Toelichting bij COM(2009)223 - Europees programma voor aardobservatie (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011-2013) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2009)223 - Europees programma voor aardobservatie (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011-2013). |
---|---|
bron | COM(2009)223 ![]() ![]() |
datum | 20-05-2009 |
1.1. Context
GMES is een door de EU geleid initiatief voor observatie van de aarde. Europa heeft besloten zijn eigen operationele capaciteit voor aardobservatie te ontwikkelen in overeenstemming met de toenemende verantwoordelijkheid van de EU in Europese en internationale aangelegenheden. De totstandbrenging van een dergelijk systeem is een strategische keuze, met een blijvend effect op de verdere politieke, economische, sociale en wetenschappelijke ontwikkeling van de EU[1].
Met aardobservatie kan informatie worden verzameld over de fysieke, chemische en biologische systemen van de planeet of kan, meer in het algemeen, het natuurlijk milieu worden gemonitord. Aardobservatie maakt gebruik van ruimtefaciliteiten (m.a.w. satellieten) en faciliteiten die zich niet in de ruimte bevinden, waaronder lucht, zee- en grondinstallaties ("in-situ-installaties"). Via satellieten en in-situ-infrastructuur verzamelde gegevens worden verwerkt om informatiediensten te verlenen die voor een beter milieubeheer en meer veiligheid voor de burgers moeten zorgen. Daarmee zal het bijvoorbeeld mogelijk zijn de natuurlijke hulpbronnen en de biodiversiteit efficiënter te beheren, de toestand van de oceanen en de chemische samenstelling van de lucht - twee sleutelfactoren in de klimaatverandering - te monitoren, op natuurlijke en door de mens veroorzaakte catastrofen, waaronder tsunami's, te reageren en de grensbewaking doeltreffender te maken.
De laatste dertig jaar hebben de EU, het Europees Ruimteagentschap (ESA) en hun lidstaten op het gebied van aardobservatie grote O&O-inspanningen geleverd om infrastructuur en preoperationele aardobservatiediensten te ontwikkelen[2].
Behalve voor de operationele meteorologie zijn de door de bestaande diensten verstrekte gegevens evenwel niet toereikend omdat ze niet alle door de beleidmakers benodigde parameters bestrijken[3] of niet continu worden verstrekt, met name omdat de levensduur van de dienst te kort is of omdat de observatie-infrastructuur om budgettaire en/of technische redenen beperkt is. Dat betekent dat veel van de bestaande aardobservatiediensten in Europa onbetrouwbaar zijn omdat de infrastructuur leemten vertoont en onvoldoende zekerheid bestaat dat ze op lange termijn beschikbaar zijn. Dit is een reden tot bezorgdheid voor overheidsdiensten maar ook voor dienstverleners downstream, die ervoor terugdeinzen om in onvolgroeide risicomarkten te investeren en voor dergelijke investeringen ook zeer moeilijk aan kapitaal zouden kunnen komen.
GMES werd geconcipieerd om operationele aardobservatie niet alleen voor de operationele meteorologie maar ook op milieu- en veiligheidsgebied mogelijk te maken. In deze context zijn de algemene doelstellingen van GMES:
- op de behoeften van de gebruikers, waaronder beleidmakers en burgers, afgestemde aardobservatiediensten mogelijk maken. De GMES-diensten zullen beleidmakers meer bepaald in staat stellen om:
- nationale, Europese en internationale wetgeving over milieukwesties, waaronder klimaatverandering, voor te bereiden;
- de tenuitvoerlegging van deze wetgeving te volgen;
- toegang te hebben tot alomvattende en accurate informatie over veiligheidskwesties (bv. voor grensbewaking);
- de duurzaamheid te garanderen van de voor de levering van GMES-diensten vereiste observatie-infrastructuur. Dit zal gebeuren door partnerschappen met infrastructuureigenaren aan te gaan of door nieuwe infrastructuur te ontwikkelen als de bestaande infrastructuur onvoldoende is om de voor de GMES-diensten benodigde gegevens te produceren;
- mogelijkheden te scheppen voor een groter gebruik van informatiebronnen door de privésector, wat de marktintroductie gemakkelijker maakt voor dienstverleners die waarde toevoegen, waaronder vele kleine en middelgrote ondernemingen.
