Toelichting bij COM(2003)69 - Evaluatie Van de toepassing van richtlijn 98/34/EG op het gebied van de diensten van de informatiemaatschappij - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2003)69 - Evaluatie Van de toepassing van richtlijn 98/34/EG op het gebied van de diensten van de informatiemaatschappij. |
---|---|
bron | COM(2003)69 ![]() ![]() |
datum | 13-02-2003 |
|
52003DC0069
Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Evaluatie Van de toepassing van Richtlijn 98/34/EG op het gebied van de diensten van de informatiemaatschappij /* COM/2003/0069 def. */
Inhoudsopgave
- VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD - EVALUATIE VAN DE TOEPASSING VAN RICHTLIJN 98/34/EG OP HET GEBIED VAN DE DIENSTEN VAN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
- 1. Samenvatting van het verslag
- 2.1. De uitbreiding van Richtlijn 98/34/EG tot de diensten van de informatiemaatschappij
- 2.2. De omzetting van Richtlijn 98/48/EG
- 2.3. Indiening van het verslag
- 3. Beschrijving van de procedure
- 3.1. Het toepassingsgebied van Richtlijn 98/34/EG op het gebied van de diensten van de informatiemaatschappij
- 3.2. De specifieke kenmerken van de kennisgevingsprocedure voor de diensten van de informatiemaatschappij
- 4. Overzicht van alle kennisgevingen in de periode augustus 1999-februari 2002
- 4.1. Grafische voorstelling van de aangemelde ontwerpen
- 4.1.1. Indeling naar jaar
- 4.1.2. Indeling naar onderwerp
- 4.2. Weerkerende onderwerpen
- 4.2.1. Elektronische handtekening
- 4.2.2. Elektronische handel
- 4.2.3. Bescherming van persoonsgegevens
- 4.2.4. Digitale televisie en decoders
- 4.2.5. Domeinnamen
- 5. Analyse van de reacties van de Commissie en de lidstaten
- 5.1. Algemeen
- 5.2. Reacties van de Commissie
- 5.2.1. Analyse van de uitvoerig gemotiveerde meningen
- 5.2.2. Analyse van de opmerkingen
- 5.3. Analyse van de reacties van de lidstaten
- 6. Specifieke procedures
- 6.1. De urgentieprocedure
- 6.2. Vertrouwelijkheid
- 6.3. Blokkering
- 7. Inbreuken op de kennisgevingsprocedure
- 7.1. De inbreuken
- 7.2. De betrokken sectoren
- 7.3. De samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten
- 7.4. Het Comité Normen en technische voorschriften
- 8. Nieuwe ontwikkelingen: territoriale en internationale uitbreiding
- 8.1. Territoriale uitbreiding
- 8.1.1. De Europese Economische Ruimte
- 8.1.2. De kandidaat-lidstaten
- 8.2. Uitbreiding op internationaal niveau: de Raad van Europa
- 9. Conclusies
- 10. BIJLAGEN
- 10.2. Aantal kennisgevingen per jaar
- 10.3. Aantal kennisgevingen per jaar en per lidstaat
- 10.4. Aantal kennisgevingen per sector en per lidstaat
- 10.5. Lijst van referentienummers van de kennisgevingen
- 10.6. Kennisgevingen inzake diensten van de informatiemaatschappij - Overzichtstabel
- 1. Samenvatting van het verslag
- 2.2. De omzetting van Richtlijn 98/48/EG
- 2.3. Indiening van het verslag
- 3.1. Het toepassingsgebied van Richtlijn 98/34/EG op het gebied van de diensten van de informatiemaatschappij
- 3.2. De specifieke kenmerken van de kennisgevingsprocedure voor de diensten van de informatiemaatschappij
- 4. Overzicht van alle kennisgevingen in de periode augustus 1999-februari 2002
- 4.1.1. Indeling naar jaar
- Cijfers tot februari 2002
- 4.1.2. Indeling naar onderwerp
- 4.2. Weerkerende onderwerpen
- 4.2.1. Elektronische handtekening
- 4.2.2. Elektronische handel
- 4.2.3. Bescherming van persoonsgegevens
- 4.2.4. Digitale televisie en decoders
- 4.2.5. Domeinnamen
- 5. Analyse van de reacties van de Commissie en de lidstaten
- 5.1. Algemeen
- 5.2. Reacties van de Commissie
- 5.2.1. Analyse van de uitvoerig gemotiveerde meningen
- 5.2.1.1. Algemene overwegingen
- 5.2.1.2. Extraterritoriale toepasbaarheid van het beoogde nationale voorschrift
- 5.2.1.3. Onduidelijkheid inzake nieuwe verplichtingen voor dienstverleners
- 5.2.1.4. Onontvankelijkheid van de aangevoerde rechtvaardiging
- 5.2.1.5. Verzuim om na te gaan aan welke eisen de dienstverlener reeds in zijn lidstaat van vestiging heeft voldaan
- 5.2.1.6. Onevenredigheid van de beoogde beperkingen
- 5.2.1.7. Onverenigbaarheid met bepaalde richtlijnen inzake diensten van de informatiemaatschappij
- 5.2.2. Analyse van de opmerkingen
- 5.3. Analyse van de reacties van de lidstaten
- 6. Specifieke procedures
- 6.1. De urgentieprocedure
- 6.2. Vertrouwelijkheid
- 6.3. Blokkering
- 7. Inbreuken op de kennisgevingsprocedure
- 7.1. De inbreuken
- 7.2. De betrokken sectoren
- 7.3. De samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten
- 7.4. Het Comité Normen en technische voorschriften
- 8. Nieuwe ontwikkelingen: territoriale en internationale uitbreiding
- 8.1. Territoriale uitbreiding
- 8.1.1. De Europese Economische Ruimte
- 8.1.2. De kandidaat-lidstaten
- 8.2. Uitbreiding op internationaal niveau: de Raad van Europa
- 9. Conclusies
- 10. BIJLAGEN
- 10.1. Informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij
- DUITSLAND
- 83/189/EEG
- 88/182/EEG
- 94/10/EG
- 98/48/EG
- 83/189/EEG, 88/182/EEG en 94/10/EG
- 98/34/EG
- 98/34/EG en 98/48/EG
- 83/189/EEG en 88/182/EEG
- 94/10/EG
- 98/48/EG
- 83/189/EEG en 88/182/EEG
- 94/10/EG
- 98/34/EG en 98/48/EG
- 83/189/EEG en 88/182/EEG
- 94/10/EG
- 98/48/EG
- 83/189/EEG, 88/182/EEG en 94/10/CE
- 98/48/EG
- 83/189/EEG
- 88/182/EEG
- 94/10/EG
- 98/48/EG
- 83/189/EEG
- ÊáèéÝñùóç Äéáäéêáóßáò Ðëçñïöüñçóçò óôïí ôïìÝá ôùí ðñüôõðùí êáé ôå÷íéêþí êáíïíéóìþí óå óõììüñöùóç ðñïò ôçí ïäçãßá 83/189/ÅÏÊ ôçò 28.3.1983 ôïõ Óõìâïõëßïõ ôùí Å.Ê. (L 109/26.4.1983) (ÖÅÊ 94/Á/1987)
- 88/182/EEG
- 94/10/EG
- 98/34/EG en 98/48/EG
- 83/189/EEG
- 88/182/EEG
- 94/10/EG
- 98/48/EG
- 83/189/EEG
- 88/182/EEG
- 94/10/EG
- 98/34/EG en 98/48/EG
- 83/189/EEG en 88/182/EEG
- 94/10/EG
- 98/34/EG en 98/48/EG
- NEDERLAND
- 83/189/EEG en 88/182/EEG
- 94/10/EG
- 98/34/EG en 98/48/EG
- PORTUGAL
- 83/189/EEG
- 88/182/EEG
- 94/10/EG
- 98/34/EG en 98/48/EG
- VERENIGD KONINKRIJK
- 83/189/EEG
- 88/182/EEG
- 94/10/EG
- 98/48/EG
- ZWEDEN
- 83/189/EEG, 88/182/EEG en 94/10/EG
- 98/34/EG
- 98/48/EG
- 10.2. Aantal kennisgevingen per jaar
- 1999 // 12
- 2000 // 24
- 2001 // 25
- 2002 (februari) // 9
- 10.3. Aantal kennisgevingen per jaar en per lidstaat
- 10.4. Aantal kennisgevingen per sector en per lidstaat
- 10.5. Lijst van referentienummers van de kennisgevingen
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD - EVALUATIE VAN DE TOEPASSING VAN RICHTLIJN 98/34/EG OP HET GEBIED VAN DE DIENSTEN VAN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
INHOUD
Inleiding
3.1. Het toepassingsgebied van Richtlijn 98/34/EG op het gebied van de diensten van de informatiemaatschappij
3.2. De specifieke kenmerken van de kennisgevingsprocedure voor de diensten van de informatiemaatschappij
10.1. Informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij Overzicht van de nationale maatregelen tot uitvoering van de richtlijnen terzake
Vanaf augustus 1999 geldt de kennisgevingsprocedure van Richtlijn 98/34/EG ook voor diensten van de informatiemaatschappij. Dit verslag is bedoeld als inventarisatie van de toepassing van Richtlijn 98/34/EG met betrekking tot deze diensten.
In het verslag wordt de procedure kort uiteengezet om haar bijdrage inzake deze sinds kort onder de richtlijn vallende diensten in beeld te brengen.
Over het geheel genomen kan aan de werking van de procedure een positieve beoordeling worden gegeven, wat de reële waarde van deze richtlijn als doeltreffend internemarktinstrument op dit nieuwe economische gebied bevestigt. De kennisgevingsprocedure heeft geleid tot een ware dialoog tussen de Commissie en de lidstaten en tot meer transparantie inzake lopende regelgevingsinitiatieven, die ter kennis worden gebracht van alle overheden en belanghebbenden. Door de voorafgaande analyse van ontwerpen worden bovendien talrijke belemmeringen vermeden voordat zij schade kunnen toebrengen, zodat de richtlijn concreet heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van het doel van de Europese Raad van Lissabon, namelijk verbetering van de wetgeving en totstandbrenging van een regelgevingskader dat het concurrentievermogen van de Europese economie op een dynamisch en innoverend gebied als de diensten van de informatiemaatschappij vergroot.
Het verslag begint met een beschrijving van de kennisgevingsprocedure op het gebied van de diensten van de informatiemaatschappij. Daarna volgt een gedetailleerde analyse van de reacties van de Commissie en de lidstaten op de aangemelde ontwerpen en van de belangrijkste gemeenschapsrechtelijke problemen die daarin tot dusver naar voren zijn gebracht. De bijzondere procedures (urgentieprocedure, vertrouwelijkheid en 'blokkering') worden in detail geanalyseerd. Het verslag bevat ook een hoofdstuk over inbreuken op de kennisgevingsprocedure en over nieuwe ontwikkelingen (op internationaal en nationaal gebied). Tot slot wordt nader ingegaan op de zwakke en sterke punten van de procedure teneinde een precies beeld van de situatie te schetsen.
Inleiding
2.1. De uitbreiding van Richtlijn 98/34/EG i tot de diensten van de informatiemaatschappij
Richtlijn 98/34/EG is een belangrijk beleidsinstrument voor meer transparantie binnen de interne markt. In bijna 20 jaar zijn meer dan 7 000 ontwerpen van nationale voorschriften geanalyseerd. De richtlijn verplicht de lidstaten om in het ontwerpstadium kennis te geven van nationale bepalingen die technische voorschriften bevatten. Zodra van het ontwerp kennis is gegeven, kunnen de andere lidstaten en/of de Commissie hierop reageren. De 'kennisgevingsrichtlijn' bevordert dus de dialoog en voorkomt geschillen die zich jaren kunnen voortslepen.
Het succes van de richtlijn heeft ertoe geleid dat het toepassingsgebied geleidelijk is uitgebreid tot alle industrie-, landbouw- en visserijproducten. Met Richtlijn 98/48/EG i vallen ook de diensten van de informatiemaatschappij onder de kennisgevingsplicht.
De keuze viel op deze sector omdat het noodzakelijk was een mechanisme voor het toezicht op dit nieuwe, zich snel ontwikkelende gebied te vinden, maar tegelijk het bedrijfsleven en de lidstaten zoveel mogelijk vrijheid te laten om te voorkomen dat de technologische ontwikkeling in deze sector wordt belemmerd. De lidstaten moeten vaak wetten aannemen om gelijke tred te houden met de steeds snellere ontwikkeling op dit gebied. Zonder communautaire coördinatie zou de snelle toename van nieuwe voorschriften tot hinderpalen voor het vrije verkeer van diensten en de vrijheid van vestiging kunnen leiden, met als gevolg een versnippering van de interne markt, teruglopende investeringen, een tragere economische ontwikkeling en extra kosten voor bedrijven en gebruikers.
Om de ontwikkeling van de nationale wetsvoorschriften in een kader te vatten en tegelijk te beschikken over een flexibel en snel systeem, is er dus voor gekozen om op dit gebied een kennisgevingsprocedure in te voeren.
