Toelichting bij COM(2000)278-2 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 1251/1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, met het oog op uitbreiding van de werkingssfeer tot de rijstsector - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2000)278-2 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 1251/1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde ... |
---|---|
bron | COM(2000)278 ![]() ![]() |
datum | 07-06-2000 |
Het evenwicht op de Europese rijstmarkt is ernstig verstoord.
Aan het begin van het verkoopseizoen 1999/2000 was in totaal 495 402 ton padie (het equivalent van ongeveer 303 000 ton volwitte rijst) opgeslagen in het kader van openbare interventie, een hoeveelheid die ongeveer 20% van de communautaire productie vertegenwoordigt. In de huidige omstandigheden dreigt deze hoeveelheid toe te nemen met 150 000 tot 200 000 ton volwitte-rijstequivalent per jaar, waarvan slechts af en toe enkele partijen zouden kunnen worden verkocht in het kader van voedselhulpprogramma's. De financiële kosten zijn aanzienlijk omdat de kwaliteit van rijst gedurende de opslag achteruitgaat en rijst na twee tot drie jaar zijn waarde dreigt te verliezen.
De marktprijzen liggen continu onder de interventieprijzen.
De verstoring van het evenwicht is te wijten aan de combinatie van invoerstijging en productiestijging, en aan de beperking van de gesubsidieerde invoer in het kader van de GATT-overeenkomst.
Dit probleem moet op korte termijn worden opgelost via een herziening van de gemeenschappelijke marktordening voor rijst, die zo snel mogelijk - namelijk voor het verkoopseizoen 2001/2002 - in werking moet treden. In dat kader moet de concurrentiepositie van het Europese product worden versterkt en moet de markt worden versoepeld. Verder moet de Europese productie worden verminderd.
Inhoudsopgave
- 2. Huidige en Toekomstige Marktsituatie
- 3. Ontwikkeling van producentenprijzen (padie)
- 4. De invoerregeling
- 4.1 Het vaste tarief
- 4.2 De maximumprijsregeling
- 4.3 Het cumulatief invorderingssysteem
- 4.4 De huidige berekening van invoerrechten
- 4.5 De preferentiële invoer
- Verder moesten tariefcontingenten die op basis van Artikel XXIV.6 van de GATT (toetreding van nieuwe lidstaten) waren overeengekomen, worden geopend voor
- 5. Hervormingsvoorstel
- 5.1 Opneming van rijst in de regeling voor akkerbouwgewassen
- 5.2 Afschaffing van de interventieprijs
- 6. Begrotingskosten
- 7. Tot slot
Van oudsher wordt in de Gemeenschap japonicarijst (rondkorrelig en halflangkorrelig) geproduceerd die in de producerende lidstaten (Italië, Spanje, Griekenland, Frankrijk en Portugal) wordt geconsumeerd.
In de noordelijke lidstaten wordt echter voornamelijk indicarijst (langkorrelig) geconsumeerd die uit de VS, de ACS/LGO-landen, Thailand, India en Pakistan wordt geïmporteerd.
Om het accent te verschuiven van japonica naar indica stimuleerde de Gemeenschap tussen 1988 en 1993 de productie van indicasoorten door middel van directe steun aan de producenten. Na die periode steeg de indicaproductie, zelfs zonder directe steun, in verband met de vraag in de noordelijke lidstaten (van 27 000 ha in 1988/89 tot 120 000 ha in 1999/2000), en haalde zij een niveau dat overeenkwam met ongeveer 55% van de consumptie van deze rijstsoort in de Gemeenschap.
Tabel 1: EU-rijstbalans 1994/95-1999/2000
[zie origineel document voor tabel]
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
De productie is sinds 1996/97 gestegen: deze stijging houdt verband met de uitbreiding van de ingezaaide rijstvlakte, en met de goede opbrengst die dankzij het einde van de droogteperiode in Spanje en de gunstige weersomstandigheden in het algemeen kon worden gerealiseerd. Voor 1998/99 kan een lichte productiedaling worden genoteerd die waarschijnlijk verband houdt met de lagere marktprijzen (zie punt 3).
De invoer is sinds 1994/95 gestegen in verband met de tenuitvoerlegging van de overeenkomst in het kader van de Uruguay-Ronde (met name basmati) en de tenuitvoerlegging van preferentiële regelingen (tariefcontingenten, ACS).
De totale uitvoer is sinds 1996/97 gestabiliseerd aangezien voedselhulpacties voor een deel de plaats hebben ingenomen van de commerciële uitvoer.
