Toelichting bij COM(2005)127-2 - Wijziging en uitbreiding van de werking van het besluit van de Raad van 17 december 2001 tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma "Pericles")

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 13 van het Besluit van de Raad van 17 december 2001 tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma 'Pericles') en op grond van het evaluatieverslag over dit programma van 30 november 2004 wordt voorgesteld de werking van dat besluit, met de nodige wijzigingen, te verlengen.

De voorgestelde duur van de verlenging is zes jaar en het referentiebedrag blijft ongewijzigd op één miljoen euro per jaar. De voorgestelde wijzigingen betreffen de verhoging van het aandeel in de kosten dat uit de Gemeenschapsbegroting wordt gefinancierd, flexibiliteit wat het aantal aanvragen per lidstaat betreft en coördinatie, en de inhoudelijke verruiming van de technische en operationele ondersteuning tot administratieve bijstand bij opsporingsactiviteiten, waarbij Europol als intermediair zou optreden.

Voorgestelde verlenging en financiering

In overeenstemming met de aanbevelingen van de Pericles-evaluatie is het dienstig het programma te verlengen, rekening houdende met de noodzaak om:

- waakzaam te blijven opdat het aantal nagemaakte eurobiljetten gelijk blijft of wordt teruggedrongen en een toename van het aantal nagemaakte euromuntstukken die het vertrouwen van het publiek zou aantasten, wordt voorkomen;

- nieuw personeel op te leiden/voor te lichten en de opleidingen uit te breiden tot groepen die minder profijt hebben gehad van het programma, zoals financiële operatoren, openbare aanklagers en technisch personeel;

- het betrokken personeel op te leiden wat betreft de kenmerken van de nieuwe generatie eurobiljetten, die eind dit decennium in omloop zal worden gebracht;

- in het bijzonder intensief werk te maken van opleiding en technische bijstand in de nieuwe lidstaten, met voorrang voor die welke als eerste de euro als eenheidsmunt zullen introduceren.

De volledige besteding van de kredieten voor Pericles in de laatste drie jaren van de programmalooptijd geeft het belang van de voortzetting van deze faciliteit aan.

De voortzetting van Pericles is op basis van een presentatie door de beoordelaar van het programma besproken in de vergadering van de deskundigengroep “eurovalsemunterij” van de Commissie van 16 november 2004. De groep stemt unaniem in met de voortzetting van het programma.

Er wordt voorgesteld om de looptijd met nog eens zes jaar, tot eind 2011, te verlengen. Daaraan liggen de volgende overwegingen ten grondslag:

- in de evaluatie wordt gewezen op de behoefte om nieuwe toetredingen tot de eurozone op te vangen. De actuele vooruitzichten zijn dat sommige van de nieuwe EU-lidstaten in 2010 tot de eurozone zullen toetreden. Het programma moet tot minstens een jaar na de laatste serie toetredingen lopen;

- er is behoefte aan een stabiel kader voor opleiding/informatie-uitwisseling en technische bijstand. De lidstaten hebben doorgaans een nationaal opleidingsprogramma voor het basispersoneel, dat wordt aangevuld met een opleiding op Europees niveau in het kader van Pericles. Voor een efficiënt beheer van beide niveaus is een Europees kader op middellange termijn nodig

Inzake het budget voor het programma is rekening gehouden, enerzijds, met het grotere aantal potentiële begunstigden en, anderzijds, met de vaststelling dat een deel van het in aanmerking komende personeel reeds opgeleid is en dat een verdere rationalisatie van de uitgaven waarschijnlijk is. Beide factoren samen resulteren in het voorstel om het budget ongewijzigd te handhaven op één miljoen euro per jaar, of 6 miljoen euro in totaal.

Dienovereenkomst wordt voorgesteld om de termijn in artikel 1, lid 2, van het Periclesbesluit te vervangen door 31 december 2011, en in artikel 6 een referentiebedrag van 6 miljoen EUR vast te stellen.

Voorgestelde wijzigingen

1. Het communautaire financieringspercentage verhogen tot 80% (artikelen 10 en 11)

In de praktijk blijkt dat de lidstaten, en in het bijzonder die met beperktere financiële middelen, moeilijkheden ondervinden om de nationale bijdrage van 30% rond te krijgen. Daardoor is een aantal zinvol geoordeelde acties niet of als initiatief van de Commissie uitgevoerd. Daarnaast heeft het bevoegde comité bij de beoordeling van projecten in een aantal gevallen vastgesteld dat de bijdrage van de lidstaten kunstmatig hoog leek en heeft het passende wijzigingen voorgesteld. De beoordelaar van het programma heeft met betrekking tot een aantal projecten eveneens gewezen op de behoefte aan rationalisatie van de kosten.

