Toelichting bij COM(2006)852 - Vervoer van gevaarlijke goederen over land

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2006)852 - Vervoer van gevaarlijke goederen over land.
bron COM(2006)852 NLEN
datum 22-12-2006
1) Achtergrond van het voorstel

Motivering en doel van het voorstel



Het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen wordt geregeld door een aantal internationale overeenkomsten. In Europa zijn op dit ogenblik twee instrumenten van kracht: één voor het weg- en één voor het spoorvervoer. Een gelijksoortige overeenkomst voor de binnenvaart bevindt zich in de ratificatiefase. In de EU werd de regelgeving voor het weg- en spoorvervoer middels twee richtlijnen ingevoerd in het Gemeenschapsrecht. Concreet is ook binnenlands vervoer opgenomen in de werkingssfeer van de betrokken regels en zijn er gemeenschappelijke regels ingesteld voor alle vervoer binnen de interne markt. Aangezien de overeenkomst voor de binnenvaart binnenkort wellicht zal worden geratificeerd, zou het ter wille van de eenvormigheid, logisch zijn ook deze op te nemen in de Gemeenschapswetgeving. Dit vormt tevens een gelegenheid om de bestaande regelgeving aan te passen en te harmoniseren.

De rechtsgrond op grond waarvan de EU terzake kan optreden is artikel 7, lid 1, onder c), van het EG-Verdrag.

Algemene context



Het totale volume van het vervoer van gevaarlijke goederen in de Europese Unie bedraagt 110 miljard ton km per jaar, bestaande uit 58% wegvervoer, 25% spoorvervoer en 17% binnenvaart. Het volume neemt toe bij wegvervoer en de binnenvaart, maar neemt af bij het spoor. Het aandeel gevaarlijke goederen ten opzichte van het totale goederenvervoer bedraagt ongeveer 8%.

Om de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke goederen alsmede vrije en multimodale internationale vervoersdiensten te waarborgen, hebben de Verenigde Naties (VN) een aangepaste versie gepubliceerd van de modelvoorschriften van de VN-aanbevelingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen (Recommendations on the Transport of Dangerous Good; Model Regulations).

De internationale overeenkomsten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen zijn gebaseerd op de VN-aanbevelingen, die in het Europese vervoer over land middels drie instrumenten ten uitvoer zijn gelegd:

· de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR);

· het Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen RID);

· de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN).

Bijna alle landen hebben de ADR en RID-overeenkomsten ondertekend.

De ADN is nog niet van kracht. De ratificatieprocedure is nog niet afgerond en de overeenkomst zal wellicht uiterlijk in 2009 in werking treden. Negen EU-landen hebben de ADN ondertekend. Twee andere regeling op basis van de ADN (ADN-R, ADN-D) zijn momenteel van toepassing in de Rijn en Donaulanden. Voorts bestaat er nationale regelgeving voor binnenlands vervoer.

In 1997 diende de Commissie een voorstel in voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per vaartuig over de binnenwateren (gewijzigd in 1999). Het voorstel werd echter nooit aangenomen omdat de sluiting van de ADN-overeenkomst niet correct was verlopen. In 2004 is het voorstel ingetrokken. Dat is de reden waarom de EU-regelgeving alleen betrekking heeft op weg- en spoorvervoer van gevaarlijke goederen. Voor deze vervoersmodaliteiten waarborgt de regelgeving een hoog veiligheidsniveau, de vrije verstrekking van vervoersdiensten en de vrije beweging van transportmiddelen binnen de EU. Er bestaat geen Europese regelgeving betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen via de binnenvaart.

In het licht van de nakende inwerkintreding van de ADN moet worden vermeden dat verschillende regelingen ontstaan voor internationaal en binnenlands vervoer. De reden om de overeenkomsten voor het internationaal weg- en spoorvervoer op te nemen in het gemeenschapsrecht, namelijk de toepassing van de overeenkomsten op binnenlands vervoer, geldt eveneens voor de binnenvaart.

