Toelichting bij COM(2009)207 - Beheerders van alternatieve beleggingsfondsen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2009)207 - Beheerders van alternatieve beleggingsfondsen.
bron COM(2009)207 NLEN
datum 30-04-2009
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1. Achtergrond, motivering en doel van het voorstel

Door de financiële crisis is een reeks zwakke plekken in het mondiale financiële stelsel aan het licht gekomen. Gebleken is dat de risico's in een bepaalde sector snel kunnen overslaan naar andere delen van het financiële stelsel, met alle gevolgen van dien voor de spelers op de financiële markten en voor de stabiliteit van de onderliggende markten.

Het voorliggende voorstel maakt deel uit van een ambitieus programma van de Commissie om de regelgeving en het toezicht uit te breiden tot alle spelers en activiteiten die een wezenlijk risico inhouden[1]. Met de voorgestelde wetgeving worden geharmoniseerde eisen ingevoerd die betrekking hebben op entiteiten die zich bezighouden met het beheer en de administratie van alternatieve beleggingsfondsen (AB's). Eerder hadden het Europees Parlement[2] en de door Jacques de Larosière voorgezeten groep van topdeskundigen op het gebied van financieel toezicht[3] al gewezen op de noodzaak om deze sector strenger te reglementeren. Ook wordt op internationaal niveau overleg daarover gevoerd, onder meer in de G20, de IOSCO en het Financial Stability Forum.

Onder AB's worden alle fondsen verstaan die niet in het kader van de Icbe-richtlijn[4] zijn gereglementeerd. De beheerders van deze fondsen (BAB's) beheren momenteel zo'n twee biljoen EUR aan activa. Daarbij hanteren zij allerlei beleggingstechnieken, beleggen zij in verschillende markten voor activa en bedienen zij uiteenlopende doelgroepen. De sector omvat hedgefondsen en private equity, vastgoedfondsen, grondstoffenfondsen, infrastructuurfondsen en andere soorten institutionele fondsen.

Met de financiële crisis is duidelijk geworden hoezeer BAB's blootstaan aan de meest uiteenlopende risico's. Deze risico's raken de beleggers in deze fondsen rechtstreeks, maar vormen ook een bedreiging voor schuldeisers, tegenpartijen en voor de stabiliteit en integriteit van de Europese financiële markten als zodanig. Ze kunnen zich in allerlei vormen manifesteren:

Risicobron

Macroprudentiële (systeem)risico's Rechtstreekse blootstelling van systeemrelevante banken aan de AB-sector Procyclisch effect van kuddegedrag en risicoconcentraties in bepaalde marktsegmenten en van de afbouw van hefboomfinanciering op de liquiditeit en stabiliteit van financiële markten

Microprudentiële risico's Zwakke punten in de interne risicobeheersystemen wat betreft het marktrisico, de tegenpartijrisico's, de financieringsrisico's en de operationele risico's

Beleggersbescherming Ontoereikende verstrekking van informatie aan de beleggers over het beleggingsbeleid, het risicobeheer en interne processen Belangenconflicten en tekortschietende fondsgovernance, met name wat betreft beloning, waardering en administratie

Marktefficiëntie en -integriteit Gevolgen van dynamische handel en baissetransacties ("short selling") voor de marktwerking Mogelijk marktmisbruik in verband met bepaalde technieken, zoals baissetransacties

Effect op de zeggenschapsmarkt Gebrek aan transparantie wanneer belangen in beursgenoteerde ondernemingen worden opgebouwd (bijv. doordat aandelen worden geleend of door CDF's (contracts for difference)), of bij gecoördineerde actie in het kader van strategieën van activisten

Effect op ondernemingen waarover BAB's zeggenschap hebben Potentieel verkeerde prikkels bij het beheer van ondernemingen in portefeuille, met name als het gaat om de financiering met vreemd vermogen Gebrek aan transparantie en publieke controle bij ondernemingen die met een buy-out te maken krijgen

De aard en omvang van deze risico's lopen van businessmodel tot businessmodel uiteen. Zo hebben macroprudentiële risico's die voortvloeien uit het gebruik van hefboomfinanciering ("leverage"), in de eerste plaats betrekking op de activiteiten van hedgefondsen en grondstoffenfondsen, terwijl de risico's die voortvloeien uit de governance van ondernemingen in portefeuille, meestal verband houden met private equity. Andere risico's, zoals die welke verband houden met het beheer van microprudentiële risico's en de beleggersbescherming, gelden voor alle soorten AB's.

