Toelichting bij COM(2009)641 - Machtiging van Portugal af te wijken van de artikelen 168, 193 en 250 van de btw-richtlijn - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2009)641 - Machtiging van Portugal af te wijken van de artikelen 168, 193 en 250 van de btw-richtlijn. |
---|---|
bron | COM(2009)641 ![]() ![]() |
datum | 24-11-2009 |
Overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.
Bij Beschikking 2004/738/EG van de Raad is de Portugese Republiek (hierna 'Portugal' genoemd) gemachtigd om tot 31 december 2009 een bijzondere facultatieve regeling toe te passen in de sector huis-aan-huisverkoop, waarbij in afwijking van artikel 21, lid 1, onder a), van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, in die sector actieve ondernemingen die van de regeling gebruik mogen maken, gehouden worden tot voldoening van de btw die is verschuldigd op de goederen die door hun wederverkopers aan de eindverbruikers worden geleverd. In afwijking van artikel 22 van die richtlijn worden de wederverkopers voor deze leveringen vrijgesteld van de in dat artikel genoemde verplichtingen. Een onderneming kan slechts toestemming krijgen om van de regeling gebruik te maken, als haar gehele omzet bestaat uit huis-aan-huisverkoop door wederverkopers die in eigen naam en voor eigen rekening optreden. Voorts moeten alle producten vermeld zijn op een vooraf vastgestelde lijst met prijzen die in het stadium van het eindverbruik worden toegepast en moet de onderneming haar producten rechtstreeks aan de wederverkopers verkopen, die ze op hun beurt rechtstreeks aan de eindverbruikers moeten verkopen.
Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 30 juni 2009, heeft Portugal verzocht om deze bijzondere regeling te mogen verlengen wat betreft de bepalingen die afwijken van de artikelen 193 en 250 van de btw-richtlijn. Bij een aanvullende brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 9 september 2009, heeft Portugal eveneens verzocht toe te staan dat de wederverkopers, in afwijking van artikel 168 van de btw-richtlijn, de btw die is verschuldigd voor de goederen die onder de regeling vallen, niet in aftrek mogen brengen.
Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 27 oktober 2009 van het verzoek van Portugal in kennis gesteld. Bij brief van 29 oktober 2009 heeft de Commissie Portugal meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.
Om zijn verzoek tot verlenging te staven, heeft Portugal met name geargumenteerd dat de bepalingen van de btw-richtlijn ertoe leiden dat de belasting moet worden voldaan door belastingplichtigen die onvoldoende georganiseerd zijn om de diverse verplichtingen in verband met de uitvoering van de richtlijn na te komen, en die bovendien hun activiteiten uitoefenen onder bijzondere omstandigheden, waardoor het risico op fraude aanmerkelijk groter wordt. Het betreft hier onder meer belastingplichtigen die, voor eigen rekening, rechtstreeks bij hun klanten thuis producten verkopen die zij zelf afnemen van ondernemingen die voor dit specifieke promotie- en verkoopkanaal hebben gekozen. Portugal is van mening dat voornoemde maatregelen gehandhaafd moeten worden om de inning van de btw bij de belastingplichtigen die in de sector in kwestie actief zijn, te vereenvoudigen en een efficiëntere controle te garanderen.
Portugal heeft verduidelijkt dat de maatregelen geen invloed hebben op de btw-opbrengsten in het stadium van het eindverbruik en derhalve ook niet op de eigen middelen van de Europese Gemeenschap uit de btw.
De bijzondere facultatieve regeling waarop dit verzoek betrekking heeft, strekt ertoe de wederverkopers te ontheffen van de verplichtingen inzake aangifte en betaling van de btw die is verschuldigd op de levering van de goederen die zij zelf van de gemachtigde onderneming hebben afgenomen, aan de eindverbruikers. Zij maakt het derhalve mogelijk de inning van de belasting voor de belastingplichtigen te vereenvoudigen. Door in plaats van talrijke ambulante wederverkopers de gemachtigde onderneming aan te wijzen als de belastingplichtige die de btw moet voldoen, en dus ook de overeenkomstige verplichting inzake aangifte en betaling moet vervullen, zorgt de regeling er ook voor dat de btw die in het stadium van de detailhandel wordt geïnd met betrekking tot de verkoop van de producten van de gemachtigde onderneming, daadwerkelijk aan de schatkist wordt afgedragen en gaat zij op die manier belastingfraude tegen. Zij maakt het ook mogelijk de inning van de belasting voor de belastingdienst te vereenvoudigen.
