Toelichting bij COM(2008)816 - Rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1. Motivering en doel

In 1986 werd met de openstelling van de markt voor passagiersvervoer over zee begonnen. Zes jaar later, in 1992, waren alle zeevervoersmarkten tussen de lidstaten opengesteld. De openstelling van een markt is echter maar volledig wanneer ook consumenten, en niet alleen ondernemingen, er maximaal voordeel uit halen. Indien de liberalisering voor echte keuzemogelijkheden wil zorgen en de consumenten het vertrouwen wil geven om te allen tijde van vervoerswijze te veranderen, zijn doeltreffende consumentenrechten van essentieel belang.

In het Witboek “Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen"[1] heeft de Europese Commissie zich voorgenomen voor alle vervoerswijzen passagiersrechten vast te stellen en stelde ze bijgevolg de gebruikers centraal in haar vervoersbeleid. De noodzaak om in dit opzicht maatregelen te nemen, werd verder benadrukt in de Mededeling van 16 februari 2005[2] betreffende de versterking van de passagiersrechten in de Europese Unie. Daarin stelde de Commissie een beleidsaanpak voor om de maatregelen inzake passagiersbescherming tot alle vervoerswijzen uit te breiden. In die Mededeling bepaalde de Commissie alvast welke rechten door communautaire maatregelen moesten worden versterkt, ongeacht de wijze van vervoer.

Passagiers hebben behoefte aan een reeks beginselen die op alle vervoerswijzen van toepassing zijn, zodat ze zich sneller van hun rechten bewust zijn wanneer er tijdens hun reis, met welk vervoersmiddel ook, iets verkeerd gaat.

Inzake zeevervoer bepaalde de Europese Commissie dat de volgende rechten moeten worden versterkt: 1) specifieke maatregelen voor personen met beperkte mobiliteit (PBM’s); 2) automatische en onmiddellijke oplossingen bij reisonderbreking (langdurige vertragingen, annuleringen of instapweigering); 3) verplichting tot informatieverstrekking aan passagiers en 4) behandeling van klachten en verhaalmiddelen.

Er bestaat reeds een voorstel van de Commissie voor een Verordening betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee en binnenwateren bij ongevallen[3].

1.2. Zeevervoer

Tweeëntwintig van de 27 lidstaten van de Europese Unie zijn kuststaten. Vier van die 22 lidstaten (het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Malta en Cyprus) zijn eilanden en acht andere (Portugal, Spanje, Frankrijk, Italië, Griekenland, Denemarken, Zweden en Finland) omvatten archipels of grote eilanden met een ruime bevolking. Op de archipels en in de meest verafgelegen delen van de Europese Unie, waar een druk passagiersvervoer over zee cruciaal is voor hun integratie in de sociale en economische structuur van de EU, is er vaak geen andere vervoerswijze voorhanden.

De voorbije dertig jaar kende de mobiliteit in Europa een snelle groei. Voor miljoenen burgers is reizen een realiteit en mobiliteit een noodzaak geworden. Dat fenomeen is het gevolg van een aantal factoren, maar vooral van de economische groei, de voltooiing van de interne markt, lagere vervoerskosten en de evolutie naar een Europese 'ruimte zonder binnengrenzen'[4]. Als rechtstreeks resultaat van die ontwikkeling reisden in 2006 398 miljoen mensen via de havens van de Europese Unie[5].

Het belang van het passagiersvervoer over zee blijkt ook uit het aantal betrokken exploitanten. De Europese veerpont- en roro (roll-on, roll-off)-markten tellen ongeveer 300 exploitanten en er zijn in Europa nagenoeg 800 passagiershavens. Het passagiersvervoer over zee is gelijkmatig verspreid over Europa, waarbij elk van de drie kustgebieden van de Europese Unie (Baltische Zee, Noordzee en Middellandse Zee) een vergelijkbaar aantal routes met jaarlijks meer dan één miljoen passagiers telt.