Omdat de lidstaten nu meer vertrouwd zijn met de uitvoering van het programma, mag ervan worden uitgegaan dat dit wijzigingsvoorstel niet zal resulteren in een toename van het totale uitgekeerde steunbedrag.

Een maximum van 80% geldt ook voor bijstand aan overheidsdiensten in het kader van het vergelijkbare communautaire programma 'Hercules' ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap[7].

Derhalve wordt voorgesteld om het percentage van 70% in de artikelen 10 en 11 te vervangen door 80%.

2. Versoepeling van de beperking één land-één project van het type “seminar” (artikel 12)

De bepaling dat lidstaten per jaar maximaal één project van het type “seminar” mogen indienen, heeft geleid tot een asymmetrie in de uitvoering, aangezien de opleidings- en de samenwerkingsbehoeften en de overeenkomstige mogelijkheden van land tot land verschillen. Doordat zij grotere aantallen personeelsleden moeten opleiden, besteden grotere landen doorgaans meer financiële en andere middelen aan opleiding en studiedagen, onder meer in het kader van Pericles.

Dit heeft ertoe geleid, bij de geldende programmabepalingen, dat landen die meer dan één project per jaar willen organiseren, deze op kunstmatige wijze onder de noemer van één project hebben gegroepeerd, hetgeen de beoordeling en de uitvoering van de actie heeft bemoeilijkt. Daarom wordt voorgesteld deze beperking te versoepelen door artikel 12, lid 1, tweede alinea, als volgt te wijzigen: “In de regel dienen de lidstaten per jaar maximaal een project in …”.

Indien als gevolg van deze versoepeling meer dan één project wordt ingediend door een lidstaat, dient de bevoegde nationale autoriteit de coördinatie daarvan op zich te nemen. Daartoe wordt voorgesteld om een alinea aan artikel 12, lid 1, toe te voegen.

3. Mogelijkheid om administratieve uitgaven in verband met grensoverschrijdende opsporingsactiviteiten te financieren (artikel 3, lid 3)

Het huidige programma bevat geen uitdrukkelijke bepaling inzake de financiering van administratieve uitgaven in verband met grensoverschrijdende opsporingsactiviteiten. Het betreft hier de financiering van in het kader van politie-onderzoeken noodzakelijke démarches (beloning van informatieverstrekking e.d.) of werkzaamheden zoals het huren van voertuigen of apparatuur, reis- en verblijfkosten van politie- of andere functionarissen enz. Tot dusver ging het om bescheiden bedragen (minder dan 50 000 EUR), gefinancierd door de ECB in verband met de namaak van eurobiljetten. Het is mogelijk dat de ECB wat betreft politieoperaties deze bevoegdheid aan Europol overdraagt. Dat neemt niet weg dat er behoefte aan financiering van dergelijke uitgaven zou blijven op de gebieden waarvoor de ECB geen financiering verstrekt, zoals namaak van euromuntstukken en uitgaven voor andere dan politiefunctionarissen (o.a. gerechtelijke en douanefunctionarissen).

Daarom wordt voorgesteld om aan artikel 3, lid 3, een punt d) toe te voegen, betreffende de mogelijkheid om na toetsing door Europol administratieve bijstand in het kader van grensoverschrijdende opsporingsactiviteiten mede te financieren wanneer deze niet door andere Europese instellingen wordt gefinancierd. Deze mogelijkheid, met name wat betreft de uitgaven in verband met muntstukken, is op verzoek van Europol en de lidstaten besproken door de deskundigengroep “valsemunterij”, die een gunstig advies heeft uitgebracht. De betrokken financiering zou prioritair worden gericht op acties buiten de eurozone en maximaal 100 000 EUR per jaar bedragen.

4. Wijziging van termijnen

Er wordt voorgesteld de termijnen in artikel 13, lid 3, als volgt te wijzigen:

- onder a), “30 juni 2005” vervangen door “30 juni 2011”;

- onder b), een nieuwe termijn van 30 juni 2012 vaststellen.

In artikel 15, de datum waarop het besluit van toepassing wordt, vaststellen op 1 januari 2006.