Voor zover de wederverkopers die hun producten betrekken bij een gemachtigde onderneming, worden ontheven van de verplichtingen inzake aangifte en betaling van de btw die is verschuldigd op de levering van diezelfde producten aan de eindverbruikers, rechtvaardigt de beoogde vereenvoudiging ook dat zij de btw ter zake van de aankoop van deze producten niet in aftrek mogen brengen en op hun btw-aangifte derhalve de gegevens die nodig zijn om het bedrag van de aftrek voor die goederen vast te stellen, niet hoeven te vermelden. Het is dienstig dat het recht op recht in hun plaats wordt uitgeoefend door de gemachtigde onderneming en dat deze derhalve ook de overeenkomstige verplichting inzake aangifte vervult. Het recht op aftrek van de wederverkopers ter zake van hun andere aankopen van goederen en diensten valt buiten het toepassingsgebied van deze maatregel en wordt dus uitgeoefend volgens de gewone regels.
Gelet op artikel 395 van de btw-richtlijn en de door Portugal aangevoerde argumenten is de Commissie van mening dat de gevraagde derogatie aan de in dat artikel gestelde eisen voldoet en het met name mogelijk maakt de belastinginning te vereenvoudigen en belastingfraude te voorkomen zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de btw-opbrengsten in het stadium van het eindverbruik. Daarom heeft de Commissie geen bezwaar tegen dit verzoek en zal zij bij de Raad een overeenkomstig voorstel indienen.
De Commissie is wel van mening dat deze derogatie in de tijd moet worden beperkt zodat op gezette tijden kan worden geëvalueerd, op basis van de daarvoor noodzakelijke inlichtingen die door Portugal moeten worden verstrekt, of de omstandigheden die de rechtvaardiging voor de derogatie vormen, niet zijn gewijzigd.
Inhoudsopgave
Het voorstel voor een beschikking strekt tot verlenging van een maatregel die de inning van de btw vereenvoudigt en belastingfraude voorkomt in een duidelijk afgebakende sector van economische bedrijvigheid. Voor met name de in die sector actieve ondernemingen en de betrokken lidstaat zal het effect derhalve positief zijn. Het was niet nodig een beroep te doen op externe deskundigheid, de belanghebbende partijen te raadplegen of een effectbeoordeling voor deze maatregel te verrichten. Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de maatregel, zal het effect ervan in ieder geval beperkt zijn.
De voorgestelde beschikking strekt ertoe Portugal te machtigen een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van de artikelen 168, 193 en 250 van de btw-richtlijn, zodat het land een bijzondere facultatieve regeling kan handhaven en wijzigen, waarbij in de sector huis-aan-huisverkoop ondernemingen die aan bepaalde voorwaarden voldoen en de regeling mogen toepassen, enerzijds, in afwijking van artikel 193 van voornoemde richtlijn, de btw die is verschuldigd op de goederenleveringen die door hun wederverkopers aan de eindverbruikers worden verricht, moeten voldoen en anderzijds, in afwijking van artikel 168 van voornoemde richtlijn, de btw die is verschuldigd of betaald door hun wederverkopers voor diezelfde goederen die zij aan hen hebben geleverd, in aftrek mogen brengen. In afwijking van artikel 250 van voornoemde richtlijn beoogt deze regeling ook de wederverkopers te ontheffen van de in dat artikel vastgestelde aangifteverplichting met betrekking tot de goederen die zij van de gemachtigde onderneming hebben afgenomen en met betrekking tot de levering van diezelfde goederen aan de eindverbruikers, en bijgevolg die verplichting op te leggen aan de gemachtigde onderneming.
De rechtsgrondslag van deze beschikking wordt gevormd door de bepalingen van artikel 395 van de btw-richtlijn, die zelf is vastgesteld met toepassing van artikel 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Overeenkomstig deze bepalingen moet een lidstaat die bijzondere maatregelen wil treffen die van voornoemde richtlijn afwijken, daartoe worden gemachtigd door de Raad in de vorm van een beschikking van de Raad. Deze derogatie is een uitvoeringsmaatregel die betrekking heeft op de harmonisatie van de wetgevingen inzake omzetbelastingen; het subsidiariteitsbeginsel wordt derhalve in acht genomen.
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel en gaat niet verder dan wat nodig is om het doel, namelijk de belastinginning te vereenvoudigen en belastingfraude te voorkomen, te verwezenlijken; de maatregel ziet immers slechts op een duidelijk afgebakende sector van economische bedrijvigheid en dus op een beperkt aantal belastingplichtigen, die bovendien zelf de keuze hebben of ze de regeling toepassen of niet. Het voorstel wijkt derhalve slechts in beperkte mate en op passende wijze af van de beginselen van de btw-richtlijn.
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.
In het voorstel is bepaald dat de beschikking vervalt op 31 december 2012.