Alle lidstaten van de Gemeenschap hebben Richtlijn 98/48/EG omgezet. De meeste hebben daartoe een wet of besluit vastgesteld, maar er zijn ook lidstaten die de voorkeur hebben gegeven aan een circulaire i.
Het systeem was zeer snel operationeel i. Vanaf eind september 1999 kwamen de eerste kennisgevingen bij de Commissie binnen. Reden daarvoor is dat de lidstaten al vertrouwd waren met de kennisgevingsprocedure en in deze nieuwe sector dezelfde structuur van 'nationale contactpunten' hebben gebruikt als voor de procedure bij 'producten'.
Dit verslag heeft tot doel een overzicht te geven van de werking van de bepalingen van Richtlijn 98/34/EG die van toepassing zijn op de diensten van de informatiemaatschappij en om de toepassing ervan te evalueren overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 98/48/EG i.
[...]".
3. Beschrijving van de procedure i
3.1. Het toepassingsgebied van Richtlijn 98/34/EG op het gebied van de diensten van de informatiemaatschappij
Om vast te stellen op welke nationale voorschriften betreffende de diensten van de informatiemaatschappij de kennisgevingsprocedure van toepassing is, moet allereerst worden gekeken naar de definities in artikel 1 van Richtlijn 98/34/EG.
Dat artikel bevat de definities die het toepassingsgebied van de richtlijn afbakenen. Het ontwerp voor een voorschrift moet in het licht van deze definities worden geanalyseerd om te bepalen of kennisgeving aan de Commissie noodzakelijk is.
Deze analyse omvat verschillende stappen.
Eerst moet worden nagegaan of er sprake is van een 'regel betreffende diensten' en vervolgens of de betrokken dienst als 'dienst van de informatiemaatschappij' moet worden beschouwd; tot slot moet worden vastgesteld of de regel 'specifiek' betrekking heeft op de diensten van de informatiemaatschappij.
Eerst moet worden bepaald of het ontwerp een regel betreffende diensten betreft. In artikel 1, punt 5, wordt het begrip 'regel betreffende diensten' als volgt gedefinieerd: "een algemene eis betreffende de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten [...], met name bepalingen met betrekking tot de dienstverlener, de diensten en de afnemer van diensten [...]".
Het begrip dienst wordt in overweging 19 van Richtlijn 98/48/EG als volgt omschreven: "[...] onder diensten, in de zin van artikel 60 van het Verdrag zoals geïnterpreteerd in de jurisprudentie van het Hof van Justitie, [moet worden verstaan] dienstverrichtingen welke gewoonlijk tegen vergoeding geschieden". In het arrest-Wirth i van 7 december 1993 heeft het Hof verduidelijkt wat onder vergoeding moet worden verstaan: "het wezenlijke kenmerk van de vergoeding [...] bestaat [...] hierin, dat zij de economische tegenprestatie voor de betrokken dienst vormt". Deze definitie moet worden aangevuld in het licht van het arrest-Bond van adverteerders i waarin het Hof oordeelde dat "artikel 60 EEG-Verdrag [niet vereist] dat de dienst wordt betaald door degene te wiens behoeve zij wordt verricht".
Vervolgens moet worden nagegaan of het ontwerp een dienst van de informatiemaatschappij betreft. Daartoe moet de dienst aan drie voorwaarden voldoen i: hij moet op afstand, langs elektronische weg en op individueel verzoek van een afnemer van diensten worden verricht.
"Op afstand" betekent dat de nationale maatregel betrekking moet hebben op een dienst die geleverd wordt zonder dat de partijen gelijktijdig aanwezig zijn.
De tweede voorwaarde, 'langs elektronische weg', betreft het gebruik van elektronische apparatuur voor de verwerking en de opslag van gegevens voor het verzenden en ontvangen van de dienst.
De derde voorwaarde, 'op individueel verzoek', houdt in dat gegevenstransmissies die ongevraagd aan de afnemer van de dienst worden toegezonden ("point-to-multipoint") geacht worden niet onder de richtlijn te vallen. De richtlijn geldt dan ook niet voor radio-omroepdiensten en voor televisie-omroepdiensten bedoeld in artikel 1, onder a), van Richtlijn 89/552/EEG i.
Tot slot valt een nationaal ontwerp alleen onder de richtlijn, als het 'specifiek' betrekking heeft op diensten van de informatiemaatschappij. Hierdoor wordt voorkomen dat kennis moet worden gegeven van tal van wettelijke voorschriften die een algemene regeling van economische activiteiten bevatten en daarbij ook van toepassing zijn op on-linediensten. In dit verband zij gewezen op artikel 1, punt 5, vijfde alinea, van richtlijn 98/34/EG waarin is bepaald dat:
- een regel enerzijds wordt geacht 'specifiek betrekking te hebben op de diensten van de informatiemaatschappij wanneer die regel gezien de motivering en de tekst van het dispositief, in zijn totaliteit of in enkele specifieke bepalingen specifiek tot doel heeft die diensten uitdrukkelijk en gericht te reglementeren';
- wordt anderzijds een regel 'niet geacht specifiek betrekking te hebben op de diensten van de informatiemaatschappij indien hij slechts impliciet of incidenteel op die diensten van toepassing is'.
Er moet dus ook worden gekeken naar de motivering en inhoud van het ontwerp om te zien welk doel met de regel wordt nagestreefd. Ook wanneer slechts één lid van één artikel van een wet betrekking heeft op diensten van de informatiemaatschappij, moet van die wet kennis worden gegeven (hoewel de procedure en termijnen in dat geval slechts op het betrokken wetsonderdeel van toepassing zijn). Indien de wet daarentegen het bewijsrecht in het algemeen betreft, zonder dat bijvoorbeeld specifieke bepalingen inzake on-linetoepassingen zijn opgenomen, hoeft hij niet in het kader van Richtlijn 98/34/EG te worden aangemeld, ook al heeft hij natuurlijk wel direct of indirect gevolg voor de elektronische handtekening.
Als volgende stap moet worden nagegaan of de regel die specifiek op een dienst van de informatiemaatschappij betrekking heeft, een 'technisch voorschrift' in de zin van artikel 1, punt 11, van Richtlijn 98/34/EG is. Dat is het geval wanneer deze regel de jure of de facto moet worden nageleefd voor de verhandeling, de verrichting of het gebruik van diensten of voor de vestiging van een verrichter van diensten in een lidstaat of in een groot deel van een lidstaat. Hieronder vallen ook wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, behoudens die bedoeld in artikel 10, van de lidstaten waarbij de verrichting of het gebruik van een dienst of de vestiging als dienstverlener wordt verboden. De jurisprudentie van het Hof van Justitie betreffende producten bevat talrijke elementen die voor de interpretatie van artikel 1, punt 11, relevant zijn en die naar de huidige context kunnen worden vertaald i.
Uit al deze definities blijkt dat het toepassingsgebied van de richtlijn duidelijk is afgebakend. De lidstaten hebben er herhaaldelijk op gewezen dat het moeilijk is de aldus gedefinieerde criteria toe te passen. De Commissie heeft daarop geantwoord dat zij in dat geval altijd contact kunnen opnemen met haar diensten om na te gaan of van een ontwerp kennis moet worden gegeven. Vooral tijdens de eerste maanden van de werking van de richtlijn waren deze informele contacten vaak een gelegenheid om de nationale overheden uit te leggen dat zij een ontwerp moesten aanmelden, waardoor complicaties en problemen in een later stadium werden voorkomen.
3.2. De specifieke kenmerken van de kennisgevingsprocedure voor de diensten van de informatiemaatschappij
De procedure die in Richtlijn 98/34/EG voor de regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij is vastgesteld, is nagenoeg gelijk aan die voor regels betreffende producten met uitzondering van enkele bijzondere kenmerken: de status-quoperiode, de handelingsbevoegdheid van de Commissie en de uitzonderingen op de kennisgevingsplicht die voor bepaalde sectoren van diensten van de informatiemaatschappij gelden.
Binnen drie maanden na kennisgeving van het nationale ontwerp kunnen de Commissie en/of een of meer lidstaten een uitvoerig gemotiveerde mening indienen. Bij regels betreffende producten wordt de goedkeuring van het ontwerp dan met drie maanden uitgesteld (wat betekent dat de lidstaat in totaal zes maanden moet wachten voordat hij zijn voorschrift kan aannemen). Bij de diensten van de informatiemaatschappij kan de goedkeuring slechts met één extra maand worden uitgesteld. Deze bijzondere regeling werd ingevoerd omdat men de wachttijd voor de lidstaat wilde beperken. Het nadeel is dat er na verzending van de uitvoerig gemotiveerde mening niet voldoende tijd is om mogelijke oplossingen te bespreken. Zoals wij hierboven hebben gezien, heeft de kennisgevingsrichtlijn echter juist tot doel om een dialoog tussen de Commissie en de lidstaten tot stand te brengen.
Een tweede bijzondere kenmerk betreft de speelruimte van de Commissie, nadat een lidstaat van een ontwerp kennis heeft gegeven. In het kader van de procedure van Richtlijn 98/34/EG kunnen de Commissie en de lidstaten opmerkingen indienen (hoofdzakelijk opmerkingen van algemene aard) of een uitvoerig gemotiveerde mening voorleggen (dit is de meest dwingende maatregel van de procedure, waarbij wordt ingegaan op aspecten die eventueel de goede werking van de interne markt kunnen belemmeren en waarbij de lidstaat verplicht is te antwoorden en aan te geven welk gevolg hij aan de uitvoerig gemotiveerde mening denkt te geven). Er zijn echter ook enkele specifieke mogelijkheden waarover alleen de Commissie beschikt, zoals de mogelijkheid om in bepaalde bijzondere gevallen om uitstel van de nationale maatregel te verzoeken.
Wat de ontwerpen voor technische voorschriften voor producten betreft, beschikt de Commissie over drie mogelijkheden, die in artikel 9, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn 98/34/EG staan vermeld.
Eerste mogelijkheid: de lidstaten stellen de goedkeuring van een ontwerp voor een technisch voorschrift met twaalf maanden uit, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het ontwerp door de Commissie, indien de Commissie binnen een termijn van drie maanden na die datum te kennen geeft op dit gebied overeenkomstig artikel 249 (ex artikel 189) van het Verdrag een richtlijn, een verordening of een beschikking te willen voorstellen of vaststellen.
Tweede mogelijkheid: de lidstaten stellen de goedkeuring van een ontwerp voor een technisch voorschrift voor de duur van twaalf maanden uit, indien de Commissie binnen drie maanden na de datum waarop haar mededeling van het ontwerp is gedaan, kennis geeft van de constatering dat het ontwerp betrekking heeft op een materie die wordt bestreken door een voorstel voor een richtlijn, voor een verordening of voor een beschikking die overeenkomstig artikel 249 (ex artikel 189) van het Verdrag bij de Raad is ingediend.
En tot slot de derde mogelijkheid: indien de Raad een gemeenschappelijk standpunt vaststelt tijdens de bovengenoemde status-quoperiode, strekt deze periode, behoudens het bepaalde in artikel 9, lid 6, van de richtlijn, zich over achttien maanden uit.
Wat de diensten van de informatiemaatschappij betreft, kan de Commissie de goedkeuring van een ontwerp niet doen uitstellen alleen door mede te delen dat zij op het door het ontwerp bestreken gebied een bindend communautair besluit wil voorstellen of vaststellen. Het feit dat de Commissie aan een ontwerp voor een communautair besluit werkt, is dus niet voldoende grond om de lidstaat twaalf maanden te laten wachten.
Tot slot zijn aan de algemene uitzonderingen in Richtlijn 98/34/EG een aantal uitzonderingen toegevoegd die specifiek de diensten van de informatiemaatschappij betreffen.
Ten eerste is de richtlijn niet van toepassing op regels betreffende zaken die onder een communautaire regeling inzake telecommunicatiediensten vallen i. Voor dit begrip geldt de definitie van Richtlijn 90/387/EG i.
Voorts is de richtlijn niet van toepassing op regels betreffende zaken die vallen onder een communautaire regeling inzake financiële diensten, als genoemd in de indicatieve lijst van bijlage VI bij de richtlijn i.
Voor regels die uitgevaardigd zijn door of voor gereglementeerde markten (beurzen) of door of voor andere markten of instellingen die compensatie- of verrekeningsverrichtingen voor die markten doen, is de situatie anders: de richtlijn is niet van toepassing, maar definitieve teksten moeten wel aan de Commissie worden medegedeeld i. De lidstaten zijn dus niet verplicht om van hun ontwerpen op dit gebied kennis te geven, maar moeten wel hun vastgestelde maatregelen aan de Commissie melden.
4.1. Grafische voorstelling van de aangemelde ontwerpen i
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Tot februari 2002 heeft de Commissie in totaal zeventig kennisgevingen betreffende diensten van de informatiemaatschappij ontvangen. Door de afbakening van het toepassingsgebied van de procedure door bovengenoemde definities is dat aantal niet zeer groot, maar wel significant.
