Toelichting bij COM(2010)283 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 663/2009 tot vaststelling van een programma om het economisch herstel te bevorderen via financiële bijstand van de EG aan projecten op het gebied van energie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Bij Verordening (EG) nr. 663/2009[1] van 13 juli 2009 is een programma vastgesteld om het economische herstel in Europa te bevorderen door tegen eind 2010 3,98 miljard euro financiële bijstand te verlenen. Het Europese energieprogramma voor herstel (EEPR) is een financieringsinstrument dat als algemene doelstelling heeft de EU-economie uit de baisse te helpen en de energie- en klimaatbeleidsdoelstellingen - de continuïteit en diversificatie van de energievoorziening, de goede werking van de interne markt en de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen - dichterbij te brengen. De communautaire financiering is toegekend aan drie subprogramma's op het gebied van projecten voor gas- en stroominfrastructuur; projecten voor offshore windenergie (OWE) en projecten voor koolstofafvang en -opslag (CCS).

De Commissie heeft de toekenningsbesluiten voor elk subprogramma genomen op respectievelijk 9 december 2009 voor de OWE- en CCS-subprogramma's en op 4 maart 2010 voor de gas- en elektriciteitsinfrastructuurprojecten. In een verslag van de Commissie van 27 april 2010[2] betreffende de tenuitvoerlegging van het EEPR wordt geraamd dat bijna de gehele financiële enveloppe (3,98 miljard euro) in de loop van de lente van 2010 zal zijn vastgelegd. Een bedrag van ongeveer 114 miljoen euro wordt echter niet vastgelegd krachtens de op 13 juli 2009 vastgestelde EEPR-verordening. Volgens het verslag zal dit bedrag naar verwachting niet veranderen, maar zou het kunnen dat een of meer projectpromotoren er, om juridische, financiële of technische redenen, niet in slagen aan bepaalde specifieke voorwaarden voor de uitbetaling van de subsidies te voldoen, waardoor nog meer middelen uiteindelijk niet zouden worden vastgelegd krachtens de op 13 juli 2009 vastgestelde EEPR-verordening. Het bedrag aan niet-vastgelegde middelen zal tegen eind 2010 bekend zijn.

Energiebesparing is voor de EU de meest directe en kosteneffectieve manier ter verwezenlijking van haar strategische doelstellingen om de strijd tegen de klimaatverandering aan te binden, de energiebevoorrading veilig te stellen en duurzame economische en sociale ontwikkeling tot stand te brengen. In de geest van de strategie 'Europa 2020' zou de ontwikkeling van meer hernieuwbare energiebronnen en de bevordering van energie-efficiëntie bijdragen aan groenere groei, de totstandkoming van een concurrerende en duurzame economie en de strijd tegen de klimaatverandering. Door steun te geven voor zulk beleid zal Europa nieuwe banen en groene marktkansen scheppen die de totstandkoming van een concurrerende, stabiele en duurzame economie stimuleren.

Ondanks een bescheiden verbetering van de groeivooruitzichten van het BBP voor de eerste helft van 2010 blijft de voorspelde groei voor 2010 in de EU nagenoeg ongewijzigd steken op 0,7 %. Verder zijn de cijfers van de industriële productie en de detailhandel weinig hoopgevend en wordt er nog steeds weinig geïnvesteerd. De financiële markten blijven evenzeer onstabiel en onzeker[3]. Neem daarbij de zwakte van de arbeidsmarkt en het is duidelijk dat de economische crisis in Europa nog niet voorbij is en er dringend behoefte is aan doeltreffende en bij de beleidsdoelen aansluitende EU-maatregelen.

Sterkere financiële stimulansen en technische bijstand zijn cruciaal om de door hoge aanloopkosten en een gebrek aan informatie opgeworpen obstakels uit de weg te ruimen en een stap vooruit te kunnen zetten op het gebied van duurzame energie. Op een door de heersende economische crises gekortwiekte markt en in een tijd van terughoudendheid bij de commerciële banken, met lage investeringen als gevolg, wordt de financiering van projecten in dit beleidsdomein extra bemoeilijkt. Ervaringen in heel Europa tonen aan dat met gerichte en weloverwogen financiële herstelmaatregelen de toestand gevoelig kan worden verbeterd en het ontwikkelingspotentieel van duurzame energie kan worden aangeboord.

Investeringssteun op het gebied van duurzame energie is het doeltreffendst en levert het meest op als hij is gericht op het gemeentelijke en het lokale niveau. Het energiezuinig renoveren van woningen, gedecentraliseerde installaties voor hernieuwbare energie en stedelijke mobiliteitsplannen vergen veel arbeid door geschoolde werknemers met banen die niet kunnen worden gedecentraliseerd. Duurzame energie schept dus veel arbeidsplaatsen. Daarnaast levert duurzame energie op lokaal niveau een doorslaggevende bijdrage aan andere beleidsdomeinen als sociale integratie of de verbetering van de levenskwaliteit en maakt het lokale gemeenschappen aantrekkelijker voor ondernemingen en bezoekers.