Binnen een multimodale vervoerscontext is het niet wenselijk voor elke modaliteit aparte regels in stand te houden die door de gebruiker van de vervoersdienst moeten worden nageleefd. Waar mogelijk moeten identieke regels worden gehanteerd. Dit is een van de doelstellingen van de aanbevelingen van de VN.

Door historische omstandigheden is de bestaande Europese regelgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen vrij complex. De regelgeving voor sommige modaliteiten bevat een aantal ongerijmdheden. Bovendien zijn sommige bepalingen achterhaald of zal dat binnenkort het geval zijn. Twee richtlijnen zijn overbodig geworden omdat de bepalingen ervan inmiddels zijn opgenomen in de ADR, RID en ADN-overeenkomsten.

Naast de voormelde inhoudelijke kwesties, leidt de structuur van de bestaande regelgeving tot een technisch probleem. Bij elke herziening van de internationale overeenkomsten, namelijk om de twee jaar, voorzien de richtlijnen in de volledige vertaling van de volumineuze technische bijlagen. Dit bleek in de praktijk bijzonder moeilijk, zo niet onmogelijk, haalbaar.

Indien geen actie wordt ondernomen, zullen deze problemen blijven bestaan en nog toenemen: door aanpassingen van de internationale overeenkomsten zullen de bestaande regels wellicht nog complexer worden; achterhaalde regels en de verwarring bij gebruikers blijven bestaan; het risico dat de regels niet worden nageleefd, neemt toe. De Europese regelgeving zal niet gebruiksvriendelijker worden, wel integendeel. Gezien het toenemende succes van multimodale vervoersconcepten, zullen de per vervoersmodaliteit verschillende regels tot meer praktische problemen leiden bij multimodale transporten en tot een ongewenste stijging van de kosten. De ontwikkeling van de binnenvaart, op basis van statistieken in veel gevallen de meest geschikte vervoersmodaliteit, zal worden afgeremd door het bestaan van verschillende regels voor internationaal en binnenlands vervoer. 130

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



De communautaire regelgeving terzake omvat vier richtlijnen:

Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg;

Richtlijn 96/49/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor;

Richtlijn 96/35/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de aanwijzing en de beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren;

Richtlijn 2000/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2000 betreffende de minimumeisen voor het examen voor veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren.

Aangezien de bepalingen van de richtlijnen (3) en (4) ook zijn opgenomen in de bijlagen van de richtlijnen (1) en (2), zijn de eerst vermelde richtlijnen voor het weg- en spoorvervoer inmiddels overbodig.

Het voorstel behelst een integratie en aanpassing van de richtlijnen (1) en (2) zonder belangrijke wijzigingen van de bepalingen inzake het weg- en spoorvervoer. De uitbreiding van de werkingssfeer van de communautaire regelgeving met de binnenvaart waarin het voorstel voorziet, is daarentegen een belangrijke wijziging.

Overeenstemming met andere beleidslijnen en doelstellingen van de Unie

Het voorstel houdt verband met de bestaande Europese regelgeving inzake veiligheid van het vervoer, de interne markt en het milieubeleid en sluit aan bij de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling en de Lissabonstrategie.

2)

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten



Aangezien er reeds Europese regelgeving bestaat betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen, is er reeds een regelgevend comité dat zich over deze materie kan uitspreken. Via diverse vergaderingen van dit comité enerzijds en via het internet tussen de verschillende vergaderingen, zijn de lidstaten en EVA-landen geraadpleegd.

Dankzij regelmatige briefwisseling tussen het comité en het Europees Parlement werd het Parlement op de hoogte gehouden van de werkzaamheden van het comité.

Betrokken actoren, namelijk de vertegenwoordigers van de bedrijven die betrokken zijn bij het vervoer van gevaarlijke goederen, mogen de comitévergaderingen bijwonen als waarnemer. Op die manier hebben zij tijdens de voorbereiding van het voorstel de kans gekregen hun visie mee te delen.

