Toelichting bij SEC(2007)290 - Advies van de Raad overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening 1466/97 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Letland voor de periode 2006-2009

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ALGEMENE CONTEXT

Het stabiliteits- en groeipact, dat op 1 juli 1998 in werking is getreden, is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke overheidsfinanciën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren. Bij de hervorming van het pact in 2005 werd het nut ervan bij het verankeren van begrotingsdiscipline erkend, maar werd tevens versterking van de doeltreffendheid en de economische onderbouwing, alsook waarborging van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn beoogd.

In Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i, die deel uitmaakt van het pact, is bepaald dat de lidstaten bij de Raad en de Commissie stabiliteits- of convergentieprogramma's moeten indienen, alsook jaarlijkse actualiseringen daarvan (lidstaten die de gemeenschappelijke munt al hebben aangenomen dienen (geactualiseerde) stabiliteitsprogramma's in en lidstaten die deze nog niet hebben aangenomen dienen (geactualiseerde) convergentieprogramma's in).

Op 1 januari 2007 is Bulgarije toegetreden tot de EU. Op 5 januari heeft het zijn eerste convergentieprogramma ingediend. Overeenkomstig de verordening moet de Raad op basis van een aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité daarover advies uitbrengen (zie het kader voor de belangrijkste beoordelingspunten).

1.

Achtergrond


2.

VOOR DE BEOORDELING VAN HET PROGRAMMA


Om de achtergrond te schetsen waartegen de begrotingsstrategie van het convergentieprogramma wordt beoordeeld, volgt hieronder een overzicht van de economische en budgettaire resultaten over de afgelopen tien jaar.

Bulgarije is mede dankzij gezonde overheidsfinanciën erin geslaagd een zeer stabiel macro-economisch klimaat te scheppen. Er is sprake geweest van een krachtige, stabiele economische groei die in de afgelopen jaren is opgelopen tot circa 5½%. Wel blijft het BBP per hoofd van de bevolking (in KKP) met 32,9% van het EU25-gemiddelde van 2005 op een laag niveau. Bulgarije heeft dus nog een behoorlijke achterstand in te lopen. Dit is voor het land de grootste uitdaging op middellange en lange termijn. De werkgelegenheid is gestaag toegenomen, maar blijft ondanks de fors gedaalde werkloosheid onder het EU-gemiddelde. De flexibiliteit van de arbeidsmarkt wordt nadelig beïnvloed door het kwalificatieaanbod en een geografische mismatch. Met name in de hooggekwalificeerde segmenten van de arbeidsmarkt worden de tekorten steeds nijpender. Door emigratie en een dalende vruchtbaarheid is de bevolking snel gekrompen en vergrijsd. De gemiddelde groei van de arbeidsproductiviteit heeft in de periode 1996-2005 op een vrij laag niveau gelegen, maar is recentelijk dankzij groeiende buitenlandse en binnenlandse investeringen opgelopen tot om en nabij de 4%. Na de invoering van de currency board in 1997 is de inflatie in 1999 teruggevallen tot onder de 10%. Wel is het desinflatieproces in de afgelopen jaren gestokt. Door een zeer hoge groei van de kredietverlening en stijgende externe tekorten, die echter samenhangen met een zeer omvangrijke BDI-instroom, zijn zorgen ontstaan over de macro-economische stabiliteit. Doordat de overheidsbegroting sinds 1998 in evenwicht is of een overschot vertoont, is een aanzienlijke budgettaire consolidatie tot stand gebracht. De schuldquote is teruggedrongen van meer dan 100% naar minder dan 30%. Bovendien zijn er stappen gezet om de gevolgen van de demografische veranderingen voor het pensioenstelsel op te vangen.

