Toelichting bij COM(2005)217-1 - Onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en gemeenschappelijke statistische instanties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52005DC0217

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties /* COM/2005/0217 def. */


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

2.

Brussel, 25.5.2005


COM(2005) 217 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties

1.

Inleiding



Op 22 december 2004 heeft de Commissie een mededeling aan het Europees Parlement en de Raad over een Europese governancestrategie voor begrotingsstatistieken aangenomen. In die mededeling werd een coherente strategie voorgesteld om de begrotingsstatistiek op basis van de volgende drie actiepunten te verbeteren: uitbreiding van de bestaande wetgeving, verbetering van de operationele capaciteit van de betrokken diensten van de Commissie en ontwikkeling van Europese normen voor de onafhankelijkheid van de nationale en communautaire statistische instanties. Op 17 februari 2005 heeft de Ecofin-Raad zijn instemming met deze algemene strategie betuigd, en in het bijzonder met de al gestarte werkzaamheden voor de opstelling van een code met Europese normen voor statistische instanties.

Ter uitvoering van deze strategie heeft de Commissie een voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3605/93, wat de kwaliteit van de statistische gegevens in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten betreft i voorgelegd. Dit voorstel is op 2 maart 2005 door de Commissie goedgekeurd en is momenteel in behandeling bij de wetgevende macht. Het versterkt en verduidelijkt de rol van Eurostat als statistische instantie bij de statistieken die in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten worden opgesteld. De regels voor de praktische uitvoering van de verordening, met name voor de beoogde inspectiebezoeken, zullen worden vastgelegd zodra de verordening is aangenomen.

Wat de verbetering van de operationele capaciteit van de diensten van de Commissie betreft, heeft de Commissie – afgezien van het toenemend gebruik van de beschikbare expertise in de zin van het voorstel voor een verordening – al enkele maatregelen genomen. Zo is in Eurostat een nieuwe eenheid opgericht die zich specifiek bezighoudt met de validatie van economische en begrotingsrekeningen. Voorts heeft Eurostat door een interne herschikking van zijn personeel meer nadruk gelegd op werkzaamheden in verband met de validatie van economische en begrotingsrekeningen.

Deze mededeling over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties en de bijbehorende aanbeveling van de Commissie vallen onder het derde actiepunt van de door de Commissie aangekondigde strategie. Zij zijn het antwoord op het verzoek dat de Raad op 2 juni 2004 aan de Commissie heeft gedaan om uiterlijk in juni 2005 een voorstel voor de ontwikkeling van Europese minimumnormen voor te leggen, en ook op het verzoek van de Raad van 17 februari 2005 om de onafhankelijkheid van Eurostat bij de uitvoering van zijn taken te vergroten. Het gaat hierbij uiteraard om twee aspecten van dezelfde activiteit, namelijk de productie van statistieken voor het communautair beleid.

Het Europees statistisch systeem functioneert over het geheel genomen efficiënt en naar tevredenheid en voldoet in hoge mate aan de eisen van onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht. De enorme hoeveelheid statistieken van zeer uiteenlopende aard die door de nationale en communautaire statistische instanties binnen dat systeem worden opgesteld en verspreid en veel meer dan alleen begrotingsstatistieken bestrijken, voldoen aan strenge eisen inzake kwaliteit en betrouwbaarheid.

De praktijkcode voor Europese statistieken die in deze mededeling als zelfregulerend instrument wordt gepresenteerd en die normen voor de onafhankelijkheid van de nationale en communautaire statistische instanties bevat, biedt een verdere garantie voor de goede werking van het Europees statistisch systeem en de opstelling van betrouwbare statistieken van hoge kwaliteit. De mededeling bevat ook voorstellen voor het toezicht op de uitvoering van de code en overwegingen over het nut van een doeltreffend extern adviesorgaan voor het Europees statistisch systeem. Voorts komen de behoefte aan statistische prioriteiten, met name om de lasten door regelgeving voor de statistische respondenten te verminderen, en enkele basisbeginselen voor een herschikking van deze prioriteiten aan de orde. Tot slot bevat de mededeling een aanbeveling die als politieke bekrachtiging van de praktijkcode is bedoeld om de toepassing ervan in de lidstaten en binnen de Commissie te bevorderen.

3.

2. ONAFHANKELIJKHEID, INTEGRITEIT EN VERANTWOORDINGSPLICHT VAN DE NATIONALE EN COMMUNAUTAIRE STATISTISCHE INSTANTIES


4.

