Toelichting bij SEC(2007)288 - Advies van de Raad overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening 1466/97 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België voor de periode 2006-2010

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Algemene achtergrond

Het stabiliteits- en groeipact, dat op 1 juli 1998 in werking is getreden, is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren. Bij de hervorming van het pact in 2005 werd het nut ervan bij het verankeren van begrotingsdiscipline erkend, maar werd tevens versterking van de doeltreffendheid en de economische onderbouwing, alsook waarborging van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn beoogd.

In Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i, die deel uitmaakt van het pact, is bepaald dat de lidstaten bij de Raad en de Commissie stabiliteits- of convergentieprogramma's moeten indienen, alsook jaarlijkse actualiseringen daarvan (lidstaten die de gemeenschappelijke munt al hebben aangenomen dienen (geactualiseerde) stabiliteitsprogramma's in en lidstaten die deze nog niet hebben aangenomen dienen (geactualiseerde) convergentieprogramma's in). Het eerste stabiliteitsprogramma van België is in december 1998 ingediend. Overeenkomstig de verordening bracht de Raad op basis van een aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité op 15 maart 1999 hierover advies uit. Geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma's worden volgens dezelfde procedure door de Commissie beoordeeld en door hogervermeld Comité onderzocht, terwijl ook de Raad over de mogelijkheid beschikt deze programma's te evalueren.

1.

Achtergrond voor de beoordeling van het geactualiseerde programma


De Commissie heeft het op 13 december 2006 ingediende meest recente geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België onderzocht en een aanbeveling voor een advies van de Raad aangenomen (zie het kader voor de belangrijkste beoordelingspunten).

Om de achtergrond te schetsen waartegen de begrotingsstrategie in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma wordt beoordeeld, bevatten de volgende punten een overzicht van:

1. de economische en budgettaire resultaten over de afgelopen tien jaar;

2. de meest recente beoordeling van de positie van het land overeenkomstig het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact (samenvatting van het advies van de Raad over de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma);

3. de beoordeling van de Commissie van het nationale hervormingsprogramma van december 2006.

2.

Recente economische en budgettaire resultaten


Op grond van een analyse van de afgelopen tien jaar kan worden geconcludeerd dat de Belgische conjunctuurcyclus algemeen genomen grotendeels overeenstemt met die van het eurogebied en dat er tevens van een vergelijkbaar groeitempo sprake is. Dit is des te opmerkelijker omdat er in België tegelijkertijd een budgettaire consolidatie heeft plaatsgevonden die veel verder ging dan in het eurogebied als geheel, waardoor een einde is gemaakt aan een langdurige periode van hoge begrotingstekorten. Sinds 2000 heeft België er voortdurend naar gestreefd de begroting in evenwicht te houden (of – tot dusver zonder veel succes – overschotten op te bouwen), maar daaraan moet worden toegevoegd dat het land zijn toevlucht blijft nemen tot eenmalige maatregelen om dit doel te bereiken. De binnenlandse vraag en het consumentenvertrouwen zijn gunstig beïnvloed door een scherpe daling van de schuldquote van de overheid. In de voorbije tien jaar is de spaarquote van de huishoudens teruggelopen van ongeveer 20% in 1995 tot zo'n 13% in 2005. Ook de netto-uitvoer heeft een positieve bijdrage aan de economische groei geleverd, maar dat neemt niet weg dat België geconfronteerd wordt met een groot verlies aan marktaandelen, dat op lange termijn een bedreiging kan vormen voor de werkgelegenheid en de groei. De zwakke uitvoerprestatie van België is ten dele op zijn exportstructuur terug te voeren, maar houdt ook verband met de hoge arbeidskosten. Doordat de werkloosheidsuitkeringen onbeperkt zijn in de tijd, op oudere werklozen weinig druk wordt uitgeoefend om werk te zoeken en er genereuze vervroegde-uittredingsregelingen bestaan, is de arbeidsparticipatie in België een van de laagste in het eurogebied (vooral bij oudere werknemers).

3.

