Toelichting bij COM(2009)276 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 733/2008 betreffende de voorwaarden voor de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Historische achtergrond

De eerste reactie van de Gemeenschap op het ongeval van Tsjernobyl bestond erin dat de Commissie een aanbeveling richtte tot de lidstaten betreffende de coördinatie van nationale maatregelen voor het in de handel brengen van producten die besmet waren door radioactieve neerslag ten gevolge van het ongeval[1]. Dit werd gevolgd door een beschikking van de Commissie[2] houdende schorsing van de inschrijving van sommige landen op de lijst van derde landen waaruit de lidstaten de invoer van runderen en varkens en van vers vlees toestaan. Op 12 mei 1986 heeft de Raad een verordening vastgesteld inzake de schorsing van de invoer van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit bepaalde derde landen[3]. Aangezien deze regels voor het aan banden leggen van de invoer beperkt waren in de tijd heeft de Raad ze vervangen door een verordening waarbij die invoer onder bepaalde voorwaarden opnieuw wordt toegestaan. Bij deze verordening zijn maximaal toelaatbare niveaus voor radioactief cesium in ingevoerde producten vastgesteld, waarbij de overeenstemming moest worden gecontroleerd door de invoerende landen[4]. Vanaf eind 1987[5] gebruikt de Raad artikel 133 (ex-113) van het EG-Verdrag als rechtsgrondslag voor de vaststelling van verordeningen houdende verlenging van de periode van geldigheid van dit contolesysteem; de wettelijke hoeksteen daarvan was de in 1990 vastgestelde Verordening (EEG) nr. 737/90[6] van de Raad. Deze verordening werd dan in enigszins gewijzigde vorm bij meerdere gelegenheden verlengd. De laatste verlening, voor een periode van tien jaar, van het communautaire systeem voor het toezicht op de invoer van landbouwproducten na het ongeval van Tsjernobyl dateert van maart 2000[7]. In 2008 is voorts Verordening (EEG) nr. 737/90, die verscheiden keren is gewijzigd, in het kader van de vereenvoudigingsprocedure gecodificeerd tot Verordening (EG) nr. 733/2008 van de Raad[8].

Sinds 1990 heeft de Commissie overeenkomstig de 'comitologieprocedure' verscheidene verordeningen vastgesteld om de werkingssfeer van het controlesysteem en de procedures voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EEG) nr. 737/90 van de Raad af te bakenen, met name wat de lijst betreft van landbouwproducten die aan de grenzen van de Europese Unie aan controles moeten worden onderworpen. Deze lijst is met de tijd aangepast aan de omstandigheden en omvat momenteel bepaalde voor de slacht bestemde levende dieren, vlees (inclusief wild), zuivelproducten, natuurlijke honing, wilde paddenstoelen en bepaalde bosbessensoorten[9]. Bij de krachtens de communautaire wetgeving aan lidstaten opgelegde controles moet vanzelfsprekend rekening worden gehouden met de besmettingsgraad van het land van oorsprong. Op basis van de atlas betreffende de radioactieve cesiumbesmetting in Europa[10], maar bovenal op basis van de resultaten van controles ter plaatse, heeft de Commissie in 1999 besloten dat bepaalde categorieën producten afkomstig uit derde landen aan striktere controles moeten worden onderworpen[11].

Doel van het voorstel



Dit voorstel is bedoeld ter verlenging, voor een periode van tien jaar, van het systeem voor de controle op de naleving van de maximaal toelaatbare niveaus van radioactiviteit in landbouwproducten, ingesteld bij Verordening (EG) nr. 733/2008 (gecodificeerde versie van Verordening (EEG) nr. 737/90 van de Raad waarvan de geldigheidsduur bij Verordening (EG) nr. 686/95 en Verordening (EG) nr. 616/2000 van de Raad tot respectievelijk 31 maart 2000 en 31 maart 2010 werd verlengd).

Deze verlenging was gerechtvaardigd omdat de redenen waarom de verordening destijds is vastgesteld en verlengd nog steeds gelden. De radioactieve besmetting van sommige landbouwproducten van oorsprong uit de meest getroffen derde landen overschrijdt nog steeds de in de verordening van 1990 vastgestelde maximaal toelaatbare radioactiviteitsniveaus. Een aantal producten afkomstig van soorten die in bossen en beboste percelen leven en groeien kunnen nog steeds hoge niveaus van cesium-137-besmetting vertonen en de vermindering met de tijd van deze niveaus in deze producten wordt in hoofdzaak bepaald wordt door de fysische halveringstijd van die radionuclide, die 30 jaar bedraagt.

Dit werd bevestigd in het kader van een door de Commissie opgezette studie betreffende de 'potentiële invoer door de lidstaten van landbouwproducten die radioactieve cesiumconcentraties bevatten boven de door de EG toegestane niveaus'. De contractant heeft de resultaten van deze studie en de desbetreffende aanbevelingen in december 2007 gepresenteerd op een vergadering van het ad hoc -comité dat overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 733/2008 van de Raad (vroeger het artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 737/90) is opgericht. Op basis van de resultaten van de studie heeft het comité aanbevolen dat alle producten die in de huidige lijst zijn opgenomen op deze lijst blijven staan en aan de grenzen van de Europese Unie aan controles moeten worden onderworpen. Als voorgesteld in de studie heeft het comité voorts geconcludeerd dat een verlenging van de geldigheidsduur van het bepaalde in Verordening (EG) nr. 733/2008 van de Raad gedurende een periode van minimaal tien jaar wenselijk is. Op haar vergadering van 26 november 2008 werd de in artikel 31 van het Euratom-Verdrag bedoelde groep van deskundigen eveneens geraadpleegd over de wenselijkheid van een verdere verlenging van de geldigheidsduur van het bepaalde in Verordening (EG) nr. 733/2008 van de Raad. De groep heeft het voorstel van de Commissie positief onthaald en heeft geconcludeerd dat een dergelijke verlenging passend is.

Voorts wordt erop gewezen dat Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad[12] de mogelijkheid biedt om bij verordening van de Commissie andere, algemenere beperkingen op te leggen ingeval zich in de toekomst een ongespecificeerd nucleair ongeval of stralingsgevaar voordoet, en dat er dan discrepanties zouden ontstaan met de bij Verordening (EG) nr. 733/2008 opgelegde beperkingen. Daarom moet bevestigd worden dat laatstgenoemde verordening automatisch wordt ingetrokken als van bedoelde mogelijkheid gebruik wordt gemaakt.