Toelichting bij COM(2005)673 - Toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

VERANTWOORDING VAN HET VOORSTEL

In het kader van de vijfde fase van het SLIM-initiatief (Simpler Legislation for Internal Market - SLIM V) werd in 2001 met het oog op de gebruikersvriendelijkheid en transparantie een begin gemaakt met de herziening van Richtlijn 92/3/Euratom van 3 februari 1992 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap. Zie in dat verband het verslag van de Commissie betreffende de resultaten van de vijfde fase van SLIM[1].

Er zijn vier redenen om in de bepalingen van Richtlijn 92/3 wijzigingen aan te brengen:

- overeenstemming met de recentste Euratomrichtlijnen , namelijk Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren[2] en Richtlijn 2003/122/Euratom van de Raad van 22 december 2003 inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen, in het bijzonder wat de formulering betreft van de bepalingen betreffende de terugzending van radioactieve ingekapselde bronnen;

- overeenstemming met internationale verdragen en overeenkomsten , met name met het oog op de geplande toetreding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) tot het Gezamenlijk Verdrag van de IAEA inzake de veiligheid van het beheer van verbruikte splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval (hierna het 'Gezamenlijk Verdrag' genoemd);

- verduidelijking van de procedure in de praktijk en verbetering van de structuur van de richtlijn;

- uitbreiding van het toepassingsgebied tot verbruikte splijtstof. Volgens Richtlijn 92/3 wordt verbruikte (bestraalde) splijtstof die niet voor verder gebruik bestemd is, beschouwd als 'radioactief afval' en overbrenging van dergelijk materiaal is onderworpen aan de uniforme controleprocedure van de richtlijn. Daarentegen is overbrenging van verbruikte splijtstof voor opwerking niet aan die procedure onderworpen. Dit brengt mee dat hetzelfde materiaal, naar gelang van het beoogde gebruik, nu eens wel dan weer niet aan de controleprocedure onderworpen is.

In het SLIM-verslag wordt erkend dat 'het voorbeeld van het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van verbruikte splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval erop wijst dat het toepassingsgebied van de richtlijn moet worden uitgebreid tot verbruikte splijtstof die voor opwerking is bestemd'. Er werd evenwel geen directe aanbeveling gedaan, omdat dit naar de mening van het SLIM-team 'buiten de opdracht in het kader van het SLIM V-initiatief viel'.

In het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel van de Commissie werd de werkingssfeer van de richtlijn uitgebreid tot de overbrenging van verbruikte splijtstof met het oog op opwerking (zie verder onder punt 5).

Gezien de bovengenoemde omstandigheden en omdat er uit oogpunt van de stralingsbescherming geen reden is om de procedure van Richtlijn 92/3 niet toe te passen op alle transporten van verbruikte splijtstof, wordt het dienstig geacht het toepassingsgebied van de richtlijn op de uiteengezette wijze uit te breiden. De administratieve last in verband met deze overbrenging van verbruikte splijtstof, welke alleen de lidstaten wordt opgelegd die een overeenkomst voor opwerking hebben gesloten, kan tot een minimum worden beperkt.

2.

Subsidiarit EIT EN EVENREDIGHEID


Terwijl het de taak van de Gemeenschap is om op het gebied van stralingsbescherming uniforme veiligheidsnormen vast te stellen met het oog op een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de bevolking en de werknemers, is het aan de lidstaten om die voorschriften in hun nationale wetgeving om te zetten en toe te passen.

De bestaande voorschriften inzake transporten tussen lidstaten houden geen dubbelzinnigheid in ten aanzien van de rol van de Gemeenschap en die van de lidstaten volgens het bestaande stelsel van voorafgaande vergunningen voor en controles op de overbrenging van radioactief afval, zoals vastgesteld bij Richtlijn 92/3.

Het onderhavige voorstel voor een richtlijn brengt geen fundamentele wijzigingen aan in het bestaande stelsel van voorafgaande vergunningen. De controle op de overbrenging door middel van een specifiek mechanisme is nog steeds een bevoegdheid van de lidstaten.

1.

Kosten


3.

VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN HET VOORSTEL DOOR DE LIDSTATEN EN DE GEMEENSCHAP


Kosten voor de lidstaten

De voorgestelde wijzigingen veranderen niets aan het bestaande stelsel. De uitbreiding van de procedure tot de overbrenging van voor opwerking bestemde verbruikte splijtstof kan niet veel extra kosten voor de lidstaten veroorzaken, aangezien de daartoe vereiste administratieve infrastructuur reeds bestaat.

Nu duidelijkheid is verschaft over een aantal essentiële aspecten van de procedure (zekerheid in verband met verbruikte splijtstof, algemene toepassing van de automatische toestemming, taalgebruik, gebruikersvriendelijke structuur van de richtlijn, enz.), kunnen met de nieuwe richtlijn vertragingen in de overbrenging worden voorkomen, zodat de administratieve kosten lager uitvallen.

4.

Kosten voor de exploitanten


De uitbreiding van de vergunningsprocedure tot de overbrenging van voor opwerking bestemde verbruikte splijtstof zou voor de exploitanten van nucleaire installaties geen extra kosten mogen veroorzaken, aangezien in de lidstaten voor dit soort overbrenging reeds een of andere vorm van administratieve procedure op basis van Richtlijn 96/29 geldt.

Nu duidelijkheid is verschaft in een aantal essentiële aspecten van de procedure (zekerheid in verband met verbruikte splijtstof, algemene toepassing van de automatische toestemming, taalgebruik, gebruikersvriendelijke structuur van de richtlijn, enz.), kunnen met de nieuwe richtlijn vertragingen in de overbrenging worden voorkomen, wat de betrokken exploitanten alleen maar ten goede kan komen.

5.

Kosten voor de Gemeenschap


Er zijn geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

De verschillende verplichtingen die voor de Commissie uit deze richtlijn voortvloeien (in verband met rapportage, opstelling en bijwerking van een uniform document, publicatie van een lijst van autoriteiten) bestaan reeds op grond van Richtlijn 92/3.

Zo komt ook het krachtens artikel 16 op te richten raadgevend comité overeen met het comité dat reeds bestaat krachtens artikel 19 van Richtlijn 92/3.

6.

OVERLEG MET BELANGHEBBENDE PARTIJEN


Op 18 oktober 2002 is, op een vergadering met de vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten die met de tenuitvoerlegging van Richtlijn 92/3/Euratom zijn belast (het comité als bedoeld in artikel 19 van Richtlijn 92/3), het advies van die vertegenwoordigers ingewonnen over de ontwerp-herziening van de richtlijn.

De in artikel 31 van het Euratom-Verdrag bedoelde groep van deskundigen, die op zijn bijeenkomst in december 2002 is geraadpleegd over de herziening van Richtlijn 92/3, heeft zijn steun toegezegd.

In de eerste helft van 2005 heeft de Commissie ook informele feedback inzake het ontwerp-voorstel gekregen van de nationale bevoegde instanties en de industrie.

7.

RAADPLEGING VAN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ (EESC)


Op 12 november 2004 heeft de Commissie het op diezelfde dag aangenomen voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof (COM(2004) 716 def.) ter advies voorgelegd aan het EESC.

Op 8 juni 2005 heeft het EESC zijn advies uitgebracht. Daarin steunt het de door de Commissie voorgestelde herziening van de richtlijn en spreekt het zich in positieve zin uit over de algemene toepassing van de procedure van automatische toestemming.

Het comité vestigt echter de aandacht van de Commissie op de noodzaak van een nieuwe omschrijving van de regels bij doorvoer, teneinde de verenigbaarheid te waarborgen van die regels met de beginselen van de communautaire nucleaire markt, met name wat de overbrenging van verbruikte splijtstof voor opwerkingsdoeleinden betreft.

Voorts vraagt het comité een verduidelijking van de regels inzake in- en uitvoer en een duidelijker omschrijving van de redenen die een land van doorvoer of van bestemming kan inroepen om toestemming te weigeren.

8.

