Toelichting bij COM(2007)559 - Wijziging van richtlijn 76/769/EEG wat betreft de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten 2 (2-methoxyethoxy)ethanol, 2-(2-butoxyethoxy)ethanol, methyleendifenyldiisocyanaat, cyclohexaan en ammoniumnitraat (wijziging van richtlijn 76/769/EEG)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten vormt een kader voor in de hele Europese Unie geldende voorschriften betreffende het op de markt brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten.

Met Richtlijn 76/769/EEG kunnen de risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu als gevolg van gevaarlijke stoffen worden beheerd. In bijlage I bij die richtlijn opgenomen gevaarlijke stoffen en preparaten mogen alleen onder specifieke voorwaarden op de markt gebracht en gebruikt worden.

Voorgesteld wordt de risico's van de volgende vijf stoffen te beheren door ze in bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG op te nemen:

- 2-(2-methoxyethoxy)ethanol (DEGME),

- 2-(2-butoxyethoxy)ethanol (DEGBE),

- methyleendifenyldiisocyanaat (MDI),

- cyclohexaan,

- ammoniumnitraat.

Voor DEGME, DEGBE, MDI en cyclohexaan zijn risicobeoordelingen uitgevoerd in het kader van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen. Uit deze risicobeoordelingen is gebleken dat het gebruik van preparaten die deze stoffen bevatten risico's inhoudt voor de gezondheid van de consument. In de Aanbevelingen 1999/721/EG[1] en 2007/xxx/EG[2] van de Commissie, die in het kader van Verordening (EEG) nr. 793/93 zijn uitgebracht, wordt het opleggen van beperkingen aan het op de markt brengen en het gebruik in de Gemeenschap krachtens Richtlijn 76/769/EEG geadviseerd als beste strategie om de risico's voor de consument te beperken.

Ammoniumnitraat kan als oxidator fungeren en houdt een risico in doordat mengsels van de stof met bepaalde andere stoffen kunnen exploderen. Ammoniumnitraat wordt in de EU op grote schaal als meststof gebruikt; meststoffen op basis van ammoniumnitraat moeten aan bepaalde minimale veiligheidsnormen voldoen voordat zij in de handel mogen worden gebracht.

1.1. Basisinformatie over de stoffen (chemische identiteit en toepassingen)

1.1.1. 2-(2-Methoxyethoxy)ethanol (DEGME)

2-(2-Methoxyethoxy)ethanol (DEGME) behoort tot de groep glycolethers, die hoofdzakelijk worden gebruikt als hulpoplosmiddelen in tal van toepassingen. Het CAS-nummer van de stof is 111-77-3 en het Einecs-nummer 203-906-6.

DEGME wordt vooral gebruikt als antivries in vliegtuigbrandstof. Verder wordt DEGME gebruikt als chemisch tussenproduct, chemisch basisproduct (procesoplosmiddel) en als oplosmiddel in verven en vernissen, verfafbijtmiddelen, reinigingsmiddelen, zelfglanzende emulsies, vloerkitten, ruitensproeiervloeistoffen, huidreinigingsproducten (zeep) en huidverzorgingsproducten[3].

1.1.2. 2-(2-Butoxyethoxy)ethanol (DEGBE)

2-(2-Butoxyethoxy)ethanol (DEGBE) behoort tot de groep glycolethers, die hoofdzakelijk worden gebruikt als hulpoplosmiddelen in tal van toepassingen. Het CAS-nummer van de stof is 112-34-5 en het Einecs-nummer 203-961-6.

DEGBE wordt gebruikt in verven, kleurstoffen, inkten, detergentia en reinigingsmiddelen. Deze stof wordt vooral gebruikt om uiteenlopende bestanddelen van mengsels in zowel waterige als niet-waterige systemen op te lossen[4].