Motivering en doel van het voorstel
GMES omvat zowel ontwikkelingsactiviteiten als een operationele fase. Voor de ontwikkelingsactiviteiten worden middelen uit het zevende kaderprogramma (KP7)[4] uitgetrokken voor de ontwikkeling van ruimte-infrastructuur, als onderdeel van het GMES-ruimtecomponentprogramma van het ESA en voor de financiering van preoperationele diensten op het gebied van landmonitoring, zeemonitoring, luchtmonitoring, rampenbestrijding, veiligheid en aanpassing aan en beperking van de klimaatverandering.
Rekening houdend met de mededeling van de Commissie Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): van concept naar realiteit[5] en de richtsnoeren van de derde Ruimteraad wordt de implementatie van de operationele GMES-diensten gefaseerd aangepakt, op basis van duidelijk vastgestelde prioriteiten, en beginnend met de ontwikkeling van drie fasttrackdiensten voor rampenbestrijding, landmonitoring en zeemonitoring.
De eerste operationele diensten voor rampenbestrijding en landmonitoring worden als voorbereidende acties gefinancierd[6]. Van 2011 tot 2013 moeten operationele GMES-diensten op grotere schaal worden verleend en voortbouwen op en een aanvulling vormen op ontwikkelingsactiviteiten die onder het ruimtethema van het zevende kaderprogramma zijn gefinancierd en op intergouvernementele en nationale activiteiten. Deze communautaire actie zal zich toespitsen op de volledige keten voor operationele diensten op het gebied van rampenbestrijding en landmonitoring, gegevenstoegang en infrastructuur. Deze keuze is gebaseerd op de volgende criteria:
- voldoende technische rijpheid;
- continuïteit met voorbereidende acties en andere bestaande activiteiten buiten de kaderprogramma's voor onderzoek, zoals Corine land cover;
- bewezen potentieel voor de ontwikkeling van downstreamdiensten;
- dienstverleners zijn ondernemers en zouden zonder extra maatregelen van de EU hun activiteiten staken, terwijl zee- en luchtdiensten vooral worden geleverd door overheidsinstellingen die hun activiteiten tot 2013 zonder communautaire steun kunnen voortzetten, al zij het waarschijnlijk op minder ambitieuze schaal; en
- wat rampendiensten betreft verdient het duidelijk de voorkeur rampenkaarten op operationele basis al in 2011 en niet in 2014 ter beschikking van de civielebeschermingsdiensten te stellen.
Deze prioriteiten zijn uitgebreid besproken na het GMES-forum in Lille dat door het Franse voorzitterschap werd georganiseerd, onder meer tijdens overleg met de GMES-adviesraad. De belanghebbenden waren het erover eens dat de voorhanden middelen voor onderzoek in de periode 2011–2013 zullen moeten worden aangevuld om met de exploitatie van operationele diensten te kunnen beginnen in gebieden waar het risico van onderbreking van diensten bestaat. Zij bevestigden ook dat de activiteiten voor zee- en luchtmonitoring goed op schema liggen. Gezien de institutionele of wetenschappelijke aard van de Europese actoren die bij de implementatie van de diensten betrokken zijn, lijkt KP7 kwantitatief en als rechtsinstrument momenteel voldoende om een capaciteit te kunnen verwezenlijken die zeer dicht in de buurt komt van operationele omstandigheden voor zee- en luchtdiensten.
Een volgroeid GMES-programma wordt in de loop van het volgende meerjarig financieel kader verwacht (vanaf 2014).
Doel van dit voorstel is het creëren van een rechtsgrondslag voor het GMES-programma en voor de financiering door de EG van initiële operationele GMES-diensten (2011–2013), zoals aangegeven in de mededeling 2008 die de Raad in zijn conclusies van 2 december 2008 gunstig onthaalde, teneinde:
- tussen 2011 en 2013 gedurende 24 uur per dag en 7 dagen per week rampenbestrijdingsdiensten (met inbegrip van rampenkaarten en referentiekaarten) te kunnen verlenen aan de betrokken actoren op het niveau van de Gemeenschap en de lidstaten en aan de voornaamste relevante VN-agentschappen, ook op het gebied van civiele bescherming, humanitaire hulp en crisisbeheer, zodat zij efficiënter en doeltreffender op rampen en humanitaire catastrofen kunnen reageren;
- tussen 2011 en 2013 in Europa landmonitoringdiensten (met name voorbewerkte gegevens, pan-Europese landbedekkingsproducten, hogeresolutiekaarten van steden, bodemkaarten en thematische kaarten) aan overheidsdiensten (waaronder milieuagentschappen) te kunnen verlenen, zodat deze hun taken op het gebied van beleidsvorming, tenuitvoerlegging en monitoring beter kunnen waarnemen; landmonitoringdiensten zouden onder meer een ondersteunende functie kunnen vervullen bij de uitvoering van de Thematische strategie voor bodembescherming[7] en de beoordeling van ecosystemen;
- bij te dragen aan de productie en de publieke beschikbaarheid van milieu-informatie, meer bepaald in overeenstemming met de beginselen van het Verdrag van Aarhus[8], de Inspire-richtlijn en het gemeenschappelijk milieu-informatiesysteem (SEIS)[9];
- door verlaging van de kosten voor toegang tot informatie tussen 2011 en 2013 de groei te bevorderen van de downstream aardobservatiesector op het gebied van werkgelegenheid, innovatie en internationaal concurrentievermogen.