BEPALINGEN VAN HET VOORSTEL


Onderwerp en toepassingsgebied (artikel 1)

Artikel 1, lid 1 : om wetgevingstechnische redenen is het doel van de richtlijn nu duidelijk vermeld. Deze richtlijn vormt een aanvulling op Richtlijn 96/29/Euratom, waarbij de lidstaten een stelsel hebben ingevoerd van melding en vergunningen van handelingen waaraan een risico ten gevolge van ioniserende straling is verbonden; het doel van deze richtlijn is dus in overeenstemming met dat van Richtlijn 96/29, namelijk bescherming van de gezondheid.

Artikel 1, lid 2 : de bepaling in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 92/3 is nu zo geformuleerd dat:

- er rekening wordt gehouden met de nieuwe voorwaarden van artikel 3, lid 2, onder a) en b), van Richtlijn 96/29/Euratom (hoeveelheid en concentratie van radionucliden). Er wordt een dynamische verwijzing naar deze richtlijn gemaakt;

- het duidelijk is dat overbrenging waarbij het land van oorsprong en dat van bestemming hetzelfde is, onder de richtlijn valt wanneer doorvoer via een ander land plaatsvindt;

- overbrenging van verbruikte splijtstof die niet als afval wordt beschouwd, thans eveneens onderworpen is aan de procedures van de richtlijn.

Artikel 1, lid 3: dit komt overeen met de inhoud van artikel 13 van Richtlijn 92/3 dat betrekking heeft op afgedankte stralingsbronnen, maar de tekst is vereenvoudigd en aan de bepalingen van Richtlijn 2003/122 aangepast. Deze uitzondering geldt thans voor alle overbrengingen van afgedankte stralingsbronnen naar een leverancier, fabrikant of erkende installatie (zoals beschreven in artikel 3, lid 2, onder a), van Richtlijn 2003/122, in het kader van het veilige beheer van een bron die niet langer wordt gebruikt) en niet alleen voor de gevallen waarin de bron 'door de gebruiker ervan wordt teruggezonden naar de in een ander land gevestigde leverancier', zoals bepaald in Richtlijn 92/3.

Artikel 1 lijkt de juiste plaats van deze bepaling te zijn, aangezien in dit artikel het toepassingsgebied van de richtlijn wordt afgebakend.

9.

Terugzending in verband met verwerking en opwerking (artikel 2)


De bepaling in artikel 14 van Richtlijn 92/3 is verplaatst naar artikel 2. De term 'afvalstoffen' is vervangen door 'radioactief afval'. Het woord 'uitgevoerd' is vervangen door 'overgebracht', zodat terugzending van een lidstaat naar een andere lidstaat eveneens onder de bepaling valt. Analoog aan het geval van terugzending na opwerking, geldt het recht om radioactief afval na verwerking terug te zenden ook voor 'andere producten van het opwerkingsproces'. Het recht om radioactief afval en andere producten van het opwerkingsproces terug te zenden naar het land van oorsprong doet geen afbreuk aan de vergunningsprocedureplicht.

10.

Definities (artikel 3)


De definities zijn als volgt gewijzigd:

De definities van 'radioactieve afvalstoffen/radioactief afval', 'verbruikte splijtstof', 'verwijdering/eindberging' en 'opslag' zijn in overeenstemming gebracht met de definities in het Gezamenlijk Verdrag:

1. 'radioactieve afvalstoffen/radioactief afval': in het eerste deel van de definitie is de term 'contractsluitende partij' vervangen door 'land van oorsprong en bestemming'; het tweede deel is aangepast om rekening te houden met situaties zoals gevallen waarbij overgebracht schroot wordt gedetecteerd als 'radioactief schroot' (in het land van oorsprong, doorvoer of bestemming) zodat het door het desbetreffende land als radioactief afval moet worden beschouwd, ongeacht het 'gebruik dat is gepland door het land van oorsprong of van bestemming'.

Dit is in overeenstemming met de verklaring van de Commissie bij e vaststelling van Richtlijn 2003/122: 'De Commissie bevestigt dat de noodzakelijke oplossing voor het vraagstuk van de in- en uitvoer van niet aangegeven radioactief besmet metalen materiaal dat weesbronnen kan bevatten, kan worden nagestreefd in het kader van de besprekingen over een wijziging van Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap.'

2. 'verwijdering/eindberging ': de term"geschikte faciliteit" is vervangen door 'faciliteit waarvoor een vergunning is verleend'.

