Toelichting bij COM(2005)435-2 - Sluiting van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap door de EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

In juni 2003 heeft de Europese Raad in Thessaloniki “De Agenda van Thessaloniki voor de Westelijke Balkan: op weg naar Europese integratie” onderschreven, waarin beoogd wordt de bijzondere betrekkingen tussen de EU en de westelijke Balkan nauwer aan te halen; voorts moedigt de Europese Unie in deze agenda de landen in de regio aan een juridisch bindende overeenkomst te sluiten waardoor de energiemarkt van de Europese Gemeenschap tot Zuidoost-Europa wordt uitgebreid.

In haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement van 26 mei 2003 over de ontwikkeling van energiebeleid voor de uitgebreide Europese Unie, haar buurlanden en partnerlanden heeft de Commissie erop aangedrongen in de grotere Europese ruimte, met inbegrip van Zuidoost-Europa, een daadwerkelijk geïntegreerde markt voor energie die vrij is van belemmeringen te scheppen, die gelijke concurrentievoorwaarden en hoge milieunormen bevordert.

In november 2002 ondertekenden de lidstaten van de Zuidoost-Europese elektriciteitsmarkt tijdens het onder auspiciën van de Europese Commissie gehouden ministerieel overleg een memorandum van overeenstemming, waarbij zij zich verplichtten met de communautaire bepalingen overeenkomende regels ten behoeve van de totstandbrenging van een interne elektriciteitsmarkt in de regio uit te voeren. In December 2003 werden met de ondertekening van een tweede memorandum van overeenstemming, waarbij de Europese Gemeenschap partij was, ook de gasmarkten bij het proces van Athene betrokken en werd het eerste memorandum bekrachtigd.

In november 2002 diende de Commissie samen met de in Zuidoost-Europa actieve internationale donoren een gemeenschappelijk strategiedocument in. Hierin werd aanbevolen een regelgevend kader te formuleren waardoor een efficiënte financiële ondersteuning van de regio mogelijk zou worden. De blijvende inzet van de internationale financiële instellingen is op deze gemeenschappelijke strategie gebaseerd.

De Republiek Bulgarije, Roemenië, de Republiek Turkije en de Republiek Kroatië zijn kandidaat-lidstaten van de Europese Unie en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft eveneens om toetreding verzocht. De Europese Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst in Kopenhagen in december 2002 voor de Republiek Albanië, Bosnië-Herzegovina en Servië en Montenegro het perspectief op Europa als potentiële kandidaat-lidstaten van de Europese Unie geopend en zijn vaste voornemen om hun streven naar verdere toenadering tot de Europese Unie te ondersteunen benadrukt.

De Europese Commissie heeft overeenkomstig het besluit van de Raad van 17 mei 2004 een Verdrag tot oprichting van een energiegemeenschap met de Republiek Albanië, de Republiek Bulgarije, Bosnië-Herzegovina, de Republiek Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Republiek Montenegro, Roemenië, de Republiek Servië, de Republiek Turkije en het tijdelijk bestuur van de Verenigde Naties in Kosovo (krachtens Resolutie nr. 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties) gesloten. Dit Verdrag zal een belangrijke bijdrage aan de verwezenlijking van de bovengenoemde doelstellingen leveren.

Het zal als juridisch bindend kader dienen voor de huidige samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de landen in de regio in het kader van de memoranda van overeenstemming van het proces van Athene van 2002 en 2003. Alle partijen bij het proces van Athene, waaronder de vijf betrokken lidstaten van de Europese Unie, stemden in december 2004 met de globale inhoud van het verdrag in. De Commissie dient wellicht samen met de Raad een gezamenlijke verklaring in waarin toegezegd wordt dat de belangen van deze landen beschermd zullen worden.