2.1. Achtergrond en doel van de praktijkcode


De praktijkcode is een zelfregulerend instrument, daar hij is opgesteld en goedgekeurd door de voornaamste producenten van Europese statistieken, namelijk de nationale bureaus voor de statistiek. Op 17 november 2004 is een eerste ontwerp van de beginselen met de lidstaten in het Comité statistisch programma (CSP) besproken. Vervolgens heeft het CSP aan een werkgroep de opdracht gegeven een voorstel voor een praktijkcode uit te werken; dit voorstel is op 24 februari 2005 met algemene stemmen door het CSP goedgekeurd, dat daarmee zijn steun voor de praktijkcode als zelfregulerend instrument bekrachtigde.

De praktijkcode bestaat uit 15 beginselen die bij de productie van communautaire statistieken moeten worden toegepast. Hij heeft een tweeledig doel: verbetering van het vertrouwen in de statistische instanties enerzijds, waartoe een aantal institutionele en organisatorische maatregelen wordt voorgesteld, en verbetering van de kwaliteit van de door hen geproduceerde en verspreide statistieken anderzijds, waartoe alle producenten van officiële statistieken in Europa worden aangemoedigd de beste internationale statistische beginselen, methoden en praktijken op coherente wijze toe te passen.

De code is het inhoudelijke antwoord op het verzoek van de Raad van 2 juni 2004 en gaat in bepaalde opzichten verder dan de gevraagde minimumnormen. De lidstaten moeten dan ook worden opgeroepen het belang van de praktijkcode te erkennen, de nodige maatregelen te treffen om de correcte uitvoering ervan door de betrokken instanties te waarborgen en tegelijk de toepassing ervan door gebruikers en verstrekkers van gegevens aan te moedigen. Harerzijds wil de Commissie ervoor zorgen dat deze beginselen ook door Eurostat worden nageleefd. Tot slot worden in dit document maatregelen voorgesteld om de uitvoering van de in de praktijkcode vervatte normen te controleren en te evalueren.

5.

2.2. Toepassingsgebied van de praktijkcode


De code is hoofdzakelijk van toepassing op de productie van officiële statistieken binnen het Europees statistisch systeem (ESS). Met het ESS wordt bedoeld het huidige partnerschap van Eurostat, de nationale bureaus voor de statistiek en andere nationale statistische organen die in de afzonderlijke lidstaten verantwoordelijk zijn voor het produceren en verspreiden van de voor de uitvoering van de activiteiten van de Europese Unie benodigde statistieken. De statistieken die onder de code vallen, zijn die welke bedoeld zijn in de Verordening van de Raad betreffende de communautaire statistiek i, dat wil zeggen de statistieken die overeenkomstig artikel 285, lid 2, van het EG-Verdrag door de nationale statistische instanties en de communautaire statistische instantie (Eurostat) worden geproduceerd en verspreid. Er zij op gewezen dat de code het hele spectrum van communautaire statistieken bestrijkt, dus niet alleen de economische en begrotingsstatistieken.

Daarnaast mag niet uit het oog worden verloren dat er instellingen en organen buiten het ESS zijn die officiële statistieken op Europees niveau opstellen. Zo produceert het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) vele verschillende Europese statistieken op economisch en monetair gebied. Met de hulp van de nationale centrale banken verzamelt de Europese Centrale Bank (ECB) de voor de taken van het ESCB benodigde statistische informatie bij de bevoegde nationale instanties of rechtstreeks bij de economische subjecten. De verzameling van statistische informatie door de ECB is in een specifieke verordening van de Raad i geregeld.

Hoewel de in de code opgenomen normen bedoeld zijn als bron van inspiratie voor alle instellingen en organen die officiële statistieken produceren, ongeacht of zij deel uitmaken van het ESS, laten zij de regels die op deze instellingen en organen van toepassing zijn, onverlet. In de titel van de praktijkcode wordt het ruime begrip ‘Europese statistieken’ gehanteerd, die worden gedefinieerd als de communautaire statistieken als bedoeld in de huidige wetgeving. Tegelijk wordt echter aangegeven dat het uiteindelijke doel de ontwikkeling van voor heel Europa geldende normen is.

6.

2.3. De beginselen in de praktijkcode


De code is opgebouwd uit 15 beginselen. Deze komen grotendeels overeen met reeds bestaande internationale normen, zoals de Fundamental Principles of Official Statistics die de Statistische Commissie van de Verenigde Naties in haar speciale zitting van 11-15 april 1994 heeft vastgesteld.