1.3. Behandelde kwesties

Dit voorstel heeft tot doel de rechten te bepalen van passagiers van binnenlands en internationaal zeevervoer, inclusief gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, teneinde de aantrekkelijkheid van en het vertrouwen in het zeevervoer te bevorderen, en gelijke concurrentievoorwaarden te bewerkstellingen voor alle vervoerders uit de verschillende lidstaten en voor andere vervoerswijzen. Het voorstel voorziet hoofdzakelijk in bepalingen op het gebied van:

- toegankelijkheid, non-discriminatie en bijstand voor gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit;

- verplichtingen voor vervoerders in geval de reis door annulering of vertraging wordt onderbroken;

- verplichting om passagiers die over zee of binnenwateren reizen over hun rechten te informeren;

- klachtenbehandeling;

- algemene handhavingsvoorschriften.

2. TOEPASSINGSGEBIED

Dit voorstel heeft betrekking op alle binnenlands en internationaal commercieel passagiersvervoer over zee en de binnenwateren. Het is erop gericht minimumregels vast te stellen voor de informatieverstrekking aan alle scheepspassagiers vóór en tijdens hun reis, voor mogelijke oplossingen bij een onderbreking van de reis of in geval van vertragingen, voor klachtenbehandeling en voor de bijstand aan personen met beperkte mobiliteit. Voor de beslechting van geschillen beveelt dit voorstel voor een verordening aan om onafhankelijke instanties op te richten.

Het bestaande juridische kader voor de sector van het zeevervoer is in de volgende categorieën ingedeeld: internationale overeenkomsten; Europese wetgeving (en latere omzetting in nationaal recht); nationale wetgeving; en vrijwillige overeenkomsten.

Over het algemeen is de huidige internationale en Europese wetgeving vooral op veiligheid gericht.

De belangrijkste verwijzing naar kritieke gebeurtenissen wordt in de Richtlijn inzake pakketreizen gevonden[6]. Die geeft echter geen volledig geharmoniseerd beeld te zien: situaties waarin verschillende passagiers bij eenzelfde soort gebeurtenis ongelijk worden behandeld, kunnen een verschillende bescherming vereisen.

Richtlijn 2003/24 houdende wijziging van Richtlijn 98/18/EG inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt[7], omvat specifieke eisen ten behoeve van PBM’s, in het bijzonder met betrekking tot de toegang tot het schip, wegwijzers, middelen om mededelingen te doen, alarmsystemen en bijkomende eisen om de mobiliteit binnen het schip te verzekeren. De kwestie van de toegankelijkheid van nieuwe schepen voor internationale diensten werd geregeld door de "Recommendation on the Design and Operation of Passenger Ships to Respond to Elderly and Disabled Persons' Needs" van de International Maritime Organisation.[8]

Wat de nationale wetgeving betreft, is er in sommige Europese lidstaten ook een specifieke regelgeving inzake de rechten van PBM’s in de vervoerssector in het algemeen en in de zeesector in het bijzonder. Die regels worden hoofdzakelijk door een overheidsinstantie beheerd en hebben, tot op zekere hoogte, betrekking op de toegankelijkheid van zeevervoer voor PBM’s. Het is echter niet duidelijk in hoeverre die regelgeving PBM’s in de praktijk het recht geeft om zo nodig toegang tot zeevervoer en bijstand te eisen.

Voor andere binnenlandse en internationale vervoersdiensten over zee gelden er daarentegen op nationaal niveau enkel regels voor een beperkt aantal zaken, zoals non-discriminatie, bijstand, informatie en toegankelijkheid van de havens. De wetten van de lidstaten bieden uiteenlopende oplossingen voor passagiers en een verschillend niveau van bescherming. Ook de bijstand aan gehandicapten verschilt opmerkelijk van de ene tot de andere lidstaat.

Dit voorstel versterkt de consumentenrechten door prijstransparantie te bevorderen en een verbod op discriminatie bij de tariefregeling op grond van nationaliteit of verblijfplaats in te stellen. Het bepaalt tevens het algemene verbod op een weigering om personen met een beperkte mobiliteit te vervoeren. Die passagiersgroep kan vaak niet per schip reizen, omdat dergelijke vervoersdiensten voor hen niet toegankelijk zijn en omdat scheepvaartmaatschappijen hun niet de nodige bijstand verlenen. Discriminatie op grond van een handicap of beperkte mobiliteit bij het boeken van een reis of bij het inschepen is verboden.

