Toelichting bij COM(2007)653 - Gemeenschappelijke statistieken van de buitenlandse handel met derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond van het voorstel

Motivering en doel van het voorstel



Het doel van dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad is een herziening van het huidige statistische systeem voor het goederenverkeer met derde landen (Extrastat), teneinde:

– de wetgeving duidelijker, eenvoudiger en transparanter te maken;

– het systeem van de statistiek van de handel met derde landen aan te passen aan de veranderingen die in de procedure inzake de douaneaangifte zullen worden aangebracht door de invoering van grensoverschrijdende vergunningen ten behoeve van de vereenvoudigde aangifte of de domiciliëringsprocedure [1], en door de gecentraliseerde afhandeling in het kader van het gemoderniseerde communautaire douanewetboek (ter vervanging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992);

– het 'Rotterdameffect' te verkleinen; dit leidt namelijk tot a) een oververtegenwoordiging in de statistiek van de buitenlandse handel van lidstaten waar veel goederen worden afgehandeld of vanwaar veel goederen worden uitgevoerd, maar die alleen land van doorvoer zijn, ten koste van de lidstaten die de uiteindelijke bestemming zijn of vanwaar de goederen zijn verzonden, en b) een dubbele registratie van de goederen, in Extrastat als niet-communautaire goederen en vervolgens in Intrastat als communautaire goederen uit een andere lidstaat, met een vergelijkbare situatie voor de uitvoer;

– de relevantie, nauwkeurigheid, tijdigheid en vergelijkbaarheid van de statistiek van de buitenlandse handel te verbeteren en een systeem voor kwaliteitsbeoordeling in te voeren;

– de koppeling van handelsstatistieken met bedrijfsstatistieken mogelijk te maken;

– te reageren op de behoeften van de gebruikers door met behulp van in de douaneaangiften beschikbare informatie aanvullende handelsstatistieken op te stellen;

– overeenkomstig de Praktijkcode Europese Statistieken toezicht uit te oefenen op de geprivilegieerde toegang tot gevoelige gegevens over de buitenlandse handel.

Algemene context



In de statistiek van de buitenlandse handel (Extrastat) worden de invoer en de uitvoer van de lidstaten uit resp. naar niet-lidstaten geregistreerd. Deze informatie is van wezenlijk belang voor het Europese economische en handelsbeleid en voor de analyse van marktontwikkelingen voor specifieke goederen. Bij de statistieken gaat het om maandelijkse gegevens over de omvang en de waarde van de in- en uitvoer, ingedeeld naar meldende lidstaat en partnerland, naar goederen overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur, naar wijze van vervoer en naar tariefbehandeling (voor de invoer).

Afgezien van bepaalde bijzondere bewegingen is Extrastat gebaseerd op gegevens die aan de douaneaangiften worden ontleend. Gebruik van douaneaangiften als bron voor statistische informatie betekent dat handelaren geen directe statistische meldingsplicht hebben. Omdat de informatie van goede kwaliteit is, is het hoogst wenselijk de douaneaangifte voor de productie van statistieken van de buitenlandse handel te blijven gebruiken.

Hoewel het de bedoeling is dat deze statistieken een beeld van de buitenlandsehandelsstromen voor de Gemeenschap als geheel geven, moet het ook mogelijk zijn deze stromen uit te splitsen naar lidstaat.

Door de ontwikkeling van nieuwe methoden voor de douaneafhandeling van goederen die gelden voor de gehele Gemeenschap (grensoverschrijdende vergunningen ten behoeve van de vereenvoudigde aangifte, gecentraliseerde afhandeling) is het nodig de opstelling van buitenlandsehandelsstatistieken aan te passen, en in verband daarmee ook de lijst van aan de douaneaangifte ontleende statistische gegevens.


