Toelichting bij COM(2008)709 - Vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de EG en, voor vaartuigen van de EG, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

.

1.

Achtergrond van het voorstel



Motivering en doel van het voorstel


De jaarlijkse verordening voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden is het belangrijkste instandhoudingsinstrument in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Deze verordening bevat beperkingen van de vangsten en van de visserijinspanning in verband met herstelplannen en langetermijnplannen, en bevat eveneens tijdelijke maatregelen en afwijkingen van andere wetgeving (zoals de verordening inzake technische maatregelen en de verordening inzake beperking van de visserijinspanning voor diepzeesoorten, enz.). In Mededeling COM(2008) 331 definitief van de Commissie wordt de achtergrond van het voorstel geschetst. Voor veel visbestanden is geadviseerd de vangst stil te leggen of tot een zo laag mogelijk niveau te beperken. Veel bestanden bevinden zich buiten biologisch veilige grenzen. Ondanks de in het kader van het GVB opgelegde instandhoudingsmaatregelen neemt het aantal bestanden in deze kwetsbare categorieën niet af. Die analyse bevestigt dat versterkte instandhoudingsmaatregelen ten aanzien van de geëxploiteerde visbestanden dringend noodzakelijk zijn.Uit het advies van de ICES en het WTECV voor 2009 komt eens te meer naar voren dat de toestand van een groot aantal visbestanden in de wateren van de Gemeenschap deplorabel is. Bij de exploitatie van de meeste bestanden wordt het maximale potentiële opbrengstniveau overschreden. Voor talrijke bestanden ligt de bevissingsgraad boven het voorzorgsniveau - bij een aantal van de belangrijkste bestanden, waaronder de meeste kabeljauwbestanden, zelfs in die mate dat ze een zeer groot risico lopen zich niet meer te kunnen voortplanten.Krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad dient de Commissie jaarlijks de vangst- en inspanningsbeperkingen vast te stellen die ervoor moeten zorgen dat de visserij in de Gemeenschap vanuit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt verantwoord verloopt.

Algemene context


Bij veel visbestanden is sprake van overbevissing. Ondanks de vangstbeperkingen die de Raad elk jaar vaststelt, blijkt vaak meer te worden gevangen dan goed is voor een duurzame opbrengst, omdat de vastgestelde vangstniveaus soms te hoog zijn om een duurzame visserij te garanderen en omdat de handhaving van deze vangstbeperkingen in een aantal gevallen te wensen overlaat. Ter ondersteuning van de vangstbeperkingen zijn de afgelopen jaren in een aantal visserijtakken inspanningsbeperkingen ingevoerd en zijn voor sommige bestanden meerjarige herstelplannen met jaarlijkse vangstbeperkingen vastgesteld, die tot doel hebben om via een geleidelijke verlaging van de visserijsterfte tot een duurzame visserij te komen. Slaagt men er niet in de vangsten en de visserijinspanningen onder controle te houden, dan zullen de visbestanden onherroepelijk verder uitgeput geraken. Een verdere uitputting van de bestanden staat haaks op het streven van de Gemeenschap om met het gemeenschappelijk visserijbeleid de communautaire visserij duurzaam te maken.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


De bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied verlopen op 31 december 2008.

Samenhang met andere beleidsgebieden en beleidsdoelstellingen van de UnieDe voorgestelde maatregelen sluiten aan bij de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en zijn in overeenstemming met het beleid van de Gemeenschap inzake duurzame ontwikkeling.

2.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten


Bij het opstellen van het voorstel is rekening gehouden met het overleg dat heeft plaatsgevonden met de regionale adviesraden, met het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (het RCVA is samengesteld uit vertegenwoordigers van de beroepsorganisaties van de producenten, de verwerkende industrie en de handel in visserij- en aquacultuurproducten, en van niet-beroepsorganisaties die consumenten-, milieu- en ontwikkelingsbelangen behartigen) en met het Comité voor de visserij en de aquacultuur. Basis voor het overleg was Mededeling COM(2006) 246 definitief van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – 'Verbetering van de raadpleging inzake het communautaire visserijbeheer' – waarin de beginselen van het zogenoemde 'front-loadingproces' (vroegtijdige consultatie) zijn uiteengezet, en Mededeling COM(2008) 331 definitief van de Commissie aan de Raad – 'Vangstmogelijkheden voor 2009' – waarin de Commissie in afwachting van het wetenschappelijk advies over de visstand voor 2009 haar visie en voornemens met betrekking tot de TAC- en quotavoorstellen toelicht.

Samenvatting van de reacties en de manier waarop daarmee rekening is gehoudenDe regionale adviesraden dringen erop aan dat eventuele wijzigingen in de jaarlijkse TAC’s en quota geleidelijk worden ingevoerd, zodat de verstoring van de economische activiteit die dergelijke maatregelen op korte termijn met zich meebrengen, tot een minimum wordt beperkt. Zoals blijkt uit de onderstaande gedetailleerde toelichting, is het voorstel in overeenstemming met het beginsel van een geleidelijke aanpassing en van een beperking van de wijzigingen van de vangstmogelijkheden, voor zover dit mogelijk was zonder de toestand van kwetsbare bestanden te verslechteren.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden


Biologie en economie in de visserijsector.