Voorts werd, gelet op het belang van de vervoersstromen op de Rijn, de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCNR) geraadpleegd. 80% van het vervoer van gevaarlijke goederen in Europa vindt immers via de Rijn plaats.

Van 21 mei 2006 tot 31 juli 2006 heeft via internet een openbare raadpleging plaatsgevonden. De Commissie heeft 108 reacties ontvangen. De resultaten zijn beschikbaar op: ec.europa.eu/dgs/energy_transport/security

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden



De inbreng van de lidstaten en de betrokken actoren was van vitaal belang voor de totstandkoming van het voorstel. Tijdens de raadplegingsprocedure werd steeds getracht een gemeenschappelijk standpunt te bereiken.

Gedurende de publieke raadpleging bleek een zeer grote meerderheid van de respondenten positief te staan tegenover het door de Commissie voorgestelde beleid. 213

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling



Tijdens de effectbeoordeling werden drie opties onderzocht:

'geen wijziging van het beleid, alleen codificatie'

De werkingssfeer en inhoud van de bestaande EU-regelgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen blijven ongewijzigd. Vervoer via de binnenvaart wordt niet opgenomen in de communautaire wetgeving. Dit betekent alleen een voltooiing van de reeds ten dele gestarte codificatieprocedure van de bestaande regelgeving. De codificatie zal de toepassing van de regels wellicht tot op zekere hoogte vergemakkelijken. Hoewel deze aanpassingen positief zouden worden onthaald door de betrokken actoren, wordt het algemene effect slechts beperkt geacht.

'Codificatie en nieuwe wetgeving voor de binnenvaart'

Net als in optie 1 zou een codificatie worden uitgevoerd. Voorts wordt een nieuwe richtlijn vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke goederen via de binnenvaart. Vervoer over de binnenwateren binnen de Europese Unie valt op dit moment onder verschillende regionale of nationale wetgevingen. De nieuwe wet zou gebaseerd zijn op de verwachte internationale overeenkomst en zowel van toepassing zijn op binnenlands als internationaal vervoer zodat de regels binnen de Unie worden geharmoniseerd. Dit is gunstig voor de vervoersondernemingen, die baat hebben bij een vereenvoudiging van de wetgeving, maar ook voor de werknemers en het milieu omdat het risico op ongevallen zal afnemen. Bovendien wordt het voor de nationale autoriteiten gemakkelijker om de naleving van de regels af te dwingen.

'Herziening van de wetgeving en integratie van de binnenvaart'

De bestaande wetgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen wordt herzien en vereenvoudigd, de bestaande richtlijnen worden samengevoegd en de binnenvaart wordt toegevoegd aan de werkingssfeer van de richtlijn. Optie 3 voorziet, bovenop de maatregelen van optie 2, in een herziening en vereenvoudiging. Ten eerste worden achterhaalde bepalingen geschrapt. Het behouden van die bepalingen zou een reeds inherent complexe materie onnodig ingewikkeld maken en leiden tot een toename van de risico's en kosten. Ten tweede betekent deze optie dat de regels betreffende de drie vervoersmodaliteiten over land - weg, spoor en binnenvaart - zoveel mogelijk worden geharmoniseerd. Een harmonisering van de regelgeving zou het multimodaal vervoer aanzienlijk vergemakkelijken. Deze twee aspecten zijn niet voorzien in opties 1 en 2. Veiligheids- en milieurisico's zijn inherent aan complexe regelgeving. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat een harmonisering van de regelgeving in alle opzichten positief is: vanuit economisch oogpunt omdat de kosten verlaagd worden; vanuit sociaal oogpunt omdat de regels makkelijker toepasbaar zijn en derhalve meer veiligheid wordt geboden; en ten slotte een beperking van de milieurisico's om dezelfde redenen. De handhaving door de nationale autoriteiten wordt makkelijker door minder verschillende regels. Een geharmoniseerde en gebruiksvriendelijker regelgeving zal door de sector aanmerkelijk beter worden nageleefd. Optie 3 is duidelijk de meest gunstige vanuit economisch, sociaal en milieuoogpunt en vanuit handhavingsperspectief.

