Toelichting bij COM(2007)252 - Toetreding van de EG tot de Werelddouaneorganisatie en de uitoefening van de rechten en plichten die aan het voorlopige lidmaatschap zijn verbonden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


De Raad van de Europese Unie heeft op 19 maart 2001 besloten dat de Europese Gemeenschap een verzoek moest indienen lid van de Werelddouaneorganisatie te worden[1]. Hij heeft de Commissie gemachtigd met de Werelddouaneorganisatie te onderhandelen over het lidmaatschap van de Europese Gemeenschap. Op grond van dit besluit van de Raad heeft de Europese Gemeenschap in april 2001 bij de Werelddouaneorganisatie het verzoek ingediend om volwaardig lid te worden.

Algemene context


De kwestie van het lidmaatschap werd besproken op de vergadering van de Raad[2] van de Werelddouaneorganisatie van juni 2001 en op de daaropvolgende vergaderingen van de Werelddouaneorganisatie van december 2001 en juni 2002. Het bleek echter dat verscheidene landen bezwaar maakten tegen dat lidmaatschap. De Raad van de Werelddouaneorganisatie heeft de kwestie in 2002 hangende gelaten in afwachting van een politieke oplossing. Na contacten op politiek niveau werd het verzoek opnieuw besproken op de vergadering van de Raad van de Werelddouaneorganisatie in juni 2006. Ditmaal werd ermee ingestemd dat de Werelddouaneorganisatie met de Europese Gemeenschap besprekingen zou voeren over haar toetreding. De Raad van de Werelddouaneorganisatie en vervolgens de Beleidscommissie van de Werelddouaneorganisatie hebben in december 2006 de juridische en budgettaire aspecten van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Werelddouaneorganisatie en de kwestie van het stemrecht onderzocht. Gedurende dit proces heeft de Commissie de lidstaten op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen en praktische gevolgen van het mogelijke lidmaatschap van de Werelddouaneorganisatie. Momenteel neemt de Europese Gemeenschap deel aan organen van de Werelddouaneorganisatie die bij andere internationale verdragen of overeenkomsten zijn opgericht waarbij zij reeds partij is (bijv. de overeenkomst inzake de douanewaarde, het geharmoniseerd systeem, de herziene overeenkomst van Kyoto enz.). Zij kan slechts als waarnemer deelnemen aan andere organen en vergaderingen waarvoor soms een bijzondere uitnodiging is vereist (bijv. voor een vergadering van de Beleidscommissie). Als lid van de Werelddouaneorganisatie zal de Europese Gemeenschap het recht hebben volwaardig lid te zijn van alle organen van de Werelddouaneorganisatie die in het algemeen voor de leden open staan en te worden verkozen in organen waarvan de leden moeten worden verkozen. Douanezaken vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap uit hoofde van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de afgeleide wetgeving, waarvan het communautair douanewetboek het belangrijkste onderdeel is. Er is ook enig acquis op het gebied van douanesamenwerking in verband met douaneovertredingen en andere kwesties in verband met bevoegdheden van de EU-lidstaten, zoals geregeld bij Titel VI van het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie. De door de Werelddouaneorganisatie vereiste verklaring inzake de bevoegdheid van de Gemeenschap in douanezaken is bijgevoegd[3]. In alle organen van de Werelddouaneorganisatie zal een standpunt van de Gemeenschap worden vastgesteld voor zaken die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. Voor zaken die onder de nationale bevoegdheid vallen moeten de EU-lidstaten ernaar streven een gemeenschappelijk standpunt te bepalen ter waarborging van de eenheid van externe vertegenwoordiging van de Gemeenschap en haar lidstaten, zoals volgens de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie is vereist[4]. Gecoördineerde standpunten van de Gemeenschap zullen worden vastgesteld in de Werkgroep Douane-unie (Wetgeving en Beleid) van de Raad of het Comité Douanewetboek. Over kwesties die onder haar bevoegdheid vallen, is het aantal stemmen van de Europese Gemeenschap gelijk aan het aantal EU-lidstaten, in overeenstemming met de vaste praktijk in het kader van overeenkomsten die door de Werelddouaneorganisatie worden beheerd (bijv. de herziene overeenkomst van Kyoto, de overeenkomst van Istanboel) en de Wereldhandelsorganisatie[5]. Een uitzondering is de overeenkomst inzake het geharmoniseerd systeem, in het kader waarvan de Europese Gemeenschap en haar lidstaten als overeenkomstsluitende partij slechts één stem hebben. De EU-lidstaten zullen hun lidmaatschapsbijdrage aan de Werelddouaneorganisatie blijven betalen. Dit werd door de Raad erkend in zijn besluit van 19 maart 2001. De Europese Gemeenschap zal een jaarlijkse bijdrage aan de Werelddouaneorganisatie betalen om het werk van die organisatie te steunen en de extra administratieve kosten te dekken. De bijdrage van de Europese Gemeenschap zal zo hoog zijn dat deze, tezamen met de bijdragen van de EU-lidstaten, in overeenstemming is met het gewicht en belang van de Europese Gemeenschap in de internationale handel en in douanezaken. De bijdragen van de Europese Gemeenschap en van de EU-lidstaten tezamen zullen relatief ook vergelijkbaar zijn met de gezamenlijke bijdragen aan de Wereldhandelsorganisatie[6]. De Werelddouaneorganisatie zal de overeenkomst tot oprichting van de Internationale Douaneraad moeten wijzigen om de toetreding van douane-unies en economische unies, waaronder de Europese Gemeenschap, mogelijk te maken. Naar verwachting zal de Raad van de Werelddouaneorganisatie op de 109e/110e vergadering van juni 2007 het besluit[7] nemen de overeenkomst te wijzigen. De wijziging zal in werking treden nadat alle leden van de Werelddouaneorganisatie schriftelijk hebben laten weten dat zij deze aanvaarden. Zodra de overeenkomst is gewijzigd, zal de Europese Gemeenschap de akte van toetreding kunnen neerleggen. Naar verwachting zal de Raad van de Werelddouaneorganisatie op de 109e/110e vergadering van juni 2007 ook het besluit nemen dat de Europese Gemeenschap voorlopig en onmiddellijk de rechten en plichten op zich kan nemen die aan het lidmaatschap zijn verbonden[8]. Er wordt een beroep gedaan op de lidstaten deze twee besluiten van de Raad van de Werelddouaneorganisatie in het belang van de Europese Gemeenschap te steunen. De Europese Gemeenschap zal het voorlopige lidmaatschap kunnen aanvaarden.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Er bestaan nog geen bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