Dankzij de grensoverschrijdende vergunning ten behoeve van de vereenvoudigde aangifte of de domiciliëringsprocedure, die in 2008 wordt ingevoerd in het kader van het in het vrije verkeer brengen, en de gecentraliseerde afhandeling, die door het gemoderniseerde douanewetboek zal worden ingevoerd, kan iemand op de plaats waar hij gevestigd is een douaneaangifte doen voor goederen die elders worden aangeboden. In het kader van deze procedures kan de douaneaangifte dus worden losgekoppeld van de plaats waar de goederen het douanegebied binnenkomen of verlaten en worden onderzocht, en van de plaats van de uiteindelijke bestemming, voor ingevoerde goederen, of de plaats van de werkelijke verzending, voor goederen die worden uitgevoerd. Daardoor zijn de voor de statistiek benodigde douanegegevens niet beschikbaar in de lidstaat van uiteindelijke bestemming, voor invoer, of de lidstaat van werkelijke verzending, voor uitvoer, maar alleen in de lidstaat waar de aangifte is gedaan. Daarom is het nodig om de begrippen lidstaat 'van invoer' of 'van uitvoer' vanuit statistisch oogpunt te herzien, de bron voor de douanegegevens aan de hand waarvan de communautaire statistieken worden opgesteld en de te melden gegevens nauwkeuriger te definiëren, en voor een uitwisseling van informatie tussen de nationale instanties van de verschillende betrokken lidstaten te zorgen.


Bijstelling van de definitie van de lidstaat van invoer en van uitvoer leidt ook tot verkleining van het 'Rotterdameffect', dat optreedt wanneer goederen voordat zij de EU verlaten of nadat zij de EU zijn binnengekomen, tussen de lidstaten bewegen, terwijl de douaneformaliteiten worden verricht in de lidstaat waar de goederen de EU binnenkomen of vanwaar zij de EU verlaten. Als gevolg hiervan worden de handelsstromen bij invoer eerst als niet-communautaire goederen gemeld in het Extrastatsysteem en vervolgens als communautaire goederen in het Intrastatsysteem (d.w.z. statistieken voor de goederenverkeer tussen lidstaten). Voor de uitvoer suggereert de statistiek dat de uitvoer plaatsvindt vanuit de lidstaat vanwaar ze de EU verlaten en niet vanuit de lidstaat waar de werkelijke exporteur gevestigd is. Dit maakt de interpretatie van communautaire statistieken gecompliceerd.

Verbetering van de nauwkeurigheid en de tijdigheid is haalbaar; hierdoor wordt het gebruik van de statistiek van de buitenlandse handel doeltreffender naarmate de elektronische gegevensuitwisseling tussen de douaneautoriteiten onderling (op nationaal vlak en op EU-niveau) en tussen de handelaren en de douaneautoriteiten verder wordt gestandaardiseerd (in het kader van het e-douane-initiatief). Dit voorstel beoogt een voortdurende bijwerking van de in- en uitvoercijfers, waarbij rekening moet worden gehouden met de meest recente beschikbare gegevens, inclusief de bij de douane na de aanvaarding van de aangifte aangebrachte wijzigingen. De tijd waarbinnen de gegevens bij Eurostat moeten worden ingediend, wordt verkort tot 40 dagen na de referentiemaand, met de mogelijkheid deze termijn later nog eens in te korten.

De Commissie (Eurostat) heeft nieuwe verzoeken van gebruikers ontvangen waarmee in de ontwerpkaderwetgeving rekening is gehouden.

– De ECB en DG ECFIN hebben informatie nodig om het aandeel van de euro in de internationale goederenhandel te kunnen volgen. Daarom moet de factuurvaluta bij in- en uitvoer op geaggregeerd niveau worden gemeld.

– DG TRADE en DG AGRI hebben behoefte aan betrouwbaarder informatie over de tariefbehandeling van in de EU ingevoerde goederen, waaronder informatie over contingenten.

– De statistiek van de buitenlandse handel levert gegevens voor de betalingsbalans en de nationale rekeningen op. De kenmerken die het mogelijk maken de statistiek van de buitenlandse handel aan te passen voor de betalingsbalans, zal worden opgenomen bij de verplichte en de standaardgegevens.

