Toelichting bij COM(2008)595 - Vaststelling, voor 2009 en 2010, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de EG voor bepaalde bestanden van diepzeevissen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Bestanden van diepzeevissen zijn bestanden die worden bevist in wateren buiten de grote visgronden op het continentaal plat. Zij komen voor op continentale hellingen of in de nabijheid van onderzeese bergen. Het gaat om traaggroeiende soorten die bijzonder kwetsbaar zijn voor overbevissing. Voor 2007 en 2008 zijn de vangstmogelijkheden voor diepzeesoorten vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad van 19 december 2006 tot vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen[1]. De Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) brengt om de twee jaar wetenschappelijk advies uit over de bestanden van diepzeevissen. Het meest recente advies is uitgebracht in juni 2008 en vormt de basis voor de voorgestelde totale toegestane vangsten (total allowable catches, TAC's) voor 2009-2010. Volgens dit advies gebeurt de exploitatie van de meeste diepzeesoorten niet op duurzame wijze. De verlagingen van de TAC’s waarin dit voorstel voorziet, stroken met het fundamentele beginsel waarvan de ICES in zijn aanbevelingen is uitgegaan, namelijk dat de bestaande diepzeevisserij met onmiddellijke ingang moet worden beperkt, tenzij kan worden aangetoond dat deze visserijactiviteiten duurzaam zijn. Uitgaande van de gegevens waarover de ICES beschikt, voldoet geen enkele vorm van visserij waarvoor dit voorstel geldt, aan deze voorwaarde. Voorts wijst de ICES er in zijn adviezen voortdurend op dat het beheer van de visserijinspanning een krachtig instrument voor het beheer van de diepzeebestanden dient te zijn, aangezien het hier om een gemengde visserij gaat. Toch worden vangstbeperkingen als een nuttige aanvullende maatregel beschouwd. Daarom heeft de Commissie de gewoonte aangenomen voorstellen voor verordeningen betreffende vangstbeperkingen voor te leggen telkens als wetenschappelijk advies daartoe aanleiding geeft. In elk geval heeft de Commissie zich ertoe verbonden de regeling voor het beheer van de visserijinspanning voor diepzeesoorten te evalueren en indien nodig te herzien via passende afzonderlijke voorstellen. Dit voorstel is bedoeld om voor bepaalde bestanden van diepzeesoorten vangstmogelijkheden vast te stellen die in overeenstemming zijn met het wetenschappelijk advies van de ICES.

Algemene context


Voor 2007 en 2008 zijn de vangstmogelijkheden voor diepzeesoorten vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad van 19 december 2006 tot vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen. Aangezien de instandhouding van deze soorten een dringend optreden eist, is het wenselijk de maatregelen eenzijdig ten uitvoer te leggen terwijl met de overige betrokken landen verder naar overeenstemming over geharmoniseerde maatregelen wordt gestreefd in het kader van de bevoegde regionale organisatie voor visserijbeheer (de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan - NEAFC). Het vaststellen en verdelen van de vangstmogelijkheden is een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap. De plicht van de Gemeenschap om de levende aquatische rijkdommen op duurzame wijze te exploiteren, komt voort uit de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. De vastgestelde vangstmogelijkheden moeten in overeenstemming zijn met de internationale overeenkomsten betreffende de voorzorgsaanpak en de duurzame exploitatie van visbestanden, onder andere de overeenkomst van de Verenigde Naties betreffende de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende bestanden en bestanden van over grote afstanden trekkende soorten.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad van 19 december 2006 tot vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie


De voorgestelde maatregelen zijn ontworpen overeenkomstig de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en stroken met het beleid van de Gemeenschap inzake duurzame ontwikkeling. Ze zijn in overeenstemming met het milieubeleid van de Gemeenschap, met name doordat enerzijds de vissterfte wordt beperkt, wat een belangrijk element is bij de instandhouding van de biodiversiteit, en anderzijds de teruggooi wordt beperkt, als gevolg van de bijvangstquota.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten


De regionale adviesraad voor de Noordzee (NSRAC), de regionale adviesraad voor de noordwestelijke wateren (NWWRAC) en de regionale adviesraad voor de zuidwestelijke wateren (SWWRAC) zijn allemaal op de hoogte gebracht van de belangrijkste onderdelen van het voorstel. Bovendien zijn de betrokken lidstaten geraadpleegd tijdens de vergadering van het Comité voor de visserij en de aquacultuur van 2 juli 2008.



Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden


De Gemeenschap vraagt de ICES en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) om wetenschappelijk advies over de toestand van de belangrijke visbestanden. Het WTECV is ook gemachtigd om advies te verstrekken over de betrokken technische en economische aspecten.



Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen


De geraadpleegde wetenschappelijke organisaties zijn de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV).

Samenvatting van de ontvangen en gebruikte adviezen



Voor geen enkel bestand dat onder dit voorstel valt, zijn voldoende gegevens beschikbaar om aan te tonen dat de visgronden op duurzame wijze worden bevist. De ICES adviseert in de meeste gevallen de vangstmogelijkheden te verminderen totdat wordt aangetoond dat de visserij duurzaam verloopt. Met dit voorstel wordt beoogd dit advies te volgen, maar om de sociale en economische gevolgen te verzachten worden de nodige verminderingen gespreid over een periode van maximaal 4 jaar. Gezien de kwetsbaarheid van diepzeesoorten voor overbevissing en hun lange herstelperiode meent de Commissie dat een nog geleidelijker vermindering van de TAC's een onaanvaardbaar risico vormt op langdurige beschadiging van het ecosysteem van de diepzee. Er moet ook rekening worden gehouden met het feit dat veel diepzeevisserij gemengd is. Wanneer de ICES adviseert om de vangsten van een bepaald bestand sterk te verminderen, terwijl die soort samen wordt gevangen met soorten waarvoor het advies minder streng is, wordt de TAC steeds vastgesteld op basis van het meest bedreigde bestand. Bestaande kleine quota die zijn bedoeld voor onvermijdelijke bijvangsten, worden gehandhaafd om gedwongen teruggooi te voorkomen. De voorgestelde TAC's zijn berekend op basis van de vangstaangiften over 2007. In de meeste gevallen worden de officiële vangstgegevens gebruikt. Wanneer de vangsten van de Gemeenschap volgens de verslagen van de ICES echter aanzienlijk hoger liggen dan de officiële cijfers, worden de cijfers van de ICES als uitgangspunt genomen. De reden hiervoor is dat de cijfers van de ICES naar alle waarschijnlijkheid een realistischer beeld geven en dat het gebruik van de lagere officiële cijfers een beloning zou kunnen zijn voor het niet aangeven van vangsten. Volgens het wetenschappelijk advies mag er in geen enkel TAC-gebied op Atlantische slijmkop (“orange roughy”) worden gevist. De beschermingsgebieden voor Atlantische slijmkop in ICES-deelgebieden VI en VII die bij Verordening (EG) nr. 2270/2004 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005 en 2006, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen werden ingesteld, worden evenwel gehandhaafd, aangezien de bestanden in de nabijheid van de onderzeese bergen in deze gebieden sterk uitgeput zijn en er voldoende quota buiten deze gesloten gebieden beschikbaar blijven.



Effectbeoordeling


Door dit voorstel worden de vangstmogelijkheden voor diepzeebestanden aanzienlijk verminderd. Hoewel de aanvoer van diepzeesoorten slechts een zeer klein percentage vertegenwoordigt van de economische waarde van de totale aanvoer door vaartuigen van de Gemeenschap, leidt het verlies aan vangstmogelijkheden voor de betrokken vloten onvermijdelijk tot inkomstenderving. Het voorstel moet echter worden beschouwd als een onderdeel van de aanpak op langere termijn waarbij de visserij geleidelijk wordt teruggebracht tot een duurzaam niveau en die er dus op is gericht zowel de levensvatbaarheid van de sector op langere termijn als het ecosysteem van de diepzee te beschermen.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


Met dit voorstel wordt beoogd voor vaartuigen van de Gemeenschap voor de jaren 2009 en 2010 vangstmogelijkheden voor bepaalde soorten diepzeevissen vast te stellen die stroken met het wetenschappelijk advies.

Rechtsgrond


De rechtsgrond voor dit voorstel is Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad, en met name artikel 20.

Subsidiariteitsbeginsel


Het voorstel betreft een terrein dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de onderstaande reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Het voorstel is gebaseerd op artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, op grond waarvan de Raad moet beslissen over vangstbeperkingen en/of beperkingen van de visserijinspanning en over de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten.



Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: dit voorstel vervangt een bestaande verordening.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

4.

Aanvullende informatie


Niet van toepassing.



.