Beoordeling in het advies van de Raad over het vorige programma


Op 14 februari 2006 heeft de Raad advies uitgebracht over de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma voor de periode 2005-2009. De Raad was van oordeel dat 'de begrotingssituatie over het algemeen gezond is en dat de in het programma geplande voortzetting van de reductie van de nog steeds hoge schuld een voorbeeld is van een begrotingsbeleid dat strookt met het pact. Doordat in het begin van de periode vooral eenmalige maatregelen zijn aangewend, komt de behoefte aan een structurele consolidatie voornamelijk in het begin van de periode duidelijk naar voren.' De Raad heeft België verzocht "maatregelen te overwegen om een verslechtering van het structurele [saldo] in 2006 te voorkomen en uitvoering te geven aan de maatregelen die noodzakelijk zijn om de ambitieuze begrotingsdoelstellingen in de daarop volgende jaren te halen."

4.

Beoordeling van de Commissie van het nationale hervormingsprogramma


Het uitvoeringsverslag van het nationale hervormingsprogramma van België in het kader van de vernieuwde Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid is op 16 oktober 2006 ingediend. In het nationale hervormingsprogramma van België worden als belangrijkste uitdagingen/prioriteiten aangemerkt: houdbaarheid van de openbare financiën, vermindering van de arbeidskosten, totstandbrenging van een dynamischer arbeidsmarkt, stimulering van de economie door middel van investeringen en hervormingen, versterking van het socialezekerheidsstelsel en versterking van de synergieën tussen milieubescherming en groei.

Uit de beoordeling door de Commissie van dit programma (goedgekeurd als onderdeel van haar jaarlijkse voortgangsverslag van december 2006 i) blijkt dat België goede vorderingen maakt bij de tenuitvoerlegging en versterking van zijn nationale hervormingsprogramma voor de periode 2005-2008. Hoewel de houdbaarheid van de openbare financiën vanwege de vergrijzing aan een zeker risico onderhevig is, is het beleidskader over het geheel genomen afdoende. Ondanks de bescheiden vooruitgang bij O&O legt België momenteel op micro-economisch vlak de aangekondigde maatregelen ten uitvoer en worden de bestaande hervormingen ter bevordering van de investeringen versterkt. Wat de werkgelegenheid betreft, is er sprake van een gemengder beeld en moeten verdere stappen worden ondernomen om de Europese doelstellingen met betrekking tot de participatiegraad, in het bijzonder van ouderen, te bereiken.

In het licht van de geconstateerde sterke en zwakke punten is België aanbevolen verdere inspanningen te leveren om de belastingdruk op arbeid terug te dringen en de regionale ongelijkheden op het gebied van de werkloosheid te verminderen.

Kader: Belangrijkste beoordelingspunten Overeenkomstig artikel 5, lid 1, (voor stabiliteitsprogramma's) en artikel 9, lid 1, (voor convergentieprogramma's) van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad wordt beoordeeld: of de economische hypothesen waarop het programma gebaseerd is, realistisch zijn; de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) van de lidstaat en of het aanpassingstraject richting de MTD passend is; of de met het oog op de naleving van dit aanpassingstraject genomen of voorgenomen maatregelen afdoende zijn om de MTD gedurende de cyclus te halen; bij de beoordeling van het aanpassingstraject richting de MTD: of in economisch goede tijden een grotere aanpassing wordt nagestreefd en in economisch slechte tijden juist een minder zware inspanning toelaatbaar is, en – voor de lidstaten van het eurogebied en het WKM II – of de lidstaat een jaarlijkse verbetering van het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, met 0,5% van het BBP als benchmark nastreeft om zijn MTD te bereiken; bij de bepaling van het aanpassingstraject richting de MTD (voor de lidstaten die deze doelstelling nog niet bereikt hebben) en bij het toestaan van een tijdelijke afwijking van de MTD (voor landen die de doelstelling wel hebben bereikt): de uitvoering van grote structurele hervormingen die op lange termijn rechtstreekse kostenbesparende effecten hebben (mede doordat zij de potentiële groei verhogen) en bijgevolg een verifieerbare positieve invloed op de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn hebben (met dien verstande dat een passende veiligheidsmarge voor de naleving van de referentiewaarde van 3% van het BBP gewaarborgd moet zijn en dat een terugkeer naar de MTD binnen de programmaperiode wordt verwacht), waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan pensioenhervormingen die gepaard gaan met de invoering van een meerpijlerstelsel dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat; of het economisch beleid van de betrokken lidstaat strookt met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de macro-economische hypothesen wordt gekeken naar de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie en wordt ook gebruikgemaakt van de algemeen aanvaarde methode voor de raming van de potentiële productie en de conjunctuurgezuiverde saldi. De consistentie met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid wordt getoetst aan de globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de openbare financiën, zoals opgenomen in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008. Voorts worden beoordeeld: de ontwikkeling van de schuldquote en de vooruitzichten voor de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn, waaraan volgens het verslag van de Raad van 20 maart 2005 over de verbetering van de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact 'bij het toezicht op de begrotingssituatie voldoende aandacht' zou moeten worden geschonken. In een mededeling van de Commissie van 12 oktober 2006 wordt de aanpak voor de toetsing van de houdbaarheid op lange termijn uiteengezet i; de mate van integratie met het nationale hervormingsprogramma van de lidstaten in het kader van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid. In zijn begeleidende nota van 7 juni 2005 aan de Europese Raad over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor de periode 2005-2008 heeft de Raad (Ecofin) verklaard dat de nationale hervormingsprogramma's moeten stroken met de stabiliteits- en convergentieprogramma's; de inachtneming van de gedragscode i, die voor de stabiliteits- en convergentieprogramma's onder meer een gemeenschappelijke structuur en een reeks gegevenstabellen voorschrijft.

