Toelichting bij COM(2004)665 - Standpunt van de EG met betrekking tot de verlenging van de Internationale Overeenkomst van 1986 voor olijfolie en tafelolijven

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. De Internationale Overeenkomst van 1986 voor olijfolie en tafelolijven, waarvan de Gemeenschap lid is, is op 1 juli 1986 in werking getreden. In 1993 is ze gewijzigd en is de toepassing ervan verlengd tot en met 1998. Ze is sindsdien herhaaldelijk verlengd, de laatste keer tot en met 31 december 2004, de datum waarop ze zal verstrijken. Krachtens artikel 61 van de Internationale Overeenkomst van 1986 voor olijfolie en tafelolijven en artikel 9 van het Protocol tot wijziging en uitbreiding van de Overeenkomst, kan de Internationale Olijfolieraad (IOR) beslissen om de Overeenkomst telkens te verlengen voor opeenvolgende periodes van ten hoogste twee jaar, of om ze te beëindigen.

2. De leden van de IOR zijn aan het onderhandelen over een nieuwe Overeenkomst. Het is evenwel niet duidelijk of de IOR‑leden een consensus over de nieuwe tekst zullen bereiken vóór de bestaande Overeenkomst verstrijkt. Bovendien zijn de IOR‑leden het nog niet eens over de vaststelling van een pakket maatregelen dat de EG heeft voorgesteld om de bij het Secretariaat van deze organisatie geconstateerde problemen op te lossen. In december 2004 zal derhalve naar aanleiding van de 91e vergadering van de IOR moeten worden besloten of de Overeenkomst met nog een jaar wordt verlengd, tot en met 31 december 2005, of zal worden beëindigd.

3. Voor de begroting zal dit de onderstaande consequenties hebben.

Het aandeel van de Europese Gemeenschap in de administratieve begroting van de IOR bedraagt 750/1000, d.w.z. 75 %, betaald uit begrotingspost 05 06 01. Het aandeel van de Gemeenschap in de IOR-begroting voor 2004 is in het ontwerp van algemene begroting van de Europese Commissie voor het begrotingsjaar 2004 geraamd op 3 923 000 euro. Indien men uitgaat van een stijging van de bijdrage met maximaal 4 % voor het jaar 2005, zou de bijdrage van de Gemeenschap voor dat begrotingsjaar ten hoogste kunnen oplopen tot 4 080 000 euro.

Daarnaast voorziet de Overeenkomst in een verplichte bijdrage van 500 000 euro per jaar voor het Reclamefonds, betaald uit begrotingslijn 05 08 05. Het aandeel van de Gemeenschap in dit bedrag is 802,8/1000, d.i. 80,28 % en bedraagt derhalve 401 400 euro per jaar. Dit bedrag is vast en zal voor de jaren 2004 en 2005 gelijk blijven.

4. Doel van dit voorstel is om, in afwachting van de resultaten van de onderhandelingen over een nieuwe Overeenkomst en over het door de EG voorgestelde pakket beheersmaatregelen, de Commissie toe te staan namens de Gemeenschap te stemmen voor een verlenging van de Overeenkomst tot en met 31 december 2005 mits de IOR‑leden het eens worden over de noodzaak de werking van het IOR‑Secretariaat voldoende te verbeteren, dan wel te stemmen tegen extra verlengingen van de huidige Overeenkomst. De Commissie behoudt zich echter het recht voor dit voorstel te herzien in het licht van de resultaten van de hierboven genoemde onderhandelingen.