Toelichting bij COM(2008)852 - Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. UITDAGINGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN HET GOEDERENVERVOER PER SPOOR

1.

1.1. Aanleg van een duurzaam vervoerssysteem: een zeer belangrijk doel voor de Gemeenschap


Het feit dat de Gemeenschap haar verplichtingen op het gebied van de vermindering van broeikasgassen en de verbetering van de milieuprestaties van haar economie moet nakomen, en de steeds grotere druk op de energiebronnen zijn zeer belangrijke elementen van het communautaire vervoersbeleid.

De Gemeenschap wil dan ook een zo schoon en efficiënt mogelijk vervoerssysteem voor haar burgers en bedrijven tot stand brengen. Om dat te bereiken heeft de Commissie in haar tussentijdse evaluatie van het Witboek Vervoer[1] voorgesteld zich te concentreren op de ontwikkeling van 'comodaliteit', dat wil zeggen een optimaal gebruik van alle vervoersmodaliteiten, al dan niet gecombineerd.

Deze ontwikkeling berust met name op de verwezenlijking van een echte Europese vervoersmarkt. Het luchtvervoer en het vervoer over de weg hebben op dit punt al veel vooruitgang geboekt. Het spoorvervoer heeft op dit gebied echter nog een lange weg af te leggen.

2.

1.2. Uitdagingen op het gebied van het vervoer per spoor


De goederenvervoersdiensten per spoor zijn sinds 1 januari 2007 opengesteld voor concurrentie. De traditionele exploitanten hebben hun activiteiten geherstructureerd of werken daaraan. Er verschijnen ook nieuwe marktdeelnemers. De kwaliteit van de door de infrastructuurbeheerders aan de exploitanten geleverde diensten is in veel lidstaten nog altijd onvoldoende en moet worden verbeterd. De komende jaren zou de vraag naar spoorvervoer in veel regio’s van de Unie aanzienlijk kunnen toenemen.

De markt voor goederenvervoer per spoor, waarvan ongeveer de helft wordt gevormd door internationale diensten, zal zich echter niet op de goede manier kunnen ontwikkelen wanneer de spoorweginfrastructuur geen betere dienstverlening biedt aan de exploitanten van goederenvervoersdiensten. Daartoe moeten verschillende moeilijkheden worden overwonnen: het feit dat er veel meer aandacht is voor passagierstreinen dan voor het goederenverkeer, zowel qua keuze van investeringen als qua beheer van de capaciteit en het spoorwegverkeer, waardoor het goederenvervoer per spoor in de meeste lidstaten zeer nadelig wordt beïnvloed; nationale infrastructuurbeheerders die te versnipperd handelen, te weinig of onvoldoende efficiënte aansluitingen tussen de spoorweginfrastructuur en de andere vervoersmodaliteiten.

De infrastructuurbeheerders moeten dus meer samenwerken. De menging van passagiers- en goederentreinen moet anders worden beheerd, althans op de belangrijke assen voor het goederenvervoer. Ten slotte is het aanbod van voldoende aantal intermodale installaties die aan goederenexploitanten een dienstverlening van hoge kwaliteit kunnen leveren een zeer belangrijke factor voor de ontwikkeling van het gecombineerde vervoer, een strategisch segment van de markt voor modern goederenvervoer per spoor.

Wanneer dit niet gebeurt, zal het goederenvervoer per spoor zich niet goed kunnen ontwikkelen en zijn rol in de totstandbrenging van co-modaliteit in Europa niet volledig kunnen spelen.

3.

2. VERBETERING VAN DE KWALITEIT VAN DE AAN GOEDERENEXPOITANTEN AANGEBODEN INFRASTRUCTUUR OP EEN SPECIFIEK NET


4.

2.1. Reeds genomen maatregelen


De laatste jaren zijn zowel op nationaal als op communautair niveau veel initiatieven genomen om de dienstverlening van de infrastructuurbeheerders te verbeteren. Er wordt vooruitgang geboekt met de rationalisatie van de investeringen, het gebruik van nieuwe technologieën en de vaststelling van regels voor het beheer van de steeds geavanceerdere infrastructuur.

Meer in het bijzonder op Europees niveau hebben de achtereenvolgende spoorwegpakketten ertoe geleid dat de lidstaten hun spoorwegen zijn gaan moderniseren en hun nationale systemen zijn gaan integreren. Met de richtlijnen die samen het eerste, het tweede en het derde spoorwegpakket vormen en die bepalingen bevatten over de toegang tot en tarifering van de infrastructuur, over het beheer van de capaciteit daarvan en het spoorwegverkeer, over de veiligheid van het spoorvervoer en over de ontwikkeling van de interoperabiliteit, is er een Europees wetgevend en beleidskader tot stand gebracht dat de modernisering van het spoor stimuleert.

Voorts dragen het programma van het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-V), de ontwikkeling en invoering van het Europese signaleringssysteem voor het spoor (European Rail Traffic Management System – ERTMS) en de technische specificatie voor telematicatoepassingen voor het goederenvervoer (TAF TSI) bij aan de ontwikkeling van de interoperabiliteit en aan een beter geïntegreerd beheer van de spoorinfrastructuur in Europa. In het kader van de invoering van ERTMS zijn bijvoorbeeld internationale corridors met voorrang voor goederenverkeer vastgesteld. De totstandbrenging daarvan vereist actieve samenwerking tussen infrastructuurbeheerders. Laatstgenoemden hebben ook het initiatief genomen bijeen te komen binnen een organisatie, RailNetEurope genaamd, die bepaalde diensten verleent aan de exploitanten van internationaal goederenvervoer en de samenwerking tussen infrastructuurbeheerders op het gebied van capaciteitsbeheer stimuleert.

5.

2.2. Nog bestaande problemen


Al deze initiatieven dragen bij aan een beter beheer van de infrastructuur. Om de nodige vooruitgang te boeken voor de integratie van het spoor en voor de ontwikkeling van het goederenverkeer moeten die inspanningen worden geïntensiveerd en moet het tempo worden opgevoerd. Dat betekent in de eerste plaats verbetering of versterking van:

- de samenwerking tussen infrastructuurbeheerders om de belemmeringen die de grenzen vormen voor het goederenverkeer weg te nemen en om op internationaal niveau, om te beginnen op de belangrijkste assen, hun investeringen en de exploitatie van de beschikbare capaciteit te coördineren;

- de ontwikkeling en het beheer van intermodale terminals voor het spoor;

- de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de aan het goederenvervoer toegewezen infrastructuurcapaciteit.

In het kader van de reeds gerealiseerde ERTMS-corridors heeft de samenwerking tussen lidstaten en infrastructuurbeheerders hoofdzakelijk betrekking op de investeringen, waarbij er van corridor tot corridor qua intensiteit aanzienlijke verschillen zijn. Voor de totstandbrenging van een beter evenwicht op het vlak van de exploitatie van de verschillende soorten verkeers op het spoorwegnet is in dit stadium overigens geen actie van betekenis ondernomen, terwijl dat een uiterst belangrijke factor is voor de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening op het gebied van het goederenvervoer per spoor in Europa (zie mededeling COM(2008) 536 over de kwaliteit van de dienstverlening op het gebied van het goederenvervoer per spoor).

6.

3. NIEUWE INITIATIEVEN BLIJKEN NOODZAKELIJK


7.

3.1. Alle actoren zijn voorstander van communautaire actie op dit terrein


De Commissie heeft er zich in de mededeling van 18 oktober 2007 'Naar een spoorwegnet met voorrang voor goederenverkeer' toe verbonden in 2008 voorstellen in te dienen voor de gecoördineerde totstandbrenging van internationale spoorwegcorridors met voorrang voor het goederenverkeer. Aan deze optie is de voorkeur gegeven boven de totstandbrenging van spoorwegcorridors die volledig voorbehouden zijn aan het goederenverkeer, een optie die bezwaarlijk werd geacht omdat zij te ver gaat voor het gestelde doel, te duur is en alleen op lange termijn kan worden verwezenlijkt. Naar aanleiding van deze verbintenis heeft de Commissie alle betrokken actoren uitvoerig geraadpleegd.