1.1.3. Methyleendifenyldiisocyanaat (MDI)

De naam methyleendifenyldiisocyanaat (MDI) omvat een aantal isomere verbindingen met brutoformule C15H10N2O2. Onder Einecs-nummer 247-714-0 en CAS-nummer 26447-40-5 vallen alle mengsels van isomeren en ook alle afzonderlijke isomeren, ook al hebben die een eigen CAS- of Einecs-nummer.

MDI wordt voornamelijk gebruikt voor de industriële productie van harde polyurethaanschuimen, die overal ter wereld worden gebruikt. De stof wordt ook op grote schaal gebruikt voor verven en coatings, lijmen, kitten (waaronder weerbestendige kitten), elastomeren en schoeisel. Verder wordt de stof gebruikt bij de productie van spaanplaat (om de houtlagen aan elkaar te lijmen) en van gietkernen voor de gieterijindustrie[5].

1.1.4. Cyclohexaan

Cyclohexaan is een ringvormig alkaan met brutoformule C6H12. Het CAS-nummer van de stof is 110-82-7 en het Einecs-nummer 203-806-2.

Het wordt vooral gebruikt als oplosmiddel in lijmen (in combinatie met andere oplosmiddelen). Dit zijn meestal lijmen op basis van neopreen (polychloropreen), die gebruikt worden in de leerindustrie (schoenen), de bouw (vloercoatings) en de auto-onderdelenindustrie. Lijmen op basis van cyclohexaan worden hoofdzakelijk door vaklui gebruikt, maar ook door het grote publiek in huishoudelijke en doe-het-zelfproducten[6].

1.1.5. Ammoniumnitraat

Ammoniumnitraat, chemische formule NH4NO3, heeft CAS-nummer 6484-52-2 en Einecs-nummer 229-347-8. Hoewel het niet officieel als oxiderende stof is ingedeeld, kan het onder bepaalde omstandigheden een sterk oxiderende werking vertonen.

Ammoniumnitraat wordt overal in de EU op grote schaal als meststof gebruikt, maar is ook het belangrijkste bestanddeel van het in de handel verkrijgbare explosief ANFO (of ANDO, ammoniumnitraat-dieselolie). Ammoniumnitraat wordt alleen of in combinatie met andere nutriënten als meststof gebruikt. In de meststoffenindustrie worden deze twee categorieën enkelvoudige en samengestelde meststoffen genoemd, terwijl men in de stoffenwetgeving van stoffen en preparaten spreekt. Meststoffen die meer dan 28% stikstof bevatten, staan bekend als meststoffen op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte.

1.2. Risicobeoordeling en risicobeheersmaatregelen

1.2.1. 2-(2-Methoxyethoxy)ethanol (DEGME)

In de door Nederland uitgevoerde risicobeoordeling overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad werd geconcludeerd dat de risico's voor de menselijke gezondheid (van werknemers en consumenten) moeten worden beperkt. Er werden gezondheidsrisico's voor de consument verwacht bij het gebruik van DEGME in verven en verfafbijtmiddelen.

Het verslag van de risicobeoordeling is voorgelegd aan het Wetenschappelijk Comité inzake toxiciteit, ecotoxiciteit en milieu (WCTEM), dat op zijn zesde plenaire vergadering van 27 november 1998 advies uitbracht[7]. Afgezien van algemene opmerkingen over de afgeleide gezondheidskundige referentiewaarden voor beroepsmatige blootstelling, die het WCTEM niet geheel kon onderschrijven, werd het verslag van de risicobeoordeling van goede kwaliteit geacht.

Aanbeveling 1999/721/EG van de Commissie[8] bevat een strategie om de risico's voor de consument te beperken door de blootstelling aan DEGME in verf en verfafbijtmiddelen via de huid te voorkomen. Voor werknemers werd de al geldende wetgeving krachtens Richtlijn 98/24/EG[9] van de Raad geacht voldoende bescherming tegen de risico's van DEGME te bieden.

Volgens een door de European Council of the Paint, Printing Ink and Artists’ Colours Industry (CEPE) in 2000 uitgevoerd onderzoek werd DEGME slechts op zeer beperkte schaal gebruikt in verf die aan het grote publiek werd verkocht. De CEPE had haar leden aangeraden DEGME in alle consumentenverven door alternatieven te vervangen en inmiddels wordt deze stof niet meer doelbewust gebruikt in verf voor de consumentenmarkt.