De consumptie is sinds 1995/96 gestegen, voornamelijk door de toetreding van nieuwe lidstaten.
In 1996/97 is de EU, in verband met de combinatie van invoerstijging en productiestijging, begonnen met het aanleggen van interventievoorraden. De afgelopen drie jaar heeft interventie plaatsgehad voor in totaal 818 000 ton padie. Dit is gemiddeld 273 000 ton padie of 164 000 of volwitte rijst per jaar.
Tabel 2: Interventie-aankopen rijst in de EU
[zie origineel document voor tabel]
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Volgens voorlopige cijfers voor 1999/2000 bedraagt de voor interventie aangeboden hoeveelheid ongeveer 130 000 ton volwitte-rijstequivalent. Zoals al eerder is opgemerkt kan opgeslagen rijst in kwaliteit achteruitgaan. Er moeten dan ook speciale dure voorzieningen worden getroffen om die kwaliteitsvermindering zoveel mogelijk te voorkomen.
Sommige hoeveelheden zouden kunnen worden gebruikt voor voedselhulp aan derde landen (Noord-Korea en Rusland) en voor hulp aan de meest behoeftigen in de EU, maar de totale openbare voorraden zijn gestegen tot 303 000 ton volwitte-rijstequivalent, of 20% van de jaarlijkse productie.
In de toekomst zullen er minder mogelijkheden voor gesubsidieerde uitvoer zijn wegens de GATT-beperking tot 133 400 ton per jaar.
Als de status quo gehandhaafd blijft is er een stijging van de interventievoorraden met 250 000 tot 350 000 ton padie per jaar te verwachten (of 150 000 tot 210 000 ton volwitte rijst per jaar). Per 100 000 ton padie waarvoor interventie heeft plaatsgevonden moet men rekenen op directe begrotingskosten (afschrijvings- en inslagkosten) voor een bedrag van 10 miljoen EUR en op jaarlijkse begrotingskosten (opslag- en financieringskosten) voor een bedrag van 4 miljoen EUR.
De situatie wordt dus, uit economisch en uit budgettair oogpunt, onhoudbaar.
In 1995/96 was de EU-productie nog laag, ten gevolge van de droogte in Spanje. De gemiddelde communautaire prijzen waren dat jaar hoger dan de interventieprijzen.
In 1996/97 daalden de gemiddelde communautaire prijzen ten gevolge van een stijging van de productie en van de invoer, en kwamen zij ruim onder de interventieprijs te liggen.
Gedurende de verkoopseizoenen 1997/98 en 1998/99 waren de interne prijzen voor japonica en voor indica ook lager dan de interventieprijs. Vooral in Griekenland was de prijs voor indica bijzonder laag.
Tabel 3: Gemiddelde interne prijzen in procent van de interventieprijs
[zie origineel document voor tabel]
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
De prijzen op de meest representatieve markten lagen de afgelopen drie jaar dus ruim onder de interventieprijs (er vinden interventie-aankopen plaats gedurende vier maanden, vanaf 1 april).
Tijdens de Uruguay-Ronde werd overeengekomen de variabele heffingen om te zetten in vaste tarieven en tegen 2000 met in totaal 36% te verlagen. Dat was ook het geval voor rijst, en tabel 4 laat de overeengekomen tarieven zien voor padie, gedopte rijst en volwitte rijst.
Tabel 4: In het kader van de GATT-regeling vastgestelde invoertarieven voor rijst
[zie origineel document voor tabel]
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
De EU stemde er echter mee in om in de GATT-regeling een speciale 'headnote' (nr.
7) voor rijst op te nemen, wat leidde tot een maximumprijs voor ingevoerde gedopte rijst gelijk aan:
- voor japonica : 188% van de interventieprijs voor padie,
- voor indica : 180% van de interventieprijs voor padie,
ongeacht de prijs/kwaliteit van de betrokken rijst.
In de praktijk betekent dit een lager recht voor hoger geprijsde rijst, terwijl het bij de normale 'ad valorem'-regeling juist omgekeerd is.
Aangezien de prijzen voor basmati (aromatische indica uit India en Pakistan) gemiddeld 250 EUR/t hoger lagen dan de wereldmarkt-referentieprijzen die moeten worden gebruikt op het recht te berekenen, moest voor deze rijst een speciale korting van eenzelfde bedrag worden toegestaan i. Het gevolg was dat de invoer van basmati steeg van ongeveer 40 000 ton in 1994/95 tot ongeveer 100 000 ton in 1998/99, met een laag recht of met nulrecht.
