Toelichting bij COM(2005)325 - Sluiting van het Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de VS en Costa Rica

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) is een regionale visserijorganisatie die is opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica (hierna “het Verdrag van 1949” genoemd). De partijen bij dat verdrag hebben de IATTC de bevoegdheid gegeven om in het oostelijke deel van de Stille Oceaan de visserij op over grote afstanden trekkende visbestanden te regelen. Momenteel zijn 14 kust- en visserijstaten met belangen in het genoemde gebied lid van de IATTC: Costa Rica, Ecuador, El Salvador, Frankrijk namens zijn overzeese gebieden Clipperton en Frans Polynesië, Guatemala, Japan, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru, Spanje, de Verenigde Staten, Vanuatu en Venezuela.

Sinds vele jaren vist de Gemeenschap in het oostelijke deel van de Stille Oceaan op tonijn. De betrokken communautaire vloot omvat momenteel vijf vaartuigen die met de ringzegen vissen, vooral op gestreepte tonijn. In 2002 bedroegen de vangsten van die vloot 31.000 ton. Omdat de Gemeenschap dus in het genoemde gebied aanwezig is, moet zij met de andere belanghebbende kust- en visserijstaten, entiteiten en organisaties samenwerken voor de instandhouding en het beheer van de over grote afstanden trekkende visbestanden waarvoor de IATTC bevoegd is.

Zo heeft de Gemeenschap zich aangesloten bij de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen (AIDCP). De uitvoering van deze overeenkomst, waarmee de effectieve instandhouding wordt beoogd van de dolfijnbestanden die worden bedreigd door de tonijnvisserij in het oostelijke deel van de Stille Oceaan, is opgedragen aan het secretariaat van de IATTC. In 1999 heeft de Gemeenschap de AIDCP ondertekend (Besluit 1999/337/EG van de Raad van 26 april 1999) en heeft zij vervolgens besloten tot de voorlopige toepassing ervan (Besluit 1999/386/EG van de Raad van 7 juni 1999).

Anders dan bij de AIDCP kunnen volgens de huidige bepalingen van het Verdrag van 1949 alleen staten tot de IATTC toetreden, wat een lidmaatschap van de Gemeenschap uitsluit. Gezien het gevestigde belang dat de Gemeenschap heeft bij de visserijtakken waarvoor de IATTC bevoegd is, is een procedure op gang gebracht om het Verdrag van 1949 in dit opzicht te wijzigen. Daartoe is in 1999 het Protocol van Guayaquil aangenomen, dat ertoe strekt het Verdrag van 1949 zo te wijzigen dat regionale organisaties voor economische integratie zoals de Gemeenschap lid van de IATTC kunnen worden. Te verwachten was echter dat de voor de inwerkingtreding van dit protocol benodigde stappen veel tijd en moeite zouden kosten, en dit blijkt ook inderdaad het geval te zijn. Tot nu toe hebben slechts 8 IATTC-leden het protocol ondertekend en van hen hebben slechts 4 het ook bekrachtigd. Het protocol zal pas in werking treden wanneer alle IATTC-leden het hebben bekrachtigd.

Wegens de duur van dit proces heeft de Gemeenschap Spanje, de enige lidstaat waarvan vaartuigen in het betrokken gebied vissen, toestemming verleend om onder de huidige voorwaarden van het Verdrag van 1949 lid van de IATTC te worden. Wegens de 'unieke omstandigheden' is Spanje bij Beschikking 1999/405/EG van de Raad gemachtigd om tijdelijk tot de IATTC toe te treden zonder dat die machtiging een precedent schept of afbreuk doet aan de uitsluitende bevoegdheid van de Gemeenschap op visserijgebied. Zelfs met deze uitzonderingsmaatregel heeft het nog tot 2003 geduurd voordat alle andere leden hadden ingestemd met de toetreding van Spanje tot de IATTC.