Kader: Belangrijkste beoordelingspunten Overeenkomstig artikel 5, lid 1, (voor stabiliteitsprogramma´s) en artikel 9, lid 1, (voor convergentieprogramma´s) van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad wordt beoordeeld: of de economische hypothesen waarop het programma gebaseerd is, realistisch zijn; de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) van de lidstaat en of het aanpassingstraject richting de MTD passend is; of de met het oog op de naleving van dit aanpassingstraject genomen of voorgenomen maatregelen afdoende zijn om de MTD gedurende de cyclus te halen; bij de beoordeling van het aanpassingstraject richting de MTD: of in economisch goede tijden een grotere aanpassing wordt nagestreefd en in economisch slechte tijden juist een minder zware inspanning toelaatbaar is, en - voor de lidstaten van het eurogebied en het WKM II – of de lidstaat een jaarlijkse verbetering van het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, met 0,5% van het BBP als benchmark nastreeft om zijn MTD te bereiken; bij de bepaling van het aanpassingstraject richting de MTD (voor de lidstaten die deze doelstelling nog niet bereikt hebben) en bij het toestaan van een tijdelijke afwijking van de MTD (voor landen die de doelstelling wel hebben bereikt): de uitvoering van grote structurele hervormingen die op lange termijn rechtstreekse kostenbesparende effecten hebben (mede doordat zij de potentiële groei verhogen) en bijgevolg een verifieerbare positieve invloed op de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn hebben (met dien verstande dat een passende veiligheidsmarge voor de naleving van de referentiewaarde van 3% van het BBP gewaarborgd moet zijn en dat een terugkeer naar de MTD binnen de programmaperiode wordt verwacht), waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan pensioenhervormingen die gepaard gaan met de invoering van een meerpijlerstelsel dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat; of het economisch beleid van de betrokken lidstaat strookt met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de macro-economische hypothesen wordt gekeken naar de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie en wordt ook gebruikgemaakt van de algemeen aanvaarde methode voor de raming van de potentiële productie en de conjunctuurgezuiverde saldi. De consistentie met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid wordt getoetst aan de globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de openbare financiën, zoals opgenomen in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008. Voorts worden beoordeeld: de ontwikkeling van de schuldquote en de vooruitzichten voor de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn, waaraan volgens het verslag van de Raad van 20 maart 2005 over de verbetering van de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact 'bij het toezicht op de begrotingssituatie voldoende aandacht' zou moeten worden geschonken. In een mededeling van de Commissie van 12 oktober 2006 wordt de aanpak voor de toetsing van de houdbaarheid op lange termijn uiteengezet i; de inachtneming van de gedragscode i, die voor de stabiliteits- en convergentieprogramma´s onder meer een gemeenschappelijke structuur en een reeks gegevenstabellen voorschrijft.

- Aanbeveling voor een

ADVIES VAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het convergentieprogramma van Bulgarije voor de periode 2006-2009

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i, en met name op artikel 9, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

1. Op [27 maart 2007] heeft de Raad het convergentieprogramma van Bulgarije voor de periode 2006-2009 behandeld.

2. Bulgarije is mede dankzij gezonde overheidsfinanciën erin geslaagd een zeer stabiel macro-economisch klimaat te scheppen. Er is sprake geweest van een krachtige, stabiele economische groei die in de afgelopen jaren is opgelopen tot circa 5½%. Wel blijft het BBP per hoofd van de bevolking (in KKP) met 32,9% van het EU25-gemiddelde van 2005 op een laag niveau. Bulgarije heeft dus nog een behoorlijke achterstand in te lopen. Dit is voor het land de grootste uitdaging op middellange en lange termijn. Na de invoering van de currency board in 1997 is de inflatie in 1999 teruggevallen tot onder de 10%. Wel is het desinflatieproces in de afgelopen jaren gestokt en is de CPI-inflatie in 2006 uitgekomen op 7,3%.

3. Volgens het macro-economische scenario van het programma zal de reële BBP-groei hoog blijven en zelfs nog iets oplopen van 5,9% in 2006 naar gemiddeld 6,1% in de resterende programmaperiode. Afgaande op de thans beschikbare informatie lijkt dit scenario uit te gaan van plausibele groeihypothesen. Wel blijven de grote externe onevenwichtigheden een risicofactor voor de middellange termijn, met name nu het externe tekort in 2006 met 16% van het BBP hoger blijkt uit te vallen dan de 14,1% van het BBP waarop gerekend was. Wel is het tekort volledig gedekt uit de instroom van BDI. De in het programma gehanteerde inflatieprognoses lijken realistisch.

4. In de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie wordt het overheidsoverschot over 2006 geraamd op 3,3% van het BBP, terwijl in het pretoetredingsprogramma (PEP) van december 2005 nog werd gemikt op een sluitende begroting en in het convergentieprogramma wordt gerekend op een overschot van 3,2% van het BBP. Het veel betere budgettaire resultaat is voornamelijk het gevolg van het feit dat de ontvangsten dankzij de voorzichtige PEP-ontvangstenramingen, de hogere productiegroei en de verbeterde belastinginning hoger uitvallen dan verwacht. Ook vallen de uitgaven in vergelijking met de PEP-projecties 1% van het BBP lager uit. Dit komt vooral door lagere lopende uitgaven.