3. SAMENHANG MET ANDERE EU-BELEIDSGEBIEDEN EN -DOELSTELLINGEN

Dit voorstel voor een verordening zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag door de consumentenbescherming te verbeteren, discriminatie en sociale uitsluiting van personen met een handicap te bestrijden, en ervoor te zorgen dat Europese burgers de mogelijkheden van de interne markt ten volle kunnen benutten.

Uit de vaststelling en verdere versterking van de rechten van passagiers blijkt duidelijk de hoge prioriteit die door het Verdrag van Amsterdam aan consumentenbescherming wordt gegeven. In haar Mededeling 'EU-strategie voor het consumentenbeleid 2007-2013 - Consumenten mondig maken, hun welzijn verbeteren en hun effectief bescherming bieden'[9] stelt de Commissie dat een van de prioriteiten erin bestaat de consumenten centraal te stellen in andere beleidsonderdelen van de EU. In de Mededeling wordt opgemerkt dat er vooruitgang werd geboekt op het gebied van de integratie van consumentenbelangen in onder meer het luchtvervoer. In de toekomst moet op die resultaten worden voortgebouwd zodat er systematischer aandacht wordt besteed aan consumentenbelangen. Daartoe breidt de Commissie de in de luchtsector uitgewerkte passagiersrechten naar andere vervoerswijzen uit, in het bijzonder met betrekking tot passagiers met beperkte mobiliteit.

Het voorstel inzake de passagiersrechten in vervoersdiensten over zee stemt overeen met de doelstellingen ter bestrijding van sociale uitsluiting, aangezien dit het non-discriminatiebeginsel en bijstand aan gehandicapten vaststelt. Het voorstel stemt ook overeen met artikel 21 van het Handvest van de grondrechten, dat stelt dat iedere discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, is verboden. Het is ook in overeenstemming met artikel 13 van het EG-Verdrag, dat de Gemeenschap in staat stelt discriminatie te bestrijden in de gebieden die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. Het voorstel stemt ook overeen met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap dat door alle lidstaten en de Europese Gemeenschap werd ondertekend.

Artikel 12 van het EG-Verdrag stelt dat elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden is. Daarom zullen ook in de sector van het zeevervoer de door vervoerders of andere verkopers van vervoerbewijzen toegepaste contractvoorwaarden en tarieven, onverminderd hun openbaredienstverplichtingen betreffende sociale tarieven, aan het grote publiek worden aangeboden zonder enige discriminatie op grond van de nationaliteit of verblijfplaats van de eindgebruiker of op grond van de vestigingsplaats van de verkopers van vervoerbewijzen in de Gemeenschap.

In de volgende fase van de interne markt zal het consumentenbeleid van de EU centraal staan, aldus de Commissie in haar mededeling aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad over de evaluatie van de interne markt[10]. De interne markt levert voordelen op voor de consumenten door een ruimere keuze en lagere prijzen, en door een gepaste bescherming.

In dat opzicht zal de vaststelling van de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen een aanvulling zijn op de vooruitgang die in de vervoerssector reeds binnen het kader van de Europese interne markt is geboekt. Dit voorstel garandeert dat scheepspassagiers een betere bescherming genieten zodat ze de voordelen van de interne markt ten volle en in het grootste vertrouwen kunnen benutten.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen



4.1. De openbare raadpleging

In 2006 hield de Europese Commissie een openbare raadpleging over de rechten van scheepspassagiers, die deels was gericht op de bescherming van de rechten van personen met beperkte mobiliteit tijdens een reis over zee en over binnenwateren. De resultaten van die raadpleging werden op 6 december 2006 op de website van DG TREN bekendgemaakt en aangevuld met de conclusies van de bijeenkomst die op 18 januari 2007 tussen de belanghebbenden en de diensten van DG TREN werd gehouden.

