Toelichting bij SEC(2004)816 - Aanbeveling van de Raad aan Griekenland om het buitensporige overheidstekort te verhelpen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Op 7 april 2004 heeft de Commissie haar voorjaarsprognoses 2004 gepubliceerd i. Volgens deze prognoses, waarin rekening is gehouden met de bijgestelde gegevens die op 31 maart 2004 door Griekenland zijn meegedeeld maar die niet door Eurostat zijn gevalideerd, bedroeg het overheidstekort in 2003 2,95% van het BBP. Na contacten met Eurostat eind april hebben de Griekse autoriteiten op 4 mei verder herziene gegevens ingediend. Daaruit bleek dat er sprake was van een tekort van 3,2% van het BBP in 2003, wat hoger is dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het BBP en aanzienlijk meer dan het in 2002 geboekte tekort van 1,5% van het BBP. Bovendien blijft ook de bruto schuldquote met 103,0% ver boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het BBP. Op grond van dit bewijsmateriaal heeft de Commissie op 19 mei 2004 de buitensporigtekortprocedure ten aanzien van Griekenland ingeleid met de goedkeuring van het verslag zoals bedoeld in artikel 104, lid 3, van het Verdrag i.



De toepassing van de buitensporigtekortprocedure (BTP) is geregeld bij artikel 104 van het Verdrag en bij Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad 'over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten', die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact i.


In het Commissieverslag op grond van artikel 104, lid 3, van het Verdrag werd geconcludeerd dat het feit dat het tekort in 2003 met 3,2% van het BBP de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het BBP overschreed, niet werd veroorzaakt door een buiten de macht van de Griekse autoriteiten vallende ongewone gebeurtenis in de zin van het stabiliteits- en groeipact, en evenmin het gevolg was van een ernstige economische neergang, die in het pact wordt omschreven als een daling van het reële BBP met ten minste 2% op jaarbasis. De overschrijding vond daarentegen plaats in een klimaat dat gekenmerkt werd door een sterk positieve groei: de reële BBP-groei beliep in 2003 immers 4,2%, waardoor een positieve output gap van ongeveer 1,5% van het BBP ontstond. Het werkelijk voor 2003 geboekte overheidstekort steekt schril af bij het in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van december 2002 vermelde streefcijfer voor het tekort van 0,9% van het BBP. De ernstige ontsporing is toe te schrijven aan eenmalige factoren (uitgavenoverschrijdingen ten gevolge van de voorbereiding van de Olympische Spelen en de uitkering van schadevergoedingen voor door het weer veroorzaakte schade), hoger dan geplande primaire uitgaven (sociale overdrachten en lonen in de overheidssector) en tegenvallende ontvangsten (BTW, inkomstenbelastingen en de herindeling van een betaling van de Postspaarbank aan de staat als een financiële transactie). Wat de ontwikkelingen in 2004 betreft, werd in het verslag geconcludeerd dat het overheidstekort wellicht zal toenemen en boven de 3% van het BBP zal blijven indien geen verdere maatregelen worden getroffen.

In het Commissieverslag, dat op de voorjaarsprognoses van de Commissie is gebaseerd, wordt ook opgemerkt dat de verhouding van de schuld tot het BBP in 2003 op 103% van het BBP is uitgekomen en daarmee ver boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% is gebleven. Bovendien wordt er ook op gewezen dat de Commissie verwacht dat de schuldquote in 2004 slechts licht zal dalen tot 102,8% van het BBP. Zij blijft daarmee boven de 98,3% van het BBP die op 4 mei 2004 door de Griekse autoriteiten werd meegedeeld. Volgens het verslag zijn zowel het hoge niveau van de overheidsschuld als het langzame dalingstempo zorgwekkend, vooral in een periode die gekenmerkt wordt door een hoge nominale groei en een positieve, toenemende output gap.

