Toelichting bij COM(2008)305 - Wijziging van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 ter bepaling van de categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de EG waarop de bepalingen van de artikelen 12, 13, tweede alinea, en 14 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de EG van toepassing zijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Besluit […] van de Raad tot oprichting van de Europese Politiedienst (Europol-besluit), krachtens welk Europol uit de communautaire begroting moet worden gefinancierd, wordt van kracht op 1 januari 2010 of op de datum waarop de voorgestelde wijziging van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 ingaat, als dat later is.

Om te verzekeren dat het Europol-besluit met ingang van 1 januari 2010 wordt toegepast, moet de wijziging van Verordening nr. 549/69 van de Raad waarin wordt verduidelijkt dat vrijstelling van rechtsvervolging niet van toepassing is voor Europol-personeel dat aan gemeenschappelijke onderzoeksteams deelneemt, op tijd worden goedgekeurd.

Algemene context



Tijdens de voorbereiding van het Europol-besluit werd de kwestie van de vrijstelling van het Europol-personeel dat deelneemt aan gemeenschappelijke onderzoeksteams diepgaand besproken.

In de conclusies van de Raad van 12 en 13 juni 2007 over de vervanging van de Europol-overeenkomst door een besluit van de Raad werd gesteld dat “Europol vanaf 1 januari 2010 gefinancierd [wordt] uit de Gemeenschapsbegroting, mits op de volgende punten bevredigende oplossingen zijn gevonden: De opheffing van de immuniteit van Europol-functionarissen die deelnemen aan operationele activiteiten, meer bepaald gezamenlijke onderzoeksteams …”.

Na de discussies in de Raad over dit punt kwam de Commissie op 20 februari 2008 overeen een voorstel in te dienen tot wijziging van Verordening nr. 549/69 om de kwestie van de reikwijdte van de onschendbaarheid ten aanzien van rechtsvervolging te verduidelijken.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



- Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen (1965), meer bepaald hoofdstuk V (artikelen 12-16), waarin de voorrechten en immuniteiten van de ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Gemeenschappen op het grondgebied van de lidstaten worden gespecificeerd. Overeenkomstig artikel 16 van het Protocol bepaalt de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de overige betrokken instellingen, op welke categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen de bepalingen van de artikelen 12, 13, tweede alinea, en 14 geheel of ten dele van toepassing zijn.

- Het besluit van de Raad van 18 december 1997 waarbij op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie de Overeenkomst inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties wordt opgesteld.

- Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van 25 maart 1969 ter bepaling van de categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Gemeenschappen waarop de bepalingen van de artikelen 12, 13, tweede alinea, en 14 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Gemeenschappen van toepassing zijn, zoals gewijzigd.

- Het besluit van de Raad van 29 mei 2000 waarbij overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie wordt vastgesteld.

- Het kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU



Niet van toepassing.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Niet relevant.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling



De voorgestelde wijziging houdt rekening met het verzoek om Europol-personeel dat aan gemeenschappelijke onderzoeksteams deelneemt niet vrij te stellen van rechtsvervolging (artikel 12, onder a), van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten) voor wat betreft handelingen die ambtshalve worden verricht bij de uitoefening van de operationele taken als bedoeld in artikel 6 van Besluit van de Raad […] tot oprichting van Europol.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel



Voorstel van een wijziging waarin wordt verduidelijkt dat Europol-personeel dat deelneemt aan gemeenschappelijke onderzoeksteams geen vrijstelling van rechtsvervolging geniet.

Rechtsgrondslag



Artikel 16 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten

Subsidiariteitsbeginsel



Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

Overeenkomstig artikel 16 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten bepaalt de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de overige betrokken instellingen, op welke categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen de bepalingen van de artikelen 12, 13, tweede alinea, en 14 geheel of ten dele van toepassing zijn. Er zijn geen andere, minder ver reikende middelen om de doelstellingen van dit voorstel te bereiken.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: Verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn.

Het voorstel betreft een wijziging van een bestaand instrument.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.