3)

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)



Het voorstel voor een nieuwe richtlijn voorziet in de aanpassing van de vier richtlijnen en beschikkingen van de Commissie inzake het vervoer van gevaarlijke goederen en de integratie daarvan in één wettekst alsmede in de uitbreiding van de werkingssfeer van de communautaire regelgeving met de binnenvaart, naast het weg- en spoorvervoer. Het voorstel betekent dat de bestaande regels inzake het internationaal vervoer worden opgenomen in de communautaire wetgeving en voorziet tevens in een toepassing van die regels op binnenlands vervoer.

Rechtsgrondslag



Artikel 71, lid 1, onder c), van het EG-Verdrag.

Subsidiariteitsbeginsel



Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voorzover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt:

· De EU heeft reeds regelgeving ingevoerd die van kracht is voor het weg- en spoorvervoer van gevaarlijke goederen.

· Er bestaan reeds twee regionale regelgevingskader voor het vervoer van gevaarlijke goederen via de binnenvaart in de Rijn en Donauregio's (ADN-R en ADN-D), terwijl een derde kader (ADN van de VN) wellicht weldra in werking zal treden. Bovendien bestaan onder meer in de landen langs de Rijn en de Donau ook verschillende regels voor binnenlands vervoer. Eenzelfde harmonisering en toepassing van de regels voor de binnenvaart als voor het spoor- en het wegvervoer binnen de Unie kan niet worden gerealiseerd via maatregelen van de individuele lidstaten.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt.

De doelstelling binnen de Gemeenschap uniforme regels in te stellen voor alle vervoer, zowel binnenlands als internationaal, van gevaarlijke goederen over land kan niet worden bereikt zonder optreden van de Gemeenschap.

De volgende kwalitatieve indicatoren tonen aan dat de doelstellingen van het voorstel het best door de Unie kunnen worden bereikt:

· het multimodaal vervoer zal toenemen;

· vervoersbedrijven zullen gemakkelijker en goedkoper vervoersprestaties kunnen aanbieden;

· het risico op ongevallen voor werknemers in de vervoerssector, de burger en het milieu neemt af;

· de vervoerswetgeving en handhaving daarvan wordt eenvoudiger voor de nationale autoriteiten;

· de communautaire wetgeving terzake wordt vereenvoudigd.

Door de ADR en RID-overeenkomsten te integreren in de communautaire regelgeving is de toepassing ervan versterkt en uitgebreid. Dit toont aan dat het optreden van de EU in dit verband verantwoord was. Het optreden van de EU is eveneens gepast wat de uitbreiding van de werkingssfeer met de derde vervoersmodaliteit over land betreft.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Het vraagstuk van de evenredigheid geldt alleen voor de binnenvaart aangezien er reeds communautaire instrumenten bestaan voor het weg- en spoorvervoer van gevaarlijke goederen.

Voor lidstaten die reeds een van de regionale ADN-overeenkomsten (ADN-R, ADN-D) toepassen of van plan zijn dat te doen, vormt de toepassing van de regels op binnenlands vervoer slechts een beperkte inspanning, met name omdat in de ADN reeds bijzondere bepalingen zijn opgenomen voor vaartuigen die uitsluitend binnenlands vervoer verrichten. Bovendien voorziet het voorstel van richtlijn in speciale bepalingen voor lidstaten waar zeer weinig gevaarlijke goederen worden vervoerd of waar helemaal geen binnenvaart bestaat.

Het voorgestelde instrument, een richtlijn, is om de volgende twee redenen het best geschikt:

· de bestaande EU-instrumenten terzake welke worden vervangen, zijn eveneens richtlijnen;

· voor de tenuitvoerlegging van de tijdelijke en nationale bepalingen die zijn opgenomen in de bijlagen van het voorstel.