"Overbrenging" betekent nu zowel overbrenging van radioactief afval als overbrenging van verbruikte splijtstof. Zodoende kan voor de overbrenging van deze materialen een enkele term worden gebruikt zonder telkens de gehele uitdrukking te herhalen.

Er is een definitie toegevoegd van 'intracommunautaire overbrenging' en van 'extracommunautaire overbrenging' , dit gezien de nieuwe structuur van de richtlijn.

In de definitie van 'houder' is voor alle duidelijkheid 'voornemen' vervangen door 'plan' (zie opmerking bij artikel 4). Nieuwe definities zijn opgenomen voor 'land van oorsprong' en 'land van bestemming', ter vervanging van de bestaande 'plaats van herkomst en plaats van bestemming', en voor 'land van doorvoer' .

"Grondgebied" is gedefinieerd overeenkomstig het voorstel van het EESC.

De definitie van 'ingekapselde bron' is overgenomen uit Richtlijn 96/29 en die van 'afgedankte bron' en 'erkende installatie' uit Richtlijn 2003/122.

11.

Aanvragen van een overbrengingsvergunning (artikel 4)


In artikel 4, lid 1, is de uitdrukking "voornemens is … over te brengen" vervangen door een minder vage tekst ("een overbrenging … heeft gepland"). Dankzij deze nieuwe formulering zullen in de praktijk moeilijkheden kunnen worden vermeden in verband met de vraag hoe concreet het 'voornemen' van een overbrenging is (zie punt 3.5 van het SLIM-verslag), terwijl ervoor wordt gezorgd dat de aanvragen op het juiste tijdstip worden ingediend (zodat zij niet te lang van tevoren geschieden).

Artikel 4, lid 2, komt overeen met artikel 5, lid 1, van Richtlijn 92/3.

12.

Doorzending van de aanvraag naar de bevoegde autoriteiten (artikel 5)


Artikel 5, lid 1, komt overeen met artikel 4, lid 1, eerste alinea, tweede zin, en derde alinea van Richtlijn 92/3.

13.

Toestemming en weigering (artikel 6)


De terminologie is geharmoniseerd en voortaan wordt de term 'toestemming' gebruikt voor de landen van doorvoer en bestemming, dit om een onderscheid mogelijk te maken met de door het land van oorsprong verleende 'vergunning'.

In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 6, lid 4, van Richtlijn 92/3 is de automatische toestemmingsprocedure niet langer facultatief, maar geldt zij voor alle overbrengingen. Een land van doorvoer of van bestemming dat geen antwoord geeft in verband met een voorgenomen overbrenging, wordt geacht toestemming te hebben verleend voor die overbrenging. Voortaan wordt binnen één maand een ontvangstbericht verwacht en de termijn voor kennisgeving van de toestemming/weigering wordt verlengd tot 4 maanden (3 maanden voor het antwoord + 1 maand verlenging op verzoek). Zowel het ontvangstbericht als de veralgemening van de procedure van automatische toestemming werd positief onthaald door het EESC.

Met het oog op de duidelijkheid, en zoals voorgesteld door het EESC, worden de redenen die een weigering van toestemming of het opleggen aan voorwaarden voor dergelijke toestemming rechtvaardigen, duidelijk omschreven; die redenen zijn verschillend voor de lidstaat van bestemming en voor lidstaten van doorvoer zodat die laatste zich uitsluitend op de relevante nationale, communautaire of internationale wetgeving betreffende het vervoer van radioactief materiaal kunnen beroepen. Gezien het ontbreken van een gemeenschappelijk beleid op nucleair gebied, is dit onderscheid noodzakelijk om de rechten te garanderen van de landen die voor opwerking hebben gekozen. Dit is bovendien consistent met de aanbeveling van het EESC in verband met de eventuele hinderpalen op de weg naar een gemeenschappelijke markt op nucleair gebied.

Artikel 6, lid 4, komt overeen met het bepaalde in artikel 16 van Richtlijn 92/3, alleen de formulering ervan is aangepast aan de structuur van dit voorstel. Het is nu duidelijk dat de toestemmingsprocedure eveneens van toepassing is op terugzendingen in gevallen waarin de oorspronkelijke overbrenging niet doorgaat om de in artikel 9 uiteengezette redenen (zie punt 3.12 van het SLIM-verslag).