In december 2006 heeft de Commissie contact opgenomen met de Europese fabrikanten van verfafbijtmiddelen en zij hebben bevestigd dat zij DEGME niet langer voor consumentengebruik verkopen.

1.2.2. 2-(2-Butoxyethoxy)ethanol (DEGBE)

In de door Nederland uitgevoerde risicobeoordeling overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad werd geconcludeerd dat de risico's voor de menselijke gezondheid (van werknemers en consumenten) moeten worden beperkt. De conclusie dat het risico voor de consument beperkt moet worden was gebaseerd op de risico's van het gebruik van DEGBE bij het spuiten van verf.

Het verslag van de risicobeoordeling is voorgelegd aan het Wetenschappelijk Comité inzake toxiciteit, ecotoxiciteit en milieu (WCTEM), dat op zijn zesde plenaire vergadering van 27 november 1998 advies uitbracht[10]. Afgezien van algemene opmerkingen over de afgeleide gezondheidskundige referentiewaarden voor beroepsmatige blootstelling, die het WCTEM niet geheel kon onderschrijven, werd het verslag van de risicobeoordeling van goede kwaliteit geacht.

Aanbeveling 1999/721/EG bevat een risicobeperkingsstrategie voor DEGBE[11]. Aanbevolen wordt verven die DEGBE bevatten en die speciaal voor verneveling zijn bestemd, niet ter beschikking van de consument te stellen. Bovendien moet bij andere aan het grote publiek verkochte verven die DEGBE bevatten duidelijk worden vermeld dat zij niet mogen worden verneveld. Voor werknemers werd de al geldende wetgeving krachtens Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 geacht voldoende bescherming tegen de risico's van DEGBE te bieden.

In oktober 2001 heeft de Commissie een studie uitgevoerd naar de voor- en nadelen van het invoeren van beperkingen op Gemeenschapsniveau ten aanzien van het op de markt brengen en het gebruik van DEGBE. In deze studie zijn de voordelen van eventuele beperkingen en de nadelen daarvan (in economisch opzicht of anderszins) nagegaan, alsmede de geschiktheid van vervangende stoffen en de gevolgen voor het midden- en kleinbedrijf. In de studie zijn een aantal mogelijke risicobeperkingsmaatregelen bekeken, zoals een verbod op DEGBE bevattende preparaten als spuitverf en aanvullende etiketteringsvoorschriften. Een drempelwaarde voor de maximaal toegestane concentratie DEGBE in verven werd als geschikte maatregel beschouwd om de risico's voor de consument bij het spuiten van verf weg te nemen.

In februari 2007 heeft de Oxygenated Solvents Producers Association (OSPA) na de bespreking in de Werkgroep van de bevoegde autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 76/769/EEG (de Werkgroep beperkingen) nieuwe informatie verstrekt over de toxiciteit van en blootstelling aan DEGBE[12], die door Nederland, de rapporteur van de EU-risicobeoordeling, is geëvalueerd. Met behulp van deze in een drinkwaterstudie verkregen gegevens werd geconcludeerd dat de in een inhalatiestudie gevonden longeffecten eerder van lokale acute aard waren dan van systemische aard, en met enkele voorzichtige aannamen betreffende de respirabele fractie en de deeltjesgrootteverdeling van aerosolen werd 3% een veilige concentratiegrens voor DEGBE in spuitverf geacht. Er werd een soortgelijke evaluatie uitgevoerd voor andere verfsoorten die DEGBE bevatten, maar de blootstelling aan DEGBE-damp als gevolg van verven met een kwast of roller werd toxicologisch niet van belang geacht. Voor deze verfmethoden werden dus geen risico's geconstateerd.

1.2.3. Methyleendifenyldiisocyanaat (MDI)

In de door België uitgevoerde risicobeoordeling overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad werd geconcludeerd dat de risico's voor de menselijke gezondheid (van werknemers en consumenten) moeten worden beperkt.

