Toelichting bij COM(2010)239 - Aanneming van de euro door Estland op 1 januari 2011 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2010)239 - Aanneming van de euro door Estland op 1 januari 2011. |
---|---|
bron | COM(2010)239 ![]() ![]() |
datum | 12-05-2010 |
Op 3 mei 1998 heeft de Raad besloten dat België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 1999. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk hebben gebruikgemaakt van hun recht om niet deel te nemen en werden derhalve niet door de Raad beoordeeld. Griekenland en Zweden werden door de Raad beschouwd als lidstaten met een derogatie. Op 19 juni 2000 heeft de Raad besloten dat Griekenland voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2001. De landen die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden (Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije), werden overeenkomstig artikel 4 van het desbetreffende Toetredingsverdrag als lidstaten met een derogatie aangemerkt. Op 11 juli 2006 heeft de Raad besloten dat Slovenië voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2007. Bulgarije en Roemenië, die op 1 januari 2007 tot de Europese Unie zijn toegetreden, werden overeenkomstig artikel 5 van het desbetreffende Toetredingsverdrag als lidstaten met een derogatie aangemerkt. Op 10 juli 2007 heeft de Raad besloten dat Cyprus en Malta voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2008. Op 8 juli 2008 heeft de Raad besloten dat Slowakije voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2009.
In artikel 140, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna 'het Verdrag' genoemd) is bepaald dat ten minste eens in de twee jaar of op verzoek van een lidstaat die onder een derogatie valt, door de Commissie en de Europese Centrale Bank aan de Raad verslag moet worden uitgebracht over de vooruitgang die door de onder een derogatie vallende lidstaten is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de Economische en Monetaire Unie. Op basis van haar eigen verslag en dat van de ECB kan de Commissie bij de Raad een voorstel indienen voor een volgens de procedure van artikel 140, lid 2, van het Verdrag aan te nemen Raadsbesluit tot intrekking van de derogatie van de lidstaten die aan de nodige voorwaarden voldoen.
De vorige periodieke convergentieverslagen van de Commissie en de ECB zijn in mei 2008 goedgekeurd. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk hebben niet de wens uitgesproken de euro aan te nemen. Daarom heeft het convergentieverslag 2010 betrekking op de volgende negen lidstaten met een derogatie: Bulgarije, Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië en Zweden.
Op 12 mei 2010 heeft het College zijn goedkeuring gehecht aan het convergentieverslag 2010 van de Commissie. Eveneens op 12 mei heeft de ECB haar verslag goedgekeurd. Deze verslagen bevatten een onderzoek naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving, en met name de statuten van elke nationale centrale bank, met de artikelen 130 en 131 van het Verdrag en met de statuten van het ESCB en van de ECB. In de verslagen wordt ook nagegaan of er een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt aan de hand van de mate waarin aan de convergentiecriteria is voldaan. Tevens wordt in de verslagen rekening gehouden met diverse andere factoren die in de laatste alinea van artikel 140, lid 1, van het Verdrag worden genoemd.
In haar convergentieverslag concludeert de Commissie dat van de beoordeelde lidstaten alleen Estland aan de voorwaarden voor de aanneming van de euro voldoet.
Op grond van haar verslag en dat van de ECB heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan het bijgaande voorstel voor een Raadsbesluit tot intrekking van de derogatie van Estland met ingang van 1 januari 2011.
RESULTATEN VAN DE RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
Regelmatig en bij diverse gelegenheden vinden binnen het Economisch en Financieel Comité en de Ecofin/Eurogroep besprekingen met de lidstaten plaats over de economische beleidsuitdagingen waarmee deze worden geconfronteerd. Deze besprekingen omvatten informele discussies over aangelegenheden die specifiek van belang zijn voor de voorbereiding op de uiteindelijke toetreding tot het eurogebied (met inbegrip van het wisselkoersbeleid). De dialoog met academici en andere groepen belanghebbenden vindt plaats in de context van conferenties/studiebijeenkomsten en op ad-hocbasis.
De economische ontwikkelingen in het eurogebied en in de lidstaten worden beoordeeld in het kader van de diverse procedures voor de coördinatie van en het toezicht op het economische beleid (met name op grond van artikel 121 van het Verdrag), alsook in de context van de periodieke monitoring en analyse door de Commissie van landenspecifieke en eurogebiedbrede ontwikkelingen (zoals onder meer prognoses, reeksen periodieke publicaties en input in het EFC en de Ecofin/Eurogroep). In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel en met de in het verleden gevolgde werkwijze stelt de Commissie voor geen formele effectbeoordeling op te stellen.
Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor het onderhavige voorstel is artikel 140, lid 2, van het Verdrag, waarin de procedure is neergelegd voor de aanneming van een Raadsbesluit betreffende de invoering van de euro en tot intrekking van de derogaties van de betrokken lidstaten.
Na raadpleging van het Europees Parlement en na bespreking in de Europese Raad besluit de Raad op voorstel van de Commissie en na een aanbeveling te hebben ontvangen van een gekwalificeerde meerderheid van diegenen onder zijn leden die de lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben.
Subsidiariteit en evenredigheid
Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.
Dit initiatief gaat niet verder dan hetgeen nodig is om de doelstelling ervan te bereiken. Bijgevolg is het in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
Keuze van het rechtsinstrument
Overeenkomstig artikel 140, lid 2, van het Verdrag is een besluit het enige geschikte rechtsinstrument.
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.