Toelichting bij COM(2009)705 - Sluiting van de Overeenkomst met IJsland en Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de EU en IJsland en Noorwegen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De overeenkomst heeft ten doel de procedure voor overlevering met het oog op strafvervolging of de tenuitvoerlegging van straffen tussen de lidstaten, enerzijds, en IJsland en Noorwegen, anderzijds, te verbeteren door, bij wijze van minimumnorm, uit te gaan van de bepalingen van de Overeenkomst van 27 september 1996 betreffende uitlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie. Overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst zorgen de overeenkomstsluitende partijen ervoor dat het systeem van uitlevering gebaseerd is op een mechanisme van overlevering op basis van een aanhoudingsbevel. Een aanhoudingsbevel kan worden uitgevaardigd wegens feiten die door de wet van de uitvaardigende staat strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel, met een maximum van ten minste twaalf maanden of, wanneer een straf of een maatregel is opgelegd, wegens opgelegde sancties met een duur van ten minste vier maanden.

Na de opening van de onderhandelingen met IJsland en Noorwegen om de bepalingen van de EU-Overeenkomst van 1996 betreffende uitlevering, die geen verband houden met Schengen, ook toe te passen op die landen, werd de doelstelling in 2002 aangepast nadat was overeengekomen dat uitlevering binnen de EU zou worden vervangen door een overleveringsprocedure in het kader van het Europees aanhoudingsbevel. Ondanks de beslissing het Europees aanhoudingsbevel niet aan Schengen te koppelen, was de Raad het er wel over eens dat het nuttig zou zijn het model van de overleveringsprocedure toe te passen op de Schengenlanden, gezien hun bevoorrechte partnerschap met de EU-lidstaten.

De machtiging voor de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen werd door de Raad verleend bij Besluit van 27 juni 2006 op grond van de artikelen 24 en 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

De overeenkomst is nog niet gesloten.

Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009, worden de te dien einde door de Europese Unie toe te passen procedures beheerst door artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De overeenkomst werd meer dan drie jaar geleden ondertekend en moet daarom nu zo snel mogelijk worden gesloten.

Artikel 218, lid 6, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt dat de Raad, voor overeenkomsten betreffende gebieden waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is, een besluit houdende sluiting van de overeenkomst vaststelt, na goedkeuring door het Europees Parlement.

De Commissie beveelt derhalve de Raad aan om, na goedkeuring door het Europees Parlement, een besluit vast te stellen betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen.