Toelichting bij COM(2010)139 - In de Commissie inzake voedselhulp namens de EU in te nemen standpunt met betrekking tot de verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Het Voedselhulpverdrag 1999 is namens de Gemeenschap gesloten bij Besluit 2000/421/EG van de Raad. Dit verdrag is voor de laatste maal verlengd bij het besluit dat de Commissie inzake voedselhulp op 5 juni 2009, tijdens zijn 100e vergadering, heeft genomen, en is nog van kracht tot en met 30 juni 2010.

De Internationale Graanovereenkomst 1995 omvat twee onderdelen, namelijk het Voedselhulpverdrag (1999) en het Graanhandelsverdrag (1995). Het Graanhandelsverdrag 1995 werd verlengd tot en met 30 juni 2011, waardoor het Voedselhulpverdrag ook formeel kon worden verlengd tot en met 30 juni 2011.

Het Voedselhulpverdrag dat oorspronkelijk uit de jaren zestig van de twintigste eeuw stamt, is geconcipieerd als een instrument voor een gecoördineerde en aanvaardbare verwerking van landbouwoverschotten uit geïndustrialiseerde landen ten behoeve van ontwikkelingslanden in nood. Vandaag lijkt er tussen de partijen bij het Voedselhulpverdrag brede overeenstemming te bestaan over het feit dat het verdrag in zijn huidige vorm niet langer overeenstemt met de eisen en werkwijzen van de moderne voedselhulp. Toch werden formele onderhandelingen over een herziening van het Voedselhulpverdrag uitgesteld, in eerste instantie om rekening te houden met het resultaat van de lopende onderhandelingen in het kader van de WTO-ontwikkelingsagenda van Doha. Ten gevolge van de geruime tijd die is verlopen sinds de laatste herziening van het Voedselhulpverdrag en de onzekerheid over de termijn voor het afsluiten van de onderhandelingen daarover, zijn de partijen bij het Voedselhulpverdrag tijdens de 100e vergadering van de Commissie inzake voedselhulp op 5 juni 2009 overeengekomen dat het niet nodig was de afsluiting van de WTO-onderhandelingen af te wachten om van start te gaan met intensieve werkzaamheden over mogelijke nieuwe elementen voor een herzien Voedselhulpverdrag. Men is het erover eens dat het toekomstige verdrag compatibel moet zijn met de WTO-regels.

Aangezien het bestaande Voedselhulpverdrag in juni 2010 afloopt, zal de kwestie van een herziening formeel aan de orde komen op de volgende vergadering van de Commissie inzake voedselhulp op 4 juni 2010. Tijdens de 101e vergadering van de Commissie inzake voedselhulp op 9 december 2009 in Londen gaven een aantal partijen bij het Voedselhulpverdrag (Australië, Canada, Zwitserland, Japan, de Verenigde Staten) principieel te kennen dat zij voorstander waren van een verlenging van het verdrag met nog eens een jaar, tot en met 30 juni 2011. De EU nam echter het standpunt in dat was overeengekomen binnen de Groep humanitaire hulp en voedselhulp van de Raad op de vergadering van 25 november 2009, namelijk dat er tegen juni zou worden gestreefd naar een besluit over de toekomst van het Voedselhulpverdrag en dat thans met de voorbereidingen kon worden begonnen zonder afbreuk te doen aan het formele standpunt dat in juni 2010 zou worden bekendgemaakt. Hiermee werd de mogelijke verlenging van het bestaande Voedselhulpverdrag gekoppeld aan de vooruitgang die wordt geboekt met het oog op de onderhandelingen over een herziening van het verdrag.