Eerst hebben ongeveer vijftien experts uit de sector met de diensten van de Commissie de problemen van het goederenvervoer per spoor op het punt van de infrastructuur en de mogelijkheden voor vooruitgang nauwkeurig in kaart gebracht. De conclusies van deze groep, die zijn opgenomen in een verslag met aanbevelingen per actiegebied, vormden de belangrijkste basis van dit voorstel.

Vervolgens is een openbare raadpleging gestart. Talrijke betrokken partijen, lidstaten, spoorwegexploitanten, infrastructuurbeheerders, ondernemingen, verenigingen en bevrachters hebben zich kunnen uitspreken over dit dossier en hun mening kunnen geven over de voorstellen van de Commissie.

De belangrijkste conclusie van deze twee acties is dat de totstandbrenging op korte termijn van internationale spoorwegcorridors voor een concurrerend goederenverkeer substantieel zou bijdragen aan het concurrerender maken van het spoor.

De Raad van 7 en 8 april 2008 heeft de Commissie voorts verzocht 'maatregelen te ontwerpen voor een efficiënte exploitatie van internationale spoorwegdiensten voor het goederenverkeer, door infrastructuurbeheerders intensiever te doen samenwerken op het gebied van exploitatie en investeringen, en door na te gaan op welke grensoverschrijdende spoorwegcorridors, inclusief intermodale trajecten, voor efficiënte internationale goederenverkeersstromen moet worden gezorgd, in de vorm van capaciteit en planning van investeringen en in de vorm van voldoende en betrouwbare rijpaden'. Het Europees Parlement, dat een speciaal verslag over dit onderwerp heeft vastgesteld, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s hebben eveneens de wens te kennen gegeven dat zo spoedig mogelijk voortgang wordt gemaakt met dit dossier.

8.

3.2. Verordening inzake het Europese spoorwegnet voor een concurrerend en begeleidende maatregelen


Rekening houdend met al deze elementen heeft de Commissie drie opties onderzocht (geen nieuwe actie ondernemen, de reeds bestaande acties intensiveren en eventueel nieuwe beleidsinitiatieven nemen; nieuwe wetgevingsmaatregelen voorstellen) om een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer tot stand te brengen, dat bestaat uit internationale corridors. Zij heeft een analyse verricht van de kwalitatieve en kwantitatieve gevolgen van deze opties[2].

Volgens deze analyse zou de derde optie de meest positieve gevolgen hebben en aan zowel de Gemeenschap als de lidstaten garanties bieden met betrekking tot de collectieve betrokkenheid bij het nagestreefde doel. De grootste onzekerheid van deze optie is de termijn voor de vaststelling en inwerkingtreding van de nieuwe wetgevingsmaatregelen.

Deze conclusies, de noodzaak om snelle vooruitgang te boeken op het gebied van de integratie van de nationale spoorweginfrastructuurnetten opdat de integratie van het spoor die van de andere vervoersmodaliteiten benadert, en de noodzaak daartoe de regels voor het beheer van de infrastructuur langs een goederencorridor nauwgezet te harmoniseren, brengen de Commissie ertoe bij het Parlement en de Raad een voorstel in te dienen voor een verordening inzake de totstandbrenging van een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer.

Het voorstel voor een verordening van de Commissie heeft met name betrekking op de procedures voor de selectie van de corridors en voor het beleid met betrekking tot de volledige corridors, alsook op de kenmerken die deze corridors moeten hebben. Het maakt deel uit van de hiervoor genoemde reeks initiatieven en bepalingen, zoals het TEN-V-programma, de ERTMS-corridors en de vigerende communautaire wetgeving inzake spoorvervoer.

Met het oog op de noodzaak snel te handelen en om de lopende acties met dezelfde doelstellingen als het onderhavige initiatief te bevorderen en te sturen stelt de Commissie naast dit voorstel voor een verordening een aantl begeleidende maatregelen voor. Zij zal de oprichting van samenwerkingsverbanden tussen lidstaten voor de totstandbrenging van corridors en de gemeenschappelijke planning van investeringen stimuleren. Zij zal alle spoorweginfrastructuurbeheerders van de Unie regelmatig bijeenroepen om de uitwisseling van goede praktijken te bevorderen en onderwerpen van gemeenschappelijk belang aan de orde te stellen.