De kennisgevingen kunnen in hoofdzaak in vijf grote onderwerpen worden onderverdeeld: elektronische handtekening, elektronische handel, gegevensbescherming, digitale televisie en decoders, en domeinnamen i.
De richtlijn betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen i (hierna 'richtlijn elektronische handtekeningen' genoemd) moest uiterlijk op 18 juli 2001 door de lidstaten zijn omgezet. De lidstaten hadden dus tot deze datum de tijd om nationale maatregelen vast te stellen teneinde aan deze richtlijn te voldoen.
Overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 98/34/EG hoeven de lidstaten niet kennis te geven van nationale maatregelen waarmee zij zich voegen naar dwingende communautaire besluiten.
Bij richtlijnen die de informatiemaatschappij betreffen, moet er rekening mee worden gehouden dat de communautaire wetgever geprobeerd heeft een stabiel rechtskader te scheppen om de rechtszekerheid in deze sector te bevorderen, bijvoorbeeld door het aantal uitzonderingen te beperken en deze nauwkeurig te omschrijven. Om evenwel een te starre wetgeving op dit zich zo snel ontwikkelende gebied te voorkomen, heeft de communautaire wetgever besluiten vastgesteld die een minimale harmonisatie opleggen en daarmee alle belemmeringen van het vrije verkeer van on-linediensten op grensoverschrijdend niveau verbieden. Minimale harmonisatie wil zeggen dat de betrokken richtlijnen 'slechts' een aantal essentiële eisen bevatten die het vrije verkeer moeten waarborgen; deze richtlijnen laten de lidstaten de mogelijkheid om ten opzichte van de marktdeelnemers in hun land maatregelen te treffen die verder gaan dan de op communautair niveau vastgestelde regels. Wanneer de nationale overheden van deze mogelijkheid gebruik maken, treffen zij maatregelen die verder gaan dan wat nodig is om aan de richtlijn te voldoen, in de zin van het bovengenoemde artikel 10. Dit zijn maatregelen waarvan kennis moet worden gegeven en waarop de Commissie en andere lidstaten moeten kunnen reageren.
De scheidslijn tussen deze maatregelen is niet altijd gemakkelijk te trekken en de lidstaten hebben er vaak over geklaagd dat zij het moeilijk vinden onderscheid te maken tussen een omzettingsmaatregel overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 98/34/EG en een maatregel die verder gaat dan een omzettingsmaatregel. In antwoord hierop heeft de Commissie de lidstaten tijdens vergaderingen van het bij de richtlijn ingestelde comité i herhaaldelijk verzekerd dat zij altijd bereid is hen te helpen dit soms moeilijke probleem op te lossen.
In geval van twijfel verdient het de voorkeur dat de lidstaten van hun ontwerpen kennis geven; na lezing van deze ontwerpen kan de Commissie de indienende lidstaat altijd mededelen dat de kennisgevingsprocedure moet worden beëindigd, omdat het ontwerp onder de uitzonderingen van artikel 10 van de richtlijn valt. Lidstaten die in geval van twijfel besluiten om geen kennis te geven van hun ontwerp voor een nationaal voorschrift, lopen daarentegen het risico dat bepalingen die hadden moeten worden aangemeld, overeenkomstig het arrest-CIA Security i geacht worden geen rechtsgevolgen te hebben voor particulieren. Bovendien zou hierdoor een schadelijke rechtsonzekerheid kunnen ontstaan en is er kans op andere complicaties, zoals de noodzaak een nieuwe nationale besluitvormingsprocedure in te leiden of een inbreukprocedure van de Commissie. In zijn recente arrest-Canal Satélite Digital i heeft het Hof van Justitie de draagwijdte van de uitzondering op de kennisgevingsplicht in artikel 10, lid 1, eerste streepje, van de richtlijn uitdrukkelijk omschreven. De strikte uitleg die het Hof aan de betrokken uitzondering heeft gegeven, beperkt in aanzienlijke mate de beoordelingsmarge van de lidstaten alsook hun mogelijkheden om zich aan de verplichting tot voorafgaande kennisgeving te onttrekken.
Aangezien de omzettingstermijn voor de richtlijn elektronische handtekeningen 18 juli 2001 was, is het niet verwonderlijk dat een groot deel van de tot dusver aangemelde ontwerpen elektronische handtekeningen betrof. Van de 70 ontvangen kennisgevingen hadden 20 direct en nog eens 5 indirect betrekking op de elektronische handtekening.
Ook met betrekking tot de elektronische handel werden er vele kennisgevingen ontvangen.
Voor de omzetting van Richtlijn 2000/31/EG betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (hierna de 'richtlijn inzake elektronische handel' genoemd i) geldt hetzelfde als voor de richtlijn elektronische handtekeningen. De omzettingstermijn voor de richtlijn inzake elektronische handel liep op 16 januari 2002 af.
In totaal ontving de Commissie dertien kennisgevingen die direct en zeven kennisgevingen die indirect met de elektronische handel verband hielden.
Ook de bescherming van persoonsgegevens is een regelmatig weerkerend onderwerp. Vele van de aangemelde ontwerpen inzake on-linediensten betreffen de bescherming van persoonsgegevens bij diensten van de informatiemaatschappij, waarbij de lidstaten moeten voldoen aan de eisen die voortvloeien uit Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens i en uit Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector i.
Er zijn ook kennisgevingen ontvangen met betrekking tot digitale televisie en decoders. Deze aspecten zijn zeer technisch, maar van groot belang, omdat zij bepalend zijn voor het toekomstige audiovisuele beleid. Een van de ontwerpen die in dit verband werden ontvangen, was een wetsontwerp tot vaststelling van aanvullende bepalingen inzake de toepassing van normen voor televisiesignalen. Deze wet had tot doel een bepaald decodersysteem voor te schrijven ten koste van andere op de markt verkrijgbare systemen.
Gelet op de toekomstige ontwikkeling van digitale televisie zullen door de lidstaten de komende jaren waarschijnlijk vele kennisgevingen op dit gebied worden ingediend.
Domeinnamen vormen een speciale categorie, maar zijn van bijzonder belang omdat op het ogenblik geen enkele Europese wetgeving op dit gebied bestaat. Het is dus wenselijk dat de lidstaten bij het beheer van hun domeinnamen voor een minimum aan coherentie zorgen, zodat de interne markt niet versnipperd raakt. De Gemeenschap werkt harerzijds aan de ontwikkeling van een Europese domeinnaam '.eu' en heeft hierover een verordening aangenomen i. Het is dus noodzakelijk om de ontwerp-wetgeving van de lidstaten inzake domeinnamen te controleren om problemen bij de invoering van de domeinnaam '.eu' te voorkomen en het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij te bevorderen.
Sommige lidstaten hebben de gewoonte om hun ontwerp-voorschriften in deze sector niet aan te melden, in tegenstelling tot andere die wel regelmatig van hun ontwerpen terzake kennis hebben gegeven. Domeinnamen spelen door hun intrinsieke band met diensten van de informatiemaatschappij echter een hoofdrol bij de ontwikkeling van deze diensten.
De Commissie heeft talrijke malen gereageerd op ontwerp-voorschriften van de lidstaten betreffende diensten van de informatiemaatschappij. Bij een totaal van zeventig kennisgevingen heeft de Commissie in 50% i van de gevallen een uitvoerig gemotiveerde mening en/of opmerkingen ingediend i. Ter vergelijking: in dezelfde periode reageerde de Commissie bij kennisgevingen inzake producten slechts in 30% van de gevallen.
Er zijn verschillende redenen voor dit resultaat.
Ten eerste vallen de diensten van de informatiemaatschappij nog maar kort onder de kennisgevingsplicht, terwijl de lidstaten in de productensector al langer de tijd hebben gehad om lering te trekken uit de procedure en daarmee bij hun wetgeving rekening te houden.
Ten tweede is deze sector volop in ontwikkeling en proberen de lidstaten met uiteenlopende voorschriften hierop te reageren. De Commissie moet dus vaker een algemene gedragslijn vaststellen om coherentie op de interne markt te waarborgen.
De lidstaten daarentegen hebben praktisch niet gereageerd. Slechts in negen gevallen hebben lidstaten opmerkingen verzonden, maar nooit een uitvoerig gemotiveerde mening. Wanneer men deze situatie met die in de sector producten vergelijkt, blijkt dat de lidstaten in die sector in dezelfde periode meer dan zestig keer een uitvoerig gemotiveerde mening hebben verzonden. Dit is op het eerste gezicht een teleurstellend resultaat, maar waarschijnlijk zijn de administratieve diensten in de lidstaten die zich met de technische dossiers bezighouden, nog niet eraan gewend om op het gebied van diensten gebruik te maken van de mogelijkheden van de kennisgevingsprocedure en is nog geen duidelijk standpunt ingenomen over vraagstukken met betrekking tot de diensten van de informatiemaatschappij, welke een nieuw gebied zijn dat nog in volle ontwikkeling is.
Richtlijn 98/34/EG biedt de Commissie en de lidstaten de mogelijkheid om op het gebied van de diensten van de informatiemaatschappij een uitvoerig gemotiveerde mening i uit te brengen, met als gevolg dat de oorspronkelijke status-quoperiode van 3 maanden tot 4 maanden, gerekend vanaf de datum van ontvangst van het betrokken ontwerp, wordt verlengd. In een uitvoerig gemotiveerde mening wordt te kennen gegeven dat 'de beoogde maatregel aspecten bezit die eventuele belemmeringen kunnen opleveren voor het vrije verkeer van diensten of voor de vrijheid van vestiging van verrichters van diensten in het kader van de interne markt', welke vrijheden zijn verankerd in respectievelijk de artikelen 49 en 43 van het EG-Verdrag.
De lidstaten zijn verplicht om op de hun toegezonden uitvoerig gemotiveerde meningen te antwoorden. De Commissie heeft gedurende de referentieperiode van dit verslag in totaal 15 uitvoerig gemotiveerde meningen verzonden, waarbij de lidstaten in 95% van de gevallen hebben geantwoord of hun kennisgeving hebben ingetrokken.
Volgens de jurisprudentie van het Hof schrijven de artikelen 49 en 43 van het Verdrag voor dat beperkingen moeten worden opgeheven; beperkingen zijn 'alle maatregelen die de uitoefening van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten verbieden, belemmeren of minder aantrekkelijk maken' i.
Op basis van deze jurisprudentie kan een nationale beperking alleen als uitzondering op de fundamentele vrijheden van de interne markt op een niet-geharmoniseerd gebied gerechtvaardigd zijn, als aan vier voorwaarden is voldaan:
zij moet zonder onderscheid van toepassing zijn;
zij moet aan een legitiem doel van algemeen belang beantwoorden;
zij moet geschikt zijn om het gestelde doel te bereiken;
zij moet niet onevenredig zijn aan het beoogde doel i en niet verder gaan dan wat noodzakelijk is om dat doel te bereiken; het mag bijvoorbeeld niet zo zijn dat hetzelfde resultaat ook met minder beperkende middelen kan worden bereikt i.
Met andere woorden, elke nationale maatregel moet voldoen aan de beginselen van niet-discriminatie i, noodzakelijkheid i en evenredigheid (3 en 4).
Wat in het bijzonder het vrij verrichten van diensten betreft, kan een beperking onevenredig blijken en om die reden op grond van het Gemeenschapsrecht niet gerechtvaardigd zijn, wanneer, zoals bij diensten van de informatiemaatschappij het geval is, de dienst wordt verricht zonder dat de dienstverlener zich naar het grondgebied van de lidstaat waar de dienst wordt afgenomen hoeft te begeven i en de nationale voorschriften geen rekening houden met verplichtingen waaraan door een dienstverlener reeds is voldaan in de lidstaat waar hij is gevestigd en van waar hij zijn diensten aanbiedt i.
Met het oog op deze overwegingen heeft de Commissie tijdens de referentieperiode van het verslag in totaal 15 uitvoerig gemotiveerde meningen verzonden op grond van problemen inzake de verenigbaarheid van ontwerpen voor nationale regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij met de in het Verdrag verankerde beginselen van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten of met bepaalde richtlijnen, zoals de richtlijnen betreffende de bescherming van persoonsgegevens en de richtlijn elektronische handtekeningen i.
De uitvoerig gemotiveerde meningen van de Commissie betroffen nationale ontwerp-voorschriften over de volgende onderwerpen: opsporingswerkzaamheden, onderschepping, decodering, verwerking, transmissie, bescherming, registratie, opslag enz. van gespreksgegevens en/of informatie op telecommunicatienetwerken i; elektronische handtekeningen i; media i; domeinnamen i.