1.3. De financiering van GMES: van O&O naar operationele diensten
Onderzoek- en ontwikkelingsaspecten van GMES worden momenteel op Europees, intergouvernementeel en nationaal niveau medegefinancierd op basis van partnerschappen tussen actoren in de sector en dat zal ook zo blijven. Een deel van de ontwikkelings- en exploitatiekosten van alle ruimte-installaties[10] en in-situ-installaties die gegevens voor de GMES-diensten verstrekken zal door de lidstaten en intergouvernementele organisaties worden gedragen. Financiering van alle kosten voor alle vereiste infrastructuur door de EG zou immers in strijd kunnen zijn met het evenredigheids- en het subsidiariteitsbeginsel. De EG zal zich daarom richten op gebieden waar de Gemeenschap een duidelijke toegevoegde waarde levert.
De EU zal enerzijds deze partnerschappen coördineren en anderzijds haar eigen bijdrage aan GMES beheren. Met uitzondering van een beperkte bijdrage aan de exploitatie van de rampenbestrijdings- en landmonitoringdiensten die als voorbereidende acties worden gefinancierd, bestaat deze bijdrage momenteel in de medefinanciering van de volgende onderzoekactiviteiten onder het ruimtethema van KP7:
- ontwikkeling van ruimte-infrastructuur[11] door het ESA om de leemten in de bestaande ruimte-infrastructuur aan te vullen;
- onderzoek naar de integratie van in-situgegevens en ruimtegegevens;
- ontwikkeling van preoperationele diensten.
Voor preoperationele diensten wordt gebruikgemaakt van onderzoek om dienstketens te ontwikkelen door prototypes te implementeren die in geselecteerde gebieden in Europa op hun goede werking worden getest. De financiering is vooral gericht op de ontwikkeling van de verwerkingsketen en op de validering van de concepten en de ontwikkelde technologieën en diensten.
De activering van operationele diensten in de periode 2011–2013 is de volgende uitdaging voor GMES. Er zijn investeringen nodig om producten te lanceren die zijn gebaseerd op prototypes die bij vroegere onderzoekactiviteiten zijn ontwikkeld om tegemoet te komen aan de vraag naar grote hoeveelheden gegevens die moeten worden verwerkt om te komen tot een volledige pan-Europese of wereldwijde dekking en een ononderbroken werking gedurende 24 uur per dag en 7 dagen per week, met de kortst mogelijke responstijden.
KP7 is een O&O-hulpmiddel en als zodanig niet bedoeld om initiële operationele GMES-diensten te ondersteunen die op een meer permanente basis moeten worden geëxploiteerd. Tegelijkertijd zullen verder onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten worden uitgevoerd, bijvoorbeeld op het gebied van productvalidering. Operationele diensten en onderzoek zullen in de toekomst dan ook naast elkaar moeten worden gefinancierd, waarbij elke soort financiering op verschillende maar complementaire behoeften is gericht. Voor de periode 2011–2013 betekent dit dat de middelen uit KP7 die voor het ruimtethema al zijn toegewezen, in het kader van de voorgestelde verordening moeten worden aangevuld met extra middelen die niet voor onderzoek maar voor de initiële operationele GMES-diensten worden aangewend. De GMES-governanceregeling zal een goede samenhang tussen de onderzoekactiviteiten en de operationele diensten bewerkstelligen. Voor het ontwerp en de technische implementatie van de diensten zal de Commissie gebruikmaken van de diensten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO) en van Eurostat.