Hoewel BAB's de crisis niet hebben veroorzaakt, staat de sector door recente gebeurtenissen sterk onder druk. De risico's van hun activiteiten zijn de afgelopen maanden in de gehele BAB-sector manifest geworden en hebben mogelijk in een aantal gevallen de onrust op de markten in de hand gewerkt. Zo zijn hedgefondsen mede verantwoordelijk geweest voor de stijging van de prijzen van activa en voor de snelle groei van de markten voor gestructureerd krediet. De abrupte afbouw van grote hefboomfinancieringsposities die plaatsvond toen de kredietvoorwaarden werden aangescherpt en beleggers wilden uitstappen, heeft een procyclisch effect gesorteerd en is mogelijk schadelijk geweest voor de liquiditeit van de markt. Dakfondsen van hedgefondsen hebben met ernstige liquiditeitsproblemen te kampen gehad: ze konden hun activa niet snel genoeg verkopen om beleggers die hun geld wilden terugtrekken, tegemoet te komen. Een aantal fondsen ging toen op slot of moest de terugbetalingen anderszins beperken. Grondstoffenfondsen speelden een rol bij de zeepbel die eind 2007 op de grondstoffenmarkten ontstond.

Private-equityfondsen daarentegen hebben de macroprudentiële risico's niet in de hand gewerkt. Dit komt door hun beleggingsstrategieën en door een ander gebruik van hefboomfinanciering dan hedgefondsen. Wel hebben zij te kampen gehad met problemen in verband met de beschikbaarheid van krediet en de financiële gezondheid van hun portefeuilleondernemingen. Doordat geen hefboomfinanciering meer kan worden aangetrokken, zijn de buy-outactiviteiten duidelijk teruggelopen. Een aantal portefeuilleondernemingen die eerder met hefboomfinanciering waren overgenomen, blijken nu moeite te hebben om vervangende financiering te vinden.

De grensoverschrijdende dimensie van deze risico's vraagt om een samenhangend EU-regelgevingskader

Momenteel vallen de activiteiten van BAB's onder een combinatie van algemene Gemeenschapsregelgeving en nationale financiële en vennootschapsregelgeving. Daarnaast gelden er nog op een aantal gebieden normen die de sector zelf heeft ontwikkeld. Met de recente gebeurtenissen is echter gebleken dat een aantal risico's in verband met BAB's is onderschat en niet voldoende met de huidige regelgeving wordt ondervangen. Dit is deels een gevolg van het overwegend nationale perspectief van de bestaande regels, met andere woorden het regelgevingsklimaat houdt onvoldoende rekening met het grensoverschrijdende karakter van de risico's.

Dit geldt met name voor het toezicht op en de beheersing van macroprudentiële risico's. Hoewel de individuele en collectieve activiteiten van grote BAB's, en met name BAB's die met een hoge hefboomfinanciering werken, de marktbewegingen versterken en mede verantwoordelijk zijn geweest voor de huidige instabiliteit van de financiële markten in de gehele Europese Unie, bestaan er thans geen effectieve mechanismen om informatie over deze risico's op Europees niveau te verzamelen, te bundelen en te analyseren.

De kwaliteit van het risicobeheer van BAB's heeft ook een grensoverschrijdende dimensie, namelijk wanneer beleggers, schuldeisers en tegenpartijen van BAB's hun zetel in andere lidstaten hebben dan de BAB zelf en aangewezen zijn op hun controles. Het toezicht op de dagelijkse activiteiten van BAB's loopt momenteel van rechtsgebied tot rechtsgebied sterk uiteen.