– Om in het kader van de gecentraliseerde afhandeling de in- en uitvoer van de EU te kunnen indelen naar lidstaat, hebben de gebruikers gegevens nodig over de lidstaat van uiteindelijke bestemming, bij invoer, en de lidstaat van werkelijke uitvoer, bij uitvoer.

– In het nieuwe Extrastatkader zullen de handelsgegevens van de lidstaten worden ingedeeld naar bedrijfskenmerken, zodat het bijvoorbeeld mogelijk is te zien hoe Europese ondernemingen functioneren in het kader van de mondialisering. Er kan een verbinding tussen bedrijfsstatistieken en handelsstatistieken worden gelegd door gebruik te maken van informatie over de importeur en de exporteur in de douaneaangifte.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad van 22 mei 1995 betreffende de statistieken van het goederenverkeer van de Gemeenschap en haar lidstaten met derde landen, en Verordening (EG) nr. 1917/2000 van de Commissie van 7 september 2000 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad wat de statistiek van de buitenlandse handel betreft. Dit voorstel en de uitvoeringsbepalingen ervan zullen die verordeningen vervangen.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU



In overeenstemming met het gemeenschappelijke macro-economische, handels- en douanebeleid.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Sinds het najaar van 2004 hebben regelmatig discussies over de ontwerp-Extrastatverordening plaatsgevonden in een projectgroep van deskundigen uit de lidstaten en in het Extrastatcomité.

Er werd een groep voor coördinatie tussen de diensten opgericht (deelnemende DG's: ESTAT, AGRI, ENTR, FISH, TAXUD, TRADE, TREN) die in de verschillende stadia commentaar op het voorstel hebben geleverd.

Er zijn diverse gesprekken met de ECB gevoerd over de factuurvaluta.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling



Voor de statistiek van de buitenlandse handel zijn een aantal opties vastgesteld.

Optie A: De huidige situatie handhaven en de bestaande wetgeving niet wijzigen.

Optie B: Met nieuwe Extrastatwetgeving wachten tot het gemoderniseerde douanewetboek ten uitvoer wordt gelegd, tot het invullen van aanvullende gegevens in de douaneaangifte verplicht is en tot de elektronische gegevensuitwisseling tussen de nationale overheidsdiensten functioneert.

Optie C: In 2009 een nieuw Extrastatsysteem ten uitvoer leggen met voorlopige bepalingen die van kracht zijn tot de douanebepalingen zijn aangepast.

Optie C, een nieuwe verordening van het EP en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel in 2009 verdient om de volgende redenen de voorkeur.

– De grensoverschrijdende vergunning ten behoeve van de vereenvoudigde aangifte en de domiciliëringsprocedure heeft nog een proefkarakter en is gebaseerd op bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten. De Commissie (TAXUD) moedigt het gebruik van deze vereenvoudigde procedures echter wel aan; zij ontwikkelt standaardprocedures en stelt voor januari 2008 veranderingen in de uitvoeringsbepalingen op douanegebied voor. Het gebruik, met de grensoverschrijdende vergunning, van de vereenvoudigde aangifte of de domiciliëringsprocedure voor het in het vrije verkeer brengen zal, samen met de gecentraliseerde afhandeling in het kader van het gemoderniseerde douanewetboek, de plaats waar de douaneaangifte wordt gedaan, loskoppelen van de plaats waar de goederen fysiek aanwezig zijn. Het is de bedoeling dat deze procedures overal in de Gemeenschap worden toegepast, wat zou kunnen leiden tot structurele veranderingen bij de afhandelingsprocedures en tot een aanzienlijke vereenvoudiging voor de exporteurs en importeurs in de Gemeenschap.