In deze context kunnen de technische bijstand en de financiële aansporing hulp bieden bij de voorbereiding en de optimale benutting van de bestaande structuur- en cohesiefondsen.

In de Tweede strategische toetsing van het energiebeleid[4] heeft de Europese Commissie haar voornemen kenbaar gemaakt om, met het oog op de invoering van financieringsregelingen die een boost geven aan de ontwikkeling van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, in samenwerking met de Europese Inversteringsbank en andere internationale financiële instellingen een initiatief voor de financiering van duurzame energie te lanceren.

Door financiële bijstand te verlenen via financiële tusseninstanties zoals internationale financiële instellingen kan de EU-financiering het efficiëntst worden ingezet en de kortetermijnimpact ervan worden gemaximaliseerd, zodat zij optimaal ten goede komt aan de economische activiteit en de schepping van arbeidsplaatsen. Door de financiering van technische bijstand voor projectontwikkeling, gecombineerd met innoverende regelingen voor financiële stimulering (zoals garanties, zachte leningen met gunstige rentevoeten, een instrumentenmix en projectfinanciering), kan een groot hefboomeffect tussen de EU-financiering en het totale losgemaakte investeringsbedrag worden verzekerd.

Met deze elementen is rekening gehouden bij het opstellen van dit voorstel.

Voorgesteld wordt om de niet-vastgelegde middelen overeenkomstig hoofdstuk II van de EEPR-verordening te gebruiken voor de totstandbrenging van een specifiek financieringsinstrument ter ondersteuning van in het kader van het initiatief voor de financiering van duurzame energie passende initiatieven op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. De financieringsregeling moet dienen ter ondersteuning van rendabele projecten op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en ter bevordering van de financiering van investeringen op dat gebied, met name in stedelijke omgevingen. Om een groot aantal gespreide investeringen aan te moedigen, zijn de begunstigden gemeentelijke, lokale en regionale autoriteiten. Deze aanpak bouwt voort op het succes van het door meer dan zestienhonderd regio's en steden ondertekende 'Convenant van burgemeesters'.

De te financieren duurzame-energieprojecten hebben onder meer betrekking op openbare en particuliere gebouwen, warmtekrachtkoppeling (WKK) en netwerken voor stadsverwarming/-koeling (met name op basis van hernieuwbare energiebronnen) met een hoge energie-efficiëntie, gedecentraliseerde en lokaal geïntegreerde hernieuwbare energiebronnen, schoon stadsvervoer en lokale infrastructuur zoals intelligente netwerken, efficiënte straatverlichting en slimme meters.

De regeling wordt uitgevoerd door een of meer financiële tusseninstanties zoals IFI's. Deze worden geselecteerd op basis van hun gebleken geschiktheid om de middelen zo efficiënt en doeltreffend mogelijk aan te wenden. Om aanzienlijke investeringen in de EU te genereren moeten de financiële tusseninstanties financiële regelingen invoeren met een groot hefboomeffect tussen de EU-financiering en de totale investering. Dit hefboomeffect is een noodzakelijke voorwaarde voor de financiële bijstand. De financiële tusseninstanties leven transparante beheers- en rapportageprocedures na zodat de Commissie streng kan toezien op het gebruik van de middelen; de financiële tusseninstanties ontvangen uitsluitend middelen ter dekking van beheerskosten en kosten die zijn verbonden aan de invoering en de tenuitvoerlegging van de regeling. Tot slot mogen de onderhandelingen met de IFI's gelijktijdig met de wetgevingsprocedure worden gevoerd, zodat de middelen in een vroeg stadium kunnen worden vastgelegd.

Overeenkomstig de EEPR-verordening blijft de regeling beperkt tot de financiering van maatregelen met een snelle, meetbare en substantiële impact op het economische herstel in de EU, een hogere energiezekerheid en de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.

De criteria van de op 13 juli 2009 vastgestelde EEPR-verordening moeten integraal van toepassing zijn op de selectie van de in het kader van het instrument gefinancierde maatregelen. Tot deze criteria behoren de degelijkheid en de technische geschiktheid van de voorgestelde aanpak, de rijpheid van het project, de mate waarin een gebrek aan toegang tot financiële middelen de uitvoering van de actie vertraagt en de mate waarin de EEPR-bijstand openbare en particuliere financiering zal stimuleren alsook de sociaaleconomische en milieueffecten. Cruciaal is ook dat er rekening wordt gehouden met het geografische evenwicht tussen de projecten.

Dit voorstel is volledig in overeenstemming met de in overweging 7[5] van de EEPR-verordening bedoelde verklaring van de Commissie[6], waarin zij haar voornemen kenbaar maakt om zo nodig in haar verslag van 2010 over de toepassing van die verordening maatregelen voor te stellen die het mogelijk maken niet-vastgelegde middelen te herbestemmen voor de financiering van projecten op het gebied van energie-efficiëntie en energie uit hernieuwbare bronnen.