Toelichting bij COM(2009)393 - Specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Somalië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Op 20 november 2008 hechtte de VN-Veiligheidsraad krachtens hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties zijn goedkeuring aan Resolutie 1844(2008) waarbij het bij Resolutie 733(1992) van de VN-Veiligheidsraad opgelegde algemene en volledige wapenembargo tegen Somalië wordt bevestigd en waarbij verdere beperkende maatregelen werden ingevoerd tegen personen 1) die handelingen verrichten of steunen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van Somalië bedreigen, met inbegrip van handelingen die het akkoord van Djibouti van 18 augustus 2008 of het politieke proces bedreigen, dan wel de federale overgangsinstellingen of AMISOM bedreigen met geweld, 2) die het wapenembargo en aanverwante maatregelen hebben geschonden, of 3) die de levering van humanitaire bijstand aan Somalië of de toegang tot, of verdeling van, humanitaire bijstand in Somalië belemmeren.

De aanvullende beperkende maatregelen hebben betrekking op inreisbeperkingen en op financiële beperkende maatregelen tegen personen en entiteiten die door het bevoegde VN-Sanctiecomité zijn vermeld. Naast het van kracht zijnde algemene wapenembargo stelt de resolutie een specifiek verbod in op de directe of indirecte levering, verkoop of overdracht van wapens en militaire uitrusting, alsook een specifiek verbod op de verstrekking van daarmede verband houdende bijstand en diensten, aan de door het Comité genoemde personen en entiteiten.

In Gemeenschappelijk Standpunt 2009/138/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 [1] werden de beperkende maatregelen die sinds 2002 van kracht waren [2], bevestigd en werd voorzien in aanvullende maatregelen tegen personen en entiteiten die door het VN-Sanctiecomité zijn aangewezen.

Een aantal maatregelen waarin wordt voorzien bij Gemeenschappelijk Standpunt 2009/138/GBVB, namelijk het verbod op het verstrekken van technische en financiële bijstand en andere dienstverleningen voor militaire activiteiten aan de personen en entiteiten die zijn opgesomd door het VN-Sanctiecomité, en de bevriezing van tegoeden en economische middelen van bedoelde personen en entiteiten, vallen binnen de werkingssfeer van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Bij Verordening (EG) nr. 147/2003 van de Raad [3] werd een algemeen verbod ingesteld op het verstrekken van technisch advies, van bijstand, opleiding, de financiering of financiële bijstand in verband met militaire activiteiten, aan enige persoon, entiteit of lichaam in Somalië. De Commissie stelt voor de maatregelen betreffende personen en entiteiten die zijn opgesomd door het VN-Sanctiecomité, in de Gemeenschap ten uitvoer te leggen bij wege van een afzonderlijke verordening van de Raad.

Om alle door het Comité opgesomde personen en entiteiten te bestrijken, dient de rechtsgrondslag van de voorgestelde verordening de artikelen 60, 301 en 308 van het EG-Verdrag te omvatten. In zijn arrest van 3 september 2008 in de gevoegde zaken C-402/05 P en C-415/05 P, Yassin Abdullah Kadi en Al Barakaat International Foundation tegen Raad van de Europese Unie en Commissie van de Europese Gemeenschappen, wees het Europees Hof van Justitie erop dat maatregelen tegen “derde landen” in de zin van de artikelen 60 en 301 van het EG-Verdrag het bevriezen van tegoeden en economische middelen omvatten van de leiders van derde landen, en van personen en entiteiten die banden met hen onderhouden of door hen direct of indirect worden gecontroleerd. Deze artikelen boden geen passende grondslag voor het bevriezen van tegoeden en economische middelen van personen en entiteiten zonder banden met het heersende bewind van een derde land. Het Hof van Justitie achtte evenwel de artikelen 60, 301 en 308 van het EG-Verdrag een voldoende rechtsgrond voor het bevriezen van tegoeden en economische middelen van dergelijke personen en entiteiten.

Op 3 september 2008 heeft het Hof van Justitie Verordening (EG) nr. 881/2002 nietig verklaard voor zover zij betrekking heeft op Yassin Abdullah Kadi en de Al Barakaat International Foundation. Het Hof van Justitie oordeelde dat de communautaire autoriteit die besluit tot bevriezing van de tegoeden en economische middelen van een persoon of entiteit krachtens Verordening (EG) nr. 881/2002, gehouden is de gronden waarop dit besluit is gebaseerd, aan de betrokken persoon of entiteit mede te delen, teneinde de rechten van de verdediging, meer bepaald het recht om te worden gehoord, alsook het recht op rechterlijke controle, te eerbiedigen.

De procedure die is voorgesteld voor de wijziging van bijlage I bij de verordening omvat de publicatie van een kennisgeving hoe informatie kan worden ingediend om de op de lijst vermelde personen en entiteiten ertoe in staat te stellen hun recht te worden gehoord uit te oefenen. De kennisgeving wordt gepubliceerd na het besluit van de Commissie om een persoon of entiteit voor het eerst op de lijst te plaatsen. De Commissie zou, na onderzoek van eventuele informatie die door een op de lijst vermelde persoon of entiteit is voorgelegd, overeenkomstig de verordening een definitief besluit dienen te nemen.

Uit de aard der zaak kunnen de Verenigde Naties of een derde land het dienstig achten aan de Commissie ter staving van het vastgestelde besluit gerubriceerde informatie te verstrekken. Er wordt een bepaling voorgesteld om duidelijkheid te verschaffen over de verwerking van deze informatie.

Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, beschermt het recht op de persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. Er wordt een bepaling voorgesteld om duidelijkheid te verschaffen over de toepasselijke regels voor de verwerking van persoonsgegevens van personen op de lijst, en meer bepaald voor de verwerking van gegevens die betrekking hebben op strafbare feiten, strafrechtelijke veroordelingen of veiligheidsmaatregelen uit hoofde van deze verordening.

2009/0114 (CNS)