Door deze maximumprijsregeling is het invoerrecht voor gedopte indica tussen juli 1995 en februari 2000 gezakt van ongeveer 390 EUR/t naar ongeveer 200 EUR/t. Dit is 89 EUR/t lager dan het overeengekomen tarief voor 1999/00.
De Verenigde Staten hebben tweemaal (nl. in november 1995 en in februari 1997) gevraagd een WTO-geschillenbeslechtingspanel in te stellen met betrekking tot de communautaire invoerregeling voor rijst en granen, aangezien het communautaire systeem van representatieve prijzen volgens hen niet in overeenstemming was met de GATT. Volgens de VS moest de 'headnote' per partij worden toegepast. Om te voorkomen dat er een panel zou worden ingesteld voerde de Gemeenschap voor een proefperiode van 1 juli 1997 tot en met 31 december 1998 een cumulatief invorderingssysteem voor gedopte rijst in, met de bedoeling de invoerrechten op basis van de per partij aangegeven prijzen te berekenen.
In de periode 1997/98 daalden de gemiddelde invoerrechten voor gewone gedopte rijst met ongeveer 70 EUR/t tot 200 EUR/t ten gevolge van de toepassing van het cumulatief invorderingssysteem.
In december 1998 werd na overleg tussen de Commissie en de VS besloten het cumulatief invorderingssysteem niet uit te breiden, aangezien het uit administratief oogpunt een omslachtig systeem bleek te zijn en aanleiding gaf tot handelsdistorsies. Er is een nieuw systeem ingevoerd dat is gebaseerd op de vroegere representatieve prijzen voor gedopte indica, verhoogd met 8%, waardoor het recht voor deze rijstsoort nu op ongeveer 200 EUR/t ligt. (De korting voor basmati blijft op maximaal 250 EUR/t).
Naast de invoer volgens de maximumprijsregeling worden in de EU aanzienlijke hoeveelheden rijst ingevoerd in het kader van preferentiële regelingen, waarvan de belangrijkste het contingent van 160 000 ton gedopte rijst uit ACS/LGO is (35% van het normale recht voor ACS, en nulrecht voor LGO).
Verder moesten tariefcontingenten die op basis van Artikel XXIV.6 van de GATT (toetreding van nieuwe lidstaten) waren overeengekomen, worden geopend voor
- 63 000 ton/jaar volwitte rijst met nulrecht
- 20 000 ton/jaar gedopte rijst met een recht van 88 EUR/t.
Deze invoer vertegenwoordigt ongeveer 40% van de totale invoer, en gemiddeld wordt daarvoor een recht betaald dat ongeveer 15% bedraagt van het tarief in het kader van de GATT-regeling.
Terwijl voor de invoer in het kader van de maximumprijsregeling geen kwantitatieve beperkingen gelden, is dat voor de bovenstaande preferentiële regelingen en tariefcontingenten wel het geval.
Na een grondig onderzoek van alle aspecten, o.a. van de compatibiliteit met de GATT, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat uitbreiding van de werkingssfeer van de regeling voor de sector akkerbouwgewassen tot de rijstsector in combinatie met afschaffing van de interventieprijs de beste manier is om de huidige problemen op te lossen.
Volledige opneming van rijst in de regeling voor akkerbouwgewassen biedt belangrijke voordelen: de regeling wordt vereenvoudigd en in het kader van het streven naar marktevenwicht wordt de boeren waar mogelijk de gelegenheid gegeven vrij te kiezen tussen rijst en andere akkerbouwgewassen.
Om rijst in de regeling voor akkerbouwgewassen op te nemen moeten de volgende stappen worden genomen:
- het nationaal basisareaal voor akkerbouwgewassen van de lidstaten moet worden uitgebreid, rekening houdend met het rijstareaal gedurende dezelfde referentiejaren als voor akkerbouwgewassen, nl. 1989, 1990 en 1991,
- voorgesteld wordt de huidige areaalbetaling voor rijst te verhogen van 52,65 EUR/t tot 63 EUR/t, wat even hoog is als de areaalbetaling die voor granen is gepland voor 2001/2002. Het bedrag van 63 EUR/t moet worden vermenigvuldigd met de regionale opbrengst om de steun per hectare te berekenen,
- de lidstaten zullen ook hun regioplannen moeten aanpassen om rijst in de bepalingen op te nemen,
- rijstproducerende lidstaten zullen in hun regioplannen een opbrengst voor rijst kunnen toepassen die verschilt van die voor granen. Als die opbrengst hoger is dan die voor granen, moet een afzonderlijk basisareaal worden vastgesteld,
- om deze opneming van rijst in de regeling voor akkerbouwgewassen mogelijk te maken en de lidstaten ook verder de mogelijkheid te bieden de status quo voor de andere akkerbouwgewassen te handhaven, moet de totale nationale opbrengst zo worden aangepast dat het bestaande rijstareaal erin kan worden geïntegreerd.
