Toelichting bij COM(2006)399 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 2201/2003 wat de bevoegdheid betreft en tot invoeging van regels inzake toepasselijk recht in huwelijkszaken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

MOTIVERING EN DOEL VAN HET VOORSTEL

In het Verdrag van Amsterdam wordt als doel gesteld geleidelijk een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen, onder meer door maatregelen aan te nemen op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken. Overeenkomstig artikel 65 van het Verdrag neemt de Gemeenschap maatregelen aan op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen voorzover nodig voor de goede werking van de interne markt. In artikel 65, onder b), worden uitdrukkelijk maatregelen vermeld die “de bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie en jurisdicitiegeschillen” omvatten. De harmonisatie van collisieregels vergemakkelijkt de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen. Het feit dat rechterlijke instanties van de lidstaten dezelfde collisieregels toepassen om het in een bepaalde situatie toepasselijke recht te bepalen, versterkt het wederzijdse vertrouwen in rechterlijke beslissingen die in andere lidstaten zijn gegeven[1]. De Europese Raad heeft twee keer de kwestie van het op echtscheiding toepasselijke recht aangekaart. De Europese Raad van Wenen vroeg in 1998 om binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam de mogelijkheid te onderzoeken om een juridisch instrument op te stellen voor het op echtscheiding toepasselijke recht[2]. Recenter verzocht de Europese Raad de Commissie in november 2004 om in 2005 een groenboek over collisieregels inzake echtscheidingszaken te presenteren[3].

