Toelichting bij COM(2010)105 - Totstandbrenging van nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

1.1. Totstandkoming van het voorstel

Op 17 juli 2006 heeft de Commissie op grond van artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (thans artikel 81, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) haar goedkeuring gehecht aan een voorstel[1] voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2201/2003[2] wat de bevoegdheid betreft en tot invoeging van regels inzake toepasselijk recht in huwelijkszaken ("Rome III"). De verordening had door de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld. Op 21 oktober 2008 heeft het Europees Parlement zijn advies over dit voorstel uitgebracht[3].

Het voorstel van de Commissie werd vanaf oktober 2006 besproken in het Comité burgerlijk recht (Rome III). Met betrekking tot alle in het kader van de verordening voorgestelde oplossingen voor de bepaling van het toepasselijke recht en de voorgestelde uitzonderingsbepalingen moest evenwel worden vastgesteld dat geen eenparigheid kon worden bereikt. Bijgevolg heeft de Raad er op 5 en 6 juni 2008 nota van genomen dat de unanimiteit ontbreekt om met de 'Rome III'-verordening door te gaan en dat onoverkomelijke moeilijkheden beletten die unanimiteit nu en in de afzienbare toekomst te bewerkstelligen. Hij constateerde dat de met Rome III beoogde doelen niet binnen een redelijke termijn op grond van de ter zake geldende bepalingen van de Verdragen konden worden verwezenlijkt.

Op 25 juli 2008 heeft de Raad er nota van genomen dat ten minste acht lidstaten voornemens waren de Commissie te verzoeken een voorstel inzake nauwere samenwerking in te dienen en dat andere lidstaten geneigd waren daaraan deel te nemen wanneer de Commissie eenmaal een voorstel daartoe zou hebben ingediend; dat alleen wanneer de Commissie van deze lidstaten een officieel verzoek zou krijgen, er eventueel een voorstel van de Commissie kon komen op basis waarvan iedere delegatie een definitief standpunt zou kunnen bepalen over de wenselijkheid van nauwere samenwerking en over hun deelneming daaraan; dat het eventuele verzoek van ten minste acht lidstaten aan de Commissie om een voorstel inzake nauwere samenwerking in te dienen het vervolg van de procedure en, met name, de toestemming die de Raad hiervoor zou moeten verlenen, onverlet zou laten.

Op 28 juli 2008, 12 augustus 2008 en 12 januari 2009 hebben tien lidstaten[4] een verzoek aan de Commissie gericht waarin zij te kennen gaven dat zij voornemens waren onderling een nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht in huwelijkszaken en waarbij zij de Commissie verzochten aan de Raad een voorstel in die zin voor te leggen. Op 3 maart 2010 heeft Griekenland zijn verzoek ingetrokken.

Het voorstel voor een besluit van de Raad houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed, en het onderhavige voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het aangaan van deze nauwere samenwerking, welke door de Commissie gelijktijdig zijn aangenomen, vormen het antwoord van de Commissie op het verzoek van de negen lidstaten, hierna 'deelnemende lidstaten' genoemd. In het ontwerp-besluit van de Raad wordt een grondige evaluatie gemaakt van de juridische voorwaarden voor en de wenselijkheid van het aangaan van een nauwere samenwerking met betrekking tot het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed.

Motivering en doel van het voorstel



2.1. Een grotere rechtszekerheid en voorspelbaarheid

In procedures over internationale huwelijksgeschillen vormen de sterk verschillende bepalingen in het nationale recht, met name ten aanzien van de collisieregels, een bron van grote rechtsonzekerheid. Door de grote onderlinge verschillen en de complexiteit van de nationale collisieregels is het bij internationale huwelijken zeer moeilijk te voorspellen welk recht van toepassing zal zijn op een echtscheidingsprocedure of een procedure inzake scheiding van tafel en bed.. De deelnemende lidstaten bieden de echtgenoten overigens geen enkele mogelijkheid om het op deze procedures toepasselijke recht te kiezen, hetgeen kan leiden tot de toepassing van een recht waarmee de echtgenoten nauwelijks enige band hebben, en tot een resultaat dat niet beantwoordt aan hun legitieme verwachtingen. Evenmin moedigt dit minnelijke regelingen aan.