De beginselen zijn in drie groepen onderverdeeld: het institutionele kader, de statistische processen en de statistische output. De code bevat ook een systeem van collegiale toetsing op basis van indicatoren.

7.

2.3.1. Het onafhankelijkheidsbeginsel


Onafhankelijkheid heeft bij de statistiek vooral een operationele dimensie en betreft dus in hoofdzaak de werking en werkwijze van de statistische instanties bij de productie en verspreiding van statistieken.

Het beginsel van wetenschappelijke onafhankelijkheid is verankerd in het Verdrag (artikel 285, lid 2) en betreft de objectiviteit in het statistisch productieproces. Volgens artikel 10 van Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad is onpartijdigheid ‘een objectieve, wetenschappelijke en onbevooroordeelde wijze om communautaire statistieken te produceren, zonder inmenging van politieke of andere belangengroepen, met name ten aanzien van de keuze van de technieken, de definities en methoden die het meest geschikt zijn om de vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken (…)’.

De code gaat verder en introduceert het begrip professionele onafhankelijkheid, dat specifiek ook de verspreiding en beschikbaarheid van statistieken omvat. Het beginsel van professionele onafhankelijkheid wordt als volgt omschreven: ‘ de professionele onafhankelijkheid van statistische instanties van andere regelgevende, administratieve of beleidsdepartementen en lichamen, en van de particuliere sector, verzekert de geloofwaardigheid van Europese statistieken’. Voor het toezicht op de toepassing van dit beginsel, dat ook voor Eurostat geldt, worden onder meer de volgende indicatoren genoemd: i) de wettelijke vastlegging van de componenten van onafhankelijkheid; ii) de status en functionele verantwoordelijkheid van de hoofden van de statistische instanties, inclusief de beslissingen over statistische methoden, normen en procedures; iii) de beslissingen over de inhoud en het moment van bekendmaking van statistische berichten; iv) de publicatie van statistische werkprogramma’s.

De huidige wetgeving voldoet aan de eis van wetenschappelijke onafhankelijkheid, dat wil zeggen aan de functionele vereisten voor de productie van statistieken van hoge kwaliteit. De code voegt daaraan aspecten van professionele onafhankelijkheid toe en versterkt daarmee de algehele onafhankelijkheid, maar houdt ook rekening met de soms sterk uiteenlopende juridische en administratieve regelingen in de lidstaten die als uiting van hun politieke en culturele tradities moeten worden gezien. Door een vergroting van de onafhankelijkheid hoopt men het publiek meer vertrouwen in officiële statistieken te geven.

8.

2.3.2. Integriteit en verantwoordingsplicht


Integriteit en verantwoordingsplicht zijn in wezen aspecten van horizontale aard. Zij zijn geen specifieke statistische beginselen die expliciet in de code worden genoemd, maar dat neemt niet weg dat aan integriteit wel begrippen als wettigheid, rechtmatigheid, rechtvaardiging en billijkheid ten grondslag liggen. De in de code vastgelegde toezichtsmechanismen, die een grotere transparantie tot gevolg hebben, versterken de integriteit en verantwoordingsplicht van zowel nationale als communautaire statistische instanties.

In de code is voor elk van de beginselen een aantal indicatoren voor het toezicht opgenomen. Zo wordt bijvoorbeeld nagegaan of de hoofden van de statistische instanties de uitsluitende verantwoordelijkheid voor de productie van statistieken en de toegepaste methoden hebben (zie beginsel 1 – professionele onafhankelijkheid). Aanvullende aspecten waaruit integriteit en verantwoordingsplicht blijken, zijn het gebruik van externe deskundigen voor de beoordeling van de belangrijkste statistische output (beginsel 4), onderzoeken naar de gebruikerstevredenheid (beginsel 11) en de eis dat naar behoren rekening wordt gehouden met de gebruikersbehoeften (beginsel 13). De integriteit en verantwoordingsplicht worden bovendien versterkt door de geplande collegiale toetsing als onderdeel van het systeem van toezicht.

9.

2.4. Uitvoering van de code en toezicht daarop


De Commissie heeft een aanbeveling aangenomen om het effect van de code als instrument voor zelfregulering te vergroten. Om daarbij aan de eis van verantwoordingsplicht te voldoen, zal de Commissie op naleving van de code binnen het ESS toezien. Zij zal een rapportagesysteem op basis van door de lidstaten verstrekte informatie ontwikkelen. Hiertoe zal zij de ontwikkeling van passende instrumenten, benchmarking en collegiale toetsing op basis van indicatoren coördineren en daarbij waarborgen dat het evenredigheidsbeginsel in acht wordt genomen.