Voorts biedt de lopende evaluatie van het TEN-V-beleid de kans dit initiatief te coördineren met het TEN-V beleid, waardoor belangrijke synergieën tot stand kunnen worden gebracht, zowel op het punt van de maatregelen om meer efficiëntie te bereiken bij de totstandbrenging en exploitatie van infrastructuur van Europees belang als op het gebied van de investeringen.

9.

4. ALGEMENE BEGINSELEN VAN HET VOORSTEL VOOR EEN VERORDENING


Dit voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Het bevat bepalingen die betrekking hebben op het transnationale beheer van spoorweginfrastructuur, die niet door elke lidstaat afzonderlijk zouden kunnen worden uitgevoerd. Het is eveneens in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, aangezien het gemeenschappelijke doelstellingen en procedures vaststelt voor de lidstaten en de spoorweginfrastructuurbeheerders. Ten slotte vormt het voorstel een aanvulling en is het gebaseerd op de bestaande spoorwegwetgeving. Het vergemakkelijkt de interpretatie ervan en draagt daardoor bij aan de vereenvoudiging van de op communautair niveau vastgestelde wetgeving.

Dit voorstel bestaat uit vijf hoofdstukken waarvan er drie betrekking hebben op de opzet en het bestuur van het Europese spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer, investeringen in de infrastructuur, de terminals en de uitrusting ervan, en de exploitatie van de goederencorridors. Hoofdstuk I bevat de algemene bepalingen en hoofdstuk V de slotbepalingen.

Voor elke goederencorridor is de voorgestelde aanpak gebaseerd op een regelmatige marktanalyse en een regelmatige raadpleging van de gebruikers, de vaststelling van een uitvoeringsplan met de maatregelen om aan hun behoeften te voldoen en om de naleving van de bepalingen van het voorstel voor een verordening te waarborgen. De beheerders van de infrastructuur en de terminals worden belast met de uitvoering ervan, met ondersteuning en onder leiding van de lidstaten die betrokken zijn bij de verwezenlijking van de desbetreffende goederencorridor.

10.

4.1. Opzet en bestuur van het Europese spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer


Hoofdstuk II legt om te beginnen de verplichtingen van de lidstaten op het gebied van de totstandbrenging van internationale spoorwegcorridors voor een concurrerend goederenvervoer en de procedure voor de selectie van deze corridors vast. Deze bepalingen moeten de kwaliteit van de voorgestelde corridors en de samenhang tussen de verschillende voorgestelde corridors kunnen waarborgen. Tevens is bepaald dat alle lidstaten waarvan de geografische context niet onverenigbaar is met deze doelstellingen, deelnemen aan de totstandbrenging van het Europese spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer.

De voorgestelde methode houdt het volgende in: de wetgeving stelt een algemene verplichting voor de lidstaten vast om binnen het TEN-V goederencorridors tot stand te brengen; de lidstaten stellen gezamenlijk de corridors vast die zij tot stand willen brengen; deze keuze wordt op communautair niveau bekrachtigd via de comitéprocedure en na onderzoek van de relevantie van de voorgestelde corridor en van de samenhang tussen alle voorgestelde goederencorridors.

Dit hoofdstuk bevat ook de essentiële kenmerken van het beheersorgan voor elke goederencorridor. De Commissie heeft zich voor de vaststelling van die essentiële kenmerken gebaseerd op de opgedane ervaring, met name in het kader van de ERTMS-corridors en de door RailNetEurope tot stand gebrachte corridors, op de elementen die de groep van experts heeft ingebracht, en op de resultaten van de openbare raadpleging. In het algemeen is gebleken dat het voor het welslagen van deze onderneming absoluut noodzakelijk is een internationale structuur op te zetten die de coördinatie tussen lidstaten en infrastructuurbeheerders langs een corridor kan stimuleren.

11.