– De huidige bepalingen inzake de opstelling van statistieken van de buitenlandse handel zijn dubbelzinnig en sommige lidstaten zijn de gegevens rechtstreeks bij de handelaren gaan verzamelen wanneer de goederen zich met het oog op hun in- of uitvoer op hun grondgebied bevinden, hoewel de douaneaangifte in een andere lidstaat is gedaan. Hierdoor neemt het werk in verband met de statistische rapportage toe, terwijl de kwaliteit van de communautaire statistiek afneemt. Het is de bedoeling dat dankzij de gecentraliseerde afhandeling de komende jaren een groter deel van de handel wordt aangegeven op de plaats van vestiging van de importeur/exporteur en niet meer op de plaats waar de goederen fysiek worden in- of uitgevoerd. Uiteraard heeft deze centralisering voordelen voor de statistiek van de buitenlandse handel, want de werkelijke importeur/exporteur en de werkelijke lidstaat van invoer en uitvoer van de goederen kunnen zo gemakkelijker worden vastgesteld. Deze voordelen kunnen echter teniet worden gedaan wanneer de huidige bepalingen en praktijken in verband met de opstelling van de statistieken van toepassing blijven: deze zou in feite steeds incoherenter, bezwaarlijker en onnauwkeuriger kunnen worden. Een nieuwe regeling is van wezenlijk belang en in het voorstel wordt gespecificeerd welke douaneaangifte in welke lidstaat moeten worden gebruikt zonder dat er rechtstreeks gegevens bij de exporteurs of importeurs moeten worden verzameld. De trend dat de lidstaten elk hun eigen praktijken toepassen, verschillende bronnen gebruiken en handelstransacties op eigen gezag insluiten of uitsluiten, zou hierdoor gaandeweg moeten worden omgebogen.

– Om de doelstellingen van deze nieuwe verordening te verwezenlijken, zal een verandering van de uitvoeringsbepalingen van het communautaire douanewetboek worden opgesteld en aan het Comité douanewetboek worden voorgelegd; het gaat er hierbij om dat het verzamelen van gegevens over de lidstaat van uiteindelijke bestemming en de lidstaat van werkelijke uitvoer bij de douane verplicht wordt. Momenteel is deze informatie slechts gedeeltelijk beschikbaar en kunnen de lidstaten zelf besluiten deze gegevens te vragen. Bovendien moet rekening worden gehouden met de uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten wanneer de douaneautoriteiten het geautomatiseerde in- en uitvoersysteem (AIS & AES) ontwikkelen, zodat de lidstaten in staat zijn hun in- en uitvoercijfers op basis van het begrip lidstaat van uiteindelijke bestemming/werkelijke uitvoer aan elkaar door te geven. Het voorstel bevat specifieke bepalingen om de handelsstatistiek aan te passen naarmate de vereiste gegevens in alle lidstaten beschikbaar zijn. Deze aanpak vermindert de afhankelijkheid van het tijdschema voor het wijzigen van de douanevoorschriften, maar stimuleert de lidstaten zich sneller aan de nieuwe eisen aan te passen. In het bijzonder zal de geleidelijke verzameling van gegevens met betrekking tot de lidstaat van uiteindelijke bestemming of van werkelijke uitvoer het gemakkelijker maken onderzoek te doen naar de steeds grotere discrepantie tussen de lidstaat waar de douaneaangifte wordt gedaan en de beoogde lidstaat van in- en uitvoer. Eurostat zal bij de verspreiding van de handelscijfers uitgaan van de lidstaat waar de douaneaangifte is gedaan, maar de gebruikers kunnen al gedeeltelijke informatie krijgen over de lidstaat van bestemming of van werkelijke uitvoer.

– Uitstel bij de uitvoering van de wetgeving zal negatieve gevolgen hebben voor alle andere aspecten van het voorstel, zoals de tijdigheid en de nieuwe eisen van de gebruikers.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel



Dit voorstel biedt het wettelijke kader voor de verbetering van de kwaliteit en transparantie van Extrastat; het is een reactie op wijzigingen in de administratieve omgeving en zal tegemoet komen aan nieuwe behoeften van de gebruikers.