Het toezicht op de uitvoering van de code zal gedurende drie jaar geleidelijk worden ontwikkeld. Tijdens het eerste jaar van uitvoering zullen de lidstaten en Eurostat eerste zelfbeoordelingen opstellen, die aan het CSP worden voorgelegd. Bovendien worden de lidstaten aangemoedigd methoden en beste praktijken te ontwikkelen waarmee in de latere fasen rekening zal worden gehouden. In het tweede uitvoeringsjaar worden dan tussentijdse zelfbeoordelingen opgesteld die meer gestructureerd zijn en waarbij is uitgegaan van specifiekere richtsnoeren die door Eurostat en het CSP op grond van de ervaringen in het eerste jaar zijn vastgesteld. In het derde jaar van uitvoering van de code dienen de lidstaten en Eurostat hun definitieve zelfbeoordelingen in. Deze beoordelingen zijn alle volgens hetzelfde formaat opgesteld en worden aangevuld door een collegiale toetsing waarbij een uit vertegenwoordigers van de nationale bureaus voor de statistiek bestaande taskforce en eventueel een extern adviesorgaan (zie punt 2.5) bijstand verlenen. Tot slot worden deze beoordelingen bij het CSP en eventueel ook het extern adviesorgaan ingediend en worden zij gepubliceerd. De bij de statistische instanties ingediende rapporten moeten worden opgesteld onder de verantwoordelijkheid van het hoofd van de statistische instantie.

De Commissie zal met de resultaten van de zelfbeoordelingen en collegiale toetsing rekening houden wanneer zij verslag uitbrengt over de uitvoering van de code door de lidstaten en door Eurostat. Drie jaar nadat deze aanbeveling is aangenomen en na overleg met het CSP en eventueel het extern adviesorgaan (zie punt 2.5) zal zij aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de voortgang bij de uitvoering van de code en zo nodig passende voorstellen doen.

10.

2.5. Vergroting van de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht in het Europees statistisch systeem door de actieve betrokkenheid van een extern adviesorgaan


Met het oog op de verbetering van de governance van het Europees statistisch systeem overeenkomstig de beginselen in de praktijkcode en de overwegingen in deze mededeling, kan het nuttig zijn een extern adviesorgaan op te richten. Een dergelijk orgaan zou de pogingen om de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale bureaus voor de statistiek, Eurostat en het ESS bij de vervulling van hun taken en ten aanzien van de communautaire statistiek te versterken, geloofwaardiger maken, waarmee aan het verzoek van de Ecofin-Raad wordt voldaan.

Met name zou het de Commissie op nuttige wijze kunnen bijstaan bij de uitvoering van de taak die haar door het Verdrag is opgelegd, namelijk het toezicht op de naleving van de fundamentele statistische beginselen van artikel 185, lid 2, van het EG-Verdrag, die in de code worden bevestigd. Dit orgaan zou dus een actieve rol kunnen krijgen bij het toezicht op de uitvoering van de praktijkcode door het Europees statistisch systeem als geheel en advies kunnen geven ten aanzien van statistische prioriteiten overeenkomstig de in punt 2.6 genoemde beginselen.

Het extern adviesorgaan moet uit hooggeplaatste personen bestaan. Het totaal aantal leden mag niet zo groot zijn dat het functioneren en de doeltreffendheid van het adviesorgaan worden beperkt. Een aantal van de leden moet door de Raad worden benoemd; zij moeten een gevestigde reputatie of erkende belangstelling op statistisch gebied hebben en het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen (bv. de wetenschapswereld, brancheorganisaties, vakbonden), waarbij erop zal worden gelet dat de verschillende statistische gebieden voldoende zijn vertegenwoordigd. De andere leden zullen afkomstig zijn uit de instellingen en organen van de EU (Europees Parlement, Raad, Commissie, Europese Centrale Bank, Comité statistisch programma) en rechtstreeks door deze worden aangewezen. De voorzitter moet een eminente persoonlijkheid zijn en hoog aanzien genieten.