De respondenten vonden nagenoeg unaniem dat er in de hele EU een gemeenschappelijk minimaal beschermingsniveau voor de rechten van passagiers tot stand moest worden gebracht, ongeacht de vervoerswijze en ongeacht of de reis volledig binnen dezelfde lidstaat plaatsvindt dan wel een binnen- of buitengrens overschrijdt. Daarbij werd benadrukt dat scheepspassagiers vaak tot de meest kwetsbare leden van de samenleving behoren, die het niet gewoon zijn of niet de middelen hebben om een klacht in te dienen of voor hun rechten op te komen.

Uit de bijdragen bleek een duidelijk onderscheid tussen enerzijds de scheepsexploitanten, en hun verenigingen en organisaties, en anderzijds de consumentenorganisaties, al zijn ze het er allemaal over eens dat een minimum aan gelijke concurrentievoorwaarden noodzakelijk is. Volgens de exploitanten is er over het algemeen slechts een beperkte behoefte aan een reglementering op het niveau van de Gemeenschap, terwijl consumentenorganisaties uitgebreide rechten voor passagiers en meer in het bijzonder voor PBM’s willen. De meeste reacties van regeringen van lidstaten steunen een verdere versterking van de bescherming in de sector door tussenkomst van de EU.

Wat de PBM’s betreft, vindt het merendeel van de respondenten, inclusief alle lidstaten en lokale overheden die aan de raadpleging deelnamen, dat de rechten van personen met beperkte mobiliteit ongeacht de gebruikte vervoerswijze door dezelfde vier beginselen (non-discriminatie, toegang, bijstand en correcte informatie) moeten worden beheerst, uiteraard overeenkomstig de specifieke eigenschappen van elke vervoerswijze.

Daarnaast zijn alle respondenten het er ook over eens dat de bijkomende kosten voor maatregelen om de toegankelijkheid en bijstand voor PBM’s te verbeteren, niet uitsluitend door die laatsten moeten worden gedragen.

Tijdens de bijeenkomst tussen belanghebbenden en de diensten van DG TREN op 18 januari 2007 trok geen van de aanwezigen, toen ze er expliciet naar werden gevraagd, de noodzaak van een wettelijke regulering en harmonisatie op EU-niveau in twijfel.

Nochtans hebben de verschillende deelnemers aan de raadpleging een uiteenlopend beeld van de omvang van het probleem betreffende bepaalde kwesties zoals informatie, toegankelijkheid en handhaving.

4.2. Verzamelen en benutten van deskundigheid

In oktober 2006 ontving de Commissie een advies van het Europees forum voor energie en vervoer dat tot communautaire maatregelen inzake de rechten van scheepspassagiers aanspoorde.

De Commissie hield tevens rekening met een onafhankelijke studie rond de 'Analyse en beoordeling van het beschermingsniveau voor de rechten van passagiers in de sector van het Europese zeevervoer' die in 2005-2006 door DG TREN werd besteld. Die studie onderzocht de rechten van passagiers wanneer de dienstverlening verstoord is , maar ook de bescherming van de rechten van personen met beperkte mobiliteit.

De globale conclusie van de algemene studie bestond erin dat de bescherming van passagiers niet geheel bevredigend was door onder andere een gebrek aan eenvormigheid inzake de omvang en diepgang van de bescherming van de rechten van passagiers, het gebrek aan een kader inzake onmiddellijke en pasklare oplossingen in geval van annulering en vertraging, en het gebrek aan informatie aan passagiers over hun rechten in geval van een kritieke gebeurtenis.

Bovendien werd besloten dat er tussen de lidstaten opvallende verschillen in de bescherming van PBM’s zijn en dat er ruimte voor verbetering is; op het vlak van de toegankelijkheid tot havens en schepen, de non-discriminatie en bijstand kan er nog heel wat worden verbeterd.

Effectbeoordeling



De effectbeoordeling werd uitgevoerd in overeenstemming met de vastgestelde richtsnoeren en had over het algemeen betrekking op de beginselen van schadeloosstelling en bijstand in geval van annulering en vertraging, op de regels voor toegankelijkheid, non-discriminatie en bijstand voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, op kwaliteitsnormen en de verplichting tot informatieverstrekking, op regels voor klachtenbehandeling en het toezicht op naleving.

