Toelichting bij COM(2007)69 - Volks- en woningtellingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2007)69 - Volks- en woningtellingen.
bron COM(2007)69 NLEN
datum 23-02-2007
ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Er is bij internationale, Europese en nationale instellingen behoefte aan voldoende betrouwbare informatie over de bevolking en over huisvesting in de Europese Unie. In vrijwel elk beleidsgebied waarin de EU actief is, hetzij economisch, sociaal of op milieugebied, zijn er bevolkingsgegevens van hoge kwaliteit noodzakelijk om de operationele doelstellingen te kunnen formuleren en de vooruitgang te beoordelen. Tellingsgegevens maken zinvolle vergelijkingen tussen de EU-lidstaten mogelijk. De gegevens kunnen rechtstreeks worden gebruikt (bv.: hoeveel personen worden door een probleem/maatregel geraakt?) of om vergelijkbare gegevens per hoofd van de bevolking te verkrijgen. Bovendien vormen tellingsgegevens die op Europees niveau vergelijkbaar zijn de basis voor jaarlijkse bevolkingsschattingen, steekproefenquêtes en regionale analyses. Tot slot vormt dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad de basis voor de verzameling van huisvestingsgegevens die vergelijkbaar zijn op Europees niveau.

1) De gegevens die op basis van dit voorstel om de tien jaar moeten worden verstrekt, moeten een passende reeks variabelen dekken. De belangrijkste doelstelling is een voldoende gedetailleerd beeld van de structuur en de kenmerken van de bevolking te verschaffen om de diepgaande analyse mogelijk te maken die nodig is voor planning, bestuur en toezicht in veel beleidsgebieden. Veel van dit beleid heeft een Europese component, en zowel de instellingen van de Europese Unie als de lidstaten hebben behoefte aan betrouwbare vergelijkingen in de Europese context.

2) De overeenkomstig dit voorstel verstrekte gegevens dragen bij aan een blijvend hoge kwaliteit van de jaarlijkse bevolkingsschattingen. Deze zijn doorgaans gebaseerd op registers of andere demografische telresultaten die worden bijgewerkt aan de hand van administratieve documenten. Het is algemeen erkend dat hiervoor een periodieke, op tellingsgegevens gebaseerde verificatie/correctie van statistische en technische fouten noodzakelijk is. De termijn tussen twee ronden van op tellingen gebaseerde verificaties/correcties van jaarlijkse bevolkingsschattingen mag niet meer dan ongeveer tien jaar bedragen. Het gegevensverzamelingsproces volgens dit voorstel zal een positief effect op de jaarlijkse bevolkingsschattingen hebben. De kwaliteitseisen voor bevolkingsgegevens zijn zeer hoog, zoals blijkt uit de volgende voorbeelden: - Voor het democratisch proces binnen de Europese Unie zijn jaarlijkse bevolkingsschattingen van de hoogst mogelijke kwaliteit noodzakelijk. Artikel 11, lid 5, van het Reglement van orde van de Raad van de Europese Unie legt de stemmingsprocedure bij gekwalificeerde meerderheid binnen de Raad vast. Één criterium is dat een gekwalificeerde meerderheid bestaat uit lidstaten die ten minste 62% van de bevolking van de Unie omvatten. - De Europese Unie bevordert de ontwikkeling van de minder welvarende regio's. De convergentiedoelstelling van de structuurfondsen is de belangrijkste prioriteit van het cohesiebeleid van de EU. Als regio's met een ontwikkelingsachterstand worden beschouwd de gebieden waarvan het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking minder dan 75% van het gemiddelde van de Gemeenschap (EU-25) bedraagt. Om te bepalen welke regio's dit zijn, is er behoefte aan kwalitatief hoogstaande bevolkingsgegevens op regionaal niveau. De kwaliteit van de regionale bevolkingsschattingen is afhankelijk van een voldoende gedetailleerde regionale verdeling van de bron waarop deze schattingen zijn gebaseerd. Het huidige wetgevingskader met de algemene bepalingen voor de structuurfondsen is Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006. - De bevolkingsgegevens kunnen indirect hun weerslag hebben op de nationale rekeningen.

3) De Europese Unie is bevoegd op het gebied van regionale cohesie, die doorgaans een van de grootste begrotingsposten is. De verzameling van gegevens volgens deze verordening verstrekt op regionaal niveau alle bevolkingsgegevens die nodig zijn om de vooruitgang van de regionale cohesie te beoordelen.