Gebruikte instrumentenRaadpleging van een onafhankelijke, internationale wetenschappelijke instantie (ICES) en organisatie van de plenaire vergadering van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV).

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen


- Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES).-Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV).

Samenvatting van de ontvangen en gebruikte adviezen


Er is reeds gewezen op het bestaan van potentieel ernstige risico's met onomkeerbare gevolgen. Dat dergelijke risico’s bestaan, wordt door niemand in twijfel getrokken.

Het ICES-advies wordt door het WTECV bevestigd en in sommige gevallen verder uitgewerkt.

Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek


Alle rapporten van het WTECV worden, na de officiële vaststelling ervan door de Commissie, ter beschikking gesteld op de website van DG MARE.

Effectbeoordeling


De maatregelen ter beperking van de vangst en de visserijinspanningen moeten door de overheid worden vastgesteld overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002. De voorgestelde maatregelen leiden, als ze ten uitvoer worden gelegd, tot een algemene daling van de vangstmogelijkheden voor de vaartuigen van de Gemeenschap. Het voorstel bevat kortetermijnbesluiten, maar moet ook worden gezien als deel van een langetermijnaanpak om de visserijinspanningen geleidelijk terug te brengen tot een duurzaam niveau.Het voorstel zal op korte termijn leiden tot lagere TAC’s en op langere termijn tot het herstel van de overbeviste bestanden en dus ook van de vangstmogelijkheden. Op middellange en lange termijn moet de gekozen aanpak resulteren in een afname van de visserijinspanning en dus ook van de daarmee gepaard gaande milieu-impact, in een beperking van het aantal vaartuigen en/of de gemiddelde visserijinspanning per vaartuig en in de handhaving of toename van de aanvoer.

3.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


Om de met het GVB beoogde totstandbrenging van een biologisch, economisch en sociaal duurzame visserij te verwezenlijken, wordt in dit voorstel vastgesteld welke vangst- en inspanningsbeperkingen gelden voor de visserij in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, voor de visserij in internationale wateren.

Rechtsgrondslag


Artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/

Subsidiariteitsbeginsel


Het voorstel betreft een terrein dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de onderstaande reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Het GVB is een gemeenschappelijk beleid en moet derhalve krachtens verordeningen van de Raad ten uitvoer worden gelegd. Krachtens de betrokken verordening van de Raad worden vangstmogelijkheden aan de lidstaten toegewezen. De lidstaten mogen deze mogelijkheden zelf tussen de regio’s of de marktdeelnemers verdelen en beschikken dus over een ruime mate van vrijheid wanneer ze moeten beslissen aan de hand van welk sociaal/economisch model de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden zullen worden geëxploiteerd.

Het voorstel heeft geen nieuwe financiële gevolgen voor de lidstaten. De Raad stelt elk jaar een verordening als de onderhavige vast, en de openbare en particuliere middelen voor de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening zijn dan ook reeds beschikbaar.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening.

Andere instrumenten zouden om de onderstaande reden ongeschikt zijn.Dit is een voorstel voor het visserijbeheer, dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad jaarlijks met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en bij verordening door de Raad ten uitvoer moet worden gelegd.

4.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

5.

Aanvullende informatie



Vereenvoudiging



Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van administratieve procedures voor overheidsinstanties (EU of nationaal), met name wat betreft de gegevensoverdracht inzake de toepassing van het beheer van de visserijinspanning.

|

Evaluatie-/herzienings-/uitdovingsclausule

Dit voorstel betreft een jaarlijkse verordening voor het jaar 2009 en bevat derhalve geen herzieningsclausule.