5. De budgettaire middellangetermijnstrategie van het convergentieprogramma is erop gericht het overheidsoverschot op 0,8 à 1,5% van het BBP te houden om de macro-economische stabiliteit en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te waarborgen. In 2007 worden de budgettaire teugels behoorlijk gevierd: het begrotingsoverschot komt in dat jaar uit op 0,8% van het BBP, tegen 3,2% van het BBP in 2006. In 2008 en 2009 zal het overschot weer stijgen en zich stabiliseren op een niveau van 1,5% van het BBP. Hoewel de rente-uitgaven in de programmaperiode met circa ¼% van het BBP dalen, loopt het primaire overschot van 4½% van het BBP in 2006 terug tot 2¼% van het BBP in 2007 om daarna weer te stijgen tot circa 2¾% van het BBP in 2008 en 2009. De budgettaire versoepeling in 2007 vindt bijna uitsluitend plaats aan de uitgavenzijde. De uitgaven vertonen in dat jaar namelijk een stijging van 2¾% van het BBP, die in 2008 slechts gedeeltelijk teniet wordt gedaan (ongeveer ¾% van het BBP). De verwachte stijging van de uitgaven in 2007 vindt voornamelijk plaats bij de 'overige uitgaven' (+2½% van het BBP) en subsidies (+½% van het BBP). De stijging bij de 'overige uitgaven' hangt samen met de Bulgaarse EU-bijdrage (1¼% van het BBP), met hogere uitgaven aan EU-structuurfondsprojecten (¼ % van het BBP), die geheel worden gedekt uit hogere EU-subsidies, en met hogere 'overige lopende uitgaven' (1% van het BBP). De beoogde verlaging van de vennootschaps- en de inkomstenbelasting wordt bijna geheel goedgemaakt door een betere naleving van de fiscale regelgeving en een betere belastinginning. Daardoor zullen de totale ontvangsten (als percentage van het BBP) in de programmaperiode vrijwel gelijk blijven. Ook wordt in het programma erop gewezen dat in de begroting van 2007 wordt gerekend op een overheidsoverschot van 0,8% van het BBP, maar dat bij de uitvoering van de begroting eigenlijk wordt gemikt op een hoger overschot (2%), aangezien de begrotingswet bepaalt dat 10% van de begrote lopende primaire uitgaven alleen mag worden verricht als het externe tekort niet verder oploopt. Dankzij aanzienlijke ontvangstenmeevallers in 2006 die doorwerken naar de daaropvolgende jaren, en dankzij iets gunstigere vooruitzichten voor de productiegroei zijn de budgettaire doelstellingen in vergelijking met het PEP van 2005 fors naar boven bijgesteld.

6. Aangenomen wordt dat het overeenkomstig de algemeen aanvaarde methode berekende structurele saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen), zal teruglopen van circa 3¼% van het BBP in 2006 naar 1% in 2007 en daarna weer zal stijgen tot rond de 2% van het BBP in 2008 en 2009. Als bij de uitvoering van de begroting in 2007 een hoger nominaal overschot van 2% van het BBP wordt behaald, hetgeen in het programma als een van de doelstellingen wordt aangemerkt, verloopt het aanpassingstraject gelijkmatiger. De in het programma gepresenteerde middellangetermijndoelstelling (MTD) voor de begrotingssituatie is een in de gehele programmaperiode ruimschoots vast te houden structureel budgettair evenwicht. Aangezien de MTD ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een tekort van circa 1¼% van het BBP), mag worden aangenomen dat de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge biedt die ruim genoeg is om een buitensporig tekort te voorkomen. De MTD is ambitieuzer dan in het licht van de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn noodzakelijk is.

7. Het uiteindelijke budgettaire resultaat over 2007 kan beter uitvallen dan waarop in het programma wordt gerekend, en de risico´s met betrekking tot de budgettaire prognoses van 2008 en 2009 lijken elkaar min of meer in evenwicht te houden. Gelet op de goede staat van dienst als het gaat om de verwezenlijking van budgettaire doelstellingen, en gelet op de begrotingswet 2007 die voorziet in een uitgavenbeperking bij de uitvoering van de begroting, lijkt een hoger overschot over 2007 realistisch, hoewel aan de ontvangstenprognoses voor 2007 bepaalde neerwaartse risico´s verbonden zijn, aangezien de lagere belastingontvangsten mogelijk niet volledig worden goedgemaakt door een betere naleving van de fiscale regelgeving en een betere belastinginning. Hoewel geen bijzonderheden worden verstrekt over de aanpassingsstrategie vanaf 2008, lijken de budgettaire doelstellingen tot het eind van de programmaperiode in grote lijnen plausibel, mits over 2007 een beter budgettair resultaat wordt behaald dan waarop momenteel wordt gerekend.