4) Voor veel belangrijke steekproefenquêtes die binnen de EU zijn geharmoniseerd, zijn statistische gegevens over de bevolkingsstructuur op regionaal niveau noodzakelijk om steekproeven te trekken en de resultaten te extrapoleren (bv. de arbeidskrachtenenquêtes). Het statistisch kader moet op Europees niveau worden geharmoniseerd om de vergelijkbaarheid van de enquêteresultaten te verzekeren. De verzameling van gegevens volgens dit voorstel voorziet in dit statistisch kader.

5) Het voorstel legt de basis voor de verzameling van kwalitatief hoogstaande en vergelijkbare huisvestingsgegevens. De huisvestingssituatie van de bevolking heeft verregaande consequenties. - Toegang tot waardige huisvesting is een belangrijk doel van het sociaal beleid. Tijdens de Europese Raad van Laken in 2001 wezen de regeringen van de lidstaten op de noodzaak om gemeenschappelijke indicatoren over sociale integratie te ontwikkelen, waarbij huisvesting uitdrukkelijk werd genoemd, en op de noodzaak om het statistisch instrumentarium daartoe te versterken. Toch ontbreken er nog altijd indicatoren over huisvesting op Europees en op nationaal niveau. De voor huisvesting verantwoordelijke ministers van de lidstaten hebben herhaaldelijk bevestigd dat er behoefte is aan vergelijkbare gegevens over huisvesting. - Gebouwen waarin particuliere huishoudens zijn gehuisvest, verbruiken veel energie, water en andere leveringen en diensten met een milieucomponent. - Huisvesting is van groot economisch belang (aanbod van en vraag naar woningen, financiering, bouw, renovatie).

Algemene context


Indien de doelstellingen van dit voorstel niet worden bereikt, zal dit ernstige gevolgen hebben voor veel onderdelen van het Europees Statistisch Systeem en voor de nakoming van wettelijke verplichtingen (bv. stemmen bij meerderheid, structuurfondsen) en de kwaliteit van de analyse en beleidsevaluatie op basis van de respectieve statistieken. De laatste volks- en woningtelling in de Europese Unie betrof het referentiejaar 2001. Deze was niet op de Europese wetgeving maar op een gentlemen’s agreement gebaseerd. Er is duidelijk gebleken dat een gentlemen’s agreement niet de noodzakelijke kwaliteit garandeert om de doelen te bereiken waarvoor de gegevens in de toekomst zullen dienen. - De referentiedata liepen sterk uiteen, wat ten koste ging van de vergelijkbaarheid: de referentiedata zijn verspreid over een periode van 39 maanden, van maart 1999 (Frankrijk) tot en met mei 2002 (Polen); de gegevens van Malta hebben zelfs betrekking op november 1995. - De gegevens werden niet tijdig ingediend: hoewel volgens het gentlemen’s agreement alle gegevens vóór 30 juni 2003 bij Eurostat moesten worden ingediend, kwamen de laatste gegevens pas medio 2005 binnen en vond de publicatie plaats in september 2005. Dit was 44 maanden na het einde van het referentiejaar. - De aanvankelijk ingediende gegevens waren vaak onvolledig, niet geheel gevalideerd of inconsistent. De vele verzoeken om gegevens te verifiëren hebben het productieproces aanzienlijk vertraagd. Gezien de belangrijke doelen waarvoor de tellingsgegevens moeten worden gebruikt, zijn er strengere normen voor metagegevens en kwaliteitswaarborgen vereist.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Er bestaan nog geen bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


Op grond van het Europees recht dient Eurostat bevolkingsgegevens van de hoogst mogelijke kwaliteit te leveren (bv. stemmen bij meerderheid, structuurfondsen; zie punt 2 onder 'Motivering en doel van het voorstel'). Bovendien zijn voor veel beleidsgebieden waarbinnen de EU actief is bevolkings- en/of huisvestingsgegevens noodzakelijk om bij te dragen aan de formulering van operationele doelstellingen en om de ontwikkelingen te beoordelen. De gegevens moeten volledig vergelijkbaar zijn op Europees niveau en worden vaak gevraagd met regionale uitsplitsing, een variabele onderverdeling of op een kwaliteitsniveau die alleen kunnen worden gewaarborgd door de Europese wetgeving inzake volks- en woningtellingen.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten


Op 28 september 2005 is een ontwerpverordening over volks- en woningtellingen in de Europese Unie voorgelegd aan de directeuren sociale statistiek (van de voor tellingen verantwoordelijke nationale instellingen) en op 30 november 2005 aan het Comité Statistisch Programma. Binnen de Economische Commissie voor Europa van de VN en binnen de EU heeft een intensieve raadpleging plaatsgehad over de te bestrijken onderwerpen in een volks- en woningtelling in deze regio. Bij deze raadpleging zijn veel deskundigen uit Europese landen betrokken geweest. Bovendien heeft Eurostat een haalbaarheidsstudie verricht naar de te bestrijken onderwerpen en het niveau van regionale onderverdeling. Deze studie omvatte een enquête bij de nationale bureaus voor statistiek.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden


Het Comité statistisch programma heeft zijn brede steun voor het voorstel en voor de erin gekozen benadering uitgesproken. Op verzoek van een aantal EU-lidstaten is in de bijlage bij de verordening een uitgebreide lijst van te bestrijken onderwerpen opgenomen.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden


Tellingsmethode en –techniek; onderwerpen en kenmerken van de tellingen.

Gebruikte methode


Binnen het Europees Statistisch Systeem is het een goed gebruik om zoveel mogelijk rekening te houden met de aanbevelingen voor volks- en woningtellingen van de Conferentie van Europese Statistici (hierna 'CES-aanbevelingen' te noemen), waarin rekening wordt gehouden met de belangrijkste nationale, internationale en communautaire vereisten voor bevolkings- en huisvestingsgegevens. De CES-aanbevelingen omvatten de tellingsmethoden en –technieken alsmede de te bestrijken onderwerpen. De lijst van onderwerpen voor tellingen in de Europese Unie in dit voorstel stemt overeen met die van de CES-aanbevelingen. Deze zijn gedurende jaren van grondig onderzoek en raadpleging van gebruikers essentieel gebleken. De lidstaten hebben bevestigd dat de gegevens volgens de CES-aanbevelingen bruikbaar zijn voor hun doelstellingen op nationaal niveau. Het voorstel verwijst expliciet naar de CES-aanbevelingen om te zorgen dat de beslissingen worden gebaseerd op geëigende raadpleging en onderzoek. De CES-aanbevelingen worden voorbereid door een groot aantal deskundigen van de instanties die bevoegd zijn voor de uitvoering en analyse van tellingen. De CES-aanbevelingen zijn het resultaat van uitvoerige discussies en gedachtewisselingen via conferenties, vergaderingen, werkgroepen, taskforces en schriftelijk overleg.

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen


Afdeling statistiek van de Verenigde Naties (UN SD), Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UN ECE), nationale bureaus voor de statistiek.

Samenvatting van ontvangen en gebruikte adviezen Het ontbreken van kwalitatief hoogwaardige tellingsgegevens over de bevolking van de EU kan leiden tot ernstige risico's met onomkeerbare gevolgen voor beleidsvorming en -evaluatie, bestuur en financieel beheer.

Het advies van de raadpleging komt tot uiting in de CES-aanbevelingen zelf en in de resultaten van het haalbaarheidsstudie binnen de lidstaten.

Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek


Voor de huidige versie van de CES-aanbevelingen zie www.unece.org/stats/documents/ece/ces/ge.41/2006