Aan de hand van de verschillende uitvoerig gemotiveerde meningen kon worden vastgesteld dat bepaalde juridische problemen in verband met de aangemelde ontwerpen vaker voorkomen. Een typologische indeling van deze problemen ziet er als volgt uit:
- extraterritoriale toepasbaarheid van het beoogde nationale voorschrift (punt 5.2.1.2.);
- onduidelijkheid inzake nieuwe verplichtingen voor dienstverleners (punt 5.2.1.3.);
- onontvankelijkheid van de aangevoerde rechtvaardiging (punt 5.2.1.4.);
- verzuim om na te gaan aan welke eisen de dienstverlener reeds in zijn lidstaat van vestiging heeft voldaan (punt 5.2.1.5.);
- onevenredigheid van de beoogde beperkingen (punt 5.2.1.6.);
- onverenigbaarheid met bepaalde richtlijnen inzake diensten van de informatiemaatschappij (punt 5.2.1.7.).
Een algemene opmerking is hier op haar plaats. De extraterritoriale toepasbaarheid van een voorschrift (zoals bedoeld in punt 5.2.1.2.), het twee keer moeten voldoen aan eisen (punt 5.2.1.5.) en de onevenredigheid van een nationaal ontwerp (5.2.1.6.) zijn verschillende aspecten van dezelfde problematiek, waaraan door de Commissie in het kader van Richtlijn 98/34/EG, die tot doel heeft problemen te voorkomen en samenwerking te stimuleren, het allergrootste belang wordt gehecht: er moet worden vermeden dat nationale regels die in voorbereiding zijn, onnodige of buitensporige juridische of administratieve lasten meebrengen voor het bedrijfsleven en eventueel ook de gebruikers en om die reden moet worden bijgedragen aan de totstandbrenging van een juridische cultuur onder nationale wetgevers waarin de interne markt een centrale plaats inneemt. Met andere woorden, de bevoegde instanties op alle niveaus (staat, regio, technisch enz.) zouden bij het ontwerp, de discussie en de vaststelling van een nieuw voorschrift automatisch rekening moeten houden met de mogelijke gevolgen ervan voor de werking van onze gemeenschappelijke ruimte zonder binnengrenzen.
De Commissie heeft de ingediende gevallen en de daarmee samenhangende omstandigheden onderzocht en is daarbij tot de conclusie gekomen dat volgens de jurisprudentie van het Hof i afbreuk wordt gedaan aan de feitelijke naleving en toepassing van het beginsel van vrije dienstverrichting, wanneer in een ontwerp een juridische regeling wordt voorgesteld die geen onderscheid maakt tussen dienstverleners in de lidstaat die kennisgeving doet, en dienstverleners die vanuit hun eigen lidstaat in die lidstaat diensten willen aanbieden zonder er gevestigd te zijn. Dat is bijzonder duidelijk bij activiteiten als diensten van de informatiemaatschappij die door hun aard hoofdzakelijk worden verricht zonder dat de dienstverlener zich verplaatst, maar geldt meer in het algemeen voor alle economische dienstenactiviteiten van grensoverschrijdende aard, zoals door de Commissie in haar nieuwe strategie voor de dienstensector is onderstreept i.
De Commissie heeft bezwaar gemaakt tegen nationale ontwerpen met eisen die algemeen op alle dienstverleners van toepassing kunnen zijn, met inbegrip van die uit andere lidstaten, ongeacht hun plaats van vestiging.
Zij heeft gewezen op de problemen inzake de verenigbaarheid met het vrij verrichten van diensten, die uit een dergelijke algemene, onbeperkte en voor alle dienstverleners geldende toepassing van nationale eisen zouden voortvloeien.
Bij gebrek aan een precieze territoriale afbakening van wettelijke voorschriften loopt een verlener van diensten van de informatiemaatschappij, waaronder netwerkaanbieders en leveranciers van telecommunicatiediensten, het risico om automatisch onder verschillende wetgevingen te vallen (vijftien om precies te zijn, en zelfs meer na de uitbreiding). Dat zou ernstige gevolgen hebben, niet alleen in de vorm van rechtsonzekerheid en een mogelijke opeenstapeling van financiële lasten en aansprakelijkheidsvormen, maar ook voor de verwachtingen inzake investeringen en de ontwikkeling en verspreiding van on-linediensten, met name voor het midden- en kleinbedrijf i.
Bovendien heeft de Commissie de lidstaten in diverse uitvoerig gemotiveerde meningen gewaarschuwd voor een slechte omzetting van Richtlijn 2000/31/EG inzake de elektronische handel, die tot doel heeft het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij op doelmatige wijze te waarborgen en daartoe specifiek bepaalt dat de lidstaten het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij die vanuit een andere lidstaat worden geleverd, niet mogen beperken om redenen die vallen binnen het gecoördineerde gebied i. Dit bevestigt het belang van Richtlijn 98/34/EG als doeltreffend juridisch instrument om niet alleen schendingen van het Verdrag, maar ook inbreuken op richtlijnen te voorkomen, ook wanneer de omzettingstermijn nog niet is verstreken.
Tot slot heeft de Commissie opgemerkt dat een nationale wetgever wiens bedoeling het is dat een voorschrift niet van toepassing is op dienstverleners die niet op het grondgebied van de lidstaat zijn gevestigd, dat duidelijk en ondubbelzinnig in de tekst moet vermelden.
In sommige uitvoerig gemotiveerde meningen heeft de Commissie erop gewezen dat dienstverleners gelegenheid moeten hebben zich voldoende duidelijkheid te verschaffen over de omvang van de verplichtingen waaraan zij ten gevolge van het voorgestelde nieuwe nationale voorschrift zullen moeten voldoen i.
Dit aspect is van essentieel belang voor de praktische uitoefening van zowel de vrijheid van vestiging als het vrij verrichten van diensten onder veilige voorwaarden en met inachtneming van de voorspelbaarheid en evenredigheid, zoals vereist is op grond van het Gemeenschapsrecht en met het oog op het streven naar een verdere ontwikkeling van on-linediensten. Het Hof van Justitie heeft in dit verband onderstreept dat enerzijds een bepaling die een activiteit die de uitoefening van een fundamentele vrijheid betreft, beperkt, in duidelijke termen moet worden geformuleerd i en anderzijds dat de uitoefening van een fundamentele vrijheid niet afhankelijk mag worden gesteld van het goedvinden van de administratie, omdat deze vrijheid dan illusoir zou worden gemaakt i.
De Commissie heeft erop toegezien dat de door een nationaal ontwerp opgelegde beperkingen inzake de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten uitsluitend en duidelijk gerechtvaardigd worden door de doelstellingen van artikel 46 en 55 van het EG-Verdrag (openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid) of door dwingende redenen van algemeen belang die door het Hof zijn aangeduid (bijvoorbeeld de consumentenbescherming) i.
Voorts heeft de Commissie erop aangedrongen dat duidelijk wordt vermeld welke doelen door een nationaal ontwerp worden nagestreefd en welke verplichtingen hieruit voortvloeien i.
Die eis geldt overigens ook wanneer een ontwerp een rechtsdomein betreft dat onder de bevoegdheid van de lidstaten valt i.
5.2.1.5. Verzuim om na te gaan aan welke eisen de dienstverlener reeds in zijn lidstaat van vestiging heeft voldaan
De Commissie heeft er systematisch op toegezien dat in de aangemelde ontwerpen naar behoren rekening wordt gehouden met de eisen waaraan reeds in andere lidstaten is voldaan.
Beperkingen ten opzichte van in een andere lidstaat gevestigde dienstverleners zijn alleen verenigbaar met artikel 49 van het EG-Verdrag, indien onder meer is vastgesteld dat het algemeen belang niet reeds is gewaarborgd door de voorschriften van die lidstaat. Een maatregel die eigenlijk slechts een herhaling is van de controles die reeds in het kader van andere procedures worden verricht, kan niet worden beschouwd als noodzakelijk voor het bereiken van het nagestreefde doel i.
Wanneer een lidstaat dus restrictieve maatregelen wil nemen, moet in de desbetreffende regelgeving zijn bepaald dat vooraf en per geval wordt gecontroleerd aan welke verplichtingen elke in een andere lidstaat gevestigde dienstverlener reeds heeft voldaan, voordat aan hem eventueel nationale eisen kunnen worden gesteld i.
Bij kennisgevingen inzake diensten van de informatiemaatschappij heeft de Commissie er voortdurend op gelet of geen nieuwe verplichtingen worden ingevoerd die een belemmering en een ernstige belasting zouden kunnen vormen voor de activiteiten en toekomstige investerings- en innovatiecapaciteit van dienstverleners, ook ten aanzien van dienstverleners die zijn gevestigd in de lidstaat die kennisgeving doet (dus niet alleen met het oog op artikel 49, maar ook met het oog op artikel 43 van het EG-Verdrag) i.
[opleggen] om toe te zien op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden".
Bij haar onderzoek van de verschillende dossiers heeft de Commissie er in het algemeen op gewezen dat de toepassing van alle bovenbedoelde nationale bepalingen een ernstig restrictief effect zou kunnen hebben en dat de werking en duur van de beoogde verplichtingen niet buitensporig mogen zijn, maar op grond van objectieve criteria moeten zijn gerechtvaardigd en beter moeten zijn afgestemd op de feitelijke omstandigheden in elk specifiek geval.
Zij heeft met name beklemtoond dat in een nationaal voorschrift duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds bepalingen die van toepassing zijn op personen en situaties in verband met het vrij verrichten van diensten, en anderzijds bepalingen die voor personen en situaties in verband met de vrijheid van vestiging gelden i. Juist omdat de diensten van de informatiemaatschappij doorgaans worden geleverd zonder dat de dienstverlener zich in persoon naar het land van de afnemer van de dienst begeeft, is het belangrijk dat de nieuwe nationale beperkingen streng op hun evenredigheid worden beoordeeld.
Wanneer een lidstaat de uitoefening van deze activiteiten door een dienstverlener, ongeacht zijn plaats van vestiging, afhankelijk stelt van een vergunning en inschrijving in een nationaal register, verloochent hij daarmee het beginsel van het vrij verrichten van diensten, daar een dergelijke maatregel inhoudt dat iedere dienstverlener in die lidstaat moet zijn gevestigd i.
Tot slot heeft de Commissie opgemerkt dat nationale regels die een belemmering vormen voor de uitoefening van een in het Verdrag verankerde vrijheid, in het licht van de fundamentele rechten moeten worden geïnterpreteerd, zoals de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de vrijheid van meningsuiting die in respectievelijk de artikelen 8 en 10 van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens zijn neergelegd i. Zij heeft dus beklemtoond dat overheidsmaatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van computercriminaliteit of onderschepping van gegevens, alleen van het beginsel van het vrij verrichten van diensten mogen afwijken, indien zij met deze fundamentele rechten verenigbaar zijn.
5.2.1.7. Onverenigbaarheid met bepaalde richtlijnen inzake diensten van de informatiemaatschappij
Niet alleen problemen in verband met de algemene beginselen van het Verdrag - vanuit de verschillende genoemde oogpunten - waren een reden voor het verzenden van uitvoerig gemotiveerde meningen met betrekking tot bepaalde kennisgevingen, maar soms lag het probleem in de verenigbaarheid met drie communautaire richtlijnen tot regeling van aspecten die voor de diensten van de informatiemaatschappij bijzonder gevoelig liggen, te weten de twee Richtlijnen 95/46/EG en 97/66/EG betreffende de bescherming van persoonsgegevens en Richtlijn 99/93/EG inzake elektronische handtekeningen i.
- Bescherming van persoonsgegevens
In dit verband heeft de Commissie twijfels geuit ten aanzien van kennisgevingen van nationale ontwerpen die voorzien in het gebruik van de activiteiten van telecommunicatie-exploitanten, met inbegrip van internetaanbieders, om toegang te verkrijgen tot persoonsgegevens van burgers (hetzij tot de inhoud van berichten hetzij tot verkeersgegevens betreffende deze berichten) en waarin in strijd met de richtlijnen betreffende de bescherming van persoonsgegevens niet precies is vermeld op welke gronden de bevoegde instanties maatregelen kunnen vaststellen die de exploitanten tot opslag van de gegevens verplichten i.
- Elektronische handtekening
Op dit gebied hechtte de Commissie zeer groot belang aan de naleving van een aantal basisbeginselen van Richtlijn 1999/93/EG: de wettelijke erkenning van elektronische handtekeningen en hun gelijkwaardigheid met handgeschreven handtekeningen (op basis van objectieve criteria en niet op basis van een machtiging van de betrokken dienstverleners); het vrij verrichten van diensten in verband met de certificatie van handtekeningen (en van andere authentificatiediensten en diensten ter bescherming van de vertrouwelijkheid van gegevens) en de wederzijdse erkenning ervan op grensoverschrijdend niveau; de invoering van (rechtens en feitelijk) vrijwillige accreditatieregelingen voor de afgifte van 'gekwalificeerde' certificaten; de bescherming van persoonsgegevens met inbegrip van de afgifte van certificaten onder pseudoniem enz.