8. Uit de begrotingskoers van het programma blijkt dus dat de MTD in de gehele programmaperiode ruimschoots wordt vastgehouden. Bovendien verschaft deze koers een veiligheidsmarge die in de gehele programmaperiode ruim genoeg is om te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3% van het BBP overschrijdt. De uit het programma blijkende budgettaire beleidskoers kan in het economisch goede jaar 2007 procyclisch uitpakken. Dit zou niet volledig stroken met het stabiliteits- en groeipact. Met name loopt het structurele saldo ondanks de voor 2007 verwachte gunstige conjunctuur volgens het programma met circa 2¼% van het BBP en volgens de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie met 1½% terug.

9. Volgens de ramingen is de bruto overheidsschuld in 2006 uitgekomen op 25¼% van het BBP, ruim onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het BBP. In het programma wordt een daling van de schuldquote in de programmaperiode van 4 procentpunten verwacht.

10. Aangezien het EPC/de Commissie voor de andere lidstaten wel, maar voor Bulgarije geen langetermijnprojecties van leeftijdsgerelateerde uitgaven op basis van de gemeenschappelijke macro-economische hypothesen hebben opgesteld, is geen vergelijkbare, grondige beoordeling mogelijk van de gevolgen van de vergrijzing in Bulgarije. Gezien de huidige demografische opbouw kan echter niet worden uitgesloten dat de gevolgen ervan voor de uitgaven aanzienlijk zijn. Dankzij de budgettaire uitgangspositie met een fors structureel overschot kan de schuld in elk geval sterk worden gestabiliseerd, zelfs als geen rekening wordt gehouden met de langetermijngevolgen van de vergrijzing voor de begroting. Door de primaire overschotten op middellange termijn op een hoog niveau te houden, zouden de risico´s voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën deels kunnen worden ondervangen.

11. De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie is gedeeltelijk in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008 zijn opgenomen. Met name is voor het economisch goede jaar 2007 een procyclische beleidskoers gepland, waardoor het toch al hoge externe tekort nog verder dreigt op te lopen. Daar komt nog bij dat hoewel er stappen zijn gezet om de houdbaarheid van het pensioenstelsel op lange termijn te verbeteren, maar zeer weinig concrete maatregelen worden gepresenteerd om de doelmatigheid van de overheidsuitgaven te vergroten. Dit geldt met name voor de gezondheidszorg waar de bewaking en beheersing van de uitgaven en de kwaliteit van de dienstverlening telkens weer ter discussie staan.

12. Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, vertoont het programma enkele lacunes in de verplichte en facultatieve gegevens i.

Al met al is er sprake van een solide budgettaire middellangetermijnsituatie en is de begrotingsstrategie een goed voorbeeld van een begrotingsbeleid waarbij het stabiliteits- en groeipact in acht wordt genomen. Wel zou de beoogde verlaging van het begrotingsoverschot in het economisch goede jaar 2007 procyclisch kunnen uitpakken, waardoor de bestaande externe onevenwichtigheden zouden kunnen toenemen.

In het licht van de bovenstaande evaluatie wordt Bulgarije verzocht om:

i) met het oog op de bevordering van de macro-economische stabiliteit en een indamming van het hoge externe tekort in 2007 een hoger budgettair overschot te realiseren dan momenteel de bedoeling is, en er daarna voor te zorgen dat er sprake blijft van een solide situatie;

ii) de doelmatigheid van de overheidsuitgaven met name via hervormingen in de gezondheidszorg verder te vergroten.

3.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses 1


2Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie.

3Conjunctuurgezuiverd saldo (zoals in de voorgaande rijen), ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen.

4Er zijn geen eenmalige en tijdelijke maatregelen in het programma opgenomen.

5Er zijn geen eenmalige en tijdelijke maatregelen in de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie opgenomen.

6Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 5,8%, 6,3%, 6,4% en 6,7% in de periode 2005-2008.

europa.eu.int/comm/economy_finance/about

europa.eu.int/comm/economy_finance/about