Volledige opneming van de rijstsector in de regeling voor akkerbouwgewassen betekent ook toepassing van de braaklegging. Bij het huidige percentage van 10% zou dit een productieverlaging met ongeveer 150 000 ton padie (of 90 000 ton volwitte-rijstequivalent) betekenen, wat meer is dan 50% van de gemiddelde interventieopslag van de afgelopen drie jaar.
Idealiter fungeert interventie als een echt vangnet in gevallen van overproductie. In de praktijk echter vormt interventie vaak een obstakel voor het versoepelen van de markt en voor het afstemmen van de productie op de reële marktvraag.
Tijdens de hervorming van de rijstsector van 1995 werd al besloten dat de interventie een minder belangrijke rol zou gaan spelen, en werd de periode voor interventie verkort van zeven tot vier maanden (april tot en met juli).
Nu wordt voorgesteld de interventie geheel af te schaffen.
Als de rijstsector in de regeling voor akkerbouwgewassen wordt opgenomen zullen de boeren beter kunnen reageren op marktsignalen wat de vraag betreft. Dankzij de toepassing van de braaklegging zal ook het marktevenwicht verbeteren. Zoals opgemerkt in punt 5.1 zullen de boeren hogere areaalbetalingen ontvangen, waardoor zij voor marktschommelingen worden vergoed zodra de interventieregeling is afgeschaft.
Er wordt voorgesteld een rechtsgrondslag te creëren op basis waarvan de Commissie particuliere opslag kan openen om verstoringen van de markt op te vangen als de interventieregeling is afgeschaft.
Als er ernstige marktverstoringen blijven optreden ten gevolge van de afschaffing van het interventiemechanisme wordt een speciale rechtsgrond gecreëerd op basis waarvan de Commissie passende aanvullende maatregelen kan vaststellen.
Wat betreft de invoer werd, zoals opgemerkt in punt 4.2, de 'headnote' voor rijst toegevoegd aan het algemene systeem van vaste tarieven (variabele heffingen omgezet in vaste tarieven en geleidelijk verlaagd met 36%). Als de 'headnote' van toepassing is omdat er geen interventieprijs is, moet het vaste tarief in principe worden toegepast op alle rijstinvoer die nu de Gemeenschap binnenkomt in het kader van de maximumprijsregeling. In dit geval zou de communautaire preferentie stijgen omdat de huidige rechten in het kader van de 'headnote' zouden stijgen van ongeveer 200 EUR/t voor gedopte rijst tot het vaste tarief van 264 EUR/t en de aftrek voor basmati (maximaal 250 EUR/t) niet langer van toepassing zou zijn.
Volgens dit scenario zouden de hoeveelheden die in het kader van de preferentiële regeling worden ingevoerd (ongeveer 200 000 ton of 40% van de huidige invoer), op hetzelfde peil blijven omdat zij de Gemeenschap binnenkomen met nulrecht of met lage rechten.
Andere kwaliteiten als 'US parboiled', 'Thai fragrant' en basmati die inmiddels een belangrijk marktaandeel hebben (momenteel ongeveer 275 000 ton) zullen hun marktaandeel hoogstwaarschijnlijk kunnen behouden, dankzij hun specifieke eigenschappen en dankzij de voorkeur die zij genieten bij de consument. Het afschaffen van de 'headnote' zou in de praktijk neerkomen op het afschaffen van een instrument dat economisch gezien moeilijk te rechtvaardigen is omdat het aanleiding geeft tot discriminatie tussen verschillende kwaliteiten en tot verstoring van het handelsverkeer. Als opnieuw vaste tarieven worden toegepast zal het systeem veel eenvoudiger en transparanter worden, waardoor een grotere stabiliteit binnen de internationale handel tot stand komt.
Terugkeer naar vaste tarieven zal ertoe leiden dat weer met geconsolideerde rechten wordt gewerkt en dat 'headnote' 7 niet langer van toepassing is. Aangezien dit van invloed zal zijn op onze handel met de landen die rijst leveren aan de Gemeenschap, is de Commissie bereid met die landen te onderhandelen over een oplossing die rekening houdt met onze internationale verplichtingen. De Commissie is voornemens om de Raad daartoe te zijner tijd een aanbeveling voor te leggen die in overeenstemming is met de WTO-procedures en waarin rekening wordt gehouden met het belang van de ontwikkelingslanden.
