Toelichting bij COM(2006)869 - Intrekking van Verordening (EEG) nr. 954/79 betreffende de bekrachtiging door de lidstaten van of de toetreding van de lidstaten tot het Verdrag van de VN inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND

- Motieven en doelstellingen van het voorstel

Het voorstel beoogt intrekking van Verordening (EEG) nr. 954/79 van de Raad van 15 mei 1979 betreffende de bekrachtiging door de lidstaten van of de toetreding van de lidstaten tot het Verdrag van de Verenigde Naties inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences. Dit is nodig geworden in verband met de vaststelling van Verordening (EG) nr. 1419/2006 van 25 september 2006 tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 4056/86 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag op het zeevervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1/2003 inzake de uitbreiding van toepassingsgebied van deze verordening tot cabotage en internationale wilde vaart.

Algemene achtergrond



Verordening (EEG) nr. 954/79 heeft betrekking op de toetreding van of ratificatie door de lidstaten van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences.

Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences (Genève, 6 april 1974) is opgesteld onder auspiciën van de Conferentie voor handel en ontwikkeling (UNCTAD) van de Verenigde Naties met als doel een geharmoniseerd internationaal kader te scheppen voor de werking van scheepvaartconferences. De doelstelling van het UNCTAD Verdrag was in de toegang tot lading in de lijnvaart een eerlijk evenwicht te bevorderen tussen scheepvaartmaatschappijen uit ontwikkelde landen en uit ontwikkelingslanden. Met het oog daarop voorziet de Code in de zogeheten '40/40/20 regel', die voorschrijft dat lading die tussen twee bij het Verdrag aangesloten staten verscheept wordt als volgt tussen deze staten moet worden verdeeld: 40% voor de in het land van herkomst gevestigde reders, 40% voor de in het land van bestemming gevestigde reders en 20% voor (partij bij de gedragscode zijnde) reders uit andere landen. Het Verdrag voorziet ook in regels en procedures ter voorkoming van misbruiken door conferences en bevordering van de dialoog tussen verladers en vervoerders. De gedragscode was vooral bedoeld voor bescherming van de belangen van de ontwikkelingslanden, zijn deze landen teleurgesteld over de manier waarop het Verdrag na de inwerkingtreding op 6 oktober 1983 ten uitvoer is gelegd.

Dertien lidstaten van de Gemeenschap zijn partij bij de Code. Op grond van artikel 48 van de Code kunnen staten verdragsluitende partij worden middels toetreding of ondertekening, zonodig gevolgd door ratificatie, aanvaarding of goedkeuring, overeenkomstig hun nationale wetgeving. Aldus hebben België en Duitsland het Verdrag geratificeerd, zijn Denemarken, Finland, Italië, Nederland, Portugal, Spanje, Zweden, en het Verenigd Koninkrijk toegetreden, en hebben de Tsjechische Republiek, Frankrijk, Slowakije het goedgekeurd. Ook Noorwegen is tot de Code toegetreden.

Aangezien de gedragscode voorziet in ladingverdeling op basis van nationale aandelen, moest er Europese regelgeving komen om dat mechanisme verenigbaar te maken met de beginselen van het Verdrag. Daarom is Verordening (EEG) nr. 954/79 ingevoerd, die de lidstaten verplicht bij de ratificatie (goedkeuring of toetreding) van het Verdrag een voorbehoud te maken, volgens welk zij hun op grond van de Code toegekende nationale aandelen moesten openstellen voor alle in de Gemeenschap gevestigde scheepvaartondernemingen. De verordening bevat ook nadere bepalingen omtrent de tenuitvoerlegging van het Verdrag, maar verplicht de lidstaten niet tot ratificatie.

Op 25 september 2006 werd door de Raad Verordening (EG) nr. 1419/2006 tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 4056/86 vastgesteld. Verordening (EEG) nr. 4056/86 voorzag in een generieke vrijstelling van lijnvaartconferences van het verbod van het EG-Verdrag op mededingingsbeperkende afspraken (artikel 81). Gezien het feit dat de mededingingsregels nooit ten volle van toepassing zijn geweest op de lijnvaart zal de Commissie, alvorens genoemde intrekking van kracht wordt, passende richtsnoeren voor de mededinging in de maritieme sector uitvaardigen, teneinde de overgang naar een volledig concurrentieel systeem soepeler te laten verlopen. In deze richtsnoeren, die eind 2007 zullen worden gepubliceerd, zullen vraagstukken worden behandeld als een onafhankelijk data warehouse, de oprichting van een handelsassociatie en handelsfora, en de publicatie van een prijsindex. Het doel van de richtsnoeren is onder meer uitleg te geven over de toepassing van de mededingingsregels op de lijnvaartsector in het algemeen, waartoe ook tijdige en geregelde uitwisseling en publicatie van informatie over capaciteit en gebruik behoort. In het kader van de opstelling van de richtsnoeren hebben de diensten van de Commissie bij wijze van tussenstap in september 2006 een “issues paper” over de lijnvaart gepubliceerd.

Op grond van artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1419/2006 blijven artikel 1, lid 3b) en 3c), de artikelen 3 t/m 7, artikel 8, lid 2, en artikel 26 van Verordening (EEG) nr. 4056/86 van kracht met betrekking tot lijnvaartconferences die op 18 oktober 2006 – datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1419/2006 – voldoen aan de eisen van Verordening (EEG) nr. 4056/86 gedurende een overgangsperiode van twee jaar.