Analyse van de gevolgen De volgende mogelijkheden zijn overwogen: A) Geen harmonisatie van volks- en woningtellingen in de EU: op middellange termijn zouden er geen volledige en vergelijkbare bevolkings- en huisvestingsgegevens in de EU beschikbaar zijn. Dit zou ernstige gevolgen hebben zowel in juridisch (bv. stemming bij meerderheid, structuurfondsen) als in politiek opzicht (bv. de vaststelling en evaluatie van beleid).-{}- B) Een gentlemen’s agreement over volks- en woningtellingen in de EU: dit zou leiden tot bevolkings- en huisvestingsgegevens van lage kwaliteit in de EU. De vergelijkbaarheid zou niet gewaarborgd zijn. Ook dit zou ernstige juridische en politieke gevolgen hebben. C) Een richtlijn betreffende volks- en woningtellingen in de EU. Bij de omzetting van technische vereisten in nationale wetgeving bestaat er een grote kans op afwijkingen en vertekeningen, hetgeen de vergelijkbaarheid kan verminderen en ernstige juridische en politieke gevolgen kan hebben. D) Europese wetgeving over volks- en woningtellingen in de EU (verordening van het Europees Parlement en de Raad + uitvoeringsverordening van de Commissie). De wetgeving is output-gericht, niet input-gericht en regelt de verantwoordelijkheden en de taken, alsmede gemeenschappelijke vereisten voor de kwaliteit en de transparantie van resultaten en methoden. Hierdoor wordt gegarandeerd dat er vergelijkbare, hoogwaardige bevolkingsgegevens in de EU beschikbaar zijn en wordt aan de juridische en politieke verplichtingen voldaan. E) Europese wetgeving over volks- en woningtellingen in de EU (verordening van het Europees Parlement en de Raad + uitvoeringsverordening van de Commissie). De wetgeving is input-gericht en vermeldt gedetailleerd welke gegevensbronnen de lidstaten moeten gebruiken (vragenlijsten, registers, enz.). De met deze benadering gepaard gaande lasten kunnen zeer hoog zijn. De lidstaten moeten alle in de telling gebruikte registers, met name alle personen- en woningregisters, aanpassen. Wellicht moeten veel inwoners vragenlijsten invullen, wat veel veldwerk voor tellingsbureaus en interviewers met zich mee kan brengen. De financiële gevolgen van een EU-interventie zullen significant zijn in de context van nationale begrotingen. De voorkeur gaat uit naar optie D. Deze garandeert tellingsresultaten die betrouwbaar, transparant en voldoende vergelijkbaar zijn. De wetgeving is output-gericht, niet input-gericht, en biedt de lidstaten de vrijheid om te kiezen welke gegevensbronnen zij gebruiken en hoe zij de resultaten afleiden. Hoewel de lidstaten mogen kiezen hoe zij de tellingen in hun land uitvoeren, wordt de kwaliteit, met name de vergelijkbaarheid, voldoende gegarandeerd omdat de wetgeving de lidstaten verplicht om zich aan bepaalde hoofdnormen en specifieke kwaliteitseisen te houden. De gebruikte methoden en technieken moeten duidelijk worden omschreven met het oog op transparantie van de procedures en de resultaten van de tellingen in de lidstaten. Met optie D wordt de extra last als gevolg van de EU-maatregel zo klein mogelijk gehouden. De last blijft beperkt tot wat nodig is om over de overeengekomen onderwerpen te rapporteren en aan de gemeenschappelijke kwaliteitsvereisten te voldoen, en ook de last voor de bureaus voor de statistiek blijft beperkt (kwaliteitsverslagen opstellen en metagegevens en andere verklarende documenten verschaffen).

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)


Het voorstel verduidelijkt de verantwoordelijkheden en de taken bij de tienjaarlijkse verstrekking van volledige bevolkings- en huisvestingsgegevens, alsmede gemeenschappelijke vereisten ten aanzien van de kwaliteit en de transparantie van de resultaten en de methoden. Het voorstel laat de lidstaten de vrijheid om de noodzakelijke gegevens te verstrekken op de wijze die zij in hun land het beste achten. Dit omvat ook de keuze van de bron waaraan de lidstaten de gegevens wensen te ontlenen. Tegelijkertijd staat het voorstel borg voor de kwaliteit van de gegevens, met name de vergelijkbaarheid op Europees niveau. In wezen is de benadering niet input-gericht maar output-gericht.

Rechtsgrondslag


De rechtsgrondslag voor de communautaire statistiek is artikel 285 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Krachtens dit artikel moet de Raad volgens de medebeslissingsprocedure maatregelen voor de opstelling van statistieken nemen wanneer dit voor de vervulling van de taken van de Gemeenschap nodig is. Dit artikel bevat de eisen waaraan bij de productie van communautaire statistieken moet worden voldaan: onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding.

Subsidiariteitsbeginsel


Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.

Een belangrijk kwaliteitscriterium voor alle statistische gegevens is vergelijkbaarheid. Aangezien bevolkings- en huisvestingsgegevens worden gebruikt om aan de Europese wetgeving te voldoen, het Europees beleid te beoordelen en/of de resultaten van nationaal beleid te vergelijken op Europees niveau, moeten de basisgegevens vanzelfsprekend vergelijkbaar zijn op Europees niveau. Dit is voor de lidstaten niet volledig uitvoerbaar zonder een duidelijk Europees netwerk in de vorm van Europese wetgeving die gemeenschappelijke statistische voorzieningen en kwaliteitseisen vastlegt. Bovendien is transparantie van de in de verschillende landen gebruikte tellingsmethoden en –technieken een voorwaarde om tot vergelijkbaarheid te komen. Transparantie vereist daarentegen Europese wetgeving en gestructureerde samenwerking, op basis van deze wetgeving, tussen de verantwoordelijke statistiekbureaus op nationaal en Europees niveau. Uit ervaringen in het verleden blijkt duidelijk dat een informele overeenkomst zonder een overeengekomen, duidelijk en onder toezicht staand kader niet leidt tot statistische output van de kwaliteit die in de toekomst noodzakelijk is.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt.