Algemene context


De toenemende mobiliteit van burgers binnen de Europese Unie heeft geleid tot meer internationale huwelijken waarbij de echtgenoten een verschillende nationaliteit hebben, in verschillende lidstaten verblijven of in een lidstaat verblijven waarvan ten minste een van hen geen onderdaan is. Gelet op het grote aantal echtscheidingen binnen de Europese Unie, hebben de regels betreffende het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in huwelijkszaken elk jaar betrekking op een aanzienlijk aantal burgers. Deel 3 van de hierbij gevoegde effectbeoordeling bevat statistieken over het aantal internationale echtscheidingen en huwelijken in de Europese Unie. Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Momenteel bestaan er geen communautaire regels op het gebied van het toepasselijke recht in huwelijkszaken. Het eerste communautaire instrument op het gebied van familierecht, Verordening (EG) nr. 1347/2000 van de Raad[4], voorziet in regels betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en van naar aanleiding van procedures in huwelijkszaken gegeven beslissingen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid voor de gemeenschappelijke kinderen van de echtgenoten. De verordening bevatte echter geen regels inzake toepasselijk recht. De inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad[5], tot intrekking en vervanging van Verordening (EG) nr. 1347/2001 met ingang van 1 maart 2005, heeft op dit punt niets veranderd. De kwestie van het toepasselijke recht kwam niet ter sprake tijdens de besprekingen van deze verordening, waarin de bepalingen over huwelijkszaken van Verordening (EG) nr. 1347/2000 van de Raad feitelijk ongewijzigd werden overgenomen. Op grond van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad kunnen echtgenoten kiezen tussen verschillende gelijkwaardige bevoegdheidscriteria. Zodra een procedure in huwelijkszaken bij de rechterlijke instanties van een lidstaat aanhangig is gemaakt, wordt het toepasselijke recht bepaald op basis van de nationale collisieregels van die lidstaat, die op zeer uiteenlopende criteria zijn gebaseerd. Het toepasselijke recht wordt in de meeste lidstaten gebaseerd op een reeks aanknopingspunten die erop zijn gericht te waarborgen dat de procedure wordt beheerst door het recht waarmee zij de nauwste banden heeft. Andere lidstaten passen systematisch hun nationaal recht (“lex fori”) toe op procedures in huwelijkszaken. Doelstellingen van het voorstel De algemene doelstelling van dit voorstel is een duidelijk en allesomvattend rechtskader te bieden voor huwelijkszaken in de Europese Unie en de burgers geschikte oplossingen te waarborgen op het gebied van rechtszekerheid, voorspelbaarheid, flexibiliteit en toegang tot de rechter. De huidige situatie kan aanleiding geven tot een aantal problemen in procedures in internationale huwelijkszaken. Het feit dat de nationale rechtsregels zeer verschillend zijn, zowel materieelrechtelijk als op het gebied van de collisieregels leidt tot rechtsonzekerheid. Door de grote verschillen tussen en de complexiteit van de nationale collisieregels is het bij internationale huwelijken zeer moeilijk te voorspellen welk nationaal recht van toepassing zal zijn op de huwelijksprocedure. De grote meerderheid van de lidstaten biedt de echtgenoten niet de mogelijkheid om het recht te kiezen dat op procedures in huwelijkszaken van toepassing is. Dit kan leiden tot de toepassing van recht van een land waarmee de echtgenoten slechts een oppervlakkige band hebben en tot een resultaat dat niet aan de legitieme verwachtingen van de burgers beantwoordt. Bovendien kunnen de huidige regels een echtgenoot aanzetten tot een “rush naar de rechter”, dat wil zeggen dat een echtgenoot een zaak bij een rechter aanhangig maakt vóór de andere echtgenoot dit doet, om er zeker van te zijn dat de procedure door een het recht van bepaald land wordt beheerst, teneinde zijn of haar belangen te vrijwaren. Ten slotte waarborgen de huidige regels niet voldoende de toegang tot de rechter. Het voorstel wijzigt Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad wat rechterlijke bevoegdheid en toepasselijk recht in huwelijkszaken betreft om de volgende doelstellingen te verwezenlijken. Versterking van de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid Het voorstel bevat geharmoniseerde collisieregels voor echtscheidingszaken en zaken van scheiding van tafel en bed om het voor echtgenoten mogelijk te maken gemakkelijk te voorspellen welk recht van toepassing zal zijn op hun procedure in huwelijkszaken. De voorgestelde regel is in de eerste plaats gebaseerd op de keuze van de echtgenoten. De keuze is beperkt tot rechtsstelsels waarmee het huwelijk een nauwe band heeft, om te vermijden dat “exotische” rechtsstelsels worden toegepast waarmee partijen weinig of geen banden hebben. Bij gebrek aan rechtskeuze wordt het toepasselijke recht bepaald op grond van een reeks aanknopingspunten die waarborgen dat de procedure in huwelijkszaken wordt beheerst door een rechtsstelsel waarmee het huwelijk een nauwe band heeft. Dit zal zowel voor de betrokken echtgenoten als voor de rechtspractici de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid vergroten. Meer flexibiliteit door het invoeren van een beperkte partijautonomie Momenteel is er slecht weinig ruimte voor partijautonomie in huwelijkszaken. Overeenkomstig de nationale collisieregels is er voor een bepaalde situatie in beginsel slechts één oplossing, bijvoorbeeld de toepassing van het recht van het land waarvan beide echtgenoten onderdaan zijn of van het recht van het forum. Dit voorstel maakt het rechtskader flexibeler door het invoeren van een beperkte mogelijkheid voor de echtgenoten om (a) het toepasselijk recht en (b) de bevoegde rechter aan te wijzen in procedures betreffende echtscheiding en scheiding van tafel en bed. Echtgenoten de mogelijkheid bieden om een overeenkomst te sluiten over deze kwesties kan vooral in zaken van echtscheiding door onderlinge toestemming nuttig zijn. Er wordt in bijzondere garanties voorzien om te waarborgen dat de echtgenoten zich bewust zijn van de gevolgen van hun keuze. Toegang tot de rechter verzekeren Het voorstel is er ook op gericht de toegang tot de rechter in procedures in huwelijkszaken te verbeteren. De mogelijkheid om de bevoegde rechter te kiezen in procedures inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (“prorogatie”) zal de toegang tot de rechter verbeteren voor echtgenoten die een verschillende nationaliteit hebben. De prorogatieregel is van toepassing ongeacht of de echtgenoten in een lidstaat of in een derde staat verblijven. Het voorstel behandelt bovendien specifiek de behoefte om de toegang tot de rechter te waarborgen voor echtgenoten met een verschillende nationaliteit die in een derde staat verblijven. Het voorstel bevat een uniforme en volledige regel inzake residuele bevoegdheid om de rechtszekerheid te bevorderen en om de toegang tot de rechter in huwelijkszaken te waarborgen voor echtgenoten die in een derde staat verblijven maar de procedure zouden willen inleiden in een lidstaat waarmee zij nauwe banden hebben. De “rush naar de rechter” van een echtgenoot vermijden Ten slotte wordt in het voorstel ook het probleem van de “rush naar de rechter” van een echtgenoot aangepakt, dat wil zeggen dat een echtgenoot de echtscheiding vraagt voordat de andere echtgenoot dat doet om zeker te zijn dat de procedure door een rechtsstelsel wordt beheerst dat zijn of haar belangen vrijwaart. Dit kan leiden tot toepassing van recht waarmee de verweerder zich niet nauw verbonden voelt en waarin geen rekening wordt gehouden met zijn of haar belangen. Het maakt bovendien verzoeningsinspanningen moeilijk en laat weinig tijd voor bemiddeling. Het vaststellen van geharmoniseerde collisieregels zal de kans op een “rush naar de rechter” wellicht aanzienlijk doen afnemen, aangezien elke geadieerde rechter in de Gemeenschap het op grond van de gemeenschappelijke regels aangewezen recht zou toepassen.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie


In dit voorstel worden de grondrechten in acht genomen en de beginselen nageleefd die in het bijzonder als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. In het bijzonder beoogt het het recht op een eerlijk proces, zoals dit in artikel 47 van het Handvest is erkend, ten volle te eerbiedigen.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Op 14 maart 2005 stelde de Commissie een groenboek over het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in echtscheidingszaken voor[6]. In het groenboek werden een aantal tekortkomingen in de huidige situatie vastgesteld en werden verschillende mogelijke beleidsopties voorgesteld om de problemen aan te pakken. De opties bevatten de status quo, de harmonisatie van de collisieregels, de invoering van een beperkte mogelijkheid voor de echtgenoten om het toepasselijke recht te kiezen, de herziening van de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad opgesomde bevoegdheidscriteria, de herziening van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 over residuele bevoegdheid, de invoering van een beperkte mogelijkheid voor de echtgenoten om de bevoegde rechter aan te wijzen, de invoering van een beperkte mogelijkheid om een zaak te verwijzen en ten slotte een combinatie van de verschillende oplossingen. De Commissie heeft ongeveer 65 reacties ontvangen als antwoord op het groenboek[7]. In zijn advies van 28 september 2005 over het groenboek heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het initiatief van de Commissie verwelkomd. De Commissie heeft op 6 december 2005 een hoorzitting georganiseerd. Vervolgens werd op 14 maart 2006 een bijeenkomst van deskundigen georganiseerd. De besprekingen vonden plaats op basis van een door de diensten van de Commissie opgesteld discussiestuk.

In de meeste antwoorden werd bevestigd dat het nodig is om de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid te versterken, een beperkte partijautonomie in te voeren en de 'rush naar de rechter' te vermijden. Bepaalde belanghebbenden maakten zich zorgen over het feit dat de harmonisatie van collisieregels rechters zou kunnen verplichten om vreemd recht toe te passen en dat dit zou kunnen leiden tot vertragingen en aanvullende kosten in procedures in huwelijkszaken. Bij de voorbereiding van dit voorstel werd rekening gehouden met de raadpleging van de belanghebbenden.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling


De Commissie heeft een effectbeoordeling uitgevoerd die bij dit voorstel is gevoegd. In de effectbeoordeling komen de volgende opties aan bod: (i) status quo, (ii) nauwere samenwerking tussen lidstaten; (iii) harmonisatie van de collisieregels inclusief een beperkte mogelijkheid voor echtgenoten om het toepasselijke recht te kiezen; (iv) herziening van de regel inzake algemene bevoegdheid van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad, (v) invoering van een beperkte mogelijkheid voor echtgenoten om de bevoegde rechter aan te wijzen en (vi) herziening van de regel inzake residuele bevoegdheid van Verordening (EG) nr. 2201/2003. Uit de effectbeoordeling volgt dat een combinatie van communautaire maatregelen noodzakelijk is om de uiteenlopende problemen aan te pakken. Het verslag pleit voor een herziening van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad, inclusief een harmonisatie van de collisieregels met een beperkte mogelijkheid voor de echtgenoten om het toepasselijke recht te kiezen, de invoering van prorogatie en een herziening van de regel inzake residuele bevoegdheid van artikel 7.

De Commissie heeft conform haar werkprogramma een effectbeoordeling uitgevoerd. Het verslag daarvan kan worden geraadpleegd op de volgende website: europa.eu.int/comm/justice_home/news

2.