- Aanbeveling voor een

ADVIES VAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België voor de periode 2006-2010

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i, en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

4. Op [27 maart 2007] heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België voor de periode 2006-2010 behandeld i.

5. Volgens het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, zal de reële BBP-groei vertragen van 2,7% in 2006 tot gemiddeld 2,2% gedurende de rest van de programmaperiode. Afgaande op de thans beschikbare informatie lijkt dit scenario van plausibele groeihypothesen uit te gaan. De inflatieprognoses van het programma lijken eveneens realistisch.

6. Het overheidstekort voor 2006 wordt in de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie op 0,2% van het BBP geraamd, terwijl in het vorige geactualiseerde stabiliteitsprogramma op een sluitende begroting werd gemikt. Het conjunctuurklimaat viel in 2006 veel gunstiger uit dan in de vorige actualisering werd aangenomen en de uitgaven ontwikkelden zich algemeen genomen overeenkomstig de verwachtingen, maar de ontvangsten waren lager dan voorspeld (met name omdat in de tweede helft van 2006 is ontdekt dat het effect van de laatste fase van de hervorming van de directe belastingen in 2001 was onderschat). Teneinde de tegenvaller aan de ontvangstenzijde (ten dele) te compenseren en een sluitende begroting te realiseren, is een groter beroep gedaan op eenmalige maatregelen. Het structurele saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen) is er in 2006 dan ook aanzienlijk op achteruitgegaan.

7. De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie op middellange termijn is er vooral op gericht de nog steeds hoge schuldquote (ongeveer 90% in 2006) gestaag terug te dringen tot minder dan 75% van het BBP in 2010 door geleidelijk nominale begrotingsoverschotten op te bouwen (van 0,3% van het BBP in 2007 tot 0,9% in 2010) om op de toekomstige schok van de vergrijzing voorbereid te zijn. Verwacht wordt dat het primaire overschot, dat sinds 2001 (toen het 7% van het BBP bedroeg) alsmaar is afgenomen, zich rond de 4,1% van het BBP zal stabiliseren. De aanpassing is bijna volledig toe te schrijven aan een vermindering van de uitgaven (met 1¼ procentpunt van het BBP tussen 2006 en 2010). De uitgavenvermindering is hoofdzakelijk het gevolg van dalende rente-uitgaven (¾ procentpunt) vanwege de gestage schuldreductie en wordt gedeeltelijk tenietgedaan door een daling van de overheidsontvangsten (met ½ procentpunt). Na 2007 stemmen de programmaprognoses grotendeels overeen met de voorspellingen bij ongewijzigd beleid, al lijkt het programma (impliciet) ook uit te gaan van verdere eenmalige maatregelen om de begrotingsdoelstellingen te bereiken. Deze strategie vertoont veel gelijkenis met die van het vorige geactualiseerde stabiliteitsprogramma, terwijl ook het macro-economisch scenario vrijwel ongewijzigd blijft.