Aangezien het voorstel een harmonisering en vereenvoudiging inhoudt van alle regels inzake het vervoer van gevaarlijke goederen in de Unie, zullen de financiële en administratieve lasten voor alle partijen in de lidstaten afnemen. Het voorstel zou in de binnenvaart, waar de ADN-regels voor het eerst van toepassing worden op binnenlands vervoer, in theorie tot extra kosten kunnen leiden voor de aanpassing aan het ADN van vaartuigen die voorheen enkel de voor binnenlands vervoer werden gebruikt, maar in de praktijk is dat weinig waarschijnlijk.

Keuze van instrumenten



Voorgestelde instrument: richtlijn. 342

Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn.

In de eerste plaats worden vier bestaande instrumenten, telkens richtlijnen, door het voorstel vervangen en ingetrokken. Ten tweede worden voor de uitbreiding van de werkingssfeer van het voorgestelde instrument met de binnenvaart dezelfde juridische beginselen gehanteerd als in de bestaande richtlijnen. Hoewel het voorstel voornamelijk uit technische bepalingen bestaat, welke zijn gebaseerd op de aanbevelingen van de VN en niet kunnen worden gewijzigd, zijn er ook vrijstellingen en uitzonderingen die door de lidstaten op verschillende manieren kunnen worden toegepast. Ten derde hangt de toepassing van het voorstel op vervoer via de binnenwateren af van de situatie in de verschillende lidstaten. Een richtlijn is derhalve het meest geschikte instrument.

4)

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel voorziet in een verschuiving van de noodzakelijke vertaal- en publicatiekosten van de technische bijlagen van de richtlijn van de Gemeenschap, in de praktijk de Commissie, naar de lidstaten. De technische bijlagen worden om de twee jaar aangepast. De Gemeenschap dient derhalve middelen te voorzien om de vertaalkosten van de lidstaten te vergoeden. De besparingen in termen van vertaal- en publicatiekosten zullen echter groter zijn dan de vergoeding die aan de lidstaten wordt betaald.

5)

4.

Aanvullende informatie



Vereenvoudiging



Het voorstel voorziet in de vereenvoudiging van de wetgeving en de administratieve procedures voor (EU- of nationale) overheidsinstanties en particuliere actoren.

Hoewel de werkingssfeer van de wetgeving wordt uitgebreid, vormt het voorstel een aanzienlijk vereenvoudiging van de communautaire wetgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen. De drie modaliteiten voor vervoer over land zullen onder éénzelfde wetgeving vallen. De nieuwe richtlijn bepaalt dat de richtlijnen 94/55/EG en 96/49/EG, als gewijzigd, inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen, richtlijnen 96/35/EG en 2000/18/EG betreffende veiligheidsadviseurs en de beschikkingen 2005/263/EG en 2005/180/EG van de Commissie, als gewijzigd, betreffende bepaalde nationale afwijkingen van de richtlijnen 94/55/EG en 96/49/EG, worden ingetrokken. Naar de internationale overeenkomsten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen wordt in de bijlagen bij de richtlijn nog wel verwezen, maar ze worden niet langer opgenomen in de tekst. Het communautair acquis wordt hierdoor ongeveer 2000 bladzijden dunner.

Een iets minder belangrijk aspect is dat in artikel 6 van Richtlijn 82/714/EEG van de Raad tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen bepaald is dat ieder schip dat voorzien is van een certificaat, afgegeven krachtens het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADN-R), over het gehele communautaire grondgebied van de Gemeenschap gevaarlijke stoffen mag vervoeren. Aangezien het voorstel voor een richtlijn voorziet in de geleidelijke afschaffing van het certificaat in het kader van het ADN-R, dient dit artikel te worden ingetrokken.513

Een vereenvoudiging van de communautaire wetgeving vergemakkelijkt de omzetting daarvan in nationale wetgeving. De harmonisering van de regels inzake het vervoer van gevaarlijke goederen maakt het werk van de handhavingsinstanties, waaronder rapportage, eenvoudiger en doelmatiger. 5

1 4

Dankzij de vereenvoudigde en harmonisering van de regelgeving zullen de administratieve procedures voor alle bij het vervoer van gevaarlijke goederen betrokken partijen, van verzender tot geadresseerde, vlotter verlopen. Ook de vervoers- en voertuigdocumenten zullen door de harmonisering van de regels eenvoudiger worden, net als de opleiding van personen die zijn betrokken bij en het vervoer en het werk van de veiligheidsadviseurs. 515

Het voorstel is opgenomen in het programma van de Commissie voor de modernisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire en in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie, onder referentie 2005/TREN/017.