1.4. Samenhang met andere beleidsterreinen en doelstellingen van de Unie
De Commissie zal zorgen voor complementariteit en samenhang met ander communautair beleid, met name met betrekking tot concurrentie, de Europese GNSS-programma's, bescherming van persoonsgegevens, civiele bescherming en humanitaire hulp, cohesiebeleid en landbouwbeleid. Bovendien is GMES een hulpmiddel voor samenwerking ten behoeve van ontwikkeling, humanitaire hulp en noodsituaties wereldwijd, en meer bepaald met Afrika.
Tevens worden de GMES-diensten niet alleen essentieel geacht omdat de voornaamste eindgebruikers beleidmakers zijn, maar ook omdat zij innovatie en groei in de downstreamsector bevorderen. GMES is dan ook volledig in overeenstemming met de strategie van Lissabon.
GMES zal bijdragen tot en profiteren van het gemeenschappelijk milieu-informatiesysteem (SEIS). Ten eerste zal GMES via zijn diensten geproduceerde relevante gegevens en producten beschikbaar stellen. Ten tweede kan SEIS bijdragen aan in-situgegevensstromen voor GMES door gegevens bijna real-time beschikbaar te stellen (te beginnen met gegevens in het kader van de milieuwetgeving, waarop SEIS voornamelijk is gericht). Bovendien wil de Commissie in de context van de Europese datacentra een samenhang bewerkstelligen tussen GMES en de verzameling van gegevens ten behoeve van het milieubeleid, met name wat landmonitoring betreft.
Zoals in de mededeling 2008 is uiteengezet, moet GMES in overeenstemming zijn met de infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire). Inspire is gebaseerd op een richtlijn[12] die betrekking heeft op ruimtegegevens die bij overheidsinstanties in de lidstaten berusten. Het verplicht de lidstaten er niet toe nieuwe geospatiale gegevensreeksen te creëren, terwijl GMES ervoor moet zorgen dat de operationele aardobservatiediensten continu beschikbaar zijn.
2. Inhoud van de verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het programma voor aardobservatie (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011–2013)
Zoals uiteengezet in punt 1.2 is de voorgestelde verordening specifiek bedoeld om een rechtsgrondslag te creëren voor het GMES-programma en voor de financiering door de EG van initiële operationele GMES-diensten, zodat na 2011 de continuïteit gewaarborgd is van GMES-componenten die op basis van bovengenoemde criteria zijn geselecteerd. De initiële operationele GMES-diensten (2011–2013) zullen door de Commissie worden beheerd in het kader van de algemene GMES-activiteiten van de EU, die ook onderzoekactiviteiten van de EU en activiteiten van GMES-partners omvatten. Het is van essentieel belang dat uit het oogpunt van financiering en organisatorische regelingen voor complementariteit met KP7 wordt gezorgd.
Artikel 1 van de voorgestelde GMES-verordening definieert het voorwerp van de verordening, namelijk de vaststelling van een communautair programma voor aardobservatie (het 'GMES-programma'), alsmede de regels voor implementatie van initiële operationele GMES-diensten (2011-2013).
Artikel 2 bepaalt de algemene inhoud van het GMES-programma, dat een dienstencomponent, een ruimtecomponent en een in-situcomponent zal omvatten.
Artikel 3 beschrijft de draagwijdte van de initiële operationele GMES-diensten die zullen voortbouwen op en een aanvulling zullen vormen op activiteiten die onder het ruimtethema van het zevende kaderprogramma worden gefinancierd, alsmede op nationale activiteiten. Voor elk gebied zijn de doelstellingen in de bijlage bij het voorstel uiteengezet. De in artikel 2 genoemde activiteiten zijn vastgesteld in overeenstemming met de modulaire aanpak van GMES. In het licht van de in punt 1.2 beschreven criteria moeten de initiële operationele GMES-diensten (2011–2013) acties op de volgende gebieden omvatten:
a) rampenbestrijdingsdiensten;
b) landmonitoringdiensten;
c) maatregelen ter ondersteuning van de acceptatie van de diensten door de gebruikers;
d) gegevenstoegang;
e) de GMES-ruimtecomponent.