8. Aangezien in het programma niets wordt vermeld over eenmalige en andere tijdelijke maatregelen na 2007, is het niet mogelijk het structurele saldo van 2008 en latere jaren te berekenen op basis van de in het programma voorkomende informatie. Ervan uitgaande dat het relatieve effect van de eenmalige maatregelen na 2007 ongewijzigd blijft, zou het volgens de algemeen aanvaarde methode berekende structurele saldo verbeteren van ongeveer -0,4% van het BBP in 2006 tot 0,7% aan het einde van de programmaperiode. Evenals in de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma wordt in het nieuwe programma als middellangetermijndoelstelling (MTD) voor de begrotingssituatie een structureel overschot van 0,5% van het BBP gehanteerd, dat volgens het programma "onder de hypothese dat de impact van eenmalige maatregelen beperkt blijft tot maximaal 0,4% van het BBP (…) vanaf 2008 gerealiseerd [zou] worden". Dit is een jaar later dan in de vorige actualisering werd voorspeld. Aangezien de MTD ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een tekort van circa 1¼% van het BBP), mag worden aangenomen dat de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge biedt die ruim genoeg is om het ontstaan van een buitensporig tekort te voorkomen. De MTD ligt binnen de marge die in het stabiliteits- en groeipact en in de gedragscode is vastgesteld voor de lidstaten die tot het eurogebied en het WKM II behoren, en is ambitieuzer dan in het licht van de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn noodzakelijk is.

9. De begrotingsresultaten zouden iets slechter kunnen uitvallen dan in het programma wordt voorspeld. Dit is met name het geval voor 2007, vooral omdat de begroting enigszins aan de optimistische kant lijkt en soms onvoldoende bijzonderheden bevat over de voorgenomen maatregelen (zoals onder meer de eenmalige maatregelen op het gebied van de verkoop van onroerende goederen of de overname van pensioenverplichtingen van overheidsbedrijven, welke niet nader zijn gespecificeerd). België heeft algemeen genomen een goede staat van dienst als het gaat om de verwezenlijking van de nominale begrotingsdoelstellingen, maar dat neemt niet weg dat aanvullende maatregelen noodzakelijk lijken om de doelstelling voor 2007 te halen. Ingrijpende begrotingswijzigingen tijdens het lopende begrotingsjaar zijn in België weliswaar niet ongebruikelijk, maar omdat in juni 2007 nationale verkiezingen plaatsvinden, is het niet uitgesloten dat dergelijke wijzigingen worden uitgesteld. Een tegenvallend begrotingsresultaat in 2007 zou ook in de daaropvolgende jaren kunnen doorwerken. Vanaf 2008 bestaat voorts het risico dat eenmalige maatregelen waarvan het effect is uitgewerkt, niet door structurele maatregelen worden vervangen.

10. In het licht van deze risicobeoordeling is het niet uitgesloten dat de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie ontoereikend is om de MTD uiterlijk in 2008 te verwezenlijken zoals in het programma wordt aangenomen. Zoals hierboven reeds is aangegeven, is de MTD evenwel ambitieuzer dan in het licht van de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn noodzakelijk is. De begrotingsstrategie lijkt dan ook te volstaan om vanaf 2008 een structurele begrotingssituatie te bewerkstelligen die in het kader van het pact als passend kan worden aangemerkt. De begrotingsstrategie van het programma lijkt bovendien een veiligheidsmarge te verschaffen die ruim genoeg is om gedurende de gehele programmaperiode te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3% van het BBP overschrijdt. Het uit het programma blijkende aanpassingstempo richting de MTD dient zodanig te worden opgevoerd dat het strookt met het stabiliteits- en groeipact, dat voorschrijft dat de lidstaten die tot het eurogebied en het WKM II behoren, een jaarlijkse verbetering van het structurele saldo moeten nastreven met 0,5% van het BBP als benchmark, en dat in goede economische tijden een grotere aanpassing moet worden bewerkstelligd, terwijl in slechte economische tijden een minder zware inspanning toelaatbaar is. Indien met de risico's rekening wordt gehouden, is het met name niet uitgesloten dat het aanpassingstempo richting de MTD reeds in 2007 minder bedraagt dan de benchmark en daarna aanzienlijk vertraagt, ook al lijkt België geen slechte tijden door te maken.