Er werden vier beleidsopties beoordeeld:

- 'business as usual': geen EU-maatregelen en een voortzetting van bestaande nationale wetgevingen;

- vrijwillige overeenkomsten (uitwisseling van beste praktijken), uitgewerkt en toegepast door scheepsexploitanten om de situatie van reizigers over zee en de binnenwateren te verbeteren;

- EU-coördinatie en uitwisseling van beste praktijken, uitgewerkt ter verbetering van de nationale wetgevingen;

- communautaire wetgeving (bijvoorbeeld, door middel van een verordening) ter vaststelling van betere rechten voor personen die per schip reizen.

Samenvatting van de resultaten van de effectbeoordeling:

Wat het principe van non-discriminatie en bijstand aan gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit betreft, werd keuzemogelijkheid 4: 'communautaire wetgeving ter verbetering van de rechten van personen wanneer ze per schip reizen' als beste geselecteerd.

De 'vaststelling van een volledig systeem' lijkt de meest doeltreffende beleidsoptie op het gebied van de bijstand en verplichting tot informatieverstrekking in het geval van een onderbroken reis. Een betere bescherming van de passagiers zal tot een betere dienstverlening leiden.

Het verslag van de effectbeoordeling en de bijbehorende bijlagen zijn bij deze ontwerpverordening gevoegd.

5. JURIDISCHE ASPECTEN

Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslag voor het voorstel werd vastgelegd in artikelen 71 en 80 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap waarvoor de medebeslissingsprocedure geldt.

Keuze van het instrument



Het voorstel heeft in de eerste plaats tot doel een adequaat beschermingsniveau te garanderen voor scheepspassagiers in het algemeen en voor passagiers met beperkte mobiliteit in het bijzonder. De in dit voorstel vastgestelde regels dienen op een eenvormige en doeltreffende manier in de hele Europese Unie te worden toegepast om zowel een adequaat beschermingsniveau voor scheepspassagiers als gelijke concurrentievoorwaarden voor vervoerders te garanderen. Zoals de Europese wetgevers het zijn overeengekomen, mogen coregulering- en zelfreguleringsmechanismen 'niet worden toegepast wanneer het grondrechten of belangrijke beleidskeuzen betreft of in situaties waarin de regels in alle lidstaten op eenvormige wijze dienen te worden toegepast'[11]. Een rechtstreeks toepasbare verordening lijkt het meest gepaste instrument om een coherente toepassing van de regels in alle lidstaten te garanderen. De Gemeenschap koos reeds voor een verordening als het meest gepaste juridische instrument om de rechten van vliegtuig- en treinreizigers te beschermen, en wil op dezelfde manier afdwingbare en gelijkwaardige passagiersrechten voor het zeevervoer bewerkstelligen.

Subsidiariteitsbeginsel



Passagiersbescherming is een probleem op Europees niveau waarvoor een oplossing op communautair niveau vereist is. De openstelling van de markt en rekening houden met de consumentenbelangen zijn twee complementaire aspecten van de interne markt; het andere aspect heeft te maken met de inachtneming van de belangen van de consument, met name gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit. Het voorstel is er in hoofdzaak op gericht scheepspassagiers in de hele Europese Unie dezelfde rechten en hetzelfde beschermingsniveau te laten genieten. Gezien de internationale dimensie van deze vervoerswijze kan een enkele lidstaat of een groep van lidstaten deze kwesties met betrekking tot passagiersvervoersdiensten onmogelijk afdoende oplossen; daarom is een communautaire maatregel vereist.

Evenredigheidsbeginsel



De Commissie is zich bewust van het gevaar van een overmaat aan regulering en legt nog steeds de nadruk op een vereenvoudiging van de regelgeving zoals door de Europese Raad van Lissabon werd bepaald.