Overeenkomstig artikel 8, lid 2, kunnen de Commissie en de lidstaten bij de lidstaat die een ontwerp voor een regel betreffende diensten van de informatiemaatschappij ter kennis heeft gebracht, opmerkingen indienen, waarmee deze lidstaat bij de verdere uitwerking van de regel zoveel mogelijk rekening dient te houden.
De Commissie heeft 32 keer van deze mogelijkheid gebruik gemaakt, bijvoorbeeld om de aandacht van de aanmeldende lidstaat en ook die van de andere lidstaten te vestigen op de uitleg en toepassing die in het licht van de Verdragsbeginselen en de relevante richtlijnen aan zekere nationale bepalingen moeten worden gegeven of om te wijzen op de behoefte aan duidelijkere en preciezere definities.
Zo heeft de Commissie diverse keren opmerkingen ingediend om erop te wijzen dat de bepalingen van een ontwerp moeten worden geïnterpreteerd als zijnde alleen van toepassing op dienstverleners die in de aanmeldende lidstaat zijn gevestigd. In het geval dat de bepalingen ook op niet in deze lidstaat gevestigde dienstverleners van toepassing zijn, moet naar behoren rekening worden gehouden met eventuele controles die reeds door instanties in de lidstaat van vestiging van de dienstverlener zijn uitgevoerd en verplichtingen die daar reeds zijn nagekomen.
Zij heeft er eveneens op gewezen dat de nationale bepalingen een toereikende juridische voorspelbaarheid moeten garanderen en dat de vastgestelde verplichtingen niet te ver mogen gaan, op grond van objectieve criteria gerechtvaardigd moeten zijn en tegelijkertijd op de specifieke behoeften in kwestie moeten zijn afgestemd. Hetzelfde geldt voor de omzetting van wettelijke bepalingen wanneer, in voorkomend geval, wettelijke en bestuursrechtelijke uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld.
Zij heeft aan deze beginselen herinnerd bij verscheidene ontwerpen tot vaststelling van verplichtingen voor leveranciers van telecommunicatienetwerken en -diensten, met inbegrip van internetaanbieders i.
Tot slot heeft de Commissie de ontvangen kennisgevingen aangegrepen om duidelijkheid te verschaffen ten aanzien van bepalingen die een zekere toelichting vanuit het oogpunt van het vrij verrichten van diensten in het algemeen behoeven, ook al betreffen zij niet specifiek de diensten van de informatiemaatschappij. Zo heeft de Commissie onder meer de volgende ontwerpen onderzocht en hierover opmerkingen ingediend: een ontwerp voor een nationale wet inzake vergunningen voor loterijen i, een ontwerp voor een wet betreffende de bouwnijverheid waarin bepalingen betreffende het gebruik van satellietontvangstapparatuur zijn opgenomen i, een ontwerp voor een wet betreffende de toewijzing van kabelprogramma's volgens prioriteiten i.
Afgezien van bovengenoemde overwegingen, die de feitelijke naleving van het Verdrag betreffen, heeft de Commissie de opmerkingen ook vaak gebruikt om de nationale instanties attent te maken op de noodzaak hun ontwerp op een aantal punten te integreren of te corrigeren, mede met het oog op een juiste omzetting van Richtlijn 1999/93/EG inzake elektronische handtekeningen en Richtlijn 2000/31/EG inzake de elektronische handel gedurende de daarvoor vastgestelde periode die op respectievelijk 19 juli 2001 en 17 januari 2002 afliep i.
Wat de richtlijn inzake elektronische handel betreft, heeft de Commissie de opmerkingen gebruikt om alle betrokken lidstaten te wijzen op de nog niet omgezette bepalingen van de richtlijn en op verscheidene aspecten die met het oog op het aangemelde nationale ontwerp tot een slechte omzetting hadden kunnen leiden. De Commissie heeft in dit verband in het bijzonder belicht dat het beginsel van het land van vestiging (zoals vastgesteld in artikel 3 'Interne markt') en de aansprakelijkheidsregeling (zoals vastgesteld in de artikelen 12 tot en met 15) moeten worden nageleefd.
Zoals in het algemeen gedeelte (punt 5.1.) reeds werd vermeld, hebben de lidstaten in vergelijking met hun actieve deelname in de sector producten slechts mondjesmaat bijgedragen aan de kennisgevingsprocedure voor diensten van de informatiemaatschappij. Sinds kort is deze trend echter omgebogen en de lidstaten beginnen steeds vaker te reageren. Op een totaal van 70 kennisgevingen betreffende diensten van de informatiemaatschappij hebben zij met betrekking tot 6 kennisgevingen 9 keer opmerkingen ingediend; zij hebben echter geen enkele uitvoerig gemotiveerde mening verzonden. Nogmaals, deze cijfers zijn weinig bemoedigend in vergelijking met de resultaten voor producten.
Het is dus noodzakelijk dat de lidstaten een ware inspanning leveren om hun analyse te ontwikkelen, zodat een echte dialoog tot stand komt en toezicht wordt gehouden op nationale maatregelen voordat deze worden aangenomen.
Artikel 9, lid 7, van Richtlijn 98/34/EG biedt een lidstaat de mogelijkheid om volgens de urgentieprocedure van een ontwerp voor een nationaal voorschrift kennis te geven.
Gedurende de referentieperiode voor dit verslag heeft de Commissie vijf verzoeken om urgentverklaring met betrekking tot diensten van de informatiemaatschappij ontvangen. Drie van deze verzoeken werden afgewezen en één is ingewilligd. Eén kennisgeving werd ingetrokken, omdat de tekst geen technische voorschriften bevatte.
De urgentieprocedure werd toegestaan voor een Duits ontwerp. Duitsland motiveerde zijn verzoek met een verwijzing naar de aanslagen van 11 september 2001; ten gevolge van deze aanslagen moest de Duitse regering onder andere de betrokken netwerkexploitanten onverwijld kunnen verplichten om onmiddellijk de technische apparatuur ter beschikking te stellen die nodig is om toezicht te houden op de betrokken netwerken. De Commissie was van mening dat deze motivering, die vlak na de genoemde gebeurtenissen werd voorgelegd, onder het toepassingsgebied van artikel 9, lid 7, viel, waarin is bepaald dat de urgentie uit een ernstige en onvoorziene situatie moet voortvloeien.
Daarentegen heeft de Commissie bijvoorbeeld niet als dringende reden geaccepteerd dat de lidstaat in een schrijven was gewaarschuwd dat een richtlijn nog niet was omgezet. Het betrokken land dacht een beroep te kunnen doen op de urgentieprocedure, omdat het een wet tot omzetting van de richtlijn elektronische handtekeningen moest aannemen. Het had dit al eerder moeten doen, omdat de omzettingstermijn voor die richtlijn al meerdere maanden was verstreken. Om redenen die wij hierboven al hebben genoemd, moest van deze tekst kennis worden gegeven, omdat hij maatregelen bevatte die verder gingen dan een zuivere omzetting. De Commissie heeft het verzoek om urgentverklaring afgewezen, omdat volgens haar niet was voldaan aan de voorwaarde dat een onvoorziene situatie moest zijn ontstaan: de betrokken lidstaat wist dat hij de richtlijn elektronische handtekeningen moest omzetten en had in de Raad aan de opstelling van de richtlijn en aan de vaststelling van de omzettingstermijn meegewerkt.
Op grond van artikel 8, lid 4, van de richtlijn kan een kennisgeving als vertrouwelijk worden aangemerkt. In dat geval is de tekst van het ontwerp alleen toegankelijk voor de lidstaten en de Commissie. Hij wordt niet openbaar gemaakt en is niet toegankelijk via de internetsite TRIS. Particulieren kunnen de Commissie niet om een kopie van het ontwerp vragen.
Er is tweemaal om deze procedure verzocht en de Commissie heeft in beide gevallen het verzoek van de lidstaten ingewilligd.
De Commissie heeft slechts één keer in tweeënhalf jaar gebruik gemaakt van haar bevoegdheid een ontwerp overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de richtlijn te blokkeren. Dat gebeurde in afwachting van de goedkeuring van de richtlijn inzake elektronische handel. De kennisgeving in kwestie had betrekking op computercriminaliteit en in het bijzonder op de aansprakelijkheid van internetaanbieders en werd op 13 augustus 1999 ontvangen. Het ontwerp werd tot 14 augustus 2000 geblokkeerd en de richtlijn inzake elektronische handel werd op 17 juli 2000 aangenomen. De blokkering was dus niet tevergeefs. Hierdoor kon worden voorkomen dat voorafgaand aan de goedkeuring van deze richtlijn nationale maatregelen werden getroffen die mogelijk in strijd waren geweest met de geest van die richtlijn.
Terwijl de lidstaten er inmiddels aan gewend zijn om hun ontwerpen voor voorschriften betreffende producten aan te melden, hebben zij op het gebied van de diensten van de informatiemaatschappij een groot aantal teksten aangenomen zonder dat hiervan kennis werd gegeven. Dit verschil is nog opmerkelijker wanneer wij het aantal inbreuken wegens niet-kennisgeving vergelijken met het aantal teksten waarvan sinds de invoering van de procedure wel kennis is gegeven.
Wat de diensten betreft, heeft de Commissie tussen 2000 en 2001 al acht inbreukprocedures ingesteld wegens niet-naleving van Richtlijn 98/34/EG, dat wil zeggen omdat geen kennis werd gegeven van het ontwerp of omdat het ontwerp vóór het aflopen van de status-quoperiode werd aangenomen. Deze procedures zijn ambtshalve ingesteld. De Commissie heeft nog geen klachten van marktdeelnemers ontvangen, waarschijnlijk omdat niet voldoende bekend is dat het toepassingsgebied van Richtlijn 98/34/EG tot de diensten van de informatiemaatschappij is uitgebreid.
De teksten die zonder kennisgeving door de lidstaten zijn aangenomen, vallen in twee groepen uiteen:
- enerzijds voorschriften betreffende gebieden die door de communautaire richtlijnen worden bestreken;
- anderzijds voorschriften betreffende gebieden die buiten het Gemeenschapsrecht vallen.
De meeste voorschriften in de eerste groep betreffen de elektronische handtekening en de elektronische handel. Deze gebieden zijn geregeld bij Richtlijn 1999/93/EG inzake elektronische handtekeningen en Richtlijn 2000/31/EG inzake de elektronische handel. Zoals hierboven in de punten 4.2.1. en 4.2.2. al wordt uitgelegd, zijn de lidstaten verplicht van de technische voorschriften in deze ontwerpen kennis te geven wanneer die verder gaan dan het bepaalde in de richtlijnen of wanneer de lidstaten door invoering van deze voorschriften gebruik maken van de speelruimte die hun in de richtlijnen wordt geboden. De uitzondering op de kennisgevingsplicht overeenkomstig artikel 10, lid 1, eerste streepje, van Richtlijn 98/34/EG is in deze gevallen niet van toepassing, omdat het niet gaat om "wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen [...] waarbij de lidstaten zich voegen naar dwingende communautaire besluiten die de aanneming van [...] regels betreffende diensten tot gevolg hebben".
Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie kunnen technische voorschriften die in strijd met de verplichtingen van Richtlijn 98/34/EG zijn aangenomen, niet aan derden worden tegengeworpen. De bepalingen van bovengenoemde ontwerpen die verder gaan dan een zuivere omzetting van de richtlijnen in de zin van artikel 10 van Richtlijn 98/34/EG, en die in strijd met de verplichting tot kennisgeving of de verplichting tot naleving van de in die richtlijn vastgestelde status-quoperiode zijn aangenomen, zijn dus niet toepasbaar.
De tweede groep ontwerpen betreft vooral de elektronische communicatie, de transmissie van computerdocumenten en de telecommunicatiediensten, voor zover deze niet onder Richtlijn 89/552/EEG vallen. In dit verband zij eraan herinnert dat Richtlijn 98/34/EG op grond van artikel 1, punt 2, laatste alinea, niet van toepassing is op radio-omroepdiensten en televisie-omroepdiensten bedoeld in Richtlijn 89/552/EEG. Aan de andere kant is de richtlijn wel van toepassing op regels die specifiek gericht zijn op andere audiovisuele diensten die onder de definitie van diensten van de informatiemaatschappij vallen. Bijvoorbeeld, er moet wel vooraf kennis worden gegeven van regels betreffende video op verzoek of andere interactieve digitale diensten.
De kennisgevingsplicht geldt ook voor voorschriften inzake internetdomeinnamen, waarin met name de voorwaarden zijn vastgelegd voor de toegang tot on-linediensten en voor de uitvoering van die diensten door on-linedienstverleners (beroepsbeoefenaren, ondernemingen, handelsorganisaties enz.) die op internet via domeinnamen toegankelijk zijn en geïdentificeerd worden. Voor zover de internetactiviteiten die direct en uitdrukkelijk in deze ontwerpen worden beoogd, volledig voldoen aan de definitie van diensten van de informatiemaatschappij in artikel 1, punt 2, van Richtlijn 98/34/EG, vallen zij onder het toepassingsgebied van de richtlijn en moeten zij dus vooraf worden aangemeld.