Het verslag van de risicobeoordeling is voorgelegd aan het Wetenschappelijk Comité inzake toxiciteit, ecotoxiciteit en milieu (WCTEM), dat op zijn 41e plenaire vergadering van 8 januari 2004 advies uitbracht[13]. Het WCTEM bevestigde de conclusies van de risicobeoordeling.

Namens de Belgische rapporteur heeft ECOLAS in november 2004 een strategie ter beperking van de risico's van MDI voor de menselijke gezondheid opgesteld. In deze studie werd aanbevolen persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken en adequate instructies te verstrekken bij MDI bevattende preparaten die aan het grote publiek worden verkocht.

In juni 2006 heeft BIPRO namens de Belgische rapporteur een studie uitgevoerd naar de voor- en nadelen van een aantal mogelijke maatregelen ter beperking van het op de markt brengen en het gebruik van MDI. In deze studie werd aanbevolen dat bij MDI bevattende preparaten die aan het grote publiek verkocht worden, adequate persoonlijke beschermingsmiddelen en extra instructies voor hantering en gebruik worden verstrekt.

Aanbeveling 2007/xxx/EG van de Commissie bevat een risicobeperkingsstrategie voor MDI[14]. Volgens de strategie moeten er beperkingen aan het op de markt brengen en het gebruik van MDI in consumentenproducten worden gesteld. Voor werknemers wordt aangeraden op Gemeenschapsniveau grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan MDI vast te stellen overeenkomstig Richtlijn 98/24/EG.

1.2.4. Cyclohexaan

In de door Frankrijk uitgevoerde risicobeoordeling overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad werd geconcludeerd dat de risico's voor de menselijke gezondheid (van werknemers en consumenten) als gevolg van blootstelling door het gebruik van lijmen die cyclohexaan bevatten, moeten worden beperkt. Lijmen die cyclohexaan bevatten, worden beschouwd als de belangrijkste consumententoepassing en bij de risicobeoordeling is in het bijzonder gekeken naar het leggen van vloerbedekking, omdat daar de hoogste blootstelling verwacht wordt.

Het verslag van de risicobeoordeling is voorgelegd aan het Wetenschappelijk Comité inzake toxiciteit, ecotoxiciteit en milieu (WCTEM), dat op zijn 29e plenaire vergadering van 9 januari 2002 advies uitbracht[15]. Het WCTEM bevestigde de conclusies van de risicobeoordeling.

Aanbeveling 2007/xxx/EG van de Commissie[16] bevat een strategie om het risico voor consumenten te beperken; aanbevolen wordt het op de markt brengen en het gebruik van cyclohexaan in lijm op basis van neopreen voor consumentengebruik te beperken. Voor werknemers werd de al geldende wetgeving krachtens Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 geacht voldoende bescherming tegen de risico's van cyclohexaan bij industrieel gebruik.

1.2.5. Ammoniumnitraat

Meststoffen op basis van ammoniumnitraat kunnen alleen onbedoeld exploderen als het gehalte aan ammoniumnitraat, of preciezer gezegd het totale stikstofgehalte, een kritieke waarde overschrijdt. In Verordening (EG) nr. 2003/2003 inzake meststoffen zijn meststoffen op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte gedefinieerd als meststoffen die meer dan 28 gewichtsprocent stikstof in verhouding tot het ammoniumnitraat bevatten. Voor meststoffen op basis van ammoniumnitraat die een stikstofgehalte van minder dan 28% hebben, wordt ervan uitgegaan dat er bij normale hantering en gebruik geen explosiegevaar is.

Om vrij op de interne markt te mogen circuleren moeten meststoffen met een hoog gehalte aan ammoniumnitraat voldoen aan een detonatieproef zoals in Verordening (EG) nr. 2003/2003 is beschreven. Ook moeten zij aan een aantal technische eisen voldoen betreffende de porositeit, deeltjesgrootte en pH en het gehalte aan verontreinigingen.