4.2. Investeringen


Hoofdstuk III legt de na te leven verplichtingen inzake een goederencorridor vast op het gebied van de coördinatie en programmatie van de investeringen en op het gebied van de ontwikkeling van de interoperabiliteit van de verschillende bestreken netten en van de verbetering van de capaciteit van de treinen. De ontwikkeling van de interoperabiliteit zal veel winst opleveren op het vlak van de reistijden, de capaciteit en de productiviteit van het goederenvervoer per spoor. De capaciteitsverhoging van de treinen, door bijvoorbeeld mogelijk te maken dat lengere treinen over de gehele corridor kunnen rijden, zal de productiviteit van het goederenvervoer per spoor eveneens sterk ten goede komen.

In dit hoofdstuk stelt de Commissie ook voor om een netwerk van strategische terminals voor elke corridor vast te stellen. De goede aansluiting van elke goederencorridor op de rest van het netwerk en op andere transportmodaliteiten, in zeehavens of in het binnenland, is namelijk van cruciaal belang voor het succes van dit initiatief. Voor elke corridor moet derhalve een doeltreffende strategie worden vastgesteld voor de ontwikkeling van met name intermodale terminals en voor de afstemming van de capaciteit daarvan op de behoeften van het goederenvervoer op de corridor.

12.

4.3. Exploitatie van een goederencorridor


In hoofdstuk IV worden zeven essentiële punten behandeld: de ontwikkeling van interoperabele procedures; een betere coördinatie van de exploitatie van het spoorwegverkeer, zowel tussen infrastructuurbeheerders onderling als tussen infrastructuurbeheerders en beheerders van terminals; een betere toegang tot de infrastructuur en de terminals; een gunstige behandeling van goederentreinen wat de toewijzing van rijpaden en het beheer van het spoorwegverkeer betreft; het toezicht op de kwaliteit van de dienstverlening op een goederencorridor; de samenwerking tussen toezichthoudende instanties.

Een betere coördinatie van de exploitatie van de goederencorridor zou het mogelijk moeten maken tegen beperkte kosten de prestaties van het internationale goederenvervoer op die corridor te verbeteren. Zij houdt bijvoorbeeld in dat aanvragers van rijpaden zich kunnen richten tot één loket voor elk verzoek om toewijzing van een rijpad dat verscheidene netten omvat. De effectbeoordeling heeft uitgewezen dat een goede coördinatie van de exploitatie van de terminals en van de hoofdinfrastructuur de prestaties van het goederenvervoer per spoor aanzienlijk zou kunnen verbeteren. Zij zou met name tot vermindering van de de wachttijden van de treinen voor toegang tot de terminals of tot de hoofdinfrastructuur vanaf de terminals leiden.

De kwaliteit van de informatie over de voorwaarden voor de toegang tot alle diensten die noodzakelijk zijn om een goederentrein goed te laten rijden, zal voorts een niet-discriminerende toegang tot alle infrastructuurdiensten van de goederencorridor mogelijk maken.

Wat het evenwicht tussen de goederen- en de personentreinen betreft, is de doelstelling te garanderen dat er voor de goederentreinen kwalitatief goede en betrouwbare rijpaden zijn die, wat de internationale rijpaden betreft, uit onderling samenhangende nationale rijpaden bestaan. Ook zijn in dit hoofdstuk bepalingen opgenomen over een betere behandeling van goederentreinen op het gebied van de exploitatie van het spoorwegverkeer. Doel is met name aan het goederenvervoer per spoor garanties te bieden inzake de betrouwbaarheid en de kwaliteit van de diensten die de infrastructuurbeheerders leveren. Deze garanties, waarover het goederenvervoer per spoor over het algemeen niet beschikt, zouden slechts een beperkte weerslag mogen hebben op de prestaties van het personenverkeer. Ook mogen zij geen te zware belasting vormen en daardoor het optimale beheer van de infrastructuur belemmeren.

Alle hiervoor beschreven maatregelen moeten een positief effect hebben op de prestatie van het goederenvervoer per spoor. Deze effecten moeten worden gemeten en regelmatig worden geanalyseerd. Daarom bepaalt hoofdstuk IV dat voor elke corridor prestatie-indicatoren moeten worden vastgesteld en dat deze regelmatig moeten worden geactualiseerd.