Gevallen van niet-kennisgeving deden zich ook voor bij nationale maatregelen tot invoering van een rechtskader voor het gebruik van elektronische facturering en bij maatregelen inzake controle door de belastingdiensten. Sommige nationale maatregelen hadden tot doel specifieke technische eisen betreffende elektronische handtekeningen uit te breiden tot elektronische facturen. Aangezien deze bepalingen het toepassingsgebied van bepaalde regels betreffende producten en diensten uitbreiden tot andere producten en andere diensten van de informatiemaatschappij, zijn ook zij regels waarvan in het kader van Richtlijn 98/34/EG kennis moet worden gegeven.
Om een duidelijker beeld te krijgen van de problemen inzake de toepassing en interpretatie van de kennisgevingsprocedure op het gebied van de diensten van de informatiemaatschappij, achtte de Commissie het noodzakelijk een dialoog met de lidstaten op gang te brengen. Concreet heeft zich dat vertaald in een aantal bilaterale bijeenkomsten tussen de lidstaten en de diensten van de Commissie die belast zijn met de toepassing van de kennisgevingsprocedure en de richtlijnen betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.
Naar aanleiding van deze bijeenkomsten hebben de nationale instanties ermee ingestemd omstreden wetten in te trekken en van nieuwe voorstellen kennis te geven.
Bij haar streven naar samenwerking met de lidstaten en naar preventie van inbreukprocedures heeft de Commissie tot slot, wanneer haar ter ore kwam dat er op nationaal niveau plannen waren voor nieuwe wetgeving betreffende diensten van de informatiemaatschappij, de betrokken overheden gewezen op hun verplichtingen krachtens Richtlijn 98/34/EG. Dat had als resultaat dat verscheidene lidstaten van hun ontwerpen kennis hebben gegeven.
Wat de diensten van de informatiemaatschappij betreft, boden de vergaderingen van dit comité de Commissie gelegenheid de lidstaten te wijzen op ontwerp-voorschriften die volgens haar onder de kennisgevingsplicht vielen. Hierdoor konden de contactpunten voor de richtlijn de betrokken ministeries erop attent maken dat van de betrokken ontwerpen kennis diende te worden gegeven. In talrijke gevallen kon daardoor een inbreukprocedure worden vermeden. Deze dialoog is niet bedoeld als aanzet tot een permanent toezicht door de Commissie, maar om de aandacht van de contactpunten te vestigen op nationale ontwerpen waaraan in de verschillende ministeries wordt gewerkt.
Tijdens de vergaderingen van dit comité kon ook met de vertegenwoordigers van de lidstaten van gedachten worden gewisseld over juridische of praktische vraagstukken in verband met de toepassing van de procedure en de verdere ontwikkeling ervan. Dit laatste punt komt hieronder aan bod.
De kennisgevingsprocedure voor regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij geldt vanaf 1 maart 2001 ook voor de EVA-landen die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte (hierna de EER genoemd) i. Op het ogenblik melden deze landen hun omzettingsmaatregelen aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.
De Commissie heeft al vier ontwerpen ontvangen, waarvan drie uit Noorwegen en een uit IJsland. Bij de analyse van de kennisgevingen uit de EVA-landen werkt zij nauw samen met de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.
Sinds 1 januari 2001 is Turkije uitgenodigd aan de kennisgevingsprocedure in de sector producten deel te nemen. Deze procedure is evenwel beperkt wat de interventiemogelijkheden van de Commissie en de andere lidstaten betreft, alsook ten aanzien van de mogelijkheden van Turkije met betrekking tot de ontwerpen van de lidstaten.
Dit systeem zou tot andere kandidaat-lidstaten kunnen worden uitgebreid en daarbij zowel producten als diensten van de informatiemaatschappij kunnen omvatten. In de niet-geharmoniseerde sectoren zouden deze lidstaten baat hebben bij een controle van hun nationale maatregelen om te voorkomen dat deze in strijd zijn met het Gemeenschapsrecht en met name met de artikelen 28 en volgende van het Verdrag. Het voordeel van een dergelijke procedure is dat een ware dialoog tot stand komt tussen de kandidaat-lidstaten en de lidstaten van de Gemeenschap, waardoor de eerstgenoemden zich beter op hun toetreding kunnen voorbereiden. De interventiemogelijkheden van de Commissie, de lidstaten en de kandidaat-lidstaten zouden natuurlijk minder ver gaan dan bij de huidige procedure. Het is moeilijk voorstelbaar dat de Commissie een dwingend besluit kan nemen met betrekking tot een voorschrift van een kandidaat-lidstaat. Hetzelfde gaat op voor de interventiemogelijkheden van een kandidaat-lidstaat ten opzichte van een voorschrift van een lidstaat. De bovengenoemde regeling met Turkije zou in dit verband tot voorbeeld moeten dienen.
Op het ogenblik wordt met een aantal kandidaat-lidstaten onderhandeld over een specifiek akkoord tot invoering van een vereenvoudigde kennisgevingsprocedure.
Tot slot werd op 2 oktober 2001 door de Raad van Europa een verdrag goedgekeurd waarin de kennisgevingsprocedure, zoals die op de diensten van de informatiemaatschappij van toepassing is, in grote lijnen is overgenomen. Het betreft Verdrag nr. 180 van de Raad van Europa betreffende informatie en juridische samenwerking inzake diensten van de informatiemaatschappij i. Dit verdrag is bij gelegenheid van de 24e conferentie van de Europese ministers van Justitie in Moskou, op 4 en 5 oktober 2001, voor ondertekening geopend.
Dit systeem biedt de Commissie en de lidstaten toegang tot ontwerpen voor regelgeving van derde landen inzake diensten van de informatiemaatschappij en stelt hen vooral ook in staat om te trachten via een dialoog de opstelling van voorschriften op nationaal niveau te beïnvloeden. Op het ogenblik zijn de ontwerpen voor regelgeving van de EU-lidstaten immers voor iedereen toegankelijk op de internetsite van Richtlijn 98/34/EG, maar zonder wederkerigheid. Met dit verdrag wordt een systeem dat op communautair niveau reeds bestaat dus op internationale leest geschoeid.
Natuurlijk is de opschortingsregeling van de communautaire richtlijn niet in het verdrag overgenomen, maar toch zal het verdrag waarschijnlijk een uitstekend middel zijn om zich informatie en duidelijkheid te verschaffen over regelgevingsintiatieven inzake diensten van de informatiemaatschappij. Het verdrag betreft weliswaar in de eerste plaats de lidstaten van de Raad van Europa, maar kan onder bepaalde voorwaarden worden uitgebreid tot andere landen die geen lid van de Raad van Europa zijn, waardoor het potentieel van dit systeem nog wordt vergroot.
Tot slot van dit verslag wil de Commissie enkele opmerkingen maken over de problemen die uit twee jaar ervaring met de kennisgevingsprocedure naar voren zijn gekomen. Daarna zal zij de balans opmaken van de algemene bijdrage van de procedure aan de diensten van de informatiemaatschappij, waarbij ook naar de verdere ontwikkeling van het systeem zal worden gekeken.
Als eerste probleem moet worden vermeld dat sommige lidstaten moeilijkheden hebben ondervonden bij de concrete toepassing van deze richtlijn ten gevolge van de complexiteit van de definities.
Om hiervoor een oplossing te vinden, heeft de Commissie de lidstaten om te beginnen een vademecum met concrete voorbeelden ter beschikking gesteld waarin de verschillende definities duidelijker worden afgebakend i.
Voorts hebben de diensten van de Commissie in het kader van het Comité Normen en technische voorschriften meer dan eens herhaald dat zij bereid zijn hulp te bieden aan lidstaten die moeilijkheden ondervinden bij de bepaling of van een tekst al dan niet kennis moet worden gegeven. Naar aanleiding daarvan hebben verschillende lidstaten op bilateraal niveau contact met de Commissie opgenomen.
Ook moet worden onderstreept dat de lidstaten in het kader van de procedure alle communicatie ontvangen die naar de andere lidstaten wordt gestuurd (opmerkingen, uitvoerig gemotiveerde meningen, dialoog enz.); zij kunnen zich in concrete gevallen dus baseren op de eerdere analyse van de Commissie.
Tot slot zal ook dit verslag de lidstaten helpen bij de vaststelling of van een ontwerp kennis moet worden gegeven.
Een tweede probleem is dat in sommige gevallen nauw verband bestaat tussen diensten en producten. Meer dan eens heeft de Commissie opmerkingen en/of uitvoerig gemotiveerde meningen verzonden die zowel diensten van de informatiemaatschappij als de daarmee verband houdende producten betroffen. Een concreet voorbeeld: het is duidelijk dat de nationale voorschriften inzake elektronische handtekeningen gevolgen meebrengen voor de desbetreffende dienstverleners, maar zij zijn ook van invloed op de producten die voor het verrichten van deze diensten noodzakelijk zijn, zoals bijvoorbeeld computers en software om elektronische handtekeningen te kunnen produceren.
Ten derde is drie maanden soms niet genoeg om complexe technische maatregelen, die een groot aantal diensten van de Commissie aangaan, te vertalen en te analyseren. Bovendien, zoals hierboven al werd uiteengezet, voorziet de procedure voor diensten van de informatiemaatschappij slechts in een uitstel met één maand wanneer een uitvoerig gemotiveerde mening is uitgebracht, in plaats van de drie maanden die voor industriële, landbouw- en visserijproducten gelden. Een maand geeft de betrokken lidstaat niet veel tijd om te antwoorden en de Commissie niet om het antwoord te vertalen en hierop commentaar te leveren. Deze situatie druist in tegen de geest van de richtlijn die bedoeld is om een dialoog tot stand te brengen, teneinde belemmeringen op de interne markt te voorkomen. Dat neemt niet weg dat de Commissie zich ervan bewust is dat regelgeving op het gebied van de diensten van de informatiemaatschappij een snelle analyse vereist. Voor gevallen waarin een snelle behandeling vereist is, voorziet Richtlijn 98/34/EG echter uitdrukkelijk in een specifieke procedure, namelijk de urgentieprocedure.
Een vierde aspect dat door de lidstaten werd genoemd, is onduidelijkheid over het onderscheid tussen maatregelen waarvan met het oog op artikel 10 van de richtlijn geen kennisgeving hoeft te worden gedaan en maatregelen die wel moeten worden aangemeld. In dit verband wil de Commissie er nogmaals op wijzen dat maatregelen die worden vastgesteld om aan een richtlijn te voldoen nooit hoeven te worden aangemeld in het kader van Richtlijn 98/34/EG. Kennisgeving is alleen noodzakelijk bij ontwerpen (of specifieke onderdelen daarvan) die niet overeenkomen met een zuivere omzetting van een dwingende communautaire maatregel in nationaal recht. In twee recente arresten heeft het Hof van Justitie de omvang van de kennisgevingsplicht duidelijker gedefinieerd i.
Wanneer de lidstaten kennis geven van ontwerpen die zowel zuivere omzettingsmaatregelen in de zin van artikel 10 van Richtlijn 98/34/EG bevatten als maatregelen die verder gaan dan een omzetting, maakt de Commissie van de gelegenheid gebruik ook simpele opmerkingen te maken over de delen die de omzetting betreffen. De Commissie gebruikt haar kennis van het ontwerp om de lidstaten niet-bindende raadgevingen te verstrekken teneinde hen te helpen de betrokken richtlijnen optimaal om te zetten.
Het positieve effect van de kennisgevingsprocedure op het gebied van de diensten van de informatiemaatschappij kan in zes punten worden samengevat: dialoog over nieuwe onderwerpen; intrekking of wijziging van ontwerpen voor voorschriften die in strijd met het Gemeenschapsrecht zijn; vorming van een corpus juris over talrijke onderwerpen; gedachtewisseling; aanzet tot een discussie op het niveau van de Commissie over de noodzaak van nieuwe wetgeving met betrekking tot bepaalde onderwerpen; en tot slot, inlichting van bedrijven en burgers over ontwerpen voor nationale voorschriften in deze sector.
Ten eerste heeft de Commissie van de dialoog met de lidstaten gebruik gemaakt om harerzijds op de argumenten die door de lidstaten naar voren zijn gebracht te reageren. Bijvoorbeeld, de discussies over de domeinnamen hebben tot een zeer leerzame gedachtewisseling geleid. Dat toont aan dat de kennisgevingsprocedure de Commissie de mogelijkheid biedt om samen met de betrokken lidstaat te bepalen in hoeverre nieuwe terreinen, die nog voortdurend in ontwikkeling zijn en regelgevende maatregelen van de lidstaten vereisen, maar waarover geen communautair standpunt is ingenomen, moeten worden geregeld. Het eerste positieve aspect is dus dat over de aanpak van nieuwe juridische problemen van gedachten wordt gewisseld. Bovendien hebben de andere lidstaten toegang tot alle uitgewisselde berichten, zodat zij zich op de verschillende standpunten terzake kunnen baseren, mochten zij op een gegeven ogenblik besluiten om ook tot regeling van de zaak in kwestie over te gaan.