Verordening (EG) nr. 2003/2003 geldt echter alleen voor meststoffen die onder de werkingssfeer ervan vallen en als 'EG-meststof' in de handel gebracht worden, zodat die verordening niet kan worden gebruikt om maatregelen op te leggen voor meststoffen die geen EG-meststof zijn. Fabrikanten van niet-EG-meststoffen kunnen op vrijwillige basis aan de verordening voldoen.

Als het gaat om meststoffen die voor de verkoop in slechts één lidstaat bestemd zijn, kunnen fabrikanten er de voorkeur aan geven alleen aan de nationale voorschriften te voldoen. In dat geval zijn die meststoffen wellicht niet in overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften op EU-niveau. Om in de hele EU een uniform veiligheidsniveau te verkrijgen zouden alle meststoffen op basis van ammoniumnitraat aan dezelfde veiligheidsvoorschriften moeten voldoen.

Afgezien van het risico van detonatie bij normale hantering en gebruik in de landbouw, zijn meststoffen op basis van ammoniumnitraat door terroristen gebruikt om explosieven te maken. Om het moeilijker te maken ammoniumnitraatmeststoffen met een hoog stikstofgehalte voor opzettelijk misbruik aan te schaffen, zou het stikstofgehalte van meststoffen die aan het grote publiek worden verkocht, niet hoger mogen zijn dan 20%.

1.3. Beoogde effecten van EU-wetgeving

Aangezien de risico's voor de consument moeten worden beperkt en er met name moet worden gezorgd voor een goede bescherming bij doe-het-zelfgebruik, moeten bepaalde beperkingen worden opgelegd aan preparaten die DEGME, DEGBE, MDI of cyclohexaan bevatten en op de markt worden gebracht voor levering aan het grote publiek.

Met deze beschikking worden de volgende stoffen in bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG opgenomen: DEGME, DEGBE, MDI en cyclohexaan. Voor bepaalde toepassingen van preparaten die deze stoffen bevatten en voor het grote publiek bestemd zijn, zullen beperkingen worden vastgesteld.

Op grond van deze beschikking moeten maatregelen worden getroffen, zoals een maximumconcentratie van de stof (DEGME en DEGBE), verkleining van de verpakking (cyclohexaan), verplicht bij het product meegeleverde handschoenen (MDI) en nadere aanwijzingen op het product (DEGBE, MDI, cyclohexaan), om de eventuele risico's voor de consument bij het gebruik van preparaten die deze stoffen bevatten, te beperken.

Om voor landbouwers en distributeurs in de EU een uniform hoog veiligheidsniveau voor alle meststoffen op basis van ammoniumnitraat te waarborgen en ervoor te zorgen dat alleen professionele gebruikers in de landbouw over meststoffen met een hoog stikstofgehalte kunnen beschikken, moeten ook wijzigingen worden aangebracht in bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG, zodat voor alle in de EU op de markt gebrachte meststoffen op basis van ammoniumnitraat dezelfde veiligheidseisen gelden en het stikstofgehalte van meststoffen op basis van ammoniumnitraat die aan het grote publiek worden verkocht, beperkt wordt.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadplegingen



Wat DEGBE, DEGME, MDI en cyclohexaan betreft is naast de in het vorige hoofdstuk genoemde studies bij de opstelling van het voorstel advies gevraagd op een aantal bijeenkomsten van de Werkgroep van de bevoegde autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 76/769/EEG. Er zijn deskundigen geraadpleegd uit het bedrijfsleven, van de European Chemical Industry Council (CEFIC) en van andere industrieorganisaties; ook is de Europese consumentenorganisatie BEUC om advies gevraagd.