In artikel 104, lid 4, van het Verdrag wordt bepaald dat 'het in artikel 114 bedoelde Comité (d.i. het Economisch en Financieel Comité) advies uitbrengt over het verslag van de Commissie'. Het Comité bracht advies uit op 2 juni 2004 en sloot zich daarin aan bij de beoordeling van het Commissieverslag. Het Comité kwam met name tot de conclusie dat de begrotingsontwikkelingen in Griekenland in 2003 volgens beide criteria van artikel 104, lid 2, voor de vaststelling van buitensporige tekorten duidden op het bestaan van een dergelijk tekort. Ook wanneer andere relevante factoren, zoals met name de budgettaire situatie op middellange termijn en de investeringsquote van de overheid, in aanmerking worden genomen, brengt dit geen verandering in de evaluatie op basis van de criteria zelf. Het Comité was tevens van oordeel dat, gezien de huidige beleidskoers en groeivooruitzichten, het overheidstekort ook in 2004 de referentiewaarde van het Verdrag zal overschrijden en de bruto overheidsschuld in 2004 ver boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het BBP zal blijven. Het Comité achtte ook zowel het hoge niveau van de overheidsschuld als het langzame dalingstempo ervan zorgwekkend, vooral in een periode van hoge nominale groei en positieve, toenemende output gaps.

Na onderzoek van alle relevante factoren die in haar verslag in aanmerking zijn genomen en gezien het advies van het Comité is de Commissie van mening dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestaat. Dit advies, dat op 24 juni 2004 door de Commissie werd goedgekeurd, is aan de Raad uitgebracht overeenkomstig artikel 104, lid 5, van het Verdrag. De Commissie heeft de Raad aanbevolen dienovereenkomstig te besluiten conform artikel 104, lid 6. Bovendien dient de Commissie hierbij overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag bij de Raad een aanbeveling in voor een tot Griekenland te richten aanbeveling van de Raad om te bereiken dat het buitensporige tekort wordt verholpen.


1.

Aanbeveling voor een AANBEVELING VAN DE RAAD AAN GRIEKENLAND om het buitensporige overheidstekort te verhelpen



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 7,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Overeenkomstig artikel 104 van het Verdrag dienen de lidstaten buitensporige tekorten te vermijden.

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

In de resolutie van de Europese Raad van Amsterdam van 17 juni 1997 betreffende het stabiliteits- en groeipact worden alle partijen, te weten de lidstaten, de Raad en de Commissie, dringend verzocht om het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact strikt en tijdig ten uitvoer te leggen.

De Raad heeft overeenkomstig artikel 104, lid 6, op (5 juli 2004) besloten dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestaat.

Na te hebben besloten dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestaat, dient de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad tegelijkertijd aanbevelingen te richten tot de betrokken lidstaat opdat deze binnen een bepaalde termijn een einde maakt aan deze situatie. In de aanbeveling van de Raad dient een termijn van ten hoogste vier maanden te worden bepaald waarbinnen Griekenland daaraan effectief gevolg moet geven; tevens dient een termijn te worden bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort, dat behoudens bijzondere omstandigheden binnen het jaar nadat het is geconstateerd verholpen moet zijn.

De maatregelen ter consolidering van de begroting moeten naar het oordeel van de Raad een duurzame verbetering van het overheidssaldo teweegbrengen en er tegelijkertijd op gericht zijn de kwaliteit van de overheidsfinanciën te bevorderen en het groeipotentieel van de economie te versterken.

