Toelichting bij COM(2005)661 - Aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

In december 2003 heeft de Commissie het Comité van artikel 133 van de Raad een werkdocument voorgelegd over een mogelijk EU-oorsprongsaanduiding nadat sommige lidstaten en sectoren opnieuw belangstelling over dit onderwerp aan de dag hadden gelegd. Deze lidstaten en sectoren gaven te kennen zich steeds meer zorgen te maken over het steeds vaker voorkomen van misleidende en/of bedrieglijke oorsprongsaanduidingen op ingevoerde producten. Daarom verzochten zij om het verplicht stellen van de oorsprongsaanduiding op ingevoerde en/of EG-producten.

In de eerste helft van 2004 is de Commissie begonnen met overleg over deze kwestie met de voornaamste belanghebbenden – fabrikanten, vakbonden, consumentenorganisaties en andere instellingen – waarvan de resultaten in juli 2004 in het Comité van artikel 133 werden besproken. Dit Comité heeft de Commissie verzocht verder te gaan met het overleg over de haalbaarheid van een oorsprongsaanduidingsregeling voor bepaalde categorieën importgoederen, alsmede andere opties, en de Raad de conclusies en een aanbeveling te doen toekomen. Daarom werd het overleg van september 2004 tot april 2005 voortgezet.

Bijgevoegde ontwerp-verordening, bij het opstellen waarvan rekening is gehouden met de resultaten van bovengenoemd overleg, betreft een regeling voor een verplichte oorsprongsaanduiding in een aantal sectoren die een dergelijke initiatief nuttig achten (zie bijlage) en die alleen op ingevoerde goederen van toepassing zal zijn. Dit is de optie die, alles in aanmerking genomen, het meest overeenstemt met de belangen van de meerderheid van belanghebbenden (fabrikanten, vakbonden en een deel van de consumentenorganisaties). Deze optie beperkt de kosten en de negatieve gevolgen voor andere belanghebbenden (EG-sectoren die hun productie buiten de EG hebben verplaatst, handelaars) en heeft tezelfdertijd positieve gevolgen wat de beleidsdoelstellingen van het initiatief betreft.

De Europese Gemeenschap heeft momenteel geen wetgeving over het gebruik van oorsprongsaanduidingen (“made in”) voor industrieproducten. Een recente richtlijn tot harmonisering van marktcontrole ter bestrijding van oneerlijke handelspraktijken heeft deels ook betrekking op het misleidend gebruik van oorsprongsaanduidingen. Deze richtlijn bevat echter geen definitie van “made in”, noch is het op basis van deze richtlijn mogelijk dat de douane controles verricht. Sommige lidstaten hebben regels inzake het vrijwillig gebruik van oorsprongsaanduidingen, maar deze verschillen per lidstaat.

De huidige situatie brengt de EG in een nadelige positie ten opzichte van partnerlanden die wel eisen dat importgoederen van een oorsprongsaanduiding zijn voorzien. Hierdoor kunnen EG-producenten van oorsprongsgevoelige goederen geen profijt trekken van een productie binnen de EG en wordt geen gebruik gemaakt van een mogelijkheid om valse en/of misleidende oorsprongsclaims beter te kunnen voorkomen. De EG laat hierdoor de mogelijkheid onbenut om de consument beter over de oorsprong van sommige producten te informeren hetgeen ook nuttig kan zijn voor de handhaving van vorengenoemde richtlijn. Doel van de huidige ontwerp-verordening is in deze leemten te voorzien.

De voornaamste handelspartners van de EG, zoals Canada, China, Japan en de VS eisen reeds dat importgoederen van oorsprongsaanduidingen zijn voorzien. EG-producenten moeten aan hun eisen voldoen en moeten de oorsprong op hun producten aanduiden. Bijgaand voorstel zal, door de invoering van gelijkwaardige wetgeving, de EG dus op voet van gelijkheid plaatsen met haar handelspartners.

De afwezigheid van een gemeenschappelijke definitie van de oorsprong ten behoeve van de voor oorsprongsaanduiding, van regels inzake de oorsprongsaanduiding en van gemeenschappelijke voorschriften inzake controle op oorsprongsaanduidingen is niet alleen van invloed op de consument, die daardoor een onjuist idee kan krijgen over de oorsprong van de door hem aangekochte goederen of die daardoor geen informatie heeft over de oorsprong van importgoederen, maar ook op het concurrentievermogen van de EG-fabrikanten.

Oorsprongsaanduidingen zullen helpen voorkomen dat de reputatie van EG-fabrikanten wordt aangetast door onnauwkeurige of duidelijk bedrieglijke oorsprongsclaims.

Oorsprongsaanduidingen zullen de keuze van de consument vergemakkelijken en bijdragen aan de vermindering van bedrieglijke oorsprongsclaims. Meer transparantie en betere consumenteninformatie over de oorsprong van goederen zal ook een doel van Lissabonagenda dichterbij brengen, namelijk de versterking van het concurrentievermogen van Europese producten die momenteel te lijden hebben van oneerlijke concurrentie.

De verordening kiest voor een definitie van het land van oorsprong die gebaseerd is op de niet-preferentiële regels van oorsprong van de EG die van toepassing zijn voor douanedoeleinden. De toepassing van de niet-preferentiële regels van oorsprong van de EG op oorsprongsaanduidingen is in overeenstemming met de verplichtingen van de EG in het kader van de WTO-overeenkomst inzake de regels van oorsprong.

Om de lasten van de nieuwe regeling zo gering mogelijk te houden, beperkt de verordening de eisen en voorwaarden voor de oorsprongsaanduiding tot het minimum om ervoor te zorgen dat de consument de oorsprongsaanduiding gemakkelijk kan zien en begrijpen, maar dat deze toch niet gemakkelijk vervangen of vervalst kan worden. Wat het taalgebruik betreft, mogen volgens de verordening de woorden “made in” worden gebruikt of soortgelijke uitdrukkingen in een officiële taal van de EG die de eindgebruiker kan verstaan.

Daar de wijze van aanbrenging van de oorsprongsaanduiding kan afhangen van het soort product, geeft de verordening de Commissie de bevoegdheid dit aspect nader te regelen. Overwegende dat het mogelijk is dat ook andere sectoren zich bij de regeling voor de oorsprongsaanduiding wensen aan te sluiten of dat de oorsprongsaanduiding voor andere sectoren juist minder relevant kan blijken, geeft de verordening de Commissie ook de bevoegdheid sectoren toe te voegen of uit te sluiten.