Een nationale, versnipperde aanpak biedt echter geen solide en brede oplossing voor de risico's in deze sector. Voor een effectieve omgang met de grensoverschrijdende dimensie van deze risico's is het noodzakelijk dat consensus wordt bereikt over de eisen waaraan een BAB moet voldoen, dat het toezicht op de risicobeheerprocedures, interne governance en transparantie wordt gecoördineerd en dat voor de toezichthouders duidelijke regelingen worden getroffen zodat zij deze risico's niet alleen in eigen land, maar ook op Europees niveau kunnen beheren, dit laatste door met andere toezichthouders samen te werken en informatie uit te wisselen.

De huidige versnippering van de regelgeving vormt ook een belemmering voor een efficiënte, grensoverschrijdende verhandeling van AB's. Als BAB's in alle lidstaten aan strenge eisen voldoen, is er geen duidelijke reden waarom zij in een andere lidstaat geen AB's zouden mogen verhandelen aan professionele beleggers.

Gezien deze zwakke punten en tekortkomingen in het bestaande regelgevingskader heeft de Commissie toegezegd met een voorstel te komen voor een breed wetgevingsinstrument met regelgevings- en toezichtnormen voor hedgefondsen, private equity en andere systeemrelevante marktspelers.

Hoe belangrijk en noodzakelijk een versterking van het regelgevings- en toezichtklimaat voor BAB's op Europees niveau ook moge zijn, toch is het voor een optimaal effect van dergelijke regelgeving wenselijk dat in andere belangrijke rechtsgebieden soortgelijke initiatieven worden genomen. De Europese Commissie hoopt dat met de uitgangspunten van dit voorstel een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de discussie over de versterking van de architectuur voor een mondiale aanpak voor het toezicht op de alternatieve beleggingssector. De Commissie zal blijven samenwerken met haar internationale partners, en met name de Verenigde Staten, om te zorgen voor convergentie van het toezicht en de regelgeving betreffende de regels voor BAB's en overlappende regelgeving te voorkomen.

1.2. Voorbereiding van het voorstel: raadpleging en effectbeoordeling

De Europese Commissie heeft uitvoerig advies ingewonnen over de wenselijkheid van regelgeving voor niet-icbe-beheerders en voor de verhandeling van niet-icbe's in de Europese Unie. Ook heeft zij advies ingewonnen over een reeks specifieke kwesties die verband houden met de activiteiten van hedgefondsen. De talrijke initiatieven en studies waarop het voorliggende wetgevingsvoorstel van de Commissie berust, worden uitvoerig beschreven in de effectbeoordeling.

2. ALGEMENE AANPAK

Dit voorstel heeft betrekking op activiteiten die kenmerkend zijn voor of onlosmakelijk verbonden zijn met de BAB-sector en moet dus voorschriften bevatten die daarop gericht zijn. Veelgehoorde bezwaren tegen de activiteiten van BAB's hebben betrekking op praktijken (bijv. baissetransacties, het lenen van aandelen of andere instrumenten om een belang in een onderneming op te bouwen) die niet uniek zijn voor een bepaalde speler op de financiële markten. Voor een optimaal effect en omwille van de samenhang moeten deze bezwaren worden ondervangen met brede maatregelen die voor alle marktdeelnemers gelden die deze activiteiten uitoefenen. De relevante EU-richtlijnen zullen op een aantal van deze zaken worden getoetst om uit te maken of en zo ja welke correctiemaatregelen wenselijk zijn.

In het voorliggende voorstel komen derhalve vooral zaken aan bod die specifiek betrekking hebben op BAB's en hun bedrijf en waarvoor reglementering nodig is. De voorgestelde richtlijn heeft tot doel:

- een zeker en geharmoniseerd EU-kader tot stand te brengen voor de monitoring van en het toezicht op de risico's die BAB's voor hun beleggers, tegenpartijen, andere spelers op de financiële markt en voor de financiële stabiliteit als zodanig vormen, en

- BAB's onder strenge voorwaarden toe te staan dat zij op de gehele interne markt diensten verrichten en hun fondsen verhandelen.

Hieronder volgt een beschrijving van de voornaamste uitgangspunten van de voorgestelde richtlijn. Onder 3.5. worden nader ingegaan op de inhoud.