Het voorstel nader bekeken


Het voorstel is wat de vangstbeperkingen en het beheer van de visserijinspanning betreft in overeenstemming met de beginselen van het zogenoemde 'front-loadingproces' (vroegtijdige consultatie), zoals uiteengezet in Mededeling COM(2006) 246 definitief van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – 'Verbetering van de raadpleging inzake het communautaire visserijbeheer' – en in de Mededeling COM(2008) 331 definitief van de Commissie aan de Raad – 'Vangstmogelijkheden voor 2009' – waarin de Commissie in afwachting van het wetenschappelijk advies over de visstand voor 2009 haar visie en voornemens met betrekking tot de TAC- en quotavoorstellen toelicht. Overeenkomstig die mededeling zijn de vangstmogelijkheden voor een toenemend aantal bestanden, zoals kabeljauw, heek, tong, schol en nephrops, vastgesteld op basis van de voorschriften in de betrokken meerjarenplannen. Conform het front-loadingproces is in de loop van het jaar overleg gepleegd met de belanghebbenden en met de lidstaten.Voorts is het voorstel in overeenstemming met de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement 'Verduurzaming van de EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst' (COM(2006) 360 definitief), aangezien het voorstel geen toename van de visserijsterfte met zich meebrengt die in strijd zou zijn met de verbintenissen van de Gemeenschap en de lidstaten tijdens de wereldtop over duurzame ontwikkeling van Johannesburg om de bestanden te handhaven op of te herstellen tot niveaus die voor een maximale duurzame opbrengst kunnen zorgen, met het doel deze doelstellingen - liefst uiterlijk in 2015 - te bereiken voor uitgeputte bestanden.Met betrekking tot het beheer van de inspanning is in 2007 met de lidstaten gesproken over een mogelijk alternatief systeem op basis van maximum aantallen kilowattdagen. In de vorige, voor 2008 geldende verordening inzake vangstmogelijkheden werd vastgehouden aan een beheersregeling op basis van een aantal zeedagen per type vaartuig dat reeds voordien actief was in de visserij, met daarbij de mogelijkheid voor de lidstaten om een alternatief inspanningsbeheer toe te passen op basis van kilowattdagen. Dit met het oog op een efficiënter gebruik van de vangstmogelijkheden en de bevordering van instandhoudingsmethoden in samenspraak met de visserijsector. Tegelijkertijd werd, mede in het kader van de besprekingen over de doeltreffendheid van het herstelplan voor kabeljauw, besloten om vanaf 2009 te werken aan een algemene tenuitvoerlegging van het inspanningsbeheer aan de hand van kilowattdagen per vistuiggroep. In 2008 heeft het Verenigd Koninkrijk gebruik gemaakt van de optie een alternatieve inspanningsbeheersregeling in te voeren. Deze is gebaseerd op kilowattdagen en geldt voor trawlers die vissen in de Noordzee en ten westen van Schotland. Het voorstel doet de balans momenteel overslaan in het voordeel van een op kilowattdagen gebaseerde beheersregeling voor alle lidstaten die bij het herstelplan voor kabeljauw betrokken zijn. Wat de inspanningsbeheersregelingen voor de visserij op tong in het Westelijk Kanaal en op zuidelijke heek (bijlagen IIB en IIC) betreft, blijft de optie een dergelijk systeem in 2009 in te voeren, overeind. De invoering van maximum aantallen kilowattdagen in bijlage IIA draagt bij tot de transparantie en de doeltreffendheid van inspanningsbeperkingen en reduceert bovendien de administratieve belasting, aangezien het aantal verschillende gevallen waarop inspanningsmaxima van toepassing zijn, aanzienlijk zal dalen.In het voorstel zijn vangstbeperkingen geïntegreerd die door bepaalde regionale visserijorganisaties zijn overeengekomen. Het is nog wachten op de vangstbeperkingen en andere aanbevelingen van de Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (SEAFO), de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPFO), de Commissie voor de instandhouding van de zuidelijke blauwvintonijn (CCSBT), de Interamerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC), de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR), de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) en de Internationale Commissie voor de Instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT), die pas in november en december 2008 hun respectieve jaarvergaderingen houden. In afwachting van de resultaten van het overleg in november en december 2008 zijn er nog geen TAC’s beschikbaar voor bestanden in de wateren van Groenland en voor met Noorwegen gedeelde bestanden. Deze TAC’s krijgen de vermelding pro memoria (pm). Er zij op gewezen dat in bijlage II, betreffende de beperking van de visserijinspanning die door vaartuigen mag worden uitgeoefend met het oog op het herstel van sommige bestanden, waaronder kabeljauw, de maximaal toegestane inspanning, uitgedrukt in hetzij zeedagen per vaartuig, hetzij kilowattdagen per vaartuigengroep, eveneens met 'pm' staat vermeld omdat de Commissie de gegevens van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) over de inspanning en de vangsttendensen tot en met 2007 nog aan het analyseren is. Het WTECV zal zijn definitieve verslag op de WTECV-website bekendmaken na zijn voltallige vergadering in november 2008. Ook de gebruikte methodologie voor de vaststelling van de definitieve visserijinspanning voor de visserij op zandspiering in de zones IIIa en IV en in de EG-wateren van zone IIa wordt momenteel nog nader bekeken.Voor het beheer van de inspanning op diepzeebestanden keurde de Raad in december 2006 een vermindering van de inspanning met 10 % ten opzichte van de niveaus van 2005 goed. De Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) heeft evenwel een verlaging met 35 % gevraagd. Gezien de internationale verplichtingen van de Gemeenschap en het herhaaldelijke advies van de ICES om bestanden te beschermen die vanwege hun extreem lage voortplantingsniveau uitermate kwetsbaar zijn en dringend bescherming nodig hebben, is een aanvullende verlaging met 10 % van hetzelfde referentieniveau noodzakelijk.Voor kortlevende soorten, zoals ansjovis in de Golf van Biskaje en zandspiering, kever en sprot in de Noordzee, worden de jaarbeheerssystemen gehandhaafd. In deze gevallen kunnen de voor begin 2009 voorgestelde vangstmogelijkheden binnen het jaar worden herzien overeenkomstig het bijgewerkte wetenschappelijke advies, door middel van verordeningen van de Commissie die een snelle invoering van de voorgestelde beheersmaatregelen mogelijk maken.