Rechtsgrondslag



Rechtsgrondslag voor de communautaire statistiek is artikel 285 van het Verdrag. Dit artikel bepaalt dat de Raad volgens de medebeslissingsprocedure maatregelen voor de opstelling van statistieken moet aannemen, wanneer zulks voor de uitvoering van de taken van de Gemeenschap nodig is. Het bevat de eisen waaraan bij de productie van communautaire statistieken moet worden voldaan, namelijk onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding.

Subsidiariteitsbeginsel



Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt.

De doelstelling van de voorgestelde maatregel, namelijk de productie van communautaire statistieken van de buitenlandse handel, kan niet voldoende door de lidstaten en derhalve beter op grond van een communautair besluit door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Alleen de Commissie kan immers de nodige harmonisatie van statistische informatie op communautair niveau coördineren, terwijl de lidstaten de gegevensverzameling en de opstelling van vergelijkbare statistieken van de buitenlandse handel kunnen organiseren. De Gemeenschap kan dus maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Deze verordening blijft beperkt tot het minimum dat vereist om haar doel te verwezenlijken, en gaat niet verder dan wat daartoe nodig is. Het voorstel specificeert de behoeften van de Gemeenschap aan gegevens over de goederenhandel met derde landen, waarbij zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van informatie die de importeurs en exporteurs al voor douanedoeleinden moeten verstrekken (de statistiek van de buitenlandse handel is dus gebaseerd op administratieve bronnen). Om gegronde redenen moeten echter nog enkele in de douaneaangifte verlangde gegevens voor statistische doeleinden worden verzameld.

In verband met nieuwe eisen van de gebruikers en om ervoor te zorgen dat de statistieken accuraat zijn, voegt het voorstel nieuwe gegevens voor de opstelling van statistieken van de buitenlandse handel toe. Enkele van die gegevens (identificatie van de importeur en de exporteur, land van verzending) worden in de douaneaangifte gevraagd en moeten in de toekomst voor de statistiek worden gebruikt. Dit zal niet tot een verhoging van de responslast voor het bedrijfsleven leiden; de nationale diensten zullen enkel hun systemen voor de indiening en de verwerking van de gegevens enigszins moeten aanpassen.

Ook wordt in het voorstel gevraagd bij invoer het contingentnummer te vermelden. Hoewel de nationale douaneautoriteiten over deze informatie beschikken, is de opstelling voor statistische doeleinden ingewikkelder, want de informatie wordt vaak niet direct ontleend aan de douaneaangifte en is soms pas beschikbaar nadat de diensten van de Commissie het contingent hebben toegekend.

Er wordt evenwel nog niet in alle lidstaten in de douaneaangifte gevraagd naar de lidstaat van uiteindelijke bestemming/werkelijke uitvoer, zodat dit gegeven op korte termijn wel tot een extra responslast voor de handelaren zal leiden. Toch wordt deze informatie in verband met de gecentraliseerde afhandeling van wezenlijk belang geacht. Op middellange termijn zullen in totaal minder statistische gegevens hoeven te worden verstrekt omdat het de bedoeling is om niet langer Intrastataangiften over intracommunautaire bewegingen voor of na de douaneafhandeling te vragen als de informatie in de douanegegevens te vinden is. Door een alfanumerieke code van twee digits in de douaneaangifte op te nemen, kunnen twee volledige Intrastataangiften (een bij verzending en een bij aankomst) worden vermeden.

Verder bevatten de douaneaangiften niet in alle lidstaten volledige gegevens over de factuurvaluta (voor uitvoer) en de aard van de transactie. Het verzamelen van deze gegevens geeft enige extra belasting in de weinige lidstaten waar ze tot dusverre niet worden verzameld.

Overleg met de gebruikers van de statistiek van de buitenlandse handel heeft ertoe geleid dat niet langer zal worden gevraagd naar de nationaliteit van het actieve vervoermiddel bij de grensoverschrijding. Afschaffing van dit vereiste kan bovenstaand verzoek om aanvullende informatie enigszins compenseren.