Derhalve zal artikel 81, eerste lid, van het Verdrag op 18 oktober 2008 – d.i. na het verstrijken van de overgangsperiode - van toepassing zijn op de lijnvaart en zullen lijnvaartconferences voor vervoer van/naar havens van de Gemeenschap onwettig zijn. De lidstaten die partij zijn bij de Code, zullen niet langer de daaruit voortvloeiende verplichting kunnen nakomen, zijnde de zorg dat hun nationale scheepvaartmaatschappijen recht hebben op volwaardig lidmaatschap van de conferences die buitenlands vervoer verzorgen (artikel 1, lid 1 van de Code). Genoemde lidstaten zullen het Verdrag moeten opzeggen. Het spreekt vanzelf dat lidstaten die geen partij zijn bij de Code, deze niet meer kunnen ratificeren of daartoe toetreden.

Dientengevolge wordt Verordening (EEG) nr. 954/79 ontoepasbaar en moet worden ingetrokken op het tijdstip dat de vrijstelling van het verbod van artikel 81, eerste lid, van het Verdrag met betrekking tot lijnvaartconferences wordt ingetrokken.

Bestaande bepalingen op het gebied van het voorstel



Verordening (EEG) nr. 954/79 van de Raad van 15 mei 1979 betreffende de bekrachtiging door de lidstaten van of de toetreding van de lidstaten tot het Verdrag van de Verenigde Naties inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences.

- Overeenstemming met andere beleidslijnen en doelstellingen van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met het mededingingsbeleid, aangezien het afstemming beoogt van het acquis van de maritieme sector op de voorgestelde hervorming van de lijnvaart. Het stemt ook overeen met het thans gevoerde vereenvoudigingsbeleid, aangezien het een instrument uit de communautaire regelgeving wil verwijderen dat ontoepasbaar zal worden.

RAADPLEGING VAN DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

- Raadpleging van de betrokken partijen

Het onderhavige voorstel betreft Verordening (EG) nr. 1419/2006 van de Raad tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 4056/86 Verordening (EEG) nr. 4056/86 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag op het zeevervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1/2003 inzake de uitbreiding van toepassingsgebied van deze verordening tot cabotage en internationale wilde vaart.

- Raadpleging van deskundigen

Raadpleging van externe deskundigen was niet nodig.

Effectbeoordeling



Aangezien het voorstel intrekking van een bestaande verordening behelst, zijn er twee opties: 1) geen wettelijke maatregel; 2) een wettelijke maatregel.

De eerste optie impliceert dat Verordening nr. 954/79 ondanks de intrekking van Verordening nr. 4056/86 van kracht zal blijven, ook al is zij niet toepasbaar. Dat strookt niet met het gemeenschapsrecht en de vereenvoudiging daarvan.

Intrekking van de verordening zal er daarentegen toe bijdragen het maritiem acquis in overeenstemming te brengen met de hervorming van de lijnvaart, welke zeer binnenkort zal zijn voltooid.

Zoals reeds gezegd is de noodzaak voor de lidstaten om zich uit de UNCTAD gedragscode terug te trekken niet zozeer een gevolg van de intrekking van Verordening 954/79 als wel van de intrekking van Verordening 4056/86. Hierbij past echter de opmerking dat de Code ook na de opzegging van de lidstaten voor de overige partijen zal blijven gelden

In dit verband dient erop te worden gewezen dat de economische gevolgen voor de Europese scheepvaartindustrie van de afschaffing van lijnvaartconferences in de Gemeenschap (en de daarop volgende opzegging door de lidstaten van de Code) zijn onderzocht in het kader van de effectstudie die verricht is naar aanleiding van het voorstel tot intrekking van Verordening nr. 4056/86. De Commissie heeft ook onderzocht welk effect de intrekking van Verordening 4056/86 van de Raad zal hebben op de ontwikkelingslanden, waarvan er velen bij de Code zijn aangesloten.

1.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel



Voorgesteld wordt Verordening (EEG) nr. 954/79 in te trekken.

Rechtsgrondslag



Artikel 80 van het Verdrag

Subsidiariteitsbeginsel



Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap. Daarom is het subsidiariteitsbeginsel hier niet van toepassing.

- Proportionaliteitsbeginsel

Het voorstel is in overeenstemming met het proportionaliteitsbeginsel, aangezien vaststelling van een verordening van de Raad de enige manier is om Verordening (EEG) nr. 954/79 van de Raad in te trekken.

Het voorstel houdt geen administratieve belasting in voor een overheid (Gemeenschap, nationale, regionale of locale overheid). De administratieve belasting die de terugtrekking uit de UNCTAD gedragscode voor de regeringen van de lidstaten met zich mee brengt is geen gevolg van dit voorstel –aangezien Verordening nr. 954/79 de lidstaten niet verplicht om partij te worden bij de Code – maar wel van de intrekking van Verordening nr. 4056/86.

Keuze van instrument



Voorgestelde instrumenten: verordening.

Andere instrumenten zijn niet geschikt om de volgende reden: de voorgestelde intrekking van een verordening van de Raad is alleen mogelijk met een verordening van de Raad.

2.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de gemeenschapsbegroting.

3.

Aanvullende informatie



Vereenvoudiging



Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van de wetgeving.

Indien het voorstel wordt aangenomen, wordt daardoor een ontoepasbaar wordend instrument uit de regelgeving van de Gemeenschap verwijderd.

Intrekking van bestaande wetgeving



Aanname van het voorstel zal leiden tot intrekking van bestaande wetgeving.

Europese Economische Ruimte



De voorgestelde maatregel betreft een EER-aangelegenheid en dient daarom ook de Europese Economische Ruimte te bestrijken.

- Inwerkingtreding

Om wille van de juridische samenhang moet de intrekking van Verordening nr. 954/79 van de Raad tegelijk met de intrekking van de vrijstelling van het verbod van artikel 81, eerste lid, van het Verdrag gebeuren, d.w.z. aan het einde van de overgangsperiode van twee jaar die is voorzien in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1419/2006 tot intrekking van Verordening nr. 4056/86.