen rol.

Het integrale programma voor een leven lang leren zal vooral in het kader van de Lissabondoelstellingen inspelen op belangrijke eisen in verband met de modernisering en aanpassing van de onderwijs- en opleidingsstelsels van de lidstaten. Dit programma zal voor individuele burgers die aan de mobiliteits- en andere samenwerkingsacties van het programma deelnemen ook direct toegevoegde waarde opleveren. Het programma heeft niettemin uitsluitend betrekking op de onderwijscomponent van de kennisdriehoek.

Doel van de nieuwe generatie programma’s voor economische en sociale cohesie is tot slot om aanzienlijke financiële middelen te reserveren voor investeringen in de belangrijkste aanjagers van groei en werkgelegenheid. Bij deze programma’s komt het evenwel niet primair op topprestaties aan. Elk land of elke regio zal in het licht van de aard en omvang van zijn eigen structurele tekorten en concurrentievoordelen uiteraard zijn eigen beleidsmix bepalen.

Om de innovatie-achterstand op de belangrijkste concurrenten in te halen, moet op inter- en transdisciplinaire basis steun worden verleend aan naar topprestaties strevende, strategische partnerschappen tussen de bij de drie delen van de kennisdriehoek betrokken actoren. Het is de bedoeling dat het Europees Technologie-Instituut (EIT) op zijn gebied een speler van wereldklasse wordt en als vlaggenschip gaat fungeren dat andere Europese actoren en netwerken in de kennisdriehoek tot betere prestaties brengt. Op deze wijze kan het de bestaande beleidsinitiatieven en financieringsinstrumenten op EU- en nationaal vlak aanvullen die tot doel hebben om de innovatie-achterstand van de EU op haar belangrijkste concurrenten weg te werken.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



De Commissie heeft de deskundigen, het grote publiek, de lidstaten en Europese belanghebbenden, waaronder de wetenschapsraad van de Europese Onderzoeksraad, uitgebreid gepolst. In de zomer van 2005 zijn deskundigen drie maal in vergadering bijeengeweest om de toekomstige doelstellingen en structuur van het EIT te bespreken. Van 15 september tot 15 november 2005 vond een openbare raadpleging plaats, waarop de Commissie meer dan 740 reacties ontving. Hieronder waren standpuntbepalingen van zowel personen als organisaties. In april, mei en september 2006 zijn in drie vergaderreeksen de lidstaten en belanghebbende partijen geraadpleegd. Aan deze vergaderingen namen gemiddeld 40 Europese organisaties deel. Zij vertegenwoordigden de sectoren onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven.

Uit de raadplegingen bleek dat er eensgezindheid bestaat over de achtergrondanalyse van de Commissie en de noodzaak om het concurrentievermogen van de Gemeenschap en de lidstaten door middel van goed op elkaar afgestemde inspanningen te verbeteren. Er ontstond meer duidelijkheid over een aantal thema’s in verband met de voorgestelde structuur van het EIT, en met name over de aard en de rol van de raad van bestuur; de werkwijze van de KIG, het statuut van het personeel van het EIT; de prikkels om partners ertoe aan te zetten aan het EIT mee te werken, en de te verlenen graden. Deskundigen pleitten er specifiek voor om het bedrijfsleven vanaf het begin al sterk bij het EIT te betrekken en bij de bepaling van de gebieden voor de te ondersteunen KIG vooral vraaggericht te werk te gaan. Zij onderstreepten het belang van een autonome raad van bestuur en van een evenwichtige samenstelling met leden uit de wereld van het onderzoek, het onderwijs en het bedrijfsleven.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er is uitgebreid gebruik gemaakt van de interne Commissie-analyse van kennis-, innovatie- en onderwijsvraagstukken, verslagen van onafhankelijke deskundigen, meer bepaald groepen deskundigen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, alsook van externe adviseurs.

Effectbeoordeling



Voor de oprichting en werkwijze van het EIT zijn in de effectbeoordeling vijf opties tegen het licht gehouden. In drie van de vijf opties werd het EIT als aanjager van innovatie en kennis beschouwd, die op de gebieden innovatie, onderzoek en onderwijs werkzaamheden ten uitvoer brengt. De drie opties verschillen qua centralisatiegraad en top-down/bottom-uporganisatie van elkaar. In een vierde optie werd het EIT als een financieringsorgaan beschouwd dat labels toekent. In de vijfde optie werd een “status quo” onderzocht.