Er bestaat momenteel een comité, het Europees Raadgevend Comité voor statistische informatie op economisch en sociaal gebied (CEIES) i, dat deze taak ten minste al gedeeltelijk vervult i. Dit comité, dat zowel de Raad als de Commissie bijstaat, werd in 1991 opgericht om de gebruikers een stem te geven, zodat rekening wordt gehouden met hun behoeften en met de door de informatieproducenten gedragen kosten. Hoewel dit comité zijn nut heeft bewezen, zouden zijn rol, mandaat, samenstelling en procedures kunnen worden herzien i om zijn bijdrage aan de doelstellingen van het Europees statistisch systeem te optimaliseren.

Een hervormd CEIES zou de rol kunnen spelen die het extern adviesorgaan is toegedacht. In dat geval zouden zijn huidige taken en verantwoordelijkheden, inclusief zijn adviserende taak ten aanzien van de statistische werkprogramma’s, worden uitgebreid. De Commissie is bereid een voorstel voor een dergelijke hervorming van het CEIES te overwegen.

11.

2.6. Beginselen voor het herschikken van de statistische prioriteiten


De productie van betrouwbare statistieken van hoge kwaliteit vereist dat een evenwicht wordt gevonden tussen de gegevensbehoeften enerzijds en de aan de statistische instanties beschikbaar gestelde middelen en de lasten voor de respondenten anderzijds. Volgens beginsel 9 van de praktijkcode moeten de statistische instanties doelstellingen vastleggen om de responslast geleidelijk te verminderen. Er wordt een aantal indicatoren genoemd die ervoor moeten zorgen dat de responslast niet te zwaar is. Het gaat hierbij met name om het gebruik van beste schattingen en benaderingen, de toegang tot administratieve bronnen en het doorgeven van informatie binnen statistische instanties.

Door het vrijkomen van capaciteit kunnen de statistische instanties zich dan volledig concentreren op statistische werkzaamheden die duidelijk als prioriteit zijn aangemerkt. In dit verband heeft de Ecofin-Raad in februari 2005 het volgende geconcludeerd: ‘ De capaciteit van de nationale bureaus voor de statistiek om te voldoen aan hoge normen op het gebied van de statistiek hangt sterk af van het vermogen om de lastendruk die de statistische eisen van de EU meebrengen voor de autoriteiten, als een prioriteit te zien. Een dergelijke prioriteitenstelling zou ook moeten leiden tot een vermindering van de administratieve lasten voor de respondenten. De ministers zien er derhalve in aansluiting op de conclusies van de Raad Ecofin van 2 juni 2004 naar uit in juni 2005 de suggesties van het Economisch en Financieel Comité (EFC) over de herschikking van de statistische prioriteiten te bespreken’ .

Prioriteitenstelling kan ook tot vereenvoudiging van de wetgeving leiden. In dit verband zij eraan herinnerd dat de Raad Concurrentievermogen in november 2004 op basis van suggesties van de lidstaten inzake EU-wetgeving die zou kunnen worden vereenvoudigd, een lijst van 15 prioriteiten heeft vastgesteld.

Tegelijk mag het stellen van statistische prioriteiten de Europese Commissie er niet van weerhouden om, in overeenstemming met wat in het Verdrag is bepaald, statistische maatregelen voor te stellen die voor de vervulling van de taken van de Gemeenschap nodig zijn. In dit verband meent de Commissie dat enkele algemene beginselen als leidraad kunnen dienen bij de precieze vaststelling van ‘positieve’ en ‘negatieve’ prioriteiten voor statistische programma's.

De eerste categorie beginselen betreft de gebruikersbehoeften. De voornaamste reden voor Europese statistieken moet hun relevantie voor de beleidsvorming op Europees niveau zijn. Zuiver nationale behoeften mogen geen grond zijn om door te gaan met de opstelling van statistieken op communautair niveau.

De tweede categorie beginselen betreft de kostenevaluatie. De kosten van statistische activiteiten zijn zeer complex en voorstellen moeten dan ook uiterst zorgvuldig worden bestudeerd. In de meeste gevallen komen de kosten van de uitvoering voor rekening van de lidstaten.

De derde categorie beginselen betreft specifieke aspecten. Bij de herschikking van prioriteiten moet rekening worden gehouden met de afweging tussen tijdigheid en kwaliteit: gegevens die met hoge frequentie worden verstrekt, moeten zich beperken tot de voornaamste onderverdelingen, terwijl gegevens die minder frequent worden ingediend, gedetailleerder kunnen zijn. Bij de prioriteitenstelling kan ook worden nagegaan of efficiëntievoordelen kunnen worden behaald door zich sterker op Europese aggregaten te concentreren of door gegevens met lagere prioriteit die niet het begrotingstoezicht betreffen in de rapportagevoorschriften onderscheid te maken naar het gewicht dat elke lidstaat in het aggregaat heeft.