Bij de formulering van de aanbevelingen om het buitensporige tekort te corrigeren, dient met de volgende factoren rekening te worden gehouden: i) in haar voorjaarsprognoses 2004 voorspelt de Commissie dat het overheidstekort in 2004 en 2005 zal uitkomen op respectievelijk 3,2% en 2,8%. De Commissieprognose voor 2005 is evenwel gebaseerd op de hypothese dat het beleid ongewijzigd blijft en dat het overheidstekort voor 2003 2,95% van het BBP beliep. Dit percentage, dat op 30 maart 2004 was meegedeeld, is op 4 mei 2004 evenwel herzien tot 3,2% van het BBP; ii) verwacht wordt dat de reële BBP-groei in 2004 4% zal bedragen (een percentage dat vergelijkbaar is met de 4,2% van 2003) en in 2005 zal teruglopen tot 3,3% doordat de werkzaamheden ter voorbereiding van de Olympische Spelen in de eerste helft van 2004 geleidelijk aan verminderen. Gezien het grote effect dat momenteel van de tijdelijke groeibevorderende factoren uitgaat, mag immers worden aangenomen dat de economische activiteit in de nabije toekomst zal vertragen; iii) tegen de achtergrond van een krachtige economische groei en een positieve output gap wordt voorspeld dat het conjunctuurgezuiverde tekort in 2004 zal oplopen, hetgeen tekenend is voor het aanhoudend procyclische karakter van het Griekse begrotingsbeleid; iv) volgens de voorjaarsprognoses 2004 van de Commissie zal de bruto overheidsschuld naar verwachting slechts een geringe daling te zien geven van 103,0% van het BBP in 2003 tot 102,8% van het BBP in 2004 en 101,7% van het BBP in 2005, hetgeen inhoudt dat zij nog steeds ver boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het BBP zal blijven. Het hoge niveau van de overheidsschuld en het langzame dalingstempo ervan zijn zorgwekkend, vooral in een periode van hoge nominale groei en positieve, toenemende output gaps; v) nadat de nieuwe regering het initiatief had genomen om tot een grondige controle van de openbare financiën over te gaan, hebben de Griekse autoriteiten toegezegd de hangende problemen in verband met de kwaliteit van de gegevens over de openbare financiën zo spoedig mogelijk op te lossen in nauwe samenwerking met Eurostat. Er zijn aanwijzingen dat in september 2004, wanneer de gebruikelijke rapportage plaatsvindt, de tekortcijfers voor 2003 en eerdere jaren wederom fors opwaarts zullen worden herzien. Verwacht wordt dat deze herzieningen van invloed zullen zijn op de tekortprognoses voor 2004 en 2005, en dus ook op de maatregelen die zullen moeten worden genomen om het buitensporige tekort te verhelpen.

Indien de feitelijke macro-economische ontwikkeling spoort met de voorjaarsprognoses 2004 van de Commissie, dan zouden corrigerende maatregelen van overwegend structurele aard ten belope van ten minste 1 procentpunt van het BBP in 2004 en 2005 samen leiden tot een tekort van minder dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het BBP, ook als rekening wordt gehouden met de risico's die uit de verwachte bijstellingen van de tekortcijfers voortvloeien. Indien deze verwachte bijstellingen geen basiseffecten van betekenis sorteren, dan zullen corrigerende maatregelen ten belope van 0,5% in 2004 het tekort reeds in dat jaar terugbrengen tot onder de referentiewaarde van 3%,

BEVEELT AAN :

dat de Griekse autoriteiten conform artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad zo spoedig mogelijk en uiterlijk in 2005 een einde maken aan de thans bestaande buitensporigtekortsituatie. De Raad stelt 5 november 2004 vast als uiterste datum voor de Griekse regering om de daartoe vereiste maatregelen te nemen;

dat de Griekse autoriteiten corrigerende maatregelen van overwegend structurele aard ten belope van ten minste 1% van het BBP in 2004 en 2005 samen en, bij voorkeur, gelijkelijk verdeeld over beide jaren nemen om ervoor te zorgen dat het buitensporige tekort uiterlijk in 2005 daadwerkelijk is verholpen;

dat de Griekse autoriteiten er ook op toezien dat de bruto schuldquote van de overheid in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert; daarbij dient bijzondere aandacht te worden besteed aan andere factoren dan het vorderingentekort welke bijdragen tot de verandering in het schuldniveau;

dat de Griekse autoriteiten streven naar een betere vergaring en verwerking van de gegevens over de overheidssector teneinde de ernstige tekortkomingen op dit gebied weg te werken.

Voorts verzoekt de Raad de Griekse autoriteiten de begrotingsconsolidatie voort te zetten om te bereiken dat de openbare financiën op middellange termijn vrijwel in evenwicht zijn of een overschot vertonen, door middel van een vermindering van het conjunctuurgezuiverde tekort met ten minste 0,5% van het BBP per jaar nadat het buitensporige tekort is verholpen.

Deze aanbeveling is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, (5 juli 2004).

2.

Voor de Raad


De Voorzitter

...