11. In het programma wordt voor 2006 melding gemaakt van een schuld van 87,7% van het BBP, maar in dat cijfer is geen rekening gehouden met de overname in 2005 van een deel van de schuld van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS), waardoor de overheidsschuld volgens Eurostat in dat jaar 1,7% van het BBP hoger is uitgekomen. Om die reden ramen de diensten van de Commissie de bruto overheidsschuld in 2006 op 89,4% van het BBP, hetgeen nog steeds veel hoger is dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het BBP, al moet daaraan worden toegevoegd dat de schuldquote de laatste jaren sterk is gedaald. Volgens het programma zal de schuldquote gedurende de programmaperiode snel teruglopen, namelijk met circa 15 procentpunt. In het licht van de risicobeoordeling, en met name de bovenbeschreven risico's die aan de begrotingsdoelstellingen verbonden zijn, zal de schuldquote zich vermoedelijk iets minder gunstig ontwikkelen dan in het programma wordt voorspeld. Over de gehele programmaperiode bezien lijkt de schuldquote evenwel nog steeds in voldoende mate af te nemen in de richting van de referentiewaarde.

12. Van de vergrijzing gaat in België een groter langetermijneffect op de begroting uit dan gemiddeld in de EU het geval is. Dit komt met name doordat de pensioenuitgaven als percentage van het BBP in de komende decennia een forse stijging te zien zullen geven. De budgettaire uitgangspositie, die wordt gekenmerkt door een groot primair overschot (dat evenwel kleiner is dan in 2005), kan de verwachte budgettaire gevolgen van de vergrijzing op lange termijn deels afzwakken, maar kan de forse uitgavenstijging toch niet volledig opvangen. Bovendien blijft de overheidsschuld, ook al vertoont deze een daling, nog altijd ver boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde. Om een gestage reductie van de schuldquote te bewerkstelligen, moeten gedurende lange tijd grote primaire overschotten worden geboekt, die de risico's voor de houdbaarheid van de openbare financiën zouden kunnen verminderen. Al met al lijkt België een middelgroot risico te lopen wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft.

13. Het stabiliteitsprogramma bevat geen kwalitatieve beoordeling van de algemene gevolgen van het uitvoeringsverslag van oktober 2006 van het nationale hervormingsprogramma binnen het kader van de begrotingsstrategie op middellange termijn. Evenmin verschaft het systematisch informatie over de rechtstreekse budgettaire kosten of besparingen van de voornaamste hervormingen waarin het nationale hervormingsprogramma voorziet, maar in de begrotingsprognoses van het programma lijkt wel rekening te worden gehouden met de gevolgen van de in het nationale hervormingsprogramma geschetste maatregelen voor de openbare financiën. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën lijken aan te sluiten bij de in het kader van het nationale hervormingsprogramma voorgenomen acties. Met name is het volgens beide programma's de bedoeling dat het 'generatiepact' (een veelomvattend plan om de werkgelegenheid te verhogen en de sociale zekerheid te versterken) geleidelijk ten uitvoer wordt gelegd, dat de belastingdruk op arbeid gaandeweg verder wordt verlicht, en dat maatregelen worden genomen om onderzoek en ondernemerschap te stimuleren.

14. De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie is over het algemeen in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008 zijn opgenomen.

15. Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, vertoont het programma enige lacunes in de verplichte en facultatieve gegevens i.

De algemene conclusie luidt dat de gestage reductie van de nog steeds hoge schuld een goed voorbeeld vormt van een begrotingsbeleid dat strookt met het pact. Hoewel in het programma wordt aangenomen dat vanuit een uitgangspositie van een nominaal begrotingsevenwicht geleidelijk overschotten zullen worden opgebouwd (met name als gevolg van lagere rente-uitgaven), is de verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen evenwel aan risico's onderhevig. Dit neemt echter niet weg dat de middellangetermijndoelstelling naar verwachting in de loop van de programmaperiode zal worden gehaald.

In het licht van de bovenstaande evaluatie wordt België verzocht om:

(i) de begrotingsdoelstelling voor 2007 te verwezenlijken en daarna het aanpassingstempo richting de MTD op te voeren, onder meer door minder vaak van eenmalige maatregelen gebruik te maken;

(ii) gezien de hoge schuld en de verwachte toename van de leeftijdsgebonden uitgaven de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te verbeteren door ten minste de MTD te realiseren en tevens maatregelen te nemen om de kosten van de vergrijzing verder te beperken.