Voorgesteld wordt de rechtsgrond voor subsidiëring van leveringen aan het Franse overzeese departement Réunion in de basisverordening voor rijst te handhaven. Deze rechtsgrond zal worden overgenomen in een door de Commissie voor te stellen horizontale verordening.
Wat betreft het rijstareaal in Frans Guyana moet in diezelfde horizontale verordening een bepaling worden opgenomen die van toepassing is met ingang van 1 juli 2001 en waardoor een specifieke situatie wordt gecreëerd in die zin dat de braakleggingsverplichting niet wordt toegepast en de steun tot een maximumareaal wordt beperkt.
Als de rijstsector volledig in de regeling voor de sector akkerbouwgewassen wordt opgenomen zullen de begrotingsuitgaven voor de betalingen per hectare met ongeveer 23 miljoen EUR per jaar stijgen.
De afschaffing van het interventiesysteem zal echter besparingen opleveren waardoor de extra uitgaven ruimschoots worden gecompenseerd. Als de bestaande openbare voorraden eenmaal zijn opgeheven zullen de besparingen ongeveer 38 miljoen EUR per jaar bedragen.
Om de werkingssfeer van de regeling voor de sector akkerbouwgewassen te kunnen uitbreiden tot de rijstsector, moet Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen worden gewijzigd. Er moeten maatregelen worden getroffen om het nationale basisareaal en de gemiddelde opbrengsten aan te passen zodat de rijstsector in de regeling kan worden opgenomen.
Aangezien de Commissie onlangs heeft voorgesteld Verordening (EG) nr. 1251/1999 ook in de context van de hervorming van de steunregeling voor vlas en hennep te wijzigen, zal deze verordening moeten worden geconsolideerd zodra beide wijzigingen door de Raad zijn goedgekeurd.
Zoals hierboven is uiteengezet wordt voorgesteld het interventiemechanisme te schrappen uit de huidige basisverordening voor rijst (Verordening (EG) nr. 3072/95).
Aangezien het hier om belangrijke wijzigingen gaat en de verordeningen van de verschillende gemeenschappelijke marktordeningen moeten worden geharmoniseerd, wordt voorgesteld de huidige basisverordening voor rijst door een nieuwe te vervangen.
Aangezien dit voorstel het mogelijk maakt het evenwicht op de interne rijstmarkt te herstellen, zal het ertoe bijdragen het inkomen van de rijsttelers op langere termijn veilig te stellen - wat het hoofddoel van dit voorstel is - en ervoor zorgen dat de rijstproductie in de Europese Gemeenschap kan worden voortgezet.
Met de voorgestelde maatregelen zou het concurrentievermogen van de EU-rijstsector kunnen worden hersteld en op peil kunnen worden gehouden. De maatregelen zouden dan ook in het belang zijn van de vele kleine en middelgrote landbouwbedrijven in deze sector.
De voorgestelde maatregelen zijn ook milieuvriendelijk en gericht op een multifunctionele landbouw, aangezien zij tot doel hebben de voortzetting te garanderen van de rijstteelt in gebieden waar een behoedzaam waterbeheer moet worden gevoerd om bepaalde specifieke milieukenmerken in stand te kunnen houden. De Commissie is overtuigd van het belang van de rijstteelt in specifieke traditionele gebieden en verzoekt de lidstaten om uiterlijk op 31 december 2003 een speciaal verslag in te dienen over het effect van de voorgestelde maatregelen en over eventuele nationale maatregelen die in dit verband zijn genomen.
In dit verband zij opgemerkt dat Verordening (EG) nr. 1259/1999 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ook van toepassing is op rijst, en met name artikel 3 betreffende de bescherming van het milieu. Bovendien mogen de lidstaten op grond van de huidige verordening betreffende plattelandsontwikkeling (Verordening (EG) nr. 1257/1999, hoofdstuk VI) rijstareaal op meer permanente basis uit productie nemen (ten minste vijf jaar), bijvoorbeeld om natuurreservaten voor vogels te creëren.
De voorgestelde maatregelen dragen in grote mate bij tot de begrotingsdiscipline, aangezien er een einde komt aan de dure aangroei van de interventievoorraden.
Het is belangrijk dat de Raad zo snel mogelijk een besluit neemt over dit voorstel, zodat de boeren tijdig genoeg kunnen worden geïnformeerd en de lidstaten de nodige administratieve maatregelen kunnen treffen.