Voor ammoniumnitraat is advies over het voorstel gevraagd op een vergadering van de Werkgroep meststoffen van de Commissie op 24 maart 2006, waaraan werd deelgenomen door deskundigen van de bevoegde autoriteiten en de sector, die werd vertegenwoordigd door de EFMA[17]. De conclusie van de werkgroep luidde dat een aantal maatregelen moet worden overwogen om de veiligheid van meststoffen op basis van ammoniumnitraat bij normaal gebruik te vergroten en dat Richtlijn 76/769/EEG moet worden aangepast zodat alle meststoffen op basis van ammoniumnitraat onder de meststoffenverordening vallen; momenteel zijn dit alleen EG-meststoffen.

Effectbeoordeling



Er is een uitvoerige effectbeoordeling opgesteld die op 29 mei 2007 aan de Raad voor effectbeoordeling is gestuurd. Deze raad heeft het document op zijn vergadering van 13 juni 2007 behandeld en op 15 juni 2007 zijn advies gestuurd.

Alle opmerkingen van de raad (checklist voor de kwaliteit van de effectbeoordeling en definitief advies) zijn in de definitieve effectbeoordeling meegenomen[18].

De belangrijkste resultaten van de effectbeoordeling worden hierna besproken.

2.2.1. Conclusies van de effectbeoordeling

Voor DEGME:

Een totaalverbod op het in de handel brengen van verven en verfafbijtmiddelen voor consumentengebruik die DEGME bevatten is een doeltreffende en efficiënte maatregel om het risico voor de consument weg te nemen. Uit de analyse blijkt dat dit geen extra kosten voor het bedrijfsleven oplevert, zodat deze maatregel evenredig is.

Voor DEGBE:

Een grenswaarde van 3% voor DEGBE in spuitverf die bestemd is voor het grote publiek is een doeltreffende en efficiënte maatregel om het risico voor de consument weg te nemen. Deze maatregel stelt het bedrijfsleven niet voor hoge kosten omdat het DEGBE-gehalte in de meeste spuitverven toch al rond de 3% of minder is. Met de extra vermelding 'Niet gebruiken in verfspuitapparatuur' op alle verfsoorten die meer dan 3% DEGBE bevatten, wordt verkeerd gebruik door consumenten voorkomen. De kosten voor het bedrijfsleven in verband met het wijzigen van de etikettering zijn gering en kunnen nog verder worden beperkt door een langere overgangsperiode vast te stellen voordat de maatregel van kracht moet zijn. Deze maatregel is dus ook evenredig.

Voor MDI:

De verplichting om polyethyleenhandschoenen en specifieke waarschuwingen en aanwijzingen voor het gebruik te verstrekken bij MDI bevattende producten die aan het grote publiek worden verkocht, is een doeltreffende en efficiënte maatregel om de gezondheidsrisico's voor de consument te beperken. De consumenten kunnen de blootstelling via de huid beperken en worden goed geïnformeerd hoe zij MDI-producten correct moeten gebruiken. De kosten van polyethyleenhandschoenen zijn gering in verhouding tot de prijs van het product en de kosten van wijziging van de etikettering kunnen verder worden beperkt door een langere overgangsperiode vast te stellen voordat de maatregel van kracht moet zijn. De aanvullende eis om handschoenen en specifieke aanwijzingen bij de producten te verstrekken is dus evenredig.

Op de bijeenkomsten van de Werkgroep beperkingen zijn de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, de belanghebbenden en de Commissie overeengekomen een studie te laten uitvoeren om meer gegevens te verzamelen over mogelijke gevallen van luchtwegallergieën als gevolg van MDI bevattende producten. Deze studie zal onder auspiciën van de Commissie door gespecialiseerde instituten worden uitgevoerd. Afhankelijk van de resultaten van deze studie en een nadere kosten-batenanalyse als de risico's voor de consument bevestigd worden, zullen verdere beschermende maatregelen moeten worden overwogen.

Voor cyclohexaan:

Het aanbrengen van aanvullende vermeldingen 'Niet gebruiken voor het leggen van vloerbedekking' en 'Niet gebruiken bij slechte ventilatie' en beperking van de verpakkingsgrootte tot 650 g voor neopreenlijmen die cyclohexaan bevatten en aan het grote publiek worden verkocht, wordt beschouwd als een doeltreffende en efficiënte maatregel om de risico's voor de consument te beperken. De kosten voor het bedrijfsleven in verband met het wijzigen van de etikettering zijn niet bijzonder hoog en kunnen verder worden beperkt door een langere overgangsperiode vast te stellen voordat de maatregel van kracht moet zijn. Deze maatregel is dus ook evenredig.