12.

3. DE AANBEVELING


13.

3.1. Waarom een aanbeveling?


In de mededeling van december 2004 over een Europese governancestrategie voor begrotingsstatistieken werd aangekondigd dat in verband met de opstelling van minimumnormen voor de institutionele inrichting van statistische instanties diverse mogelijke rechtsinstrumenten zouden worden onderzocht. Uit dat onderzoek bleek niet alleen dat de statistische instanties in de lidstaten op heel uiteenlopende wijze ingericht zijn, maar ook dat het momenteel niet aangewezen is een juridisch bindend instrument voor te stellen. Om die reden en ook omdat de statistische instanties erin zijn geslaagd een tot zelfregulering dienende praktijkcode aan te nemen, is de Commissie van oordeel dat een aanbeveling op dit ogenblik het juiste – en ook een evenredig – instrument is.

Dit sluit echter niet uit dat in de toekomst andere instrumenten kunnen worden overwogen. Op basis van de resultaten bij de uitvoering van de code en de in dat verband opgedane ervaringen kan de Commissie in een latere fase eventueel besluiten een voorstel voor een juridisch bindend instrument, bijvoorbeeld een richtlijn, voor te leggen.

14.

3.2. Doel van de aanbeveling


De aanbeveling heeft een tweeledig doel. Enerzijds is zij een aanbeveling aan de lidstaten om het belang van de praktijkcode te erkennen en de nodige maatregelen te treffen om een juiste toepassing door de betrokken instanties te waarborgen, en is zij bedoeld om de toepassing ervan door gebruikers en verstrekkers van gegevens te bevorderen. Anderzijds zal de Commissie passende maatregelen treffen, met name in verband met het toezicht op de naleving van de code binnen het ESS.

Bovendien is de Commissie voornemens binnen haar eigen bevoegdheidsgebied soortgelijke maatregelen te treffen en de onafhankelijkheid van Eurostat bij de uitvoering van zijn taken te vergroten door ervoor te zorgen dat de in de code vervatte normen ook door Eurostat in zijn hoedanigheid van statistische instantie van de Gemeenschap in acht worden genomen. De onafhankelijkheid van Eurostat bij de vervulling van zijn taken is al formeel vastgelegd. Een Besluit van de Commissie van 21 april 1997 inzake de rol van Eurostat bij de productie van communautaire statistieken i had tot doel bovengenoemde Verordening (EG) nr. 322/97, de ‘basisverordening’, binnen de Commissie uit te voeren. In dat besluit zijn de rol en de verantwoordelijkheden van Eurostat als communautaire statistische instantie vastgelegd, met name de technische zelfstandigheid van Eurostat bij de uitvoering van zijn taken. Op grond van dit besluit zorgt Eurostat binnen de Commissie voor de coördinatie bij de opstelling van statistieken. De functionele onafhankelijkheid van Eurostat, die in wetgeving is vastgelegd, komt verder tot uiting in het feit dat ambtenaren van Eurostat in tegenstelling tot andere ambtenaren van de Commissie toegang hebben tot vertrouwelijke statistische gegevens i. Uitvoering van de praktijkcode door Eurostat en de maatregelen die de Commissie kan nemen om deze uitvoering te bevorderen en te controleren, zullen er beslist toe bijdragen de onafhankelijkheid van de communautaire statistische instantie te bevestigen en verder te vergroten.

Deze aanbeveling heeft derhalve tot doel de normen in die code te bevorderen en passende maatregelen aan te bevelen om de daadwerkelijke uitvoering van die normen door de nationale en communautaire statistische instanties te waarborgen.

Voorts wil de Commissie in aansluiting op deze aanbeveling ondersteunende maatregelen nemen om de uitvoering van de code te vergemakkelijken. Deze maatregelen zullen bijvoorbeeld bestaan uit de opstelling van gedetailleerde protocollen of richtsnoeren of de bredere raadpleging van belanghebbenden. Dit zal ook een positieve invloed hebben op de kwaliteit van de Europese statistiek, zonder dat daarbij de kosteneffectiviteit en responslast uit het oog worden verloren. Hiertoe zullen in het kader van de voornaamste Europese economische indicatoren (VEEI’