Toelichting bij COM(2010)470 - Vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond van het voorstel

110

·

Motivering en doel van het voorstel



Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet het GVB zorgen voor een vanuit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen. Een belangrijk instrument in dit verband is de jaarlijkse vaststelling van de vangstmogelijkheden in de vorm van totaal toegestane vangsten (total allowable catches, TAC’s), quota en beperkingen van de visserijinspanning.

Het doel van dit voorstel is het vaststellen van de voor 2011 geldende vangstmogelijkheden van de lidstaten wat betreft de in commercieel opzicht belangrijkste visbestanden in de Oostzee.

·

Algemene context



In de mededeling van de Commissie betreffende de raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2011 (COM(2010) 241 definitief) wordt de achtergrond van het voorstel geschetst. Met het oog op de vereenvoudiging en de verduidelijking van de jaarlijkse besluiten inzake TAC's en quota worden de vangstmogelijkheden in de Oostzee sinds 2006 bij een afzonderlijke verordening vastgesteld: Verordening (EG) nr. 52/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

De Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV) hebben, respectievelijk in mei 2010 en in juni 2010, wetenschappelijk advies gegeven met betrekking tot de vangstmogelijkheden in de Oostzee in 2011.

Het voorstel bevat twee delen die voor het beheer van de visserij in de Oostzee in 2011 van belang zijn: het eerste deel betreft de vaststelling van de TAC's en quota, en het tweede de beperking van de visserijinspanning.

·

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



De vangstmogelijkheden en de verdeling daarvan over de lidstaten worden jaarlijks vastgesteld. Het meest recent is dit gebeurd bij Verordening (EG) nr. 1226/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

Eveneens relevant voor het beheer van de visserij in de Oostzee is Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98.

Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 bevat de controle- en toezichtsmaatregelen voor het herstel van de betrokken kabeljauwbestanden. Bovendien bevat die verordening regels voor de vaststelling van de TAC's voor de westelijke en de oostelijke kabeljauwbestanden en de bij de visserij op die bestanden in acht te nemen beperkingen van de visserijinspanning.

·

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU



De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de doelstellingen en voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid en met het beleid van de Unie inzake duurzame ontwikkeling.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



·

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen



De geraadpleegde wetenschappelijke organisaties zijn de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV).

De Unie verzoekt de ICES en het WTECV elk jaar om wetenschappelijk advies over de toestand van belangrijke visbestanden. Het verstrekte advies heeft betrekking op alle bestanden in de Oostzee waarvoor TAC's worden voorgesteld, met uitzondering van schol en haring in deelsector 31, waarover dit jaar geen advies werd gegeven omdat de beschikbare gegevens niet volstonden voor een beoordeling van de bestandstendensen.

·

Raadpleging van belanghebbende partijen



Overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende de raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2011 is de regionale adviesraad voor de Oostzee (RAR-Oostzee) in juni 2010 geraadpleegd tijdens de vergadering van zijn werkgroep voor de demersale, zalm- en pelagische visserij. De wetenschappelijke basis voor het voorstel is aangeleverd door de ICES en het WTECV. DG MARE heeft uiteengezet welke regels het op basis van de beleidsverklaring zou volgen bij de vaststelling van de TAC's en quota voor 2011. Tijdens die vergadering zijn voorlopige standpunten ingenomen. De daaruit voortvloeiende schriftelijke aanbevelingen voor alle behandelde visbestanden zijn in overweging genomen en waar mogelijk in het voorstel verwerkt voor zover deze niet indruisten tegen het bestaande beleid of konden leiden tot een verslechtering van de toestand van kwetsbare bestanden.

De RAR-Oostzee steunt de toepassing van het meerjarenplan voor kabeljauw wat de vaststelling van de TAC's betreft, maar stemt niet in met de geleidelijke aanpassing van de visserijinspanning als gevolg van de toepassing van het plan. Bovendien is de RAR-Oostzee het er niet mee eens dat de TAC's in de richting van duurzame langetermijnniveaus worden aangepast wanneer de toestand van het bestand, volgens de RAR-Oostzee, stabiel is en het wetenschappelijk advies niet volstaat om verlagingen van bepaalde quota te rechtvaardigen.