Juridische elementen van het voorstel





Rechtsgrondslag


De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 61, onder c), van het Verdrag dat de Gemeenschap de bevoegdheid toekent om maatregelen aan te nemen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, als bepaald in artikel 65. Artikel 65 verleent de Gemeenschap wetgevende bevoegdheid op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen voorzover nodig voor de goede werking van de interne markt. In artikel 65, onder b), worden uitdrukkelijk maatregelen vermeld die de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie en jurisdicitiegeschillen bevorderen. Het voorstel heeft betrekking op bepalingen inzake bevoegdheid en toepasselijk recht die meespelen in internationale situaties, bijvoorbeeld wanneer echtgenoten in verschillende lidstaten verblijven of niet dezelfde nationaliteit hebben. Aan het vereiste inzake het grensoverschrijdend karakter van artikel 65 is bijgevolg voldaan. De Gemeenschapsinstellingen beschikken over een zekere vrijheid om te bepalen of een maatregel nodig is voor de goede werking van de interne markt. Dit voorstel vergemakkelijkt de goede werking van de interne markt aangezien het belemmeringen uit de weg zal ruimen voor het vrije verkeer van personen, die momenteel worden geconfronteerd met problemen die te wijten zijn aan de resterende verschillen in het recht van de lidstaten betreffende toepasselijk recht en rechterlijke bevoegdheid in huwelijkszaken.

Subsidiariteitsbeginsel


De doelstellingen van dit voorstel kunnen niet worden bereikt door de lidstaten maar vereisen optreden van de Gemeenschap in de vorm van gemeenschappelijke regels over bevoegdheid en toepasselijk recht. Regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en collisieregels moeten identiek zijn om de doelstelling van rechtszekerheid en voorspelbaarheid voor de burgers te waarborgen. Eenzijdig optreden van lidstaten zou daarom in strijd zijn met deze doelstelling. Tussen de lidstaten geldt er geen internationaal verdrag over de kwestie van het toepasselijke recht in huwelijkszaken. Uit de openbare raadpleging en de effectbeoordeling is gebleken dat de omvang van de in dit voorstel behandelde problemen aanzienlijk is en dat het elk jaar gaat om duizenden burgers. Gelet op de aard en de omvang van het probleem, kunnen de doelstellingen alleen door de Gemeenschap worden verwezenlijkt.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel eerbiedigt het evenredigheidsbeginsel aangezien het niet verder gaat dan nodig is om zijn doelstellingen te verwezenlijken. De voorgestelde regels betreffende toepasselijk recht en prorogatie zijn beperkt tot echtscheiding en scheiding van tafel en bed en gelden niet voor de nietigverklaring van een huwelijk.

Aan dit voorstel zijn naar verwachting geen aanvullende financiële of administratieve lasten verbonden voor burgers en slechts een zeer beperkte aanvullende last voor de nationale autoriteiten.

Keuze van instrument





Wat het soort wetgevingsinstrument betreft, vereisen de aard en de doelstelling van het voorstel de vorm van een verordening. De behoefte aan rechtszekerheid en voorspelbaarheid vereist duidelijke en uniforme regels. De voorgestelde regels inzake bevoegdheid en toepasselijk recht zijn gedetailleerd en nauwkeurig en vereisen geen omzetting in nationaal recht. De lidstaten enige vrijheid laten bij de uitvoering van deze regels zou een gevaar vormen voor de doelstellingen van rechtszekerheid en voorspelbaarheid.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

4.

Aanvullende informatie



Vereenvoudiging



Het voorstel leidt tot een vereenvoudiging van de administratieve procedures voor burgers en voor rechtspractici.

Vooral de harmonisatie van collisieregels zou de situatie voor particuliere partijen en rechtspractici aanzienlijk vereenvoudigen. Zij zullen het toepasselijke recht kunnen bepalen op grond van één enkel rechtsstelsel dat de bestaande vierentwintig nationale collisieregelingen zal vervangen.

Het voorstel is opgenomen in het programma van de Commissie voor de modernisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire.