5.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses




Reëel BBP (Verandering in %) SP dec 1, 2, 2, 2, 2, 2,

COM nov 1, 2, 2, 2, n.b. n.b.

SP dec 1, 2, 2, 2, 2, n.b.

HICP-inflatie (%) SP dec 2, 2, 1, 1, 1, 1,

COM nov 2, 2, 1, 1, n.b. n.b.

SP dec 2, 2, 2, 1, 1, n.b.

Output gap (% van het potentiële BBP) SP dec -0, -0, -0, -0, -0, -0,

COM nov -1, -0, -0, -0, n.b. n.b.

SP dec -0, -0, -0, -0, -0, n.b.

Overheidssaldo (% van het BBP) SP dec 0,1 -2,3* 0, 0, 0, 0, 0,

COM nov -2, -0, -0, -0, n.b. n.b.

SP dec 0, 0, 0, 0, 0, n.b.

Primair saldo (% van het BBP) SP dec 4,3 1,9* 4, 4, 4, 4, 4,

COM nov 1, 3, 3, 3, n.b. n.b.

SP dec 4, 4, 4, 4, 4. n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo (% van het BBP) SP dec 0,8 -1,6* 0, 0, 0, 0, 1,

COM nov -1, 0, -0, -0, n.b. n.b.

SP dec 0, 0, 0, 0, 0. n.b.

Structureel saldo2 (% van het BBP) SP dec n.b. -0. 0. n.b. n.b. n.b.

COM nov 0, -0, -0, -0, n.b. n.b.

SP dec 0, -0, 0, 0, 0, n.b.

Bruto overheidsschuld (% van het BBP) SP dec 91,5 93,2* 87,7 89,4* 83,9 85,6* 80,4 82,1* 76,6 78,3* 72,6 74,3*

COM nov 93, 89, 86, 83, n.b. n.b.

SP dec 94, 90, 87, 83, 79, n.b.

Noten:

1 Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie.

2 Conjunctuurgezuiverd saldo (zoals in de vorige rijen), ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.

3 Eenmalige en andere tijdelijke maatregelen uit het programma (0,6% van het BBP in 2006 en 0,4% in 2007, alle met een tekortverminderend effect). In het programma worden geen gegevens verstrekt over eenmalige maatregelen in andere jaren.

4 Eenmalige en andere tijdelijke maatregelen uit de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie (2,0% van het BBP in 2005, met een tekortverhogend effect; 0,8% in 2006 en 0,1% in 2007, beide met een tekortverminderend effect).

5 Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 2,2%, 2,3%, 2,3% en 2,2% in de periode 2005-2008.

* De in het programma voorkomende tekort- en schuldcijfers voor 2005 zijn niet in overeenstemming met het ESR 95. Op 23 oktober 2006 heeft Eurostat immers de door België meegedeelde gegevens over het tekort en de schuld gewijzigd in verband met de overname in 2005 door de overheid (Fonds voor spoorweginfrastructuur – FSI) van 7,4 miljard EUR (2,5% van het BBP) van de schuld van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) (zie Eurostat News Release nr. 139/2006). Volgens de regels van het ESR 95 is er sprake van een even groot effect op het overheidstekort van 2005. Het effect op de overheidsschuld aan het einde van 2005 bedraagt 5,2 miljard EUR (1,7% van het BBP, aangezien in dat jaar een gedeeltelijke aflossing plaatsvond). De door Eurostat gewijzigde gegevens voor 2005 zijn gemarkeerd met een asterisk. De met een asterisk gemarkeerde gegevens over de overheidsschuld voor de jaren 2006 tot en met 2010 zijn 'mechanisch' aangepast door de diensten van de Commissie om deze in overeenstemming te brengen met het ESR 95. Bij deze aanpassing van de schuldcijfers is uitgegaan van de technische aanname dat de omvang van de FSI-schulden ongewijzigd blijft.

Bronnen:

Stabiliteitsprogramma (SP); economische najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.
gew3 [afbeelding - zie origineel document]zigd b3 [afbeelding - zie origineel document] Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz.

1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op: europa.eu.int/comm/economy_finance/about
gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz.

1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op: europa.eu.int/comm/economy_finance/about .