Aansluitend bij de relevante gedeelten van de toelichting bij de ontwerp-verordening van de Commissie van 17 juli 2006 ("Rome III") heeft de onderhavige ontwerp-verordening ten doel in de Europese Unie een duidelijk rechtskader tot stand te brengen met betrekking tot het op echtscheiding en scheiding van tafel en bed toepasselijke recht, dat aan de partijen een zekere vrijheid verleent om het toepasselijke recht te kiezen. De nauwere samenwerking heeft uitsluitend betrekking op het toepasselijke recht en niet op de rechterlijke bevoegdheid, wat wel het geval was in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie, zodat niet wordt geraakt aan het recht van de Unie, meer bepaald Verordening (EG) nr. 2201/2003, die het oorspronkelijke voorstel beoogde te wijzigen. Hoewel het een van de bepalingen was die door het Comité burgerlijk recht (Rome III) in het oorspronkelijke voorstel werden ingevoegd[5], is artikel 20 sexies-1 niet overgenomen in de onderhavige ontwerp-verordening. Dit artikel bevat immers in wezen een regel betreffende de rechterlijke bevoegdheid en hangt nauw samen met artikel 7 bis over het forum necessitatis , dat eveneens is geschrapt omdat het betrekking had op de rechterlijke bevoegdheid.

2.2. Meer flexibiliteit door het invoeren van een beperkte partijautonomie

Momenteel is er in huwelijkszaken slechts zeer weinig ruimte voor partijautonomie. Het voorstel versoepelt het rechtskader door de echtgenoten tot op zekere hoogte de mogelijkheid te bieden een ander recht te kiezen dat zal worden toegepast op hun echtscheidingsprocedure of procedure inzake scheiding van tafel en bed. De keuze van de echtgenoten is beperkt tot rechtsstelsels waarmee het huwelijk een nauwe band heeft, zodat wordt voorkomen dat de echtgenoten een rechtsstelsel kiezen waarmee zij weinig of geen banden hebben.

Echtgenoten de mogelijkheid bieden om een overeenkomst te sluiten over deze kwesties zal vooral bij echtscheiding door onderlinge toestemming nuttig zijn. Dit zal voor de betrokken echtgenoten een sterke stimulans zijn om vooraf de gevolgen van een eventuele relatiebreuk te regelen en minnelijke echtscheidingen aanmoedigen, hetgeen voor echtgenoten met kinderen zeer belangrijk is. De verordening 'Rome III' zou ook bijdragen tot de integratie van onderdanen van derde landen doordat hen de mogelijkheid wordt geboden het recht van hun land van herkomst te laten toepassen in plaats van dat van hun nieuwe verblijfplaats.

Er wordt in bijzondere garanties voorzien om te waarborgen dat de echtgenoten zich bewust zijn van de gevolgen van hun keuze en om de zwakste echtgenoot te beschermen.

2.3. De “rush naar de rechter” van een echtgenoot voorkomen

Ten slotte wordt in het voorstel ook het probleem van de “rush naar de rechter” van een echtgenoot aangepakt, dat wil zeggen dat een echtgenoot de echtscheiding aanvraagt voordat de andere echtgenoot dat doet om ervoor te zorgen dat de procedure door een bepaald rechtsstelsel wordt beheerst dat hij gunstiger acht voor de verdediging van zijn belangen. Dat kan leiden tot de toepassing van een recht waarmee de andere echtgenoot slechts weinig banden heeft of dat geen rekening houdt met diens belangen, hetgeen alle verzoeningspogingen bemoeilijkt en weinig tijd overlaat voor bemiddeling.