De voorkeur gaat uit naar de optie van het zogenaamde “geïntegreerde EIT”: een autonome organisatie waarin de beste middelen op Gemeenschapsniveau worden gebundeld en gecoördineerd in het flexibele kader van trans- en interdisciplinaire KIG. Deze optie beoogt een aantal mogelijk tegengestelde behoeften met elkaar in evenwicht te brengen: de behoefte aan coördinatie om synergie-effecten en een strategische koers te bereiken met de behoefte van de KIG aan autonomie om flexibel te zijn en te presteren; de behoefte van het EIT om onafhankelijk te zijn van externe invloeden en zijn eigen agenda uit te voeren met de behoefte om voldoende aantrekkelijk te zijn om partnerorganisaties aan te trekken; en tot slot de behoefte aan experimenten met nieuwe manieren om innovatie, onderzoek en onderwijs aan elkaar te koppelen met de behoefte om zich op bestaande “good practices” te baseren en daarop voort te bouwen.

Als nieuwe organisatie zal het EIT ook kunnen experimenteren met nieuwe organisatie- en bestuursmodellen voor de koppeling van innovatie, onderwijs en onderzoek, en bedrijven zodoende bij strategische partnerschappen kunnen betrekken. Het EIT kan een dynamisch werkklimaat bieden dat topprestaties beloont en zo de beste talenten ter wereld aantrekt. Als open structuur die meer gericht is op personen en teams dan op hele instellingen, kan het EIT in een Europese dimensie topprestaties op alle niveaus en in alle organisaties aantrekken. Dankzij het EIT kan een kritische massa van excellente middelen worden bereikt, waarin het beste van wat reeds bestaat wordt samengebracht en waarin wordt gereageerd op de strategische uitdagingen op lange termijn op trans- en interdisciplinaire gebieden die potentieel van economisch en maatschappelijk belang voor Europa zijn.

Aangezien het EIT gebaseerd is op partnerorganisaties in KIG, heeft het tegelijkertijd maximale impact op EU-niveau. Niet alleen de partnerorganisaties zullen invloed kunnen uitoefenen op en betrokken kunnen worden bij innovatie-, onderzoeks- en onderwijswerk op het hoogste niveau en met een Europees perspectief. Ook personen zullen deel hebben in de bij het EIT ontwikkelde “best practices” en zullen er zo toe bijdragen dat de agenda’s van de partnerorganisaties worden aangepast.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregelen



Het betreft een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Technologie-Instituut.

Rechtsgrondslag



Artikel 157, lid 3, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is de rechtsgrondslag van deze verordening. Volgens artikel 157, lid 3, kan de Raad volgens de procedure van artikel 251 na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité specifieke maatregelen vaststellen ter ondersteuning van de activiteiten die in de lidstaten worden ondernomen om een betere benutting van het industriële potentieel van het beleid inzake innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling te stimuleren.

3.3. Subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel

Overeenkomstig de rechtsgrondslag zal het voorstel de vastgestelde uitdagingen in overeenstemming met het evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel aanpakken. De verantwoordelijkheid voor innovatiebevordering ligt primair bij de lidstaten, maar het voorstel tot oprichting van het EIT zal de inspanningen van de lidstaten ter versterking van het concurrentievermogen aanvullen met: a) een nieuw bestuursmodel voor samenwerking op het gebied van innovatie, onderzoek en onderwijs van het allerhoogste niveau, dat tevens bevorderlijk is voor het industriële en commerciële potentieel van de kennisdriehoek; en b) gerichte aandacht voor werkzaamheden waarvoor de vereiste middelen van zo’n omvang en kwaliteit zijn dat afzonderlijke maatregelen van een lidstaat er moeilijk in kunnen voorzien. Deze transnationale aanpak van de lidstaten komt de geïntegreerde werkzaamheden ten goede.