Het feit dat de initiële operationele diensten voor rampenbestrijdings- en landmonitoringdiensten eerder moeten worden gelanceerd dan voor andere GMES-diensten betekent niet dat de EU niet zal bijdragen aan de exploitatie van andere diensten (waaronder zee- en luchtmonitoringdiensten) na 2013. Het is de bedoeling dat de EU na 2013 alle GMES-diensten in een operationele context ondersteunt.
Artikel 4 stelt organisatorische regelingen voor initiële operationele GMES-diensten vast. Het bepaalt met name dat de Commissie niet alleen haar eigen bijdrage aan GMES zal beheren maar ook verantwoordelijk zal zijn voor de algemene coördinatie van de activiteiten van de GMES-partners, m.a.w. de lidstaten, die de nodige stappen moeten zetten om de efficiënte uitvoering van het GMES-initiatief op lidstaatniveau te garanderen. Zoals in de mededeling 2008 uiteengezet, moet de algemene governanceregeling worden onderscheiden van de technische implementatie, die voornamelijk moet worden toevertrouwd aan Europese instanties die samenwerken met publieke en private actoren, waaronder het Europees Ruimteagentschap (ESA) en gespecialiseerde EU-agentschappen[13]. Bijgevolg zal de technische implementatie van de GMES-ruimtecomponent aan het ESA worden toevertrouwd. Tevens bepaalt artikel 4 dat de Commissie moet zorgen voor de samenhang tussen het GMES-programma en andere EU-beleidsgebieden.
Artikel 5 definieert de rechtsvormen die EU-financiering kan aannemen.
Artikel 6 bevat voorschriften inzake deelneming door niet-EU-landen aan het GMES-programma. Gezien het wereldwijde karakter van GMES is het essentieel dat niet-EU-landen kunnen deelnemen, wanneer overeenkomsten en procedures dat toestaan. Artikel 7 inzake financiering bepaalt het algemeen financieel kader voor de EU-financiering van initiële operationele GMES-diensten. Jaarlijks zullen in overeenstemming met het Financieel Reglement kredieten worden uitgetrokken. Zoals in de Europese GNSS-programma's moeten niet-EU-landen en internationale organisaties op basis van passende overeenkomsten financieel of in natura aan de programma's kunnen bijdragen.
Artikel 8 bevat de doelstellingen van het gegevens- en informatiebeleid voor in het kader van het GMES-programma gefinancierde acties. Hoofddoel is volledige en open toegang[14], hoewel deze kan worden beperkt, met name om een passende bescherming van gegevens en informatie om veiligheidsredenen te garanderen.
Artikel 9 voorziet in regelmatig toezicht op de in het kader van deze verordening gefinancierde acties, in overeenstemming met de toepasselijke EG-voorschriften en optimale praktijken. Het tussentijds evaluatieverslag en het verslag van de evaluatie achteraf zullen bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend.
Artikel 10 betreft uitvoeringsmaatregelen. De uitvoeringsdetails en de jaarlijkse werkprogramma's zullen volgens een comitéprocedure worden vastgesteld. Het jaarlijks werkprogramma zal met name een meer gedetailleerde beschrijving van activiteiten overeenkomstig de GMES-prioriteiten omvatten. Het in het kader van artikel 11 van de voorgestelde verordening opgerichte comité zal de Commissie bij de implementatie van de initiële operationele GMES-diensten bijstaan, terwijl het KP7-programmacomité (ruimteafdeling) de Commissie zoals voorheen bij het beheer van KP7-middelen zal bijstaan.
Artikel 11 voorziet in de oprichting van een comitologiecomité overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[15].
Artikel 12 bevat voorschriften ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, die moeten garanderen dat de nodige maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude tegen te gaan.
Inhoudsopgave
Het voorstel voor een verordening inzake het Europees programma voor aardobservatie (GMES) en zijn initiële operationele diensten is gebaseerd op uitgebreid overleg en is vergezeld van een effectbeoordeling. In 2006 heeft de Commissie haar overleg met de belanghebbenden opgevoerd, onder meer door middel van:
- thematische workshops met gebruikers van de toekomstige dienst;
- de oprichting van 'implementatiegroepen' bestaande uit vertegenwoordigers van gebruikers. De implementatiegroepen hebben aanbevelingen opgesteld over bereik, architectuur en implementatieplannen voor de diensten, met inbegrip van de nodige infrastructuurvereisten;
- overleg met nationale GMES-coördinatoren in de GMES-adviesraad;
- regelmatige bilaterale bijeenkomsten tussen het GMES-bureau van de Europese Commissie en belanghebbenden uit onder meer het bedrijfsleven en de regio's; en
- de organisatie van conferenties over GMES door opeenvolgende EU-voorzitterschappen.