Er heeft op 15 en 16 februari 2010 in Londen een informele vergadering van de Commissie inzake voedselhulp plaatsgevonden om verder te praten over de toekomst van het Voedselhulpverdrag. Tijdens deze informele vergadering werd overeengekomen een werkgroep op te zetten over de toekomst van het Voedselhulpverdrag en er werd overeenstemming bereikt over een ontwerp-mandaat om de discussies voort te zetten over de belangrijkste componenten van het Voedselhulpverdrag. De werkgroep zal haar werkzaamheden aanvatten op 15 maart 2010 en tegen 14 mei 2010 een verslag afleveren. Dit verslag zal worden besproken op de informele vergadering van de partijen bij het Voedselhulpverdrag op 2 en 3 juni 2010 en op de 102e vergadering van de Commissie inzake voedselhulp op 4 juni 2010. De Commissie inzake voedselhulp werd verzocht hiermee bij schriftelijke procedure formeel in te stemmen tegen 8 maart 2010. Er zijn twee mogelijke scenario's waarover de EU voor de 102e vergadering van de Commissie inzake voedselhulp in Londen op 4 juni 2010 een gemeenschappelijk standpunt moet vaststellen:

1. De informele discussies van de partijen bij het Voedselhulpverdrag over de toekomst van dit verdrag hebben vóór de 102e vergadering van de Commissie inzake voedselhulp in Londen op 4 juni 2010 significante vooruitgang geboekt (d.w.z. er is een geredelijke verwachting dat de onderhandelingen over een toekomstig verdrag in de loop van 2010 van start kunnen gaan): in dat geval is een verlenging van het Voedselhulpverdrag met een jaar het meest voor de hand liggend. De Commissie zal dan het initiatief nemen tot een aanbeveling aan de Raad tot machtiging en richtsnoeren met het oog op de onderhandelingen, overeenkomstig de procedure van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; of

2. de informele discussies over de toekomst van het Voedselhulpverdrag hebben vóór de formele vergadering van de Commissie inzake voedselhulp in Londen in juni 2010 geen significante vooruitgang geboekt. In dat geval is een verlenging van het Voedselhulpverdrag met een jaar niet aangewezen, en moet de Commissie namens de EU en de lidstaten formeel verzet aantekenen tegen een overeenstemming binnen de Commissie inzake voedselhulp ten voordele van een verlenging van het Voedselhulpverdrag, uit hoofde van regel 13 van de procedures van het Voedselhulpverdrag.

De vooruitgang of het gebrek daaraan wordt door de EU-lidstaten en de Europese Commissie geëvalueerd. Indien het Voedselhulpverdrag niet wordt verlengd, komt het te vervallen en zijn er bijgevolg dan ook geen minimumvereisten te vervullen. Dit zou voor DG ECHO geen gevolgen hebben wat de toewijzing van subsidies voor humanitaire en voedselhulp betreft. Het is echter wel waarschijnlijk dat dit negatieve materiële gevolgen zou hebben door de negatieve perceptie van de begunstigde landen, doordat de voorspelbaarheid van de voedselhulp zal verslechteren, en van andere partijen bij het Voedselhulpverdrag die de traditionele aanpak voorstaan, nl. een mechanisme voor de levering van levensmiddelen.

In het kader van het Voedselhulpverdrag worden de jaarlijkse verbintenissen van de Europese Unie en haar lidstaten tot een minimale jaarlijkse levering van voedselhulp uitgedrukt zowel in tarwe-equivalenten als op basis van de waarde; momenteel bedragen deze verbintenissen 1 320 000 ton tarwe-equivalent plus 130 miljoen euro (inclusief vervoer en andere operationele kosten). Van de verbintenis van 1 320 000 ton tarwe-equivalent beheert de Europese Commissie als deel van een intern EU-akkoord 990 000 ton.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Besluit 2000/421/EG van de Raad

Besluit 2006/906/EG van de Raad

Besluit 2007/317/EG van de Raad

Besluit 2009/393/EG van de Raad

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU



Dit besluit strookt met het Graanhandelsverdrag 1995, dat van kracht blijft tot en met 30 juni 2011. Op 8 juni 2009 kwamen de leden van de Internationale Graanraad overeen dat het Graanhandelsverdrag 1995 vanaf 1 juli 2009 in principe met twee jaar zou moeten worden verlengd.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Op de vergadering van 25 november 2009 van de Groep humanitaire hulp en voedselhulp van de Raad kwamen de lidstaten inzake de verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999 met de periode van één jaar, nl. tot en met 30 juni 2011, het standpunt overeen, dat er tegen juni zou worden gestreefd naar een besluit van de EU over de toekomst van het Voedselhulpverdrag en dat thans met de voorbereidingen kon worden begonnen zonder afbreuk te doen aan het formele standpunt dat in juni 2010 zou worden bekendgemaakt.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Het was niet nodig advies van externe deskundigen in te winnen.