Het is aannemelijk dat de besprekingen die tot de aanneming van het Protocol van Guayaquil hebben geleid, de IATTC-leden ook tot het besef hebben gebracht dat het statuut van hun organisatie diende te worden aangepast aan recente regelgeving op het gebied van het internationale zeerecht: het VN-Zeerechtverdrag van 1982, de overeenkomsten ter uitvoering daarvan en de in 1995 door de Conferentie van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties goedgekeurde Gedragscode voor een verantwoorde visserij (inclusief de Overeenkomst van 1993 om te bevorderen dat vissersvaartuigen op de volle zee de internationale maatregelen voor instandhouding en beheer van de visbestanden naleven).

Het gevolg was dat de IATTC in 1998 een resolutie heeft aangenomen die het proces van de opstelling van een nieuw IATTC-Verdrag ter vervanging van dat van 1949 op gang heeft gebracht. Na 10 vergaderingen van de daartoe opgerichte werkgroep was een nieuwe verdragstekst gereed voor aanneming door de IATTC. Deze heeft die tekst dan aangenomen in haar 70e vergadering, die in juni 2003 werd gehouden in Antigua (Guatemala). Daarom wordt het nieuwe verdrag “het Verdrag van Antigua” genoemd. Het zal in werking treden 15 maanden nadat het zevende van de huidige IATTC-leden zijn akte van bekrachtiging heeft neergelegd.

Het Verdrag van Antigua is op 14 november 2003 opengesteld voor ondertekening in Washington DC, Verenigde Staten van Amerika (depositaris), en is dat tot en met 31 december 2004 gebleven. De verdragstekst is authentiek in drie talen: het Engels, het Spaans en het Frans. De Gemeenschap heeft het verdrag op 13 december 2004 ondertekend overeenkomstig het besluit van de Raad van 25 oktober 2004.

De Gemeenschap was uitgenodigd om vanaf het begin aan de opstelling van het Verdrag van Antigua deel te nemen en heeft er actief toe bijgedragen. Daarbij heeft de Gemeenschap met name gestreefd naar opneming in de nieuwe verdragstekst van de nodige bepalingen om van de IATTC een open organisatie te maken waarvan elke partij met een echt belang lid kan worden overeenkomstig artikel 8 van de VN-Overeenkomst inzake visbestanden van 1995. Dit doel is bereikt. Het Verdrag van Antigua is een alomvattende tekst die de IATTC daadwerkelijk versterkt en deze organisatie in staat stelt om zich volgens de beginselen en normen van het zeerecht te kwijten van haar taak ervoor te zorgen dat over grote afstanden trekkende visbestanden in het oostelijke deel van de Stille Oceaan op doeltreffende wijze in stand worden gehouden en worden beheerd.

Dat Spanje tot de IATTC is toegetreden, vormt volgens de regels van het internationale recht geen belemmering voor de Gemeenschap om het Verdrag van Antigua te ondertekenen, aangezien Beschikking 1999/405/EG van de Raad uitsluitend betrekking heeft op het Verdrag van 1949. Volgens die beschikking moet Spanje het Verdrag van 1949 opzeggen op de datum waarop de Gemeenschap tot dat verdrag toetreedt. Aangezien het Verdrag van Antigua zeer waarschijnlijk in werking zal treden voordat de Gemeenschap kan toetreden tot het Verdrag van 1949, en aangezien de Gemeenschap partij bij het Verdrag van Antigua zal zijn zodra dit in werking treedt, moet ervoor worden gezorgd dat Spanje bij de inwerkingtreding van het Verdrag van Antigua het Verdrag van 1949 opzegt. Een daartoe strekkende bepaling is opgenomen in het bijgaande besluit.

De Gemeenschap moet daarom overgaan tot de sluiting van het Verdrag van Antigua om een volwaardig lid van de IATTC te worden zonder dat dit afbreuk doet aan de mogelijkheid dat zij eerder toetreedt tot het Verdrag van 1949 in het geval dat het Protocol van Guayaquil in werking treedt voordat het Verdrag van Antigua in werking treedt. Daarom wordt de Raad verzocht het bijgaande besluit goed te keuren.