Niet van toepassing.

1.

Raadpleging van belanghebbenden en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbenden



Niet van toepassing

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling ○ Verruiming van de internationale erkenning van de bevoegdheid van de EG op het gebied van het douanebeleid. Door haar lidmaatschap zal de EG haar autoriteit binnen de Werelddouaneorganisatie en in bilaterale betrekkingen volledig kunnen uitoefenen. ○ Bijdrage aan en rechtstreekse invloed op de besluitvorming binnen de Werelddouaneorganisatie. Naast de traditionele activiteiten van de Werelddouaneorganisatie op douanegebied, waaraan de EG reeds deelneemt in het kader van een aantal WDO-overeenkomsten, worden nieuwe prioriteiten en activiteiten ontwikkeld, met name op het gebied van de veiligheid van de toeleveringsketen en de bestrijding van namaak en piraterij. Het is voor de Commissie van belang zo veel mogelijk invloed uit te oefenen wanneer dergelijke onderwerpen worden besproken. ○ Meer effectieve coördinatie van de lidstaten in de Werelddouaneorganisatie. ○ Versterking van het internationale imago van de EG en van de Commissie.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


Het voorstel voor een besluit van de Raad heeft ten doel het mogelijk te maken dat de EG lid wordt van de Werelddouaneorganisatie.

Rechtsgrond


Artikel 133 in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Subsidiariteitsbeginsel


Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: De voorgestelde maatregel is noodzakelijk om de rechtsgrond te creëren voor het lidmaatschap van de EG van de Werelddouaneorganisatie.

De gezamenlijke financiële bijdrage aan de Werelddouaneorganisatie van de EG en de EU-lidstaten zal, in procenten, vergelijkbaar zijn met die aan de Wereldhandelsorganisatie.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld(e) instrument(en): ander

Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. Overeenkomstig artikel 300 van het EG-Verdrag besluit de Raad, op voorstel van de Commissie, met een gekwalificeerde meerderheid over het ondertekenen en het sluiten van overeenkomsten. Een besluit van de Raad is het passende instrument.

3.

Gevolgen voor de begroting



Een jaarlijkse bijdrage van de Europese Gemeenschap aan de Werelddouaneorganisatie zoals vermeld in bijgevoegd financieel memorandum.

1. 2007/0087 (ACC)