·

Effectbeoordeling



Door de uitvoering van de voorgestelde maatregelen zullen de vangstmogelijkheden, uitgedrukt in vangsthoeveelheden, voor EU-vissersvaartuigen in de Oostzee voor alle betrokken soorten afnemen met ca. 17 %. Voor een aantal haringbestanden en voor sprot is de verlaging gebaseerd op de afnemende rekrutering van de bestanden en op het feit dat de visserijsterfte boven de maximale duurzame opbrengst ligt of de voorzorgsniveaus overschrijdt. De meest significante economische impact zal komen van de verlaging van de TAC voor sprot als gevolg van het feit dat de bevissing van dit bestand boven de voorzorgsniveaus ligt. De TAC’s voor kabeljauw in de westelijke en de oostelijke Oostzee zijn overeenkomstig het meerjarenplan verhoogd.

Het voorstel is niet alleen gericht op de korte termijn, maar past ook in de langeretermijnaanpak om de visserij geleidelijk tot een duurzaam niveau te reduceren.

De voorgestelde benadering zal daarom op de middellange tot lange termijn resulteren in een verlaging van de visserijinspanning, maar op de lange termijn in stabiele of zelfs stijgende quota. Naar verwachting zal de aanpak op lange termijn minder gevolgen hebben voor het milieu vanwege de verlaging van visserijinspanning, het aantal vissersvaartuigen en/of de gemiddelde visserijinspanning per vaartuig en het onveranderd blijven of zelfs toenemen van de aangelande hoeveelheden. De duurzaamheid van de visserijactiviteiten zal op lange termijn toenemen.

2.

Juridische elementen van het voorstel



·

Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)



Om de met het gemeenschappelijk visserijbeleid beoogde totstandbrenging van een biologisch, economisch en sociaal duurzame visserij te verwezenlijken, wordt in dit voorstel vastgesteld welke vangst- en inspanningsbeperkingen gelden voor de EU-visserij en voor internationale visserijactiviteiten waaraan EU-vaartuigen deelnemen.

·

Rechtsgrondslag



Artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

·

Subsidiariteitsbeginsel



Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de EU, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

·

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Het GVB is een gemeenschappelijk beleid. Krachtens artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dient de Raad maatregelen vast te stellen tot vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.

In de betrokken verordening van de Raad wordt bepaald hoe de vangstmogelijkheden aan de lidstaten worden toegewezen. Met inachtneming van artikel 20, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 mogen de lidstaten deze mogelijkheden naar eigen goeddunken over de regio's en de marktdeelnemers verdelen. De lidstaten kunnen dus met een ruime mate aan vrijheid en conform het sociaaleconomische model van hun keuze beslissen hoe zij de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden benutten.

Het voorstel heeft geen nieuwe financiële gevolgen voor de lidstaten. De Raad stelt elk jaar een verordening als de onderhavige vast, en de openbare en particuliere middelen voor de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening zijn dan ook reeds beschikbaar.

·

Keuze van instrumenten



Voorgesteld(e) instrument(en): verordening.

Dit is een voorstel voor visserijbeheer op basis van artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

4.

Aanvullende informatie



·

Vereenvoudiging



Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van administratieve procedures voor overheidsinstanties (EU of nationaal), met name wat betreft de voorschriften op het gebied van inspanningsbeheer.

·

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling



Dit voorstel betreft een jaarlijkse verordening voor het jaar 2011 en bevat derhalve geen herzieningsclausule.

·

5.

Gedetailleerde toelichting



Dit voorstel behelst de vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn.

De voorgestelde hoeveelheden zijn gebaseerd op wetenschappelijk advies, het overleg met de RAR-Oostzee en het kader voor de vaststelling van de TAC's en quota dat is uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende de raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2011.

Gezien het voornemen van de Commissie om overeenkomstig het EU-beleid en de door de EU aangegane internationale verbintenissen een duurzaam gebruik van de visserijrijkdommen te garanderen en tegelijkertijd de vangstmogelijkheden stabiel te houden, worden de TAC's van jaar tot jaar zo min mogelijk gewijzigd voor zover dat mogelijk is in het licht van de toestand van de verschillende bestanden.

De aan de lidstaten toegewezen TAC's en quota staan in bijlage I en de beperkingen van de visserijinspanning in bijlage II.

In de voorgestelde TAC's en inspanningsbeperkingen voor kabeljauw is rekening gehouden met de geleidelijke benadering in het meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren. Het centrale element in dit plan is een geleidelijke verlaging van de visserijsterfte tot een op lange termijn duurzaam niveau dat zorgt voor het herstel van de bestanden en voor een grote en stabiele opbrengst.

Om het herstel van de zalmbestanden in de Oostzee waar nodig te bevorderen, moeten aanvullende maatregelen voor het beheer van de mariene wateren en de binnenwateren worden vastgesteld. Er wordt een beheersplan voor zalm voorbereid.