Effectbeoordeling



Niet van toepassing.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Rechtsgrondslag



Art. 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking de Europese Unie.

Subsidiariteit



Het voorstel betreft een gebied dat onder de gedeelde bevoegdheid valt.

Evenredigheid



Het voorstel beantwoordt aan het evenredigheidsbeginsel.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: besluit van de Raad.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: het standpunt dat de Europese Unie in de Commissie inzake voedselhulp moet innemen, kan volgens artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie alleen via een besluit van de Raad worden aangenomen.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het Voedselhulpverdrag kan slechts worden verlengd indien ook het Graanhandelsverdrag 1995 voor dezelfde periode van kracht is. De bijdrage tot de huishoudelijke begroting van de Internationale Graanovereenkomst bestrijkt ook het Voedselhulpverdrag 1999, m.a.w. de verlenging van het Voedselhulpverdrag heeft geen extra budgettaire gevolgen. Deze bijdrage is opgenomen in post 05 06 01 van de begroting van de EU ("Internationale landbouwovereenkomsten"). De geraamde kosten van deze bijdrage worden gedetailleerd aangegeven in een financieel memorandum dat is gehecht aan Besluit 2009/393/EG van de Raad tot verlenging van het Graanhandelsverdrag 1995. De kosten zullen worden geactualiseerd en in rekening gebracht op het ogenblik dat het Graanhandelsverdrag 1995 wordt verlengd.

De verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999 betekent dat de jaarlijkse verbintenissen, op grond van artikel III, onder e), van dat verdrag, voor de levering van voedselhulp door de Europese Unie en haar lidstaten nogmaals met een jaar worden verlengd. De Europese Commissie heeft zich verbonden tot een aandeel van de verbintenissen van de EU en haar lidstaten binnen het Voedselhulpverdrag. De Commissie voegt met de lidstaten van de EU alles samen tot één enkele kennisgeving in het kader van het Voedselhulpverdrag en afzonderlijke acties worden niet vermeld. Het Voedselhulpverdrag (artikel V1) voorziet in de mogelijkheid van uitgestelde en vervroegde nakoming, indien de verbintenissen worden overschreden, maar daarop is nooit een beroep gedaan.

Het is echter van belang op te merken dat gedurende twee opeenvolgende rapportagejaren (2007/2008 en 2008/2009) de Europese Commissie niet in staat is geweest aan de tonnagevereisten te voldoen.

CONCLUSIES

In het licht van het bovenstaande stelt de Commissie voor dat de Raad namens de Europese Unie en haar lidstaten het volgende standpunt inneemt, en de Commissie machtigt om hetzij:

3. namens de Europese Unie en haar lidstaten overeenkomstig artikel XXV, onder b), van het Voedselhulpverdrag 1999, in te stemmen met een verdere verlenging van dit verdrag met de periode van één jaar, nl. tot en met 30 juni 2011, indien aan de volgende voorwaarde is voldaan: de informele discussies van de partijen bij het Voedselhulpverdrag over de toekomst van dit verdrag hebben vóór de 102e vergadering van de Commissie inzake voedselhulp in Londen op 4 juni 2010 significante vooruitgang geboekt (d.w.z. er is een gerede verwachting dat de onderhandelingen over een toekomstig verdrag in de loop van 2010 van start kunnen gaan),

4. namens de EU en de lidstaten formeel verzet aan te tekenen tegen een overeenstemming binnen de Commissie inzake voedselhulp ten voordele van een verlenging van het Voedselhulpverdrag, uit hoofde van regel 13 van de procedures van het Voedselhulpverdrag, indien aan de voorwaarde in punt a) niet is voldaan.