De voorgestelde EU-wetgeving is noodzakelijk om tot kwaliteit, en met name tot vergelijkbaarheid, te komen. De verordening legt gemeenschappelijke vereisten vast om deze kwaliteit alsmede transparantie over de in de lidstaten gebruikte methoden en technieken te bereiken. - De lidstaten moeten de kwaliteit van de ingediende gegevens en metagegevens verzekeren en zorgen dat de gekozen gegevensbronnen en methoden zoveel mogelijk voldoen aan de essentiële elementen van volks- en woningtellingen, met name individuele opsomming, gelijktijdigheid, universaliteit binnen een vastgesteld gebied, beschikbaarheid van gegevens over kleine gebieden en vastgestelde periodiciteit. - De lidstaten moeten verslag uitbrengen over de gegevensbronnen die zijn gebruikt om aan de verplichtingen te voldoen en verklaren waarom deze bronnen zijn gekozen en welke invloed deze keuze op de door hen ingediende gegevens kan hebben. Zij dienen te vermelden in welke mate de gekozen gegevensbronnen en methoden de wezenlijke elementen van volks- en woningtellingen omvatten. - Voor alle landen zijn de te bestrijken hoofdonderwerpen identiek. - Voor alle landen moet de referentiedatum van de gegevens in hetzelfde kalenderjaar vallen. - De gegevens moeten worden ingediend binnen 24 maanden na afloop van het referentiejaar, in het door de Commissie (Eurostat) gevraagde technische formaat. - De bevolking omvat alle personen die hun gewone verblijfplaats in het land hebben. De verordening legt dit beginsel vast. - De verordening geeft een definitie van de begrippen 'nationaal' en 'regionaal'. - De verordening beperkt zich tot het vastleggen van gemeenschappelijke vereisten en laat aan de lidstaten over om hieraan te voldoen op de wijze die zij voor hun land het beste achten.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

4.

Aanvullende informatie



Vereenvoudiging



Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van administratieve procedures voor overheidsinstanties (op communautair of nationaal niveau).

De in de ontwerpverordening opgenomen gemeenschappelijke vereisten zijn erkend als werkbare oplossingen die een duidelijke richtsnoer vormen voor de nationale instanties die de telling uitvoeren. Doordat de statistische output niet achteraf hoeft te worden geharmoniseerd wat definities en begrippen betreft, worden de administratieve procedures binnen de statistiekbureaus vereenvoudigd.

Europese Economische Ruimte


De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom ook voor de Europese Economische Ruimte gelden.

STAPPENPLAN

Het is moeilijk om op dit moment een gedetailleerd stappenplan voor de vaststelling van de verordening en de uitvoeringsmaatregelen voor te stellen, aangezien de activiteiten in de toekomst afhankelijk zijn van de uitkomst van de lopende onderhandelingen binnen de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement en van de snelheid waarmee de verordening formeel wordt vastgesteld. Het tijdschema zou er echter als volgt uit kunnen zien (maar kan worden gewijzigd afhankelijk van de datum van inwerkingtreding van de verordening): Tweede helft van 2006 Over de ontwerpverordening heeft overleg plaatsgehad tussen verschillende diensten binnen de Europese Commissie. Vertaling van het officiële voorstel van de Europese Commissie in alle officiële EU-talen. Eerste helft van 2007 Indiening van een ontwerpvoorstel bij het college ter formele goedkeuring. Indiening van een officieel wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie bij de Raad van de EU voor een eerste lezing. Tweede helft van 2006 / heel 2007 Taskforce-vergaderingen over de technische kwesties in verband met de verordening. Specificaties in aanvulling op de aanbevelingen van de VN ECE/Eurostat voor tellingen. Voorbereiding van een uitvoeringsverordening van de Commissie.

- 2007/0032 (COD)