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan de bepalingen van deze verordening niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de verordening te verwezenlijken. Bovendien wordt de administratieve last van het EIT beperkt tot wat nodig is, zodat de Commissie haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschap zal kunnen nemen.

Keuze van instrumenten



Het voorstel moet de vorm krijgen van een verordening. Deze keuze doet recht aan het feit dat de rechten en plichten van het EIT en de KIG in de tekst worden vastgelegd, terwijl in dit stadium nog niet duidelijk is wie als partners een rol zullen gaan spelen.

3.

Gevolgen voor de begroting



De werkzaamheden van het EIT en de KIG worden zowel gefinancierd uit:

1. externe financieringsbronnen, waaronder:

1. de lidstaten, en regionale en lokale overheden;

2. particuliere financieringsbronnen (ondernemingen, risicokapitaal, banken, met inbegrip van de EIB);

3. inkomsten uit de eigen werkzaamheden (bijvoorbeeld uit intellectuele-eigendomsrechten);

4. inkomsten uit schenkingen die het EIT eventueel verkrijgt;

2. als uit financiële middelen van de Gemeenschap die uit de niet toegewezen marges onder het plafond van subrubriek 1 A van de begroting rechtstreeks naar het EIT of de KIG vloeien, uit de structuurfondsen afkomstig zijn, en - overeenkomstig de normale procedures - uit deelname aan het zevende kaderprogramma, het programma voor een leven lang leren, en het programma voor concurrentievermogen en innovatie resulteren.

De rechtstreeks naar het EIT vloeiende financiële middelen worden gebruikt om i) de KIG aan de hand van een resultaatgericht en op topprestaties gebaseerd selectieproces en in lijn met de door de raad van bestuur van het EIT vastgelegde criteria te financieren, ii) de exploitatiekosten van het EIT te dekken, of iii) het eigen kapitaal van het EIT te verhogen.

Het is aan de KIG en/of de partnerorganisaties om mede in het kader van de normale procedures van de programma's van de Gemeenschap en de structuurfondsen rechtstreeks voor de KIG bestemde financiële middelen te verwerven. Deze rechtstreeks voor de KIG bestemde financiële middelen kunnen deel uitmaken van de voorstellen die de KIG in het kader van hun concurrerende financieringsaanvragen bij het EIT indienen, maar kunnen ook nog worden verkregen nadat het EIT financiële middelen heeft toegekend.

De uiteindelijke financieringsmodaliteiten van het EIT en de KIG zullen evenwel pas in de loop der tijd duidelijk gestalte krijgen. De Commissie gaat ervan uit dat het EIT in de startfase meer financiële middelen uit de begroting van de Gemeenschap nodig zal hebben. Het is en blijft echter het doel dat het EIT op de middellange termijn zoveel mogelijk financiële middelen uit externe financieringsbronnen aantrekt. Ook is er een wisselwerking tussen de financiële middelen die mede via de programma's van de Gemeenschap rechtstreeks naar de KIG vloeien en de rechtstreekse financiële bijdrage voor het EIT die ten laste van de begroting van de Gemeenschap komt.

Gezien de ambitieuze doelstellingen van het voorstel kunnen de uitgaven van het EIT en de KIG in de periode 2007–2013 in het totaal op 2 367,1 miljoen euro worden geraamd. De financiële middelen hiervoor kunnen rechtstreeks van de begroting van de Gemeenschap, direct of indirect van de programma's van de Gemeenschap of van externe financieringsbronnen worden verkregen.

De Commissie heeft regelmatig contact met de private sector en is ervan overtuigd dat daar belangstelling voor het EIT bestaat. Men zou hiervan ook in financieel opzicht gebruik kunnen maken en niet-gebonden bijdragen voor het eigen kapitaal van het EIT kunnen aantrekken. Of het EIT en de KIG er in de praktijk in zullen slagen om extern (met name uit het bedrijfsleven) kapitaal aan te trekken, hangt van een geloofwaardig ondernemingsplan af. Op dit punt zijn twee factoren van doorslaggevend belang: i) het vermogen om de modernste ondernemingen en beste universiteiten en onderzoeksteams bij de KIG te betrekken, en ii) de mate waarin de Gemeenschap zelf naar buiten toe blijk geeft van vertrouwen en toezegt om een aanzienlijk financieel bedrag vrij te maken voor de startfase en zich bereid toont om later in een andere vorm een financiële bijdrage aan hetzij het EIT zelf of de KIG te verstrekken. Alleen zo zal bij de financiering een opwaartse spiraal worden bereikt.