Voor ammoniumnitraat:

Beperking van het op de markt brengen van meststoffen op basis van ammoniumnitraat zodat meststoffen met een stikstofgehalte van meer dan 28% alleen op de markt mogen worden gebracht als zij aan de veiligheidsvoorschriften van Verordening (EG) nr. 2003/2003 voldoen, is de meest doeltreffende en kostenefficiënte maatregel om te bereiken dat alle meststoffen op basis van ammoniumnitraat aan geharmoniseerde, erkende veiligheidsnormen voldoen; op dit moment passen de lidstaten namelijk uiteenlopende maatregelen toe op nationale meststoffen. Deze maatregel is nodig omdat de huidige wetgeving een leemte bevat waardoor de verkoop van nationale meststoffen parallel aan de verkoop van EG-meststoffen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2003/2003 toegestaan is. De verkoop aan het grote publiek wordt beperkt tot meststoffen die minder dan 20% stikstof bevatten. De daling van de verkoop aan het grote publiek van meststoffen met meer dan 20% stikstof is te verwaarlozen en wordt gecompenseerd door de verkoop van andere soorten meststoffen met een gelijke werking en tegen een vergelijkbare prijs.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 95 van het Verdrag.

Deze beschikking bevat geharmoniseerde voorschriften voor het op de markt brengen en het gebruik van preparaten die DEGME, DEGBE, MDI en cyclohexaan bevatten en voor het grote publiek bestemd zijn. Ook bevat zij geharmoniseerde voorschriften voor het op de markt brengen van ammoniumnitraat als stof en in preparaten voor gebruik als meststof.

Met deze beschikking worden uniforme voorschriften voor het verkeer van de betrokken producten ingevoerd en worden handelsbelemmeringen als gevolg van verschillen in wetgeving tussen de lidstaten vermeden. Deze voorgestelde wijziging van Richtlijn 76/769/EEG verbetert de werking van de interne markt en waarborgt een hoog beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid.

3.2. Subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel

Met Richtlijn 76/769/EEG van de Raad inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten wordt beoogd geharmoniseerde voorschriften voor de hele EU op te stellen en te vermijden dat de nationale wetgevingen onderling verschillen en mogelijk de intracommunautaire handel belemmeren. Dit kan niet worden bereikt als het nemen van maatregelen volledig aan de lidstaten wordt overgelaten.

De in deze beschikking voorgestelde maatregelen zijn evenredig aangezien zij niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstelling – de menselijke gezondheid beter te beschermen – te verwezenlijken en tegelijkertijd de economische kosten voor het bedrijfsleven en de samenleving voor alle specifieke toepassingen zo laag mogelijk te houden.

Keuze van instrumenten



De Commissie heeft Richtlijn 76/769/EEG gekozen als beste instrument om de interne markt in stand te houden en tegelijkertijd een hoog beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu te waarborgen. Dit is in overeenstemming met artikel 95, lid 3, van het Verdrag.

Richtlijn 76/769/EEG wordt per 1 juni 2009 ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie. De wijzigingen die bij deze beschikking in bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG worden aangebracht, worden na 1 juni 2009 toegepast en worden in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgenomen.

Bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG kan beter met een beschikking gewijzigd worden dan met een richtlijn, omdat omzetting van de voorgestelde beperkingen in intern recht pas een paar maanden voordat Richtlijn 76/769/EEG wordt ingetrokken zijn beslag zou krijgen. Omzetting zou dus zinloos zijn. Daarom is een beschikking in dit geval een beter rechtsinstrument dan een richtlijn.

3.

Gevolgen voor de begroting



Deze beschikking heeft geen gevolgen voor de begroting.