De Commissie heeft haar voorstel beperkt tot gebieden waar een specifieke communautaire regelgeving nodig is en behandelt geen onderwerpen waarvoor zelfreguleringsmaatregelen aangewezen zijn. Het voorstel is tevens beperkt tot gebieden waar de noodzaak van communautaire maatregelen duidelijk en ruim aanvaard wordt. Daardoor is het evenredig met de beoogde doelstelling en in overeenstemming met de omstandigheden waarin het wordt nagestreefd. Zonder harmonisatie genieten passagiers in het beste geval verschillende rechten en in het ergste geval helemaal geen juridische bescherming. Bovendien zouden passagiers met moeite hun rechten kennen wanneer ze in Europa reizen en kunnen zij die rechten derhalve moeilijk afdwingen.

5.5. Tenuitvoerlegging

Scheepspassagiers over het algemeen en scheepspassagiers met een handicap of beperkte mobiliteit in het bijzonder bevinden zich in een zwakke positie als scheepsexploitanten hun verplichtingen niet nakomen. Het Verdrag van de VN inzake de rechten van personen met een handicap biedt al wie beweert het slachtoffer te zijn van een schending door een staat die partij is bij dit verdrag, de mogelijkheid daarvan aangifte te doen. Daarom zal de ontwikkeling van verdere EG-regelgeving voor een meer doeltreffende, eenvormige juridische bescherming in de EU zorgen.

Een strikte tenuitvoerlegging van de voorgestelde verordening zal noodzakelijk zijn. Daarom bevat het voorstel een artikel waarin lidstaten worden verplicht om sancties voor niet-naleving op te leggen en om instanties aan te duiden die bevoegd zijn voor de afdwinging van de verordening en de behandeling van klachten van zulke passagiers. Voor die bepalingen werd dezelfde aanpak gehanteerd als voor de volgende onderdelen van de wetgeving: de Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten, de Verordening inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen en de Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende rechten en verplichtingen van treinreizigers.

Europese Economische Ruimte


en Zwitserland

Het voorstel voor een verordening is relevant voor de Europese Economische Ruimte en moet bijgevolg ook voor de EER gelden. Het voorstel is ook relevant voor Zwitserland.

6. BEPALINGEN VAN HET VOORSTEL

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 behelst het onderwerp van de verordening.

Artikel 2 behelst het toepassingsgebied van de verordening.

Artikel 3 geeft de definities die voor deze verordening van toepassing zijn.

Artikel 4 betreft het sluiten van een vervoersovereenkomst die aanleiding geeft tot de in dit voorstel vastgelegde rechten en bepaalt de voorwaarden van een niet-discriminerende overeenkomst.

Artikel 5 handelt over een uitsluiting van ontheffing met betrekking tot de door deze verordening vastgelegde rechten.

Hoofdstuk II Rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit

Artikel 6 omvat het algemene verbod tot instapweigering ten voordele van personen met beperkte mobiliteit.

Artikel 7 bepaalt dat een dergelijke regel geldt onverminderd bepaalde uitzonderingen en afwijkingen, met name om gegronde en wettige veiligheidsredenen.

Artikel 8 bepaalt de algemene regels in verband met de toegankelijkheid voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.

Artikel 9 geeft gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit recht op bijstand in havens, en duidt de instantie aan die verantwoordelijk is voor de bijstand in havens, evenals de manier waarop die instantie dergelijke bijstand moet financieren. Het is een fundamenteel principe dat de verleende bijstand geen bijkomende kosten voor de persoon met beperkte mobiliteit met zich meebrengt.

Artikel 10 voorziet in het recht op bijstand wanneer er geen haven is, met verwijzing naar artikel 9.

Artikel 11 bepaalt tevens het fundamentele principe dat bijstand wordt verleend zonder bijkomende kosten voor de persoon met beperkte mobiliteit met betrekking tot de bijstand aan boord van schepen.

Artikel 12 bepaalt de principes voor bijstand in de havens, met inbegrip van de accommodatie van hulpdieren en de regelingen in verband met de doorreis. Om personen met beperkte mobiliteit te allen tijde kwaliteitsvolle bijstand te verlenen, voorziet dit artikel ook in verplichtingen voor de persoon met beperkte mobiliteit met betrekking tot het tijdstip van een vroegtijdige boeking.