Het is de bedoeling dat in 2008 het MEETS-programma (modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistiek) van start gaat. Een deel van de middelen voor dat programma is bestemd voor de functionering van het nieuwe Extrastatsysteem.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening van het EP en de Raad.

Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn:

– algemeen wordt erkend dat een verordening van het Europees Parlement en de Raad doorgaans het aangewezen instrument is voor statistische activiteiten die een gedetailleerde en eenvormige toepassing in de hele Gemeenschap vereisen;

– een verordening als basisbesluit verdient de voorkeur boven een richtlijn omdat een verordening, anders dan een richtlijn, in de gehele Gemeenschap dezelfde regels vastlegt en de lidstaten een verordening niet onvolledig of selectief kunnen toepassen, noch de vorm en de methoden voor het bereiken van de doelen kunnen kiezen;

– bovendien is een verordening rechtstreeks toepasselijk, zodat zij niet in intern recht hoeft te worden omgezet, waardoor vertraging in verband daarmee voorkomen wordt en een betere en snellere wetgeving wordt verkregen.

3.

Gevolgen voor de begroting



De middelen voor het MEETS-programma omvatten ook de uitvoeringskosten voor het nieuwe Extrastatsysteem (in 2010 is 335 000 euro en in 2011, 2012 en 2013 is telkens 600 000 euro bestemd voor aanpassing van de statistiek van de buitenlandse handel).

4.

Aanvullende informatie



Vereenvoudiging



Het voorstel kan leiden tot een vereenvoudiging, waardoor de responslast voor het bedrijfsleven vermindert. De precieze omvang van de vereenvoudiging is nog moeilijk te voorspellen. De voordelen zullen pas op lange termijn volledig kunnen worden gerealiseerd, wanneer de nieuwe douaneregels zijn ingevoerd, alle lidstaten gegevens over de lidstaat van uiteindelijke bestemming/werkelijke uitvoer verzamelen en de elektronische uitwisseling van douanegegevens operationeel is. Vanaf dat moment zullen de communautaire en nationale cijfers volgens dezelfde procedures worden opgesteld en beide op administratieve gegevens (de douaneaangifte) gebaseerd zijn. Bovendien wordt de responslast voor het Intrastatsysteem verlicht wanneer de handelsstatistieken worden verspreid naar lidstaat van uiteindelijke bestemming en werkelijke uitvoer, waardoor het dan niet langer nodig is de desbetreffende bewegingen binnen de Gemeenschap te melden.

Anderzijds leidt het vragen van aanvullende gegevens uiteraard tot een extra last voor de nationale overheidsdiensten en de respondenten (zie punt 3.4 over de evenredigheid). Wanneer het huidige systeem evenwel wordt gehandhaafd en de wetgeving niet wordt gewijzigd, kan de responslast nog veel sterker toenemen, terwijl tegelijkertijd de kwaliteit van de statistieken afneemt. De nationale statistische diensten zullen dan steeds vaker gegevens voor de statistiek van de buitenlandse handel direct bij de ondernemingen verzamelen omdat de nationale douaneautoriteiten de in het kader van de gecentraliseerde afhandeling verlangde informatie niet kunnen leveren. Wat de situatie nog erger maakt, is dat de meldende ondernemingen niet eens in de desbetreffende lidstaten zijn gevestigd, zodat het niet zo gemakkelijk is de volledigheid en de kwaliteit van de gegevens te controleren (en daarbij komen dan nog de taalproblemen).

Anders dan in de huidige wetgeving is er in het voorstel niet langer sprake van communautaire statistieken betreffende de doorvoer, de douane-entrepots en de vrije zones en vrije entrepots, omdat de instellingen van de Gemeenschap daarvoor geen belangstelling meer aan de dag legden.

Intrekking van bestaande wetgeving



De goedkeuring van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg.

Europese Economische Ruimte



De voorgestelde maatregel is een EER-aangelegenheid en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.