14.

Overbrengingsvergunning (artikel 7)


Het is logisch de vergunningsfase in een afzonderlijk artikel na de bepalingen inzake toestemming te behandelen.

Artikel 7, lid 3, brengt onder woorden wat reeds in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 92/3 impliciet was.

Artikel 7, lid 4, komt overeen met artikel 5, lid 2, van Richtlijn 92/3. De geldigheidsduur van 3 jaar is een maximumgrens. Het is aan de vergunningverlenende autoriteiten om geval per geval te bepalen wat de geldigheidsduur van de vergunning is.

15.

Bevestiging van ontvangst (artikel 8)


Deze bepaling komt overeen met artikel 9 van Richtlijn 92/3.

16.

Niet uitgevoerde overbrenging (artikel 9)


Deze bepaling komt overeen met artikel 15 van Richtlijn 92/3, maar de volgende punten zijn verduidelijkt: (a) het recht van de lidstaat van oorsprong, doorvoer of bestemming om te besluiten dat een overbrenging niet kan doorgaan, onder de in deze bepaling vermelde voorwaarden, en (b) de verplichting van de lidstaat van oorsprong met betrekking tot de terugnameplicht van de houder. Overeenkomstig artikel 27 van het Gezamenlijk Verdrag wordt de mogelijkheid ingevoerd een alternatieve veilige regeling te treffen voor gevallen waarin terugname om redenen van stralingsbescherming niet gerechtvaardigd is.

De aansprakelijkheid van de houder voor eventuele extra kosten – bijvoorbeeld voor verpakking, vervoer, enz. – is gerechtvaardigd omdat de houder als eerste moet toezien op de naleving van de voorwaarden die voor het verlenen van de vergunning en toestemming voor de overbrenging zijn opgelegd.

17.

Bijzondere voorschriften voor invoer in de Gemeenschap (artikel 10)


Artikel 10 van Richtlijn 92/3 wordt nader uitgewerkt en de verschillende stappen van de procedure worden omschreven.

18.

Bijzondere voorschriften voor doorvoer door de Gemeenschap (artikel 11)


Dit is een verdere ontwikkeling van artikel 10, lid 2, van Richtlijn 92/3 met een nadere omschrijving van de verschillende stappen van de procedure.

19.

Bijzondere voorschriften voor uitvoer uit de Gemeenschap (artikel 12)


Dit artikel bouwt voort op artikel 12 van Richtlijn 92/3 en geeft een nadere omschrijving van de verschillende stappen van de procedure. Zoals ook bepaald in artikel 27 van het Gezamenlijk Verdrag is de toestemming van het land van bestemming vereist.

20.

Verboden uitvoer (artikel 13)


Dit artikel komt overeen met artikel 11 van Richtlijn 92/3. Het is gewijzigd om er rekening mee te houden dat de vierde Overeenkomst van Lomé ACS-EEG is vervangen door de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) enerzijds en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds, die op 23 juni 2000 te Cotonou is ondertekend[3] en op 1 april 2003 in werking is getreden.

21.

Gebruik van een uniform document (artikel 14)


Artikel 14, lid 2, is een aangepaste versie van artikel 20 van Richtlijn 92/3. Deze bepaling maakt het gebruik van het uniforme document algemeen verplicht, zodat afzonderlijke verwijzingen naar het gebruik van het uniforme document in de desbetreffende bepalingen van de richtlijn thans overbodig zijn. Voor alle duidelijkheid wordt de verplichting vermeld om tegen de datum van omzetting een nieuw uniform document op te stellen. Artikel 14, lid 3, neemt eventuele onzekerheden in verband met het taalgebruik weg. De behoefte aan duidelijke voorschriften voor het taalgebruik is bijzonder acuut in een Gemeenschap met 25 lidstaten.

Voor dit vraagstuk zal later bij de opstelling van het nieuwe uniforme document een oplossing worden gezocht via de in artikel 18 bedoelde procedure van het raadgevend comité; een mogelijke oplossing is dat de verschillende punten/opschriften in alle EU-talen worden vermeld of dat het gebruik van twee- of meertalige officiële versies wordt toegestaan waarin de taal van het land van oorsprong naargelang van de behoeften met één of meer andere EU-talen wordt gecombineerd.