Uit het overleg met de belanghebbenden is duidelijk gebleken dat de gebruikers niet alleen op onderzoekprojecten kunnen vertrouwen. Zij moeten toegang hebben tot betrouwbare en nauwkeurige gegevens en informatie die tijdig en voor rampendiensten zelfs zeer snel beschikbaar worden gesteld. Om dit doel te bereiken, moet volgens de belanghebbenden het volgende gebeuren:
- de nodige stappen zetten om het in 2008 ingevoerde begrotingsonderdeel ter voorbereiding van operationele diensten uit te breiden, zodat de initiële operationele GMES-diensten gedekt zijn;
- de draagwijdte van de activiteiten zodanig definiëren dat er sprake is van complementariteit met bestaande financierings- en programmaregelingen;
- partnerschappen opzetten om duurzame operationele diensten te waarborgen;
- aangezien het om een gebruikersgestuurd initiatief gaat, ervoor zorgen dat de dienstenspecificaties aan de gebruikersbehoeften beantwoorden; en
- de marktintroductie vergemakkelijken in de dienstensector die waarde toevoegt (inclusief het mkb) door een open gegevens- en informatiebeleid te voeren.
Naast het minimumscenario ("niets doen") worden in de effectbeoordeling ook drie opties voor de implementatie van initiële operationele GMES-diensten geanalyseerd: 1) alleen de open coördinatiemethode, 2) regelgevingsmaatregelen, en 3) communautaire financiering. Uit de effectbeoordeling blijkt dat communautaire financiering de beste optie wordt geacht, daar zij waarschijnlijk kosteneffectiever is, zelfs in vergelijking met het bestcasescenario voor de andere opties. Uit de analyse van de optie communautaire financiering is duidelijk gebleken dat dit de economisch voordeligste methode is en de downstreamsector een duurzame grondslag biedt om op maat gesneden diensten te ontwikkelen.
Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.
Voor diensten met een pan-Europees (of zelfs wereldwijd) bereik, met name pan-Europese diensten voor landbedekking, kunnen de lidstaten de doelstellingen van de voorgestelde actie onvoldoende verwezenlijken, daar de inbreng van de verschillende lidstaten op Europees niveau moeten worden samengevoegd. Voor de levering van de andere aardobservatiediensten waarop dit voorstel betrekking heeft (bv. rampenkaarten of thematische landmonitoringkaarten met een beperkter geografisch bereik) kan de EU beter zorgen om twee redenen. Ten eerste zal een meer samenhangend en gecentraliseerd beheer van inputgegevens van ruimtesensoren of in-situsensoren schaalvoordelen opleveren. Ten tweede zou ongecoördineerde levering van aardobservatiediensten op het niveau van lidstaten of regio's tot duplicatie leiden en het moeilijk of zelfs onmogelijk maken om op basis van transparante en objectieve criteria toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van EG-milieuwetgeving. Als op lidstaatniveau geproduceerde informatie niet vergelijkbaar is, zal de Commissie zich er niet van kunnen vergewissen of de milieuwetgeving in elke lidstaat naar behoren ten uitvoer is gelegd.
Het voorstel is volledig in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat: 1) de operationele GMES-diensten op het gebied van landmonitoring en rampenbestrijding geen bestaande diensten vervangen maar deze aanvullen of de continuïteit ervan waarborgen en 2) de dienstverlening alleen op EU-niveau zal worden gecentraliseerd wanneer dat onontbeerlijk is.
5. Keuze van rechtsinstrumenten
De Commissie stelt voor het Europees programma voor aardobservatie (GMES) bij verordening vast te stellen omdat dit een algemeen toepasselijk instrument is dat in zijn geheel bindend en in alle lidstaten rechtstreeks toepasselijk is. Het voorgestelde basisbesluit bepaalt namelijk de rol en de verantwoordelijkheden niet alleen van de Commissie, maar ook van de lidstaten. Een verordening is daarom het meest geschikte instrument om de doelstelling te verwezenlijken.
Het bij dit voorstel voor een verordening gevoegde financieel memorandum bevat de begrotingskredieten voor initiële operationele GMES-diensten. Het voorstel is in overeenstemming met het meerjarig financieel kader voor 2007–2013.