Intrekking van bestaande wetgeving



De vaststelling van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg.

Transponeringstabel



De lidstaten delen de Commissie de tekst van de nationale bepalingen tot omzetting van de richtlijn mee, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Europese Economische Ruimte



De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

Nadere uitleg van het voorstel



Artikel 1: Toepassingsgebied

Een van de belangrijkste elementen van dit artikel is de bepaling wanneer een lidstaat kan worden vrijgesteld van de toepassing van de richtlijn wat betreft de binnenvaart.

Artikel 2: Definities

De verschillende relevante internationale overeenkomsten, gevaarlijke goederen en vervoersmiddelen worden gedefinieerd.

Artikel 3: Algemene bepalingen

Dit artikel bevat de algemene bepalingen inzake het vervoer van gevaarlijke goederen.

Artikel 4: Derde landen

Vervoer van en naar niet-EU landen welke de internationale overeenkomsten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen toepassen is toegestaan.

Artikel 5: Beperkingen wegens andere redenen dan de veiligheid van het vervoer

Een lidstaat kan om andere dan veiligheidsredenen op zijn grondgebied aanvullende bepalingen instellen voor het vervoer van gevaarlijke goederen.

Artikel 6: Vervoersbeperkingen wegens veiligheidsredenen

Een lidstaat kan extra voorwaarden opleggen aan binnenlands vervoer dat door binnenlandse voertuigen wordt verricht. Bij een ongeval of incident kan een lidstaat zonodig noodmaatregelen nemen.

Artikel 7: Afwijkingen

Aangezien de internationale overeenkomsten en de bijlagen van de richtlijn niet met alle bijzonderheden van binnenlands vervoer rekening houden, kunnen de lidstaten, onder bepaalde voorwaarden, voor binnenlands vervoer afwijkingen op de richtlijn toestaan. In bepaalde gevallen moeten de afwijkingen door de Commissie worden goedgekeurd volgens de comitéprocedure. De afwijkingen worden op regelmatige tijdstippen herzien en zijn opgesomd in de bijlagen bij de richtlijn. Artikel 8: Overgangsbepalingen

Een lidstaat kan bepaalde in de bijlagen bij de richtlijn opgesomde tijdelijke nationale bepalingen handhaven.

Artikel 9: Aanpassingen

De wijzigingen die noodzakelijk zijn voor de aanpassing van de bijlagen aan de wetenschappelijk en technologische vooruitgang worden volgens de comitéprocedure goedgekeurd.

Artikel 10: Comité

Er wordt verwezen naar een regelgevend comité voor het vervoer van gevaarlijke goederen dat de Commissie zal bijstaan in het kader van de comitéprocedure.

Artikel 11: Omzetting

De streefdatum voor de toepassing van de richtlijn is 1 januari 2009. Op die datum treden ook de tweejaarlijkse wijzigingen van de betrokken internationale overeenkomsten in werking.

Artikelen 12 en 13: Wijzigingen en intrekkingen

De nieuwe richtlijn betekent dat de bestaande Richtlijnen 94/55/EG en 96/49EG, als gewijzigd, inzake het vervoer van gevaarlijke goederen, de Richtlijnen 96/35/EG en 2000/18/EG betreffende veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen, Beschikkingen 2005/263/EG en 2005/180/EG, als gewijzigd, inzake afwijkingen, alsmede artikel 6 Van Richtlijn 82/714 van de Raad tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, worden ingetrokken.

Artikelen 14 en 15: Inwerkingtreding en adressaten

De richtlijn treedt in werking de twintigste dag na publicatie. Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.