22.

Bevoegde autoriteiten (artikel 15)


Komt overeen met artikel 17 van Richtlijn 92/3, maar ingevolge artikel 6, lid 4, vervalt de verwijzing naar de automatische toestemmingsprocedure.

23.

Samenwerking (artikel 16)


Een oplossing leveren voor kleine producenten van radioactief afval is de noodzakelijke aanvulling van de erkenning van het recht om de invoer van radioactief afval voor eindberging te verbieden.

Afgezien van de bepalingen in artikel 14 moet een specifieke samenwerkingsplicht worden vastgelegd om te vermijden dat de vergunnings-/toestemminsprocedure wordt misbruikt om vertragingsredenen en een ongerechtvaardigde belemmering wordt voor het vrije verkeer van verbruikte splijtstof binnen de Gemeenschap. De relevante controlemechanismen van de Gemeenschap zijn van toepassing, met inbegrip van de eventuele inleiding van inbreukprocedures overeenkomstig artikel 141 van het Euratom-Verdrag.

De in artikel 16, lid 3, bedoelde aanbevelingen zijn bedoeld om een veilig systeem voor de uitwisseling van informatie te ontwikkelen teneinde de naleving van de in deze richtlijn neergelegde procedure te vergemakkelijken en vertraging te voorkomen.

24.

Periodieke verslagen (artikel 17)


Gezien de met Richtlijn 92/3 opgedane ervaring moet voortaan slechts om de drie jaar gerapporteerd worden. Er wordt verwezen naar de toe te passen procedure (dit voorstel bevat geen bepaling zoals die in artikel 20 van Richtlijn 92/3, maar een dergelijke verwijzing is wel in de artikelen 3, 12, 13 en 15 opgenomen).

25.

Raadgevend comité (artikel 18)


Dit komt overeen met artikel 19 van Richtlijn 92/3.

26.

Omzetting (artikel 19)


Bij de omzetting van deze richtlijn dienen de lidstaten bijzondere aandacht te besteden aan de volgende nieuwe aspecten:

Artikel 1 wordt vermeld omdat het toepassingsgebied van de richtlijn is uitgebreid tot overbrengingen van voor opwerking bestemde verbruikte splijtstof en overbrengingen van een punt in een lidstaat naar een ander punt in dezelfde lidstaat met doorvoer via een ander land; voorts wordt verwezen naar de hoeveelheden en concentratieniveaus die in Richtlijn 96/29 zijn vastgelegd.

Artikel 2, uitgebreide bepaling inzake terugzendingen voor bewerkings- en opwerkingsdoeleinden.

Artikel 6, met betrekking tot de gewijzigde aanvaardingsprocedure.

Artikel 9, lid 1, met betrekking tot niet voltooide overbrengingen en de equivalente bepalingen in de artikelen 10, 11 en 12.

Artikel 12 met betrekking tot uitvoer uit de Gemeenschap, waarvoor voortaan de toestemming van de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming is vereist.

Artikel 13, met een nieuwe verwijzing naar de ACS-EG-Overeenkomst van Cotonou.

Artikel 14 met betrekking tot het gebruik van het uniforme document, en met name lid 3 inzake het taalgebruik.

27.

Slotbepalingen (artikel 20, 22 en 23)


Standaardteksten.

28.

Overgangsbepalingen (artikel 21)


Om redenen van rechtszekerheid is duidelijk gemaakt dat de bijzondere voorschriften van deze richtlijn niet van toepassing zijn wanneer de vergunningsaanvraag in de vereiste vorm is ingediend vóór de datum van omzetting.

Voor gedurende de overgangsperiode ingediende aanvragen moeten de lidstaten echter een vergunning voor meerdere overbrengingen weigeren, indien er geen objectieve reden is om ze in één aanvraag te bundelen en het vermoeden bestaat dat de exploitant de toepassing van de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn tracht te omzeilen, met name de verplichting de toestemming van het derde land van bestemming te verkrijgen.