Nadere uitleg van het voorstel


Hoofdstuk II - Bevoegdheid Artikel 3 bis Deze bepaling voorziet in een beperkte mogelijkheid voor de echtgenoten om binnen zekere grenzen onderling overeen te komen welke de bevoegde rechter is (“prorogatie”) in procedures betreffende echtscheiding en scheiding van tafel en bed. De bepaling stemt overeen met artikel 12 van Verordening nr. 2201/2003 van de Raad dat partijen de mogelijkheid biedt om onder bepaalde voorwaarden de bevoegde rechter aan te wijzen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid. Deze versterkte partijautonomie zal de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid voor de echtgenoten vergroten. Op grond van de huidige bevoegdheidsregels kunnen echtgenoten de echtscheiding niet vragen in een lidstaat waarvan slechts een van hen onderdaan is bij gebrek aan een ander aanknopingspunt. De nieuwe regel zal in het bijzonder de toegang tot de rechter vergemakkelijken voor echtgenoten met verschillende nationaliteiten door het hen mogelijk te maken om samen de bevoegde rechter(s) aan te wijzen van een lidstaat waarvan een van hen onderdaan is. Deze mogelijkheid is van toepassing op echtgenoten die in een lidstaat verblijven en op echtgenoten die in derde staten verblijven. Echtgenoten die een bevoegde rechter aanwijzen, kunnen ook de mogelijkheid gebruiken om overeenkomstig artikel 20 bis het toepasselijke recht aan te wijzen. Er gelden bepaalde vormvereisten om te waarborgen dat beide echtgenoten zich bewust zijn van de gevolgen van hun keuze. De mogelijkheid om de bevoegde rechter aan te wijzen, is niet van toepassing op procedures betreffende nietigverklaring van een huwelijk, waarvoor partijautonomie niet geschikt wordt geacht. De artikelen 4 en 5 worden gewijzigd om rekening te houden met de nieuwe regel inzake prorogatie. Artikel 6 wordt geschrapt. De openbare raadpleging bracht aan het licht dat deze bepaling verwarring kan doen ontstaan. Ze is ook overbodig aangezien de artikelen 3, 4 en 5 de omstandigheden beschrijven waarin een rechter exclusief bevoegd is wanneer een echtgenoot zijn of haar gewone verblijfplaats in een lidstaat heeft of onderdaan is van een lidstaat of, in het geval van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, zijn of haar 'domicile' (woonplaats) op het grondgebied van een van die lidstaten heeft. Artikel 7 Artikel 7 verwijst momenteel naar de nationale regels over internationale bevoegdheid in situaties waarin de echtgenoten niet hun gewone verblijfplaats hebben in een lidstaat en niet dezelfde nationaliteit hebben. De nationale regels zijn echter gebaseerd op verschillende criteria en waarborgen niet altijd effectief de toegang tot de rechter voor echtgenoten, ook al hebben zij een nauwe band met de betrokken lidstaat. Dit kan leiden tot situaties waarin geen rechterlijke instantie in de EU of in een derde staat bevoegd is om een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk te behandelen. Dit kan ook leiden tot praktische moeilijkheden om een echtscheiding te laten erkennen in een lidstaat aangezien een in een derde staat uitgesproken beslissing niet wordt erkend in een lidstaat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2201/2003, maar alleen overeenkomstig de nationale regels of de toepasselijke internationale verdragen. Het voorstel bevat een uniforme een volledige regel inzake residuele bevoegdheid die de nationale regels over residuele bevoegdheid vervangt en die de toegang tot de rechter waarborgt voor echtgenoten die in een derde staat verblijven maar nauwe banden hebben met een bepaalde lidstaat waarvan zij onderdaan zijn of waar zij gedurende een zekere tijd hebben verbleven. De werkingssfeer van deze regel stemt overeen met die van de algemene bevoegdheidsregel van artikel 3 en is van toepassing op echtscheiding, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van het huwelijk. Artikel 12 Artikel 12 wordt gewijzigd om te verzekeren dat een overeenkomstig artikel 3 bis door de echtgenoten aangewezen rechter die bevoegd is inzake echtscheiding, ook bevoegd is voor de met dit verzoek samenhangende kwesties inzake ouderlijke verantwoordelijkheid, op voorwaarde dat de in artikel 12 van dezelfde verordening vastgestelde voorwaarden zijn vervuld, in het bijzonder dat de bevoegdheid in het belang van het kind is. Hoofdstuk II bis Toepasselijk recht in echtscheidingszaken en in zaken van scheiding van tafel en bed De Commissie stelt voor om geharmoniseerde