Vergunningsplicht voor alle beheerders van niet-icbe's

Hoewel hedgefondsen en private equity thans in het middelpunt van de aandacht staan, acht de Europese Commissie het ondoelmatig en kortzichtig om een wetgevingsinitiatief te beperken tot deze twee BAB-categorieën: ondoelmatig omdat elke willekeurige definitie van deze fondsen niet alle relevante spelers zal omvatten en gemakkelijk kan worden omzeild, en kortzichtig omdat veel onderliggende risico's ook optreden bij het beheer van andere soorten fondsen. De duurzaamste en productiefste oplossing is derhalve regelgeving die betrekking heeft op álle BAB's met risicovolle activiteiten. Ingevolge de richtlijn worden dus het beheer en de administratie van alle niet-icbe's in de Europese Unie vergunningsplichtig en aan toezicht onderworpen.

Breed toepassingsgebied, maar geen 'one size fits all'

De voorwaarden voor de initiële vergunningverlening en de organisatie zijn vastgelegd in een aantal basisbepalingen die voor alle BAB's gelden. Deze kernbepalingen worden toegesneden op de verschillende activacategorieën, zodat geen irrelevante of zinloze eisen aan het beleggingsbeleid worden gesteld. Naast deze gemeenschappelijke bepalingen bevat het voorstel een aantal specifieke, op maat gesneden bepalingen die alleen van toepassing zijn op BAB's die bij het beheer van hun fondsen met bepaalde technieken of strategieën werken (bijv. systematisch gebruik van een hoge hefboomfinanciering of verwerving van zeggenschap over ondernemingen). Deze bepalingen zorgen voor een passende transparantie met betrekking tot deze technieken.

De minimis-vrijstelling voor beheerders van kleine activaportefeuilles

De voorgestelde richtlijn bevat twee de minimis-vrijstellingen voor kleine beheerders. Alle BAB's die AB-portefeuilles met in totaal minder dan 100 miljoen EUR aan activa beheren, worden vrijgesteld. Aangenomen mag worden dat deze fondsen geen wezenlijk risico vormen voor de financiële stabiliteit en marktefficiëntie. Als de regelgeving ook voor deze kleine beheerders zou gaan gelden, zouden zij worden opgezadeld met kosten en administratieve lasten die niet in verhouding staan tot de baten. Voor BAB's die uitsluitend AB's zonder hefboomfinanciering beheren en beleggers geen terugbetalingsrechten verlenen gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van oprichting van elk AB, geldt echter een de minimisdrempel van 500 miljoen EUR. Deze beduidend hogere de minimisdrempel is gerechtvaardigd omdat het niet waarschijnlijk is dat beheerders van fondsen zonder hefboomfinanciering systeemrisico's veroorzaken. Vrijgestelde BAB's kunnen aan de richtlijn geen rechten ontlenen, tenzij zij uit hoofde van de richtlijn een vergunning aanvragen.

Daarmee kan de aandacht van de toezichthouders zich richten op de gebieden waar de voornaamste risico's liggen. Bij een drempel van 100 miljoen EUR komen ruwweg 30% van de hedgefondsbeheerders, die samen bijna 90% van de activa van hedgefondsen met zetel in de EU beheren, en bijna de helft van de beheerders van de overige niet-icbe-fondsen met bijna alle in hun fondsen belegde activa onder de richtlijn te vallen.

Nadruk op entiteiten in de waardeketen die de beslissingen nemen en risico's aangaan

De risico's voor de marktstabiliteit, efficiëntie en beleggers vloeien voornamelijk voort uit het gedrag van BAB's en bepaalde andere belangrijke spelers in het fondsbeheer en de waardeketen (de bancaire bewaarder, indien van toepassing, en de waarderingsentiteit). De risico's kunnen daarom het best worden beperkt door het vizier te richten op deze entiteiten. Voor hen is immers een centrale rol weggelegd bij het beheer van de risico's die verbonden zijn aan AB's.