Met betrekking tot de financiering door de Gemeenschap wijst de Commissie erop dat er in de nieuwe wetgevingsvoorstellen die onder de onderhandelingen over het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer vallen geen specifieke regeling is getroffen voor het EIT. De Commissie stelt dan ook voor om gebruik te maken van een deel van de niet toegewezen marges onder de plafonds van subrubriek 1A en het EIT daaruit rechtstreeks met een bedrag van maximaal 308,7 miljoen euro te financieren. De Commissie zal tegelijkertijd nagaan of er nog meer aanvullende financieringsmogelijkheden kunnen worden gevonden en of er, indien nodig, een beroep kan worden gedaan op het Interinstitutioneel Akkoord.

Uit het zevende kaderprogramma, het programma voor een leven lang leren, het programma voor concurrentievermogen en innovatie, en de structuurfondsen kunnen overeenkomstig de desbetreffende procedures rechtstreeks financiële middelen naar de KIG of hun partnerorganisaties vloeien. Verwacht wordt dat deze bijdragen in een belangrijk deel van hun financieringsbehoefte voorzien. Na de eerste ervaringen hiermee zullen in de loop der tijd eventueel noodzakelijke bijstellingen in overweging worden genomen. Hierbij wordt ook bekeken in hoeverre er behoefte aan deze bijdragen blijkt te bestaan en daaraan binnen de bestaande wettelijke mogelijkheden kan worden voldaan.

De structuurfondsen kunnen van groot belang zijn voor de partnerorganisaties en de lidstaten, regio's, steden en andere begunstigden die daarvan deel uitmaken. Tal van uitgaven en investeringen komen namelijk in aanmerking voor subsidie van de structuurfondsen en vallen onder de financiële middelen die voor de Lissabonprioriteiten gereserveerd zijn.

Wat de externe financiering betreft wordt erop gewezen dat de partners in de KIG zelf mede aan de financiering moeten bijdragen of financiële bijdragen voor medefinanciering moeten verwerven. Een belangrijk deel van de investeringen die nodig zijn voor de faciliteiten van de KIG kan voorts worden gefinancierd met rechtstreekse bijdragen van de lidstaten en de regionale of lokale overheid, of met leningen (waaronder leningen van de EIB).

4.

Aanvullende informatie



5.1. Herzieningsclausule

In het voorstel is een herzieningsclausule opgenomen die bepaalt dat de Commissie na vijf jaar en daarna elke vier jaar verslag zal uitbrengen over de tenuitvoerlegging van de verordening tot oprichting van het EIT en passende wijzigingsvoorstellen zal doen.

5.2. Flexibiliteit

De specifieke aard en doelstellingen van het EIT vereisen een grote flexibiliteit in opzet en werkwijze. Er dient met name voor te worden gezorgd dat onnodig complexe regelingen worden vermeden die het innovatiepotentieel van het EIT kunnen ondermijnen en tot buitensporige en weinig aantrekkelijke bureaucratie bij de organisatie van het EIT en bij de selectie en uitvoering van de werkzaamheden leiden.

5.3. Personeel

Het EIT zelf zal een zeer beperkt aantal personeelsleden in dienst hebben: naar verwachting maximaal 60 personen wanneer het instituut eenmaal op kruissnelheid is. Het aantal wetenschappelijke personeelsleden met een adviserende functie zal evenredig zijn aan het aantal personeelsleden dat ondersteunend werkzaam is. Het personeel van het EIT is op basis van contracten voor bepaalde tijd rechtstreeks in dienst bij het EIT en valt onder de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen. Bij het EIT kunnen ook deskundigen uit de lidstaten of de private sector worden gedetacheerd. De raad van bestuur zal de nodige regelingen voor de detachering van deskundigen bij het EIT goedkeuren.