Toelichting bij SEC(2004)802 - Bestaan van een buitensporig tekort op Cyprus

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier SEC(2004)802 - Bestaan van een buitensporig tekort op Cyprus.
bron SEC(2004)802 NLEN
datum 25-06-2004
Op 7 april 2004 heeft de Commissie haar voorjaarsprognoses 2004 gepubliceerd i. Volgens deze prognoses, waarin rekening is gehouden met de gegevens die Cyprus in maart 2004 heeft verstrekt, is het overheidstekort van Cyprus opgelopen van 4,6% van het BBP in 2002 naar 6,3% van het BBP in 2003, waardoor het hoger is uitgekomen dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het BBP.


Op grond van dit bewijsmateriaal heeft de Commissie op 12 mei 2004 de buitensporigtekortprocedure ten aanzien van Cyprus ingeleid met de goedkeuring van het verslag als bedoeld in artikel 104, lid 3, van het Verdrag i. Op 24 mei 2004 heeft de Commissie het convergentieprogramma van Cyprus ontvangen. Daarin werd het tekort van 6,3% van het BBP in 2003 bevestigd.


De toepassing van de buitensporigtekortprocedure (BTP) is geregeld bij artikel 104 van het Verdrag en bij Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten, die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact i. De landen die op 1 mei 2004 tot de EU zijn toegetreden, zijn lidstaten met een derogatie. Deze dienen weliswaar buitensporige tekorten te vermijden, maar sancties uit hoofde van artikel 104, leden 9 en 11, van het Verdrag kunnen aan hen niet worden opgelegd.


In het Commissieverslag op grond van artikel 104, lid 3, van het Verdrag werd geconcludeerd dat het feit dat het tekort van Cyprus in 2003 de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het BBP overschreed, niet werd veroorzaakt door een buiten de macht van de Cypriotische autoriteiten vallende ongewone gebeurtenis en evenmin het gevolg was van een ernstige economische neergang in de zin van het stabiliteits- en groeipact, aangezien de reële BBP-groei in 2003 is uitgekomen op 2,0%. Wat de ontwikkelingen in 2004 betreft, luidde de conclusie dat het overheidstekort waarschijnlijk zal afnemen, maar wel boven de 3% van het BBP blijft. Zo wordt in de voorjaarsprognoses 2004 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 4,6% van het BBP in 2004, dat daarmee wel onder de raming van 5,2% van het BBP in het convergentieverslag van de Cypriotische autoriteiten ligt.

In het Commissieverslag, dat op de voorjaarsprognoses 2004 van de Commissie is gebaseerd, werd ook geconcludeerd dat de schuldquote, die in 2003 was uitgekomen op 72,2% van het BBP, in 2004 nog verder zal afwijken van de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60%. In de voorjaarsprognoses 2004 van de Commissie wordt er meer bepaald van uitgegaan dat de schuldquote in 2004 74,6% zal bedragen, hetgeen wel minder is dan de raming van 75,2% in het convergentieverslag van de Cypriotische autoriteiten.

In artikel 104, lid 4, van het Verdrag wordt bepaald dat 'het in artikel 114 bedoelde Comité (d.i. het Economisch en Financieel Comité) advies uitbrengt over het verslag van de Commissie'. Het Comité bracht advies uit op 25 mei 2004 en sloot zich daarin aan bij de beoordeling van het Commissieverslag. Met name kwam het Comité tot de conclusie dat volgens de beide in artikel 104, lid 2, genoemde criteria voor de vaststelling van buitensporige tekorten in de Cypriotische begrotingssituatie sprake is van een dergelijk tekort. Meeweging van andere relevante factoren, met name de begrotingssituatie op middellange termijn en de investeringsquote van de overheid, leidde niet tot een andere beoordeling dan die op basis van de criteria zelf. Ook achtte het Comité het waarschijnlijk dat het overheidstekort in 2004 boven de referentiewaarde van het Verdrag blijft en dat de bruto overheidsschuld, die al boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% ligt, in 2004 nog verder zal stijgen.

Na onderzoek van de in haar verslag in aanmerking genomen relevante factoren en gezien het advies van het Comité is de Commissie van mening dat er op Cyprus een buitensporig tekort bestaat. Dit advies, dat op 24 juni 2004 door de Commissie werd goedgekeurd, is aan de Raad uitgebracht overeenkomstig artikel 104, lid 5, van het Verdrag. De Commissie beveelt de Raad aan dienovereenkomstig te besluiten conform artikel 104, lid 6, en richt bij deze een aanbeveling voor een beschikking in die zin tot de Raad. Bovendien dient de Commissie overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag bij de Raad een aanbeveling in voor een tot Cyprus te richten aanbeveling van de Raad om te bereiken dat het buitensporige tekort wordt verholpen.


1.

Aanbeveling voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD betreffende het bestaan van een buitensporig tekort op Cyprus



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 6,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien de opmerkingen van Cyprus,

Overwegende hetgeen volgt:

Overeenkomstig artikel 104 van het Verdrag dienen de lidstaten buitensporige tekorten te vermijden. Dit geldt ook voor de lidstaten met een derogatie, wat het geval is voor alle landen die op 1 mei 2004 tot de EU zijn toegetreden.

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

De buitensporigtekortprocedure van artikel 104 voorziet in een beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen inzake de uitvoering van deze procedure. Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad i, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 475/2000 van de Raad i, en Verordening (EG) nr. 351/2002 van de Commissie i, bevatten gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van genoemd protocol.




Volgens artikel 104, lid 5, van het Verdrag moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. Na onderzoek van alle relevante factoren waarmee in haar verslag op grond van artikel 104, lid 3, rekening is gehouden en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, kwam de Commissie in haar advies van 24 juni 2004 tot de conclusie dat er op Cyprus een buitensporig tekort bestaat.

In artikel 104, lid 6, van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat.

De algehele evaluatie leidt tot de volgende conclusies. In 2003 is het overheidstekort op Cyprus uitgekomen op 6,3% van het BBP, waardoor de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% werd overschreden. Deze overschrijding door het tekort van de referentiewaarde werd niet veroorzaakt door een buiten de macht van de Cypriotische autoriteiten vallende ongewone gebeurtenis en was evenmin het gevolg van een ernstige economische neergang in de zin van het stabiliteits- en groeipact. In 2004 zal het overheidstekort waarschijnlijk ook boven de 3% van het BBP blijven. Zo wordt in de voorjaarsprognoses 2004 van de Commissie uitgegaan van een tekort van 4,6% in 2004, terwijl in het convergentieprogramma van Cyprus wordt gerekend op een tekort van 5,2% van het BBP. De schuldquote, die in 2003 is uitgekomen op 72,2%, zal in 2004 vermoedelijk nog verder afwijken van de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60%,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

2.

Artikel 1


Uit een algehele evaluatie volgt dat er op Cyprus een buitensporig tekort bestaat.

3.

Artikel 2


Deze beschikking is gericht tot de Republiek Cyprus.

Gedaan te Brussel, 5 juli 2004.

Voor de Raad