De dialoog tussen de Commissie en de lidstaten heeft er ook toe geleid dat regelgevingsvoorstellen die geacht werden in strijd te zijn met het Gemeenschapsrecht werden ingetrokken of gewijzigd. Dat is het tweede punt waarop de richtlijn een succes is geweest. Door middel van de dialoog worden de lidstaten erop gewezen dat zij hun ontwerp moeten intrekken of wijzigen, omdat het niet in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht is. Wanneer de lidstaat die kennisgeving doet zelf beslist zijn ontwerp in te trekken, kan dat als een hoogtepunt van de dialoog tussen de actoren bij de kennisgevingsprocedure worden beschouwd.
Bij elke kennisgeving spitst de Commissie haar standpunt over een bepaald onderwerp verder toe, zodat zij andere problemen in andere kennisgevingen over dezelfde problematiek (elektronische handtekening, elektronische handel, gegevensbescherming, decoders enz.) beter kan aanpakken. Dit is het derde voordeel van de procedure, namelijk de vorming van een corpus juris waarover de lidstaten met betrekking tot een bepaald onderwerp kunnen beschikken. Door de lidstaten wordt overigens ook nu soms al verwezen naar het standpunt inzake eerdere kennisgevingen, bijvoorbeeld om aan te tonen dat een bepaald ontwerp voor een nationaal voorschrift onder de kennisgevingsplicht valt.
Een vierde voordeel van de richtlijn is het ontstaan van een forum waar de lidstaten en de Commissie de door laatstgenoemde ingediende uitvoerig gemotiveerde meningen en opmerkingen kunnen bespreken. De richtlijn verplicht de lidstaten op de uitvoerig gemotiveerde meningen te antwoorden en de Commissie reageert dan weer op die antwoorden. Hoewel de lidstaten niet formeel verplicht zijn op de opmerkingen te antwoorden, heeft de Commissie hen tijdens comitévergaderingen niettemin aangemoedigd deze opmerkingen in acht te nemen en zo nodig te reageren. Overigens waren de lidstaten in de meeste gevallen bereid op de opmerkingen van de Commissie te antwoorden. Dat is van belang, omdat hieruit blijkt dat de lidstaten met de Commissie in discussie willen treden, zelfs wanneer deze niet het meest dwingende rechtsinstrument gebruikt.
Ten vijfde is de Commissie zich er door de kennisgevingsprocedure van bewust geworden dat in sommige sectoren, waar tegenstrijdige nationale ontwerpen zijn ingediend, moet worden overwogen of een communautaire maatregel wenselijk is.
Het zesde voordeel tot slot is dat bedrijven en burgers op de desbetreffende internetsite i, die voor het publiek toegankelijk is, de ontwerpen voor voorschriften kunnen raadplegen. Dat wil zeggen dat zij bij de Commissie en de nationale overheden op deze ontwerpen kunnen reageren. Zij kunnen zich op deze wijze ook op de hoogte houden van voorschriften die in andere lidstaten zullen worden ingevoerd.
Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat de kennisgevingsprocedure een hoofdrol speelt bij de totstandbrenging van een interne markt voor diensten van de informatiemaatschappij, aangezien zij voorkomt dat überhaupt schadelijke belemmeringen ontstaan. Bovendien brengt zij een waar discussieforum voor deze complexe en voortdurend veranderende materie tot stand.
Wat met name Richtlijn 2000/31/EG betreft, waarin een horizontaal communautair rechtskader inzake de elektronische handel is vastgesteld, heeft de kennisgevingsprocedure van Richtlijn 98/48/EG enerzijds geleid tot een doeltreffende preventieve controle in de omzettingsfase en anderzijds tot een constructieve dialoog met de nationale instanties over aspecten die niet onder de richtlijn inzake elektronische handel vallen. Hieruit blijkt dat deze twee instrumenten betreffende de diensten van de informatiemaatschappij elkaar aanvullen.
De positieve punten van deze procedure verklaren waarom zij model heeft gestaan voor een verdrag in het kader van de Raad van Europa, waartoe overigens ook kan worden toegetreden door landen die geen lid van deze organisatie zijn i. Dit verdrag volgt in grote lijnen het communautaire model, wat betekent dat de kennisgevingsprocedure een oplossing is die ook op internationaal niveau ingang gaat vinden.
De conclusie lijkt dan ook te zijn dat men na een eerste aanloopperiode, waarin de Commissie een aantal vragen zijn gesteld over de interpretatie en toepassing van de richtlijn - wat onvermijdelijk lijkt bij de eerste invoering van een operationeel systeem betreffende een geheel nieuw gebied als de diensten van de informatiemaatschappij - met deze procedure de beschikking heeft gekregen over een doeltreffend informatie- en samenwerkingsinstrument.
Hoewel de belanghebbenden nog niet voldoende (maar wel steeds meer in vergelijking met de eerste maanden) bij de procedure betrokken zijn, kan toch worden gesteld dat de richtlijn niet alleen heeft bijgedragen tot een tijdige opsporing van concrete belemmeringen op de interne markt, maar ook, meer in het algemeen, tot een groter bewustzijn bij de nationale wetgever van de beginselen van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten, met name op gebieden waar deze fundamentele vrijheden voorheen helemaal niet in acht werden genomen.
Daarnaast biedt de richtlijn nog andere mogelijkheden. Hij kan bijvoorbeeld helpen bij de vaststelling van gebieden die baat zouden hebben bij een communautaire harmonisatie of bij een toekomstige herziening van reeds geldende richtlijnen met betrekking tot de diensten van de informatiemaatschappij.
De bewezen voordelen van Richtlijn 98/34/EG als instrument voor een permanent toezicht op de regelgevingssituatie in de lidstaten zijn dusdanig dat de Commissie binnenkort zal bestuderen of het wenselijk is deze gestructureerde dialoog uit te breiden tot andere diensten, die niet diensten van de informatiemaatschappij zijn.
10.1. Informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij
Overzicht van de nationale maatregelen tot uitvoering i van de richtlijnen terzake i
Mitteilung der Regierung der Bundesrepublik Deutschland an die Kommission der Europäischen Gemeinschaften vom 19. März 1988: Verwaltungsmäßige Vorkehrungen
Mitteilung der Regierung der Bundesrepublik Deutschland an die Kommission der Europäischen Gemeinschaften vom 22. Dezember 1988: Verwaltungsmäßige Vorkehrungen
Mitteilung der Regierung der Bundesrepublik Deutschland an die Kommission der Europäischen Gemeinschaften vom 16. Juni 1995: Verwaltungsmäßige Vorkehrungen
Mitteilung der Regierung der Bundesrepublik Deutschland an die Kommission der Europäischen Gemeinschaften vom 27. Oktober 1998: Verwaltungsmäßige Vorkehrungen
OOSTENRIJK
Bundesgesetz zur Durchführung eines Informationsverfahrens auf dem Gebiet der technischen Vorschriften und Normen (Notifikationsgesetz-NotifG), BGBl. Nr. 180/1996
Landesverfassungsgesetz vom 11. Juni 1996, mit dem die Verfassung für das Land Kärnten erlassen wird (Kärntner Landesverfassung), LGBl. Nr. 85/1996, Art. 32
Nö Landesverfassung 1979 - Nö LV 1979, LG Bl.0001-6
Landesverfassungsgesetz, mit dem das O.ö. Landes-Verfassungsgesetz 1991 geändert wird (Oö. Landes-Verfassungsgesetz-Novelle 1998), LGBl. Nr. 17/1998
Landesgesetz über internationale Informationsverfahren und Mitteilungen auf dem Gebiet technischer Vorschriften (Oö. Notifikationsgesetz - Oö NotifG), LGBl. Nr. 19/1998
Landesgesetz über das Landesgesetzblatt, die Amtliche Linzer Zeitung und andere Formen der Kundmachung in Oberösterreich (Oö. Kundmachungsgesetz - Oö. KMG), LGBl. Nr. 55/1998
Gesetz vom 23. September 1997 über die Durchführung des Informationsverfahrens auf dem Gebiet der technischen Vorschriften (Steiermärkisches Notifikationsgesetz - StNotifG)
Gesetz über internationale Informationsverfahren und Notifizierungen auf dem Gebiet technischer Vorschriften (Wiener Notifizierungsgesetz - WNotifG), LGBl. für Wien Nr. 28/1996
Gesetz über die Durchführung eines Informationsverfahrens auf dem Gebiet der technischen Vorschriften (Notifikationsgesetz), LGBI. Nr. 36/1998 (Vorarlberg)
Landtagsbeschluß über eine Änderung der Geschäftsordnung für den Vorarlberger Landtag, LGBI. Nr. 37/1998 (Vorarlberg)
Landesverfassungsgesetz, mit dem das Oö. Landes-Verfassungsgesetz 1991 geändert wird (Oö. Landes-Verfassungsgesetz-Novelle 1998), LGBI. Nr. 17/1998
Landesgesetz über internationale Informationsverfahren und Mitteilungen auf dem Gebiet technischer Vorschriften (Oö. Notifikationsgesetz - Oö. NotfG), LGBI. Nr. 19/1998
Landesgesetz über das Landesgesetzblatt, die Amtliche Linzer Zeitung und andere Formen der Kundmachung in Oberösterreich (Oö. Kundmachungsgesetz - Oö. KMG), LGBI. Nr. 55/1998
Bundesgesetz zur Durchführung eines Informationsverfahrens auf dem Gebiet der technischen Vorschriften, der Vorschriften für die Dienste der Informationsgesellschaft und der Normen (Notifikationsgesetz 1999 - NotifG 1999), BGBl. Nr. 183/1999
Verordnung des Bundesministers für wirtschaftliche Angelegenheiten über das Formblatt für Notifikationen (Notifikationsverordnung - NotifV), BGBl. Nr. 450/1999
Landesverfassungsgesetz, mit dem das Oö. Landes-Verfassungsgesetz geändert wird (Oö. Landes-Verfassungsgesetz-Novelle 1999), LGBI. Nr. 37/1999
BELGIË
De tekst van de richtlijn is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 1.2.1989
Officiële bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van 29.4.1995
Officiële bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van 15.6.1999
DENEMARKEN
Industri- og Handelsstyrelsens cirkulære af 22. december 1988 : Cirkulære om gennemførelse i Danmark af Rådets direktiv 83/189/EØF om en informationsprocedure med hensyn til tekniske forskrifter som ændret ved direktiv 88/182/EØF
Erhvervsfremme Styrelsens cirkulære nr. 86 af 16. juni 1995 : Cirkulære om gennemførelse i Danmark af Rådets direktiv om en informationsprocedure med hensyn til tekniske standarder og forskrifter
Cirkulære nr. 118 af 9. juli 1999 om gennemførelse af Europa-Parlamentets og Rådets direktiver 98/34/EF og 98/48/EF om en informationsprocedure med hensyn til tekniske standarder og forskrifter samt forskrifter for informationssamfundets tjenester (Erhvervsmin., Erhvervsfremme Styrelsen, j. nr. 1998 - 224/14020-3)
Bekendtgørelse nr. 773 af 4. august 2000 om EU's informationsprocedure for tekniske standarder og forskrifter samt forskrifter for informationssamfundets tjenester (Erhvervsmin, Erhvervsfremme Styrelsen, j. nr. 2000-224/14020-15)
Bekendtgørelse nr. 190 af 20. marts 2001 om Eu's informationsprocedure for tekniske standarder og forskrifter samt forskrifter for informationssamfundets tjenester (Erhvervsfremme Styrelsen, j. nr. 2000-224/14020-15)
SPANJE
Real decreto 568/1989, de 12 de mayo, por el que se regula la remisión de información en materia de normas y reglamentaciones técnicas (BOE núm. 125 de 26 mayo 1989)