Door het Verdrag wordt een interne energiegemeenschap van de Europese Gemeenschap en de derde landen in de regio in het leven geroepen, die ook wederzijdse bijstand en eventueel een gemeenschappelijk extern beleid inzake energiehandel – een noodzakelijke factor voor een interne markt – omvat. Hierdoor kan een regelgevend kader worden geschapen waardoor de energiemarkten in de regio, met inbegrip van de lidstaten van de EU in deze regio, efficiënt kunnen functioneren. Het Verdrag voorziet in de implementatie van het relevante acquis communautaire op het gebied van energie, milieu, mededinging en hernieuwbare energie voor de derde landen in de regio. Het Verdrag en het daaraan ten grondslag liggende proces van Athene bieden de mogelijkheid tot een zekere mate van coördinatie op regionaal niveau waardoor diepgewortelde politieke problemen op het niveau van de afzonderlijke staten kunnen worden overwonnen, zoals kwesties in verband met samenwerking op het gebied van de regelgeving, investeringen, statistiek en de coördinatie van de fysieke markt.

Het Verdrag beoogt door het scheppen van een ruimte voor gas en elektriciteit zonder binnengrenzen een kwalitatief hoogwaardige gas-en stroomvoorziening voor alle burgers op basis van openbaredienstverplichtingen te stimuleren, economische en sociale vooruitgang, een hoog werkgelegenheidsniveau en een evenwichtige en duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen.

Over aspecten in verband met de werkgelegenheid en sociale effecten, waaronder de arbeidsomstandigheden en de sociale dialoog, wordt actief overleg gepleegd; er wordt naar gestreefd om politieke afspraken over deze aspecten in een aanvullend memorandum vast te leggen dat tot doel heeft deze sociale dimensie, die een integraal onderdeel van de interne markt uitmaakt, veilig te stellen. De deelname van de sociale partners en andere belanghebbende partijen aan de ontwikkeling van deze sociale dimensie zal van cruciaal belang zijn.

In de eerste plaats echter is dit Verdrag het eerste in deze regio overeengekomen multilaterale verdrag en het bevordert de integratie van een specifieke economische sector met een grote symbolische betekenis. Door de totstandbrenging van een stabiel regelgevingskader en marktklimaat zal het investeringen aantrekken en de economische ontwikkeling en sociale stabiliteit van de regio bevorderen. Voorts zal het de continuïteit van de energievoorziening voor de Europese Unie verbeteren door prikkels te bieden om de Balkan te verbinden met de gasvoorraden in het gebied rond de Kaspische Zee, in Noord-Afrika en het Midden-Oosten en een einde te maken aan de isolatie van het Griekse net.

Het Verdrag zal samen met de internationale donoren de coördinatie van financiële steun aan de regio verbeteren. De Wereldbank heeft in dit verband de oprichting van een investeringsfonds van 1, 75 miljard dollar voor de elektriciteits-en gassector van de regio aangekondigd. De toekenning van de middelen zal van de naleving van het Verdrag afhangen. Het fonds van de Wereldbank kan nog worden verhoogd, aangezien de totale middelen die benodigd zijn om een markt op het niveau van de EU te verwezenlijken door de Wereldbank op ongeveer 20 miljard dollar worden geschat. De EBRD heeft bij haar leningenbeleid ook rekening gehouden met het proces van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap en op basis van haar algemene doelstellingen verscheidene leningen verstrekt. Beoogd wordt zo tegenstrijdige kredietvoorwaarden van de kant van de financiële donoren tot een minimum te beperken.

De Europese Gemeenschap zal over een recht van veto ten aanzien van alle besluiten van de energiegemeenschap beschikken. Het effect op de begroting van de Europese Gemeenschap is zeer gering, aangezien de begroting van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap alleen in de operationele uitgaven voorziet, die voor het functioneren van de instellingen ervan benodigd zijn.

De Commissie wordt verzocht haar goedkeuring te hechten aan:

1. de besluiten betreffende de ondertekening en de sluiting van het verdrag; en

2. het ontwerp van een gemeenschappelijke verklaring van de Commissie en de Raad.