BAB's mogen AB's alleen aan professionele beleggers verhandelen

Een BAB met een vergunning mag AB's alleen aan professionele beleggers (in de zin van de MiFID) verhandelen. Veel AB's lopen een betrekkelijk groot risico (dat het belegde kapitaal deels of geheel verloren gaat) of hebben andere kenmerken die ze ongeschikt maken voor kleine beleggers. Met name kunnen ze een belegger langer aan hun belegging binden dan voor retailfondsen aanvaardbaar is. De beleggingsstrategieën zijn doorgaans complex en zijn vaak gericht op beleggingen in illiquide en moeilijker te waarderen activa. Deze BAB's mogen daarom alleen aan beleggers worden verhandeld die zich bewust zijn van de risico's van dit soort beleggingen en deze risico's kunnen dragen.

Dat alleen professionele beleggers ervoor in aanmerking komen, strookt met de huidige situatie in veel lidstaten. In sommige lidstaten staan bepaalde soorten BAB's die onder de voorgestelde richtlijn vallen, zoals dakfondsen van hedgefondsen en open-ended vastgoedfondsen, ook open voor kleine beleggers, zij het onder strenge regelgevingsvoorwaarden. In de nieuwe situatie mogen alle lidstaten toestaan dat deze fondsen in eigen land aan kleine beleggers worden verhandeld, en mogen zij daartoe aanvullende voorzorgsmaatregelen treffen.

... en mogen deze fondsen ook over de grens verhandelen

Als een BAB aan de voorgestelde richtlijn voldoet, mag hij AB's ook in andere lidstaten aan professionele beleggers verhandelen. Om deze over de grens te mogen verhandelen, hoeft alleen de desbetreffende informatie te worden toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst.

BAB's mogen AB's met zetel in derde landen beheren en verhandelen

Momenteel beheren talrijke beheerders met zetel in de EU fondsen uit derde landen en verhandelen zij deze fondsen in Europa. De richtlijn voert nieuwe voorwaarden in om de daaruit voortvloeiende extra risico's voor de Europese markten en beleggers tegen te gaan. Ook wordt geregeld dat de nationale belastingautoriteiten van het derde land alle informatie kunnen verkrijgen die nodig is voor het belastingplichtig stellen van professionele binnenlandse beleggers die beleggen in offshorefondsen. Het beheer en de administratie van AB's blijven voorbehouden aan vergunninghoudende BAB's uit de EU. Wel mogen deze BAB's de administratie (maar niet het beheer) onder bepaalde voorwaarden 'delegeren' aan offshore-entiteiten. Geld en activa moeten in bewaring worden gegeven aan daartoe aangewezen, in de EU gevestigde kredietinstellingen, die weer taken mogen subdelegeren, zij het onder strenge voorwaarden. Taxateurs uit een derde land moeten in dat land aan gelijkwaardige regelgevingsnormen onderworpen zijn. Als aan deze strenge voorwaarden wordt voldaan, mogen BAB's uit de EU AB's met zetel in derde landen na een aanvullende periode van drie jaar in heel Europa verhandelen aan professionele beleggers. Tot die tijd mogen de lidstaten BAB's toestaan, of blijven toestaan, om AB's met zetel in derde landen op hun grondgebied naar nationaal recht te verhandelen aan professionele beleggers.

1.

Juridische elementen van het voorstel



Rechtsgrondslag



Het voorstel berust op artikel 47, lid 2, van het EG-Verdrag.

Subsidiariteit en evenredigheid



Ingevolge artikel 5, tweede alinea, van het EG-Verdrag mag de Gemeenschap slechts optreden indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt.

De activiteiten van BAB's hebben gevolgen voor beleggers, tegenpartijen en financiële markten in andere lidstaten. Daarom zijn de risico's van deze activiteiten vaak van grensoverschrijdende aard. Voor een effectieve monitoring van de macroprudentiële risico's en voor een effectief toezicht op het BAB-bedrijf zijn dus EU-brede, uniforme transparantienormen en voorzorgsmaatregelen vereist. Ook biedt de richtlijn een geharmoniseerd kader voor een veilige en efficiënte grensoverschrijdende verhandeling van AB's, dat niet even doelmatig tot stand kan worden gebracht met ongecoördineerde actie van de lidstaten.

Overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het EG-Verdrag is de voorgestelde richtlijn ook evenredig. Een groot deel van haar bepalingen heeft namelijk betrekking op bepaalde activiteiten en geldt alleen voor BAB's die deze activiteiten uitoefenen. Voorts bevat de richtlijn twee de minimis -vrijstellingen: BAB's die AB's van minder dan 100 miljoen EUR beheren, zijn niet vergunningsplichtig, omdat zij waarschijnlijk geen groot systeemrisico meebrengen en geen bedreiging vormen voor een ordelijke werking van de markten. Voor BAB's die uitsluitend AB's zonder hefboomfinanciering beheren en beleggers geen terugbetalingsrechten verlenen gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van oprichting van elk AB, geldt een de minimisdrempel van 500 miljoen EUR.

Keuze van instrumenten



Er is gekozen voor een richtlijn omdat dit rechtsinstrument een verstandig compromis is tussen harmonisatie en flexibiliteit. De voorgestelde richtlijn biedt voldoende harmonisatie om een samenhangend en veilig pan-Europees kader voor de vergunningverlening aan BAB's en voor een permanent toezicht daarop te creëren. Tegelijk behouden de lidstaten een zekere speelruimte om hun nationale rechtsordes naar eigen inzicht aan te passen aan het nieuwe kader. Dit strookt met het subsidiariteitsbeginsel.

3.4. Comitéprocedure

Het voorstel berust op de Lamfalussyprocedure voor de reglementering van financiële diensten: het bevat alleen de uitgangspunten die nodig zijn om BAB's aan transparantie- en toezichtnormen te binden die overal in de Europese Unie op een even hoog niveau liggen, terwijl de uitvoeringsmaatregelen via comitéprocedures worden vastgesteld.

3.5. Inhoud van het voorstel

3.5.1. Werkingssfeer en definities

De voorgestelde richtlijn introduceert een juridisch bindende regeling voor de vergunningverlening aan en het toezicht op alle BAB's die in de Europese Unie AB's beheren, zodat een effectief toezicht op deze BAB's mogelijk wordt. De regeling geldt ongeacht de juridische zetel van het beheerde AB. Omwille van de evenredigheid is de richtlijn niet van toepassing op BAB's die AB-portefeuilles beheren met minder dan 100 miljoen EUR aan activa, of met minder dan 500 miljoen EUR, in het geval van BAB's die uitsluitend AB's zonder hefboomfinanciering beheren en beleggers geen terugbetalingsrechten verlenen gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van oprichting van elk AB.

3.5.2. Voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening - initiële vergunningverlening

Om in de Europese Unie actief te kunnen zijn, hebben alle BAB's een vergunning van de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst nodig. Alle BAB's die op Europese bodem opereren, zullen moeten aantonen dat zij voldoende gekwalificeerd zijn voor het verrichten van AB-beheerdiensten, en zullen gedetailleerde informatie moeten verstrekken over de geplande activiteiten, de identiteit en kenmerken van het beheerde AB, de governance van de BAB (waaronder de delegatieregelingen voor bepaalde beheerdiensten), de regelingen voor de waardering en bewaring van activa, en de rapportagesystemen, voor zover vereist. Ook zal de BAB een bepaald minimumkapitaal moeten aanhouden.

Om ervoor te zorgen dat de risico's van het BAB-bedrijf te allen tijde effectief worden beheerd, zal de BAB de bevoegde autoriteit moeten overtuigen van de soliditeit van de interne organisatie wat betreft het beheer van de risico's, en met name de liquiditeitsrisico's en de extra grote operationele en tegenpartijrisico's bij baissetransacties, het beheer en de bekendmaking van belangenconflicten, de reële waardering van activa en de veiligheid van bewaringsregelingen.

Gezien de diversiteit van de BAB-beleggingsstrategieën zullen de precieze voorschriften, en met name die voor de informatieverstrekking, worden toegesneden op de desbetreffende beleggingsstrategie.

3.5.3. Behandeling van beleggers

Een BAB moet voortaan vanaf het begin aan zijn (professionele) beleggers diensten verlenen en informatie verstrekken die op een bepaald niveau liggen. Daardoor kunnen zij gemakkelijker de nodige zorgvuldigheid betrachten en worden zij op passende wijze beschermd. Zo moet een BAB aan zijn beleggers een duidelijke beschrijving van het beleggingsbeleid verstrekken, zoals een beschrijving van het soort activa en het gebruik van hefboomfinanciering, het terugbetalingsbeleid onder normale en uitzonderlijke omstandigheden, de waardering, de bewaring, de administratie en het risicobeheer, maar ook de vergoedingen, kosten en uitgaven in verband met de belegging.