collisieregels vast te stellen voor echtscheidingszaken en zaken van scheiding van tafel en bed, die in de eerste plaats gebaseerd zijn op de keuze van de echtgenoten. De keuze is beperkt tot het recht van landen waarmee de echtgenoten een nauwe band hebben doordat zij er hun laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hadden wanneer één van hen er nog verblijft of doordat zij er onderdanen van zijn, het recht van de staat van hun vorige gewone verblijfplaats of het recht van het forum. De meeste respondenten op het groenboek waren van oordeel dat gemeenschappelijke collisieregels van toepassing moeten zijn op scheiding van tafel en bed en op echtscheiding, aangezien scheiding van tafel en bed in veel gevallen uitmondt in echtscheiding. De lidstaten die scheiding van tafel en bed erkennen, passen dezelfde collisieregels toe op echtscheiding als op scheiding van tafel en bed. De meeste belanghebbenden waren er daarentegen geen voorstander van om deze regels ook toe te passen op de nietigverklaring van een huwelijk, die nauw verbonden is met de geldigheid van het huwelijk, en die in het algemeen wordt beheerst door het recht van de staat waarin het huwelijk werd gesloten ("lex loci celebrationis") of door het recht van de nationaliteit van de echtgenoten ("lex patriae"). Artikel 20 bis De meeste nationale collisieregels bieden voor een bepaalde situatie slechts één oplossing. Het voorstel wil de flexibiliteit voor de echtgenoten vergroten door het hen mogelijk te maken het op echtscheiding en scheiding van tafel en bed toepasselijke recht te kiezen. De beschikbare rechtsstelsels zijn beperkt tot de rechtsstelsels waarmee de echtgenoten een nauwe band hebben. De regel bevat een aantal vormvereisten om te waarborgen dat de echtgenoten zich bewust zijn van de gevolgen van hun keuze. Artikel 20 ter Wanneer geen rechtskeuze werd gemaakt, wordt bepaald welk recht toepasselijk is op grond van een reeks aanknopingspunten die in de eerste plaats gebaseerd zijn op de gewone verblijfplaats van de echtgenoten. Deze uniforme regel zal de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid waarborgen. Het vaststellen van geharmoniseerde collisieregels zou de kans op een “rush naar de rechter” wellicht aanzienlijk doen afnemen, aangezien elke geadieerde rechter in de Gemeenschap het op grond van de gemeenschappelijke regels aangewezen recht zou toepassen. Het feit dat de regel in de eerste plaats is gebaseerd op de gewone verblijfplaats van de echtgenoten, en bij gebrek daaraan, op hun laatste gewone verblijfplaats als een van hen daar nog verblijft, zal in de meeste gevallen leiden tot de toepassing van het recht van het forum. De problemen in verband met de toepassing van vreemd recht zullen daarom zeldzaam zijn. Artikel 20 quater Hoewel dit niet expliciet in de tekst is vermeld, heeft de voorgestelde verordening een universeel karakter, dat wil zeggen dat de collisieregels het recht van een lidstaat van de Europese Unie kunnen aanwijzen of het recht van een derde staat. Wanneer het recht van een andere lidstaat wordt aangewezen, kan het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken een rol spelen in het bijstaan van de rechterlijke instanties over onderwerpen van vreemd recht. Artikel 20 quinquies Renvoi toestaan zou de beoogde rechtszekerheid in gevaar brengen. De aanwijzing van een rechtsstelsel op grond van de uniforme collisieregels betekent bijgevolg dat de materiële regels van dat rechtsstelsel worden aangewezen en niet de regels van internationaal privaatrecht. Artikel 20 sexies Het mechanisme van de exceptie van openbare orde biedt de mogelijkheid om de door de collisieregels aangeduide regels van het vreemd recht niet toe te passen wanneer de toepassing van het vreemde recht in een bepaalde zaak onverenigbaar zou zijn met de openbare orde van het forum. De term “kennelijk” onverenigbaar wil zeggen dat de exceptie van openbare orde slechts uitzonderlijk mag worden gebruikt. De positie van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken Het Verenigd Koninkrijk en Ierland nemen niet deel aan de samenwerking inzake de onder titel IV van het Verdrag vallende gebieden, tenzij zij hun wens om deel te nemen kenbaar maken overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Denemarken neemt overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet deel aan de aanneming van deze verordening, zodat deze niet verbindend, noch van toepassing is op Denemarken.

1. 2006/0135 (CNS)