Real decreto 1168/1995, de 7 de julio, por el que se regula la remisión de información en materia de normas y reglamentaciones técnicas (BOE núm. 162 de 8 julio 1995)
Orden de 13 de junio de 1997 por la que se modifica la relación de organismos nacionales de normalización contenida en el Real Decreto 1168/1995, de 7 de julio, por el que se regula la remisión de información en materia de normas y reglamentaciones técnicas (BOE núm. 148 de 21 de junio 1997)
Real decreto 1337/1999, de 31 de julio, por el que se regula la remisión de información en materia de normas y reglamentaciones técnicas y reglamentos relativos a los servicios de la sociedad de la información (BOE núm. 185 de 4 agosto 1999)
Corrección de errores del Real Decreto 1337/1999, de 31 de julio, por el que se regula la remisión de información en materia de normas y reglamentaciones técnicas y reglamentos relativos a los servicios de la sociedad de la información (BOE núm. 225 de 20 septiembre 1999)
FINLAND
N :o 884
Valtioneuvoston päätös
teknisiä määräyksiä koskevien tietojen toimittamisessa noudatettavasta menettelystä
Annettu Helsingissä 15 päivänä kesäkuuta 1995
Nr 884
Statsrådets beslut
om informationsförfarandet i fråga om tekniska föreskrifter
Utfärdat i Helsingfors den 15 juni 1995
Landskapslag
Om tillämpning i landskapet Åland av riksförfattningar om produktsäkerhet (59/95) 21.1.1988/8
N :o 802
Valtioneuvoston päätös
teknisiä määräyksiä koskevien tietojen toimittamisessa noudatettavasta menettelystä
Annettu Helsingissä 15 päivänä heinäkuuta 1999
Suomen Säädöskokoelma 1999
Julkaistu Helsingissä 21 päivänä heinäkuuta 1999 N :o 797-802
Nr 802
Statsrådets beslut
om informationsförfarandet i fråga om tekniska föreskrifter
Utfärdat i Helsingfors den 15 juli 1999
Finlands Författningssamling 1999
Utgiven i Helsingfors den 21 juli 1999 Nr 797-802
FRANKRIJK
Circulaire n° 3000/SG du 7 novembre 1985 du Premier ministre aux Ministres et Secrétaires d'Etat
Circulaire n° 3421/SG du 30 décembre 1988 du Premier ministre aux Ministres et Secrétaires d'Etat
Circulaire du 6 mai 1995 du Premier ministre relative à la procédure d'information dans le domaine des règles techniques et des normes (directive 83/189/EEG, modifiée par la directive 88/182/EEG et par la directive 94/10/CE) (Journal Officiel de la République française du 7 mai 1995)
Circulaire du 7 novembre 1994 du délégué interministériel aux Normes : directive relative à l'établissement des normes
Circulaire du 9 décembre 1999 relative à la procédure d'information des autorités communautaires avant l'édiction de règles applicables aux services de la société de l'information (Journal Officiel de la République française du 15 décembre 1999)
GRIEKENLAND
ÐÑÏÅÄÑÉÊÏ ÄÉÁÔÁÃÌÁ ÕдÁÑÉÈ. 206
ÊáèéÝñùóç Äéáäéêáóßáò Ðëçñïöüñçóçò óôïí ôïìÝá ôùí ðñüôõðùí êáé ôå÷íéêþí êáíïíéóìþí óå óõììüñöùóç ðñïò ôçí ïäçãßá 83/189/ÅÏÊ ôçò 28.3.1983 ôïõ Óõìâïõëßïõ ôùí Å.Ê. (L 109/26.4.1983) (ÖÅÊ 94/Á/1987)
(Presidentieel besluit nr. 206 van 26 mei 1987, gepubliceerd in het Griekse Staatsblad nr. 94/A/1987)
ÐÑÏÅÄÑÉÊÏ ÄÉÁÔÁÃÌÁ ÕдÁÑÉÈ. 523
Ôñïðïðïßçóç ôùí Ð.Ä. 206/87 (ÖÅÊ 94/Á/1987), êáèéÝñùóç äéáäéêáóßáò ðëçñïöüñçóçò óôïí ôïìÝá ôùí ðñïôýðùí ôùí ôå÷íéêþí êáíïíéóìþí óå óõììüñöùóç ðñïò ôçí Ïäçãßá 83/189/ÅÏÊ ôçò 28.03.1983 ôïõ Óõìâïõëßïõ ôùí Å.Ê. (E.E.L. 109 ôçò 26.04.1983) êáé 229/88 (ÖÅÊ 98/Á/1988) 'êáèéÝñùóç äéáäéêáóßáò ðëçñïöüñçóçò óôïí ôïìÝá ôùí ðñïôýðùí, ôùí ôå÷íéêþí êáíïíéóìþí êáé ôùí óõóôçìÜôùí ðéóôïðïßçóçò', óýìöùíá ìå ôï Íüìï 1727/1987 'Êýñùóç ôçò Óõìöùíßáò Ôå÷íéêþí Åìðïäßùí óôï Åìðüñéï', óå óõììüñöùóç ðñïò ôçí ïäçãßá 88/182/ÅÏÊ'. (ÅÅ áñéè. L. 81 ôçò 26.3.1988) (ÖÅÊ 236/Á/1988)
(Presidentieel besluit nr. 523 van 13 oktober 1988, gepubliceerd in het Griekse Staatsblad nr. 236 van 24 oktober 1988)
ÐÑÏÅÄÑÉÊÏ ÄÉÁÔÁÃÌÁ ÕдÁÑÉÈ. 48
Ôñïðïðïßçóç êáé óõìðëÞñùóç ôùí äéáôÜîåùí ôïõ Ð.Ä./ôïò 206/1987 (ÖÅÊ 94Á/18.6.1987) ãéá ôçí êáèéÝñùóç ìßáò äéáäéêáóßáò ðëçñïöüñçóçò óôïí ôïìÝá ôùí Ðñïôýðùí êáé ôùí Ôå÷íéêþí Êáíüíùí, óå óõììüñöùóç ìå ôçí Ïäçãßá 94/10/ÅÊ ôïõ Åõñùðáúêïý Êïéíïâïõëßïõ êáé ôïõ Óõìâïõëßïõ (EEL 100/19.4.94) (ÖÅÊ 44/Á/1996)
(Presidentieel besluit nr. 48 van 28 februari 1996, gepubliceerd in het Griekse Staatsblad nr. 44 van 7 maart 1996)
ÐÑÏÅÄÑÉÊÏ ÄÉÁÔÁÃÌÁ ÕдÁÑÉÈ. 39
ÊáèéÝñùóç ìßáò äéáäéêáóßáò ðëçñïöüñçóçò óôïí ôïìÝá ôùí ôå÷íéêþí ðñïôýðùí êáé ðñïäéáãñáöþí êáé ôùí êáíüíùí ó÷åôéêÜ ìå ôéò õðçñåóßåò ôçò êïéíùíßáò ôùí ðëçñïöïñéþí óå óõììüñöùóç ðñïò ôéò Ïäçãßåò 98/34/ÅÊ êáé 98/48/ÅÊ. (ÖÅÊ 28/A/2001)
(Presidentieel besluit nr. 39 van 6 februari 2001, gepubliceerd in het Griekse Staatsblad nr. 28 van 20 februari 2001)
IERLAND
Circular letter (geen datum beschikbaar)
Letter dated 7 September 1988 of the Department of Industry and Commerce to all other Government Departments
Letter dated June 1995 of the Department of Enterprise and Employment to all other Government Departments and the public authorities
Letter dated 21 December 1999 sent by the Director of the Office of Science and Technology in the Department of Enterprise, Trade and Employment to the Secretary General of each Irish Government Department
ITALIË
Legge del 21 giugno 1986, n. 317 : Attuazione della direttiva n. 83/189/EEG relativa alla procedura d'informazione nel settore delle norme e delle regolamentazioni tecniche (G.U. n. 151 del 2 luglio 1986)
Legge del 29 dicembre 1990, n. 428 : Disposizioni per l'adempimento di obblighi derivanti dall'appartenenza dell'Italia alle Comunità europee (Legge comunitaria per il 1990 - Art. 53 : procedura comunitaria d'informazione sulle regolamentazioni tecniche) (G.U. n. 10 del 12 gennaio 1991)
Legge del 6 febbraio 1996, n. 52 : Disposizioni per l'adempimento di obblighi derivanti dall'appartenenza dell'Italia alle Comunità europee (Legge comunitaria 1994 - Art. 46 : attuazione della direttiva 94/10/CE relativa alla procedura d'informazione nel settore delle norme e delle regolamentazioni tecniche) (G.U. n. 34 del 10 febbraio 1996)
Decreto Legislativo 23 novembre 2000, n. 427 : Modifiche ed integrazioni alla legge 21 giugno 1986, n. 317, concernenti la procedura d'informazione nel settore delle norme e regolamentazioni tecniche e delle regole relative ai servizi della società dell'informazione, in attuazione delle direttive 98/34/CE e 98/48/CE (G.U. n. 19 del 24 gennaio 2001)
LUXEMBURG
Règlement grand-ducal du 8 juillet 1992 relatif aux normes et aux réglementations techniques (Mémorial A n° 50 du 21 juillet 1992)
Règlement grand-ducal du 17 juin 1994 modifiant le règlement grand-ducal du 8 juillet 1992 relatif aux normes et réglementations techniques (Mémorial A n°61 du 11 juillet 1994)
Règlement grand-ducal du 18 août 1995 portant 2e modification du règlement grand-ducal du 8 juillet 1992 relatif aux normes et aux réglementations techniques (Mémorial A n°70 du 25 août 1995)
Règlement grand-ducal du 17 juillet 2000 prévoyant une procédure d'information dans le domaine des normes et réglementations techniques et des règles relatives aux services de la société de l'information (Mémorial A n° 75 du 14 août 2000)
Brief van 8 januari 1985 (ref. BEB/DI/EEG/IM/184/V/754796207) aan de betrokken departementen, waarmee de procedureregels van Richtlijn 83/189/EEG zijn bekend gemaakt
Aanbiedingsbrief van 16 november 1990 (ref. BEB/DEUR/90106627) aan de betrokken departementen, waarmee de herziene procedureregels zijn bekend gemaakt
Besluit van de Bestuurskamer van de Sociaal-economische Raad van 14 februari 1995 - Besluit beleidsregels toetsingsprocedure verordeningen en uitvoeringsbesluiten (PBO - Blad n° 24, 24.03.95)
Brief van 28 juni 1995 (ref. BEB/DEUR/95040586) aan alle betrokkenen Ministeries betreffende de uitvoeringsverplichtingen met betrekking tot het onderdeel technische voorschriften
Brief van 3 juli 1995 (ref. ID/CBB/NB/95043155) aan alle betrokkenen Ministeries waarin wordt gewezen op de overeenkomst tussen de Minister van Economisch Zaken en het Nederlandse Normalisatie Instituut (NNI) en het Nederlands Elektrotechnisch Comité (NEC), welke is gesloten teneinde te voldoen aan de bepalingen van Richtlijn 94/10/EG, in het bijzonder de artikelen 2 tot en met 5
Besluit van de Bestuurskamer van de Sociaal-economische Raad van 15 juni 1995 tot wijziging van het Besluit beleidsregels, toetsingsprocedure verordeningen en uitvoeringsbesluiten (PBO-Blad n° 45, 23 juni 1995)
Vaststelling door de Ministerraad op 25 juni 1999 van de ' Handleiding notificatie van regels betreffende producten en elektronische diensten ' (Staatscourant n° 145 van 5 juli 1999)
Resolução do Conselho de Ministros n°90/86 (Diário da República (I° série) de 26 de Dezembro de 1986)
Despacho n°148/86 (Diário da República (II° série) de 24 de Janeiro de 1987)
Resolução do Conselho de Ministros n°41/90 (Diário da República (I° série) de 13 de Outubro de 1990
Resolução do Conselho de Ministros n°95/95 (Diário da República (1° série-B) de 3 de Outubro de 1995)
Decreto-Lei n.° 58/2000 de 18 de Abril : Transpõe para o direito interno a Directiva n.°98/48/CE, do Parlamento Europeu e do Conselho, de 20 de Julho, relativa aos procedimentos de informação no domínio das normas et regulamentações técnicas e as regras relativas aos serviços da sociedade da informação (Diário da República (Ie-A) de 18 de Abril de 2000)
Administrative Circular of June 1984
Administrative Circular of 25 August 1988
Administrative Circular of 24 May 1995 accompanied by an explanatory note (' Guidance for officials ') and the text of the Directive
Administrative Circular of 30 July 1999 accompanied by a ' Guidance for officials '
Förordning om ändring i förordningen (1994 :2029) om tekniska regler ; utfärdad den 29 juni 1995
(Svensk författningssamling SFS 1995 :1022 den 18 juli 1995)
Förordning om ändring i förordningen (1994 :2029) om tekniska regler ; utfärdad den 26 november 1998. (Svensk författningssamling SFS 1998 :1470 den 8 december 1998)
Förordning om ändring i författningssamlingsförordningen (1976 :725) ; utfärdad den 26 november 1998 (Svensk författningssamling SFS 1998 :1472 den 8 december 1998)
Kommerskollegiums föreskrifter om tekniska regler beslutade den 15 december 1998 (Kommerskollegiums författningssamling KFS 1998 :1 KK :1 den 30 december 1998)
Förordning om ändring i förordningen (1994 :2029) om tekniska regler ; utfärdad den 17 juni 1999 (Svensk författningssamling SFS 1999 :652 den 30 juni 1999)
Förordning om ändring i författningssamlingsförordningen (1976 :725) ; utfärdad den 17 juni 1999 (Svensk författningssamling SFS 1999 :654 den 30 juni 1999)
Kommerskollegiums föreskrifter om ändring i föreskrifterna (1998 :1) om tekniska regler beslutade den 2 juli 1999 (Kommerskollegiums författningssamling KFS 1999 :1 KK :1 den 19 juli 1999)
Jaar | Aantal |
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
10.6. Kennisgevingen inzake diensten van de informatiemaatschappij i - Overzichtstabel
>RUIMTE VOOR DE TABEL>