3.5.4. Verstrekking van informatie aan regelgevers

Om het macroprudentiële toezicht op hun activiteiten te vergemakkelijken, moeten BAB's ook aan de bevoegde autoriteit periodiek verslag uitbrengen over de voornaamste markten en instrumenten waarop/waarin zij handelen, hun voornaamste posities, hun prestaties en de risicoconcentraties. Daarnaast moeten BAB's de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst in kennis stellen van de identiteit van het beheerde AB, de markten en activa waarop/waarin belegd gaat worden, en het organisatie- en risicobeheerplan voor dit AB.

3.5.5. Bijzondere verplichtingen voor BAB's die AB's met hefboomfinanciering beheren

Door systematisch gebruik te maken van een hoge hefboomfinanciering kunnen BAB's een effect op de markten waarop zij beleggen, sorteren dat vele malen groter is dan het aandelenkapitaal van het fonds. De Commissie krijgt de bevoegdheid om via comitéprocedures beperkingen vast te stellen voor hefboomfinanciering, wanneer dit noodzakelijk is om de stabiliteit en integriteit van het financiële stelsel te waarborgen. Aan de nationale autoriteiten worden aanvullende noodbevoegdheden verleend om het gebruik van hefboomfinanciering bij individuele beheerders en fondsen onder uitzonderlijke omstandigheden te beperken. Voorts moeten BAB's die systematisch met een hoge hefboomfinanciering werken die uitstijgt boven een bepaalde drempel, de totale hefboomfinanciering, ongeacht de vorm ervan, en de voornaamste bronnen van de hefboomfinanciering aan de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst melden. Bij dergelijke fondsen met hefboomfinanciering zijn de bevoegde autoriteiten verplicht om informatie die van belang is voor de monitoring en de aanpak van de mogelijke gevolgen van de BAB-activiteiten voor systeemrelevante financiële instellingen in de gehele EU of voor een ordelijke werking van de markten waarop BAB's actief zijn, te bundelen en met andere bevoegde autoriteiten uit te wisselen.

3.5.6. Bijzondere verplichtingen voor BAB's die een zeggenschapsbelang in een onderneming verwerven

BAB's moeten bepaalde informatie verstrekken aan de andere aandeelhouders en de werknemersvertegenwoordigers van de beleggingsmaatschappij waarin zij een zeggenschapsbelang hebben verworven. De BAB moet bij de verwerving van zeggenschap over een onderneming jaarlijks informatie verstrekken over de beleggingsstrategie en -doelstellingen van zijn fonds komen en na de verwerving van de zeggenschap algemene informatie over de prestaties van de portefeuilleonderneming. Deze rapportageverplichtingen worden ingevoerd omdat private-equity- en buy-outfondsen publiekelijk verantwoording dienen af te leggen over de wijze waarop zij ondernemingen beheren die het publieke belang dienen. Met de informatievereisten wordt het geconstateerde gebrek aan strategische informatie over de wijze waarop private-equitybeheerders de portefeuilleondernemingen thans beheren of deze willen beheren, ondervangen.

Omwille van de evenredigheid gelden deze vereisten niet voor verwervingen van zeggenschap over kleine en middelgrote ondernemingen (het mkb). Daarmee moet worden voorkomen dat deze verplichtingen ook worden opgelegd aan verstrekkers van aanloop- en durfkapitaal (voor zover deze al niet zijn vrijgesteld van de richtlijn). Om het bezwaar te ondervangen dat ondernemingen die door de eigenaars van private equity van de beurs worden gehaald, minder informatie verstrekken, moeten dergelijke ondernemingen nadat ze van de beurs zijn gehaald, nog twee jaar aan de oude rapportageverplichtingen voldoen.