Het vaststellen van geharmoniseerde collisieregels zal de kans op een “rush naar de rechter” wellicht aanzienlijk doen afnemen, aangezien elke geadieerde rechter in een van de deelnemende lidstaten hetzelfde, op grond van gemeenschappelijke regels aangewezen recht zal toepassen.

Indien geen keuze is gemaakt, zou het toepasselijke recht immers worden bepaald aan de hand van een rangorde van aanknopingspunten, waarbij voorrang wordt gegeven aan de gewone verblijfplaats van de echtgenoten, hetgeen garandeert dat de echtscheidingsprocedure of de procedure inzake scheiding van tafel en bed wordt beheerst door een rechtsstelsel waarmee de echtgenoten nauwe banden hebben. Dit zal zowel voor de betrokken echtgenoten als voor de rechtspractici de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid vergroten.

De regel inzake het toepasselijke recht bij gebreke van een gezamenlijke keuze beoogt de zwakste echtgenoot te beschermen doordat de voorrang wordt gegeven aan de gewone verblijfplaats van het gezin vóór de feitelijke scheiding, ongeacht bij welke rechter een van de echtgenoten de zaak aanhangig maakt. Deze regel zou het voor de echtgenoten derhalve gemakkelijk maken vooraf te weten welk recht van toepassing zal zijn op hun echtscheidingsprocedure of procedure inzake scheiding van tafel en bed.

3. Raadpleging van de belanghebbende partijen en effectbeoordeling van de maatregel inzake nauwere samenwerking

De bekendmaking van het voorstel van de Commissie van juli 2006 is voorafgegaan door een brede raadpleging van de belanghebbende partijen. De laatste versie die is voortgekomen uit de onderhandelingen in de Raad – welke de Commissie gedeeltelijk overneemt in haar huidige voorstel – verschilt niet erg van het voorstel van de Commissie van juli 2006. In die versie worden namelijk dezelfde uitgangspunten behouden voor het bepalen van het toepasselijke recht bij echtscheiding en scheiding van tafel en bed (bijvoorbeeld de keuze van het toepasselijke recht, de gewone verblijfplaats van de echtgenoten als belangrijkste aanknopingspunt, de exceptie van openbare orde enz.).

De Commissie heeft een effectbeoordeling uitgevoerd die aan haar oorspronkelijke voorstel van juli 2006 was gehecht en die relevant blijft voor de kwestie van het toepasselijke recht; er zal dan ook naar worden verwezen[6]. Het onderhavige voorstel van de Commissie betreft het aangaan van nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed. De procedure van nauwere samenwerking kan volgens artikel 20, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie slechts 'in laatste instantie' worden aangewend. Zo kan de Commissie een nauwere samenwerking slechts voorstellen en kan de Raad hiermee slechts instemmen indien de Raad het betrokken onderwerp reeds heeft besproken en tot de conclusie is gekomen dat geen enkele andere oplossing kan worden gevonden omdat de 'met de nauwere samenwerking nagestreefde doelstellingen niet binnen een redelijke termijn door de Unie in haar geheel kunnen worden verwezenlijkt'. Daaruit volgt dat de Commissie niets kan veranderen aan het onderwerp van de nauwere samenwerking, in dit geval het op echtscheiding en scheiding van tafel en bed toepasselijke recht, en evenmin aan de basisvoorschriften van het instrument die vervat zijn in de laatste versie van de in de Raad besproken tekst. Voorts wordt de inhoud van het voorstel van de Commissie betreffende de totstandbrenging van nauwere samenwerking beperkt tot het in de verzoeken van de deelnemende lidstaten tot nauwere samenwerking omschreven toepassingsgebied, namelijk het in huwelijkszaken toepasselijke recht. Een nieuwe effectbeoordeling over hetzelfde onderwerp lijkt derhalve in dit geval niet wenselijk.

1.