Artikel 13 handelt over de overdracht van informatie aan derden. Om personen met beperkte mobiliteit te allen tijde kwaliteitsvolle bijstand te verlenen, moeten exploitanten (of havenautoriteiten, indien de exploitanten de bijstand aan hen uitbesteden) vooraf van hun speciale behoeften op de hoogte worden gebracht. Dit artikel voorziet in regels voor een dergelijke overdracht van informatie, evenals de te respecteren termijnen om de exploitanten in het kader van deze verordening verplichtingen te kunnen opleggen.

Artikel 14 betreft de kwaliteitsnormen voor bijstand waaraan de vervoerders moeten voldoen.

Artikel 15 voorziet in vereisten om het personeel een geschikte opleiding over kwesties in verband met handicaps te geven.

Artikel 16 bepaalt het recht op schadeloosstelling voor rolstoelen en andere mobiliteitsmiddelen die tijdens de afhandeling in havens of aan boord van het schip zoek raken of worden beschadigd.

Hoofdstuk III Verplichtingen van vervoerders in geval van een onderbroken reis

Artikel 17 bepaalt de verplichting tot informatieverstrekking in geval van een onderbroken reis.

Artikel 18 bepaalt het recht op bijstand aan passagiers in geval van een vertraging of annulering van de vervoersdienst. Die bijstand omvat maaltijden, accommodatie en vervoer met bijzondere aandacht voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.

Artikel 19 geeft passagiers het recht om langs een andere route te worden vervoerd of te worden terugbetaald in geval van een vertraging van een zekere duur of de uitval van diensten.

Artikel 20 voorziet in het recht op schadeloosstelling indien de reis wordt onderbroken. Voorts bepaalt het artikel de termijn waarbinnen de schadeloosstelling moet worden betaald, evenals de betalingswijze.

Artikel 21 effent het pad om verdere schadeloosstelling te vorderen.

Artikel 22 spoort vervoerders aan om regelingen te treffen teneinde de rechten van passagiers en de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren.

Hoofdstuk IV Informatie voor passagiers en klachtenbehandeling

Artikel 23 voorziet in het algemene recht van alle passagiers op reisinformatie.

Artikel 24 verzoekt vervoerders, feitelijke vervoerders en havenbeheerders om de passagiers te informeren over hun rechten op grond van deze verordening.

Artikel 25 voorziet in de regels voor een klachtenbehandelingsprocedure.

Hoofdstuk V Handhaving en nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving

Artikel 26 voorziet in regels voor de handhaving van onderhavige verordening, en verzoekt lidstaten in het bijzonder om nationale instanties aan te duiden die verantwoordelijk zijn voor de handhaving en waar passagiers een klacht kunnen indienen over een vermeende schending van hun rechten op grond van deze ontwerp-verordening.

Artikel 27 verzoekt handhavingsinstanties om een jaarverslag over hun activiteiten te publiceren.

Artikel 28 voorziet in het principe van samenwerking tussen nationale handhavingsinstanties.

Artikel 29 vraagt dat lidstaten in afschrikkende sancties voorzien wanneer de passagiersrechten niet worden nageleefd.

Hoofdstuk VI Slotbepalingen

Artikel 30 bepaalt dat de Commissie drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening bij de Raad en het Parlement verslag moet uitbrengen over de werking van deze verordening.

Artikel 31 handelt over de wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming.

Artikel 32 bepaalt dat de verordening in werking treedt twintig dagen na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en dat zij vanaf één jaar na die datum van toepassing is.

Bijlage I voorziet in het recht op terugbetaling of een alternatieve route in geval van een vroegtijdige boeking door een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit aan wie de toegang tot het schip wordt geweigerd op grond van zijn of haar handicap of beperkte mobiliteit.

Bijlage II bepaalt de omvang van de bijstand die in havens wordt verleend aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.

Bijlage III bepaalt de omvang van de bijstand die aan boord van het schip wordt verleend aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.

Bijlage IV handelt over de inhoud van opleidingen in verband met handicaps.