3.5.7. BAB-rechten in het kader van de richtlijn

Om de ontwikkeling van de interne markt te bevorderen, mag een BAB met een vergunning in zijn lidstaat van herkomst zijn fondsen in elke andere lidstaat aan professionele beleggers verhandelen. Vanwege de al strenge gemeenschappelijke regelgevingsnormen van de voorgestelde richtlijn mogen de lidstaten aan BAB's met zetel in een andere lidstaat geen aanvullende eisen stellen aan de verhandeling van hun fondsen aan professionele beleggers. Voor de grensoverschrijdende verhandeling van AB's geldt alleen een kennisgevingsprocedure waarbij aan de lidstaat van ontvangst informatie wordt verstrekt.

De voorgestelde richtlijn geeft geen recht op de verhandeling van AB's aan kleine beleggers. Wel mogen de lidstaten toestaan dat deze fondsen in eigen land aan kleine beleggers worden verhandeld, en mogen zij daartoe aanvullende voorzorgsmaatregelen treffen. Er mag dan echter niet worden gediscrimineerd naar zetel van de BAB.

3.5.8. Derde landen

In de voorgestelde richtlijn mogen BAB's AB's uit derde landen verhandelen, mits de dienstverleners uit die landen streng worden gecontroleerd op de uitvoering van hun voornaamste taken. De in het kader van de richtlijn toegekende rechten om dergelijke AB's te verhandelen aan professionele beleggers worden, in verband met de tijd die nodig is om aanvullende vereisten op te nemen in de uitvoeringsmaatregelen, pas drie jaar na de omzettingstermijn van kracht. Tot die tijd mogen de lidstaten BAB's toestaan, of blijven toestaan, om AB's met zetel in derde landen op hun grondgebied naar nationaal recht te verhandelen aan professionele beleggers. De taken en werkzaamheden die een risico zullen vormen voor de Europese markten, beleggers of tegenpartijen, moeten worden verricht door EU-entiteiten die volgens geharmoniseerde voorschriften werken. De richtlijn benoemt de taken die onder verantwoordelijkheid van de vergunninghoudende EU-instellingen mogen worden verricht door of gedelegeerd aan entiteiten uit derde landen. De desbetreffende bepalingen noemen ook de voorwaarden (gelijkwaardigheid van regelgeving en toezicht) waaronder entiteiten uit derde landen beperkte taken mogen verrichten. Voorts mogen AB's met zetel in een derde land alleen worden verhandeld, indien hun land van vestiging een overeenkomst op grond van artikel 26 van het OESO-Modelverdrag inzake belasting heeft gesloten met de lidstaat op het grondgebied waarvan de AB's worden verhandeld. Dit moet ervoor zorgen dat de nationale belastingautoriteiten van het derde land alle informatie kunnen verkrijgen die nodig is voor het aanslaan/belastingplichtig stellen van professionele binnenlandse beleggers die beleggen in offshorefondsen. Drie jaar na de omzettingstermijn mogen BAB's die in een derde land zijn gevestigd, hun fondsen in de EU verhandelen, mits het regelgevings- en toezichtkader in die landen gelijkwaardig is aan dat van de richtlijn en EU-spelers een vergelijkbare toegang tot de markt van die derde landen genieten. De Commissie zal echter telkens eerst bij besluit vaststellen dat de relevante wetgeving van het derde land gelijkwaardig is en de markttoegang vergelijkbaar is.

3.5.9. Samenwerking tussen toezichthouders, uitwisseling van informatie en bemiddeling

Om een veilige BAB-sector te waarborgen, zullen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten samenwerken wanneer dit in het kader van de richtlijn noodzakelijk is. Gezien de grensoverschrijdende aard van de risico's in de BAB-sector is het voor een effectief macroprudentieel toezicht van essentieel belang dat de relevante macroprudentiële gegevens op Europees of zelfs mondiaal niveau tijdig worden uitgewisseld. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst zullen dus worden verplicht om de relevante macroprudentiële gegevens in een voldoende geaggregeerd formaat toe te zenden aan de autoriteiten van andere lidstaten. Bij verschil van mening tussen de bevoegde autoriteiten wordt de zaak ter bemiddeling aan het CEER voorgelegd om een snelle en doeltreffende oplossing te vinden. De bevoegde autoriteiten houden terdege rekening met het advies van het CEER.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.