Juridische elementen van het voorstel



Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 81, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat aan de Raad de bevoegdheid toekent om, na raadpleging van het Europees Parlement, maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen vast te stellen.

Het voorstel heeft betrekking op het op echtscheiding en scheiding van tafel en bed toepasselijke recht. Dit zijn onderwerpen die tot het familierecht behoren. De regels van het voorstel betreffende het toepasselijke recht spelen uitsluitend een rol in situaties met een internationale inslag, bijvoorbeeld wanneer de echtgenoten een verschillende nationaliteit hebben of in verschillende lidstaten wonen, dan wel in een lidstaat wonen waarvan minstens een van beiden geen onderdaan is. Er moet dus voldaan zijn aan het vereiste dat er internationale gevolgen zijn, zoals vermeld in artikel 81, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteitsbeginsel



De doelstellingen van het voorstel kunnen alleen door de Unie worden bereikt in de vorm van gemeenschappelijke regels betreffende het toepasselijke recht, in voorkomend geval via een nauwere samenwerking. De desbetreffende collisieregels moeten identiek zijn om de doelstellingen van het voorstel te bereiken, te weten meer rechtszekerheid, voorspelbaarheid en flexibiliteit voor de burger. Een eenzijdig optreden van lidstaten zou daarom in strijd zijn met deze doelstellingen. Tussen de lidstaten geldt er geen internationaal verdrag over de kwestie van het toepasselijke recht in huwelijkszaken. Uit de openbare raadpleging en de effectbeoordeling die hebben plaatsgevonden met betrekking tot het voorstel van de Commissie van 2006, is gebleken dat de omvang van de in dit voorstel behandelde problemen aanzienlijk is en dat het elk jaar om tienduizenden burgers gaat. Gelet op de aard en de omvang van het probleem kunnen de doelstellingen alleen door de Unie worden verwezenlijkt.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel eerbiedigt het evenredigheidsbeginsel aangezien het niet verder gaat dan nodig is om zijn doelstellingen te verwezenlijken. Aan dit voorstel zijn naar verwachting geen nieuwe financiële of administratieve lasten verbonden voor burgers en slechts een zeer beperkte extra last voor de betrokken nationale autoriteiten.

Keuze van het instrument



Gezien de aard en het doel van het voorstel moet worden gekozen voor een verordening. Om rechtszekerheid en voorspelbaarheid te waarborgen zijn duidelijke en uniforme regels nodig. De voorgestelde regels in verband met het toepasselijke recht zijn gedetailleerd en nauwkeurig en hoeven niet in nationaal recht te worden omgezet. De deelnemende lidstaten een beoordelingsmarge geven bij de uitvoering van deze regels zou een gevaar vormen voor de doelstellingen van rechtszekerheid en voorspelbaarheid.

4.5. Positie van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken

Het Verenigd Koninkrijk en Ierland nemen niet deel aan de samenwerking inzake de onder deel III, titel V, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallende gebieden, tenzij zij hun wens om deel te nemen kenbaar maken overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Denemarken neemt overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, niet deel aan de aanneming van de voorgestelde verordening, zodat deze niet verbindend, noch van toepassing is op Denemarken.

5. Gevolgen voor de begroting, vereenvoudiging en samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

Vereenvoudiging



Het voorstel leidt tot een vereenvoudiging van de administratieve procedures voor burgers en voor rechtspractici. Met name zal harmonisatie van de collisieregels de procedures aanzienlijk vereenvoudigen, aangezien het toepasselijke recht zal kunnen worden bepaald aan de hand van één enkel stel regels die de bestaande nationale collisieregels van de deelnemende staten vervangen.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie



In dit voorstel worden de grondrechten in acht genomen en de beginselen nageleefd die in het bijzonder als algemene beginselen van het recht van de Unie zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

6. Toelichting per artikel

Artikel 1

De voorgestelde verordening is van toepassing op alle situaties waarin er sprake is van een wetsconflict, dit wil zeggen situaties waar er een of meerdere vreemde elementen zijn ten opzichte van het interne sociale leven van een land en waardoor verschillende rechtsstelsels van toepassing kunnen zijn. Ze speelt dus uitsluitend een rol in situaties met een internationale inslag, bijvoorbeeld wanneer de echtgenoten een verschillende nationaliteit hebben of in verschillende lidstaten wonen, dan wel in een lidstaat wonen waarvan minstens een van beiden geen onderdaan is ("internationale huwelijken").

De voorgestelde regels betreffende het toepasselijke recht hebben uitsluitend betrekking op echtscheiding en scheiding van tafel en bed en zijn niet van toepassing op de procedure tot nietigverklaring van een huwelijk, waarvoor zowel de partijautonomie als de keuze van een ander recht dan dat van de geadieerde rechter ongepast worden geacht. Wat de jurisdictieregels betreft, valt nietigverklaring van het huwelijk net als echtscheiding en scheiding van tafel en bed onder Verordening (EG) nr. 2201/2003.

Artikel 2

Aan artikel 2 ontleent deze verordening een universeel karakter, dit wil zeggen dat de uniforme collisieregels die erin vervat zijn, zonder onderscheid het recht kunnen aanwijzen van een deelnemende lidstaat, van een niet-deelnemende lidstaat of van een staat die geen lid is van de Europese Unie. Het gaat om een beginsel dat diep verankerd is in het positieve recht inzake collisieregels en dat men reeds terugvindt in het Verdrag van Rome van 1980, de in het kader van de Haagse Conferentie gesloten overeenkomsten en in de nationale collisieregels van de deelnemende lidstaten. Er zijn beschermingsbepalingen opgenomen, die moeten voorkomen dat op echtscheiding of scheiding van tafel en bed buitenlandse rechtsregels wordt toegepast die onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke waarden van de Europese Unie. Wanneer het recht van een andere lidstaat wordt aangewezen, kan het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken de rechterlijke instanties informatie verstrekken over de inhoud van het buitenlandse recht.

Artikel 3

De meeste nationale collisieregels bieden voor een bepaalde situatie slechts één oplossing. Het voorstel wil de flexibiliteit voor de echtgenoten vergroten door het hen mogelijk te maken het op echtscheiding en scheiding van tafel en bed toepasselijke recht te kiezen. De keuze is beperkt tot ofwel het recht van een land waarmee de echtgenoten een nauwe band hebben doordat zij er hun gewone verblijfplaats of hun laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hadden, voor zover één van hen er nog verblijft, of doordat een van de echtgenoten er onderdaan van is, ofwel de lex fori .

Dezelfde collisieregels moesten gelden voor scheiding van tafel en bed en voor echtscheiding, aangezien in een aantal gevallen scheiding van tafel en bed een stap is die verplicht voorafgaat aan echtscheiding. De deelnemende lidstaten die scheiding van tafel en bed erkennen, passen daarop dezelfde collisieregels toe als op echtscheiding.

Deze toegenomen partijautonomie zal de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid voor de echtgenoten vergroten. Er gelden bepaalde vormvereisten om te waarborgen dat beide echtgenoten zich bewust zijn van de gevolgen van hun keuze en om de zwakste echtgenoot te beschermen. De Commissie is het met het Europees Parlement eens dat moet worden voorkomen dat de keuze van het toepasselijke recht door de partijen leidt tot de toepassing van een recht dat in strijd is met de grondrechten en het recht van de Unie. De keuze van partijen wordt bijgevolg beperkt tot buitenlands recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed dat verenigbaar is met de gemeenschappelijke waarden van de Europese Unie.

Artikel 4

Wanneer door de echtgenoten geen rechtskeuze werd gemaakt, wordt bepaald welk recht toepasselijk is op grond van een reeks opeenvolgende aanknopingspunten waarvan de gewone verblijfplaats van de echtgenoten het eerste is. Deze uniforme regel zal de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid waarborgen. Het vaststellen van geharmoniseerde collisieregels zal de kans op een “rush naar de rechter” wellicht aanzienlijk doen afnemen, aangezien elke geadieerde rechter in de deelnemende lidstaten hetzelfde, op grond van gemeenschappelijke regels aangewezen recht zal toepassen.

Het feit dat deze regel in de eerste plaats uitgaat van de gewone verblijfplaats van de echtgenoten en, bij gebreke daarvan, van hun laatste gewone verblijfplaats indien een van beiden er nog steeds woont, zal in de meeste gevallen leiden tot de toepassing van het recht van de geadieerde rechter (zij het niet altijd, met name wanneer een van de echtgenoten terugkeert naar het eigen land en er de zaak aanhangig maakt overeenkomstig de jurisdictieregels van Verordening (EG) nr. 2201/2003). Het aantal gevallen waarin buitenlands recht moet worden toegepast, zal derhalve beperkt blijven.

Artikel 5

Dit is een regel die beoogt discriminatie te voorkomen. In bepaalde omstandigheden, meer bepaald wanneer het toepasselijke recht niet voorziet in de mogelijkheid van echtscheiding of aan een van beide echtgenoten op grond van diens sekse geen gelijke toegang tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed verleent, dient de lex fori te worden toegepast.

Artikel 6

Renvoi toestaan zou de beoogde rechtszekerheid in gevaar brengen. De aanwijzing van een rechtsstelsel op grond van de uniforme collisieregels betekent bijgevolg dat de materiële regels van dat rechtsstelsel worden aangewezen en niet de regels van internationaal privaatrecht.

Artikel 7

Het mechanisme van de exceptie van openbare orde biedt de rechter de mogelijkheid om de regels van het door de collisieregels aangewezen buitenlandse recht niet toe te passen wanneer de toepassing van het buitenlandse recht in een bepaalde zaak onverenigbaar zou zijn met de openbare orde van de staat waar de zaak aanhangig is. De term “kennelijk” wil zeggen dat de exceptie van openbare orde slechts uitzonderlijk mag worden ingeroepen.

Artikel 8

Wanneer een staat uit meerdere territoriale eenheden bestaat die elk hun eigen materieelrechtelijke regels op het gebied van echtscheiding en scheiding van tafel en bed hebben, moet deze verordening ook van toepassing zijn op wetsconflicten tussen deze territoriale eenheden, met het oog op de rechtszekerheid, de voorspelbaarheid en de eenvormige toepassing van de regels van de Europese Unie op elke situatie waarin uit meerdere rechtsstelsels moet worden gekozen.

Artikel 9

Deze bepaling zorgt ervoor dat de regels van de deelnemende lidstaten inzake huwelijkscontracten voor de burgers transparant zijn. De Commissie stelt hun deze informatie ter beschikking via de website van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken.

Artikel 10

Dit artikel betreft de toepassing van de verordening in de tijd.

Artikel 11

Met de voorgestelde bepalingen wordt gestreefd naar een passend evenwicht tussen de nakoming door de deelnemende lidstaten van hun internationale verplichtingen aan de ene kant en de totstandbrenging van een echte Europese rechtsruimte aan de andere kant. Lid 1 biedt de deelnemende lidstaten de mogelijkheid de collisieregels te blijven toepassen die zijn neergelegd in bilaterale of multilaterale overeenkomsten waarbij zij op het ogenblik van de vaststelling van de verordening partij zijn. Het naast elkaar bestaan van twee parallelle systemen – toepassing van de regels van overeenkomsten die zij hebben geratificeerd door sommige lidstaten en toepassing van de regels van de voorgestelde verordening door andere – zou evenwel strijdig zijn met een goede werking van de Europese rechtsruimte.

Artikelen 12 en 13

In de artikelen betreffende de herziening, de inwerkintreding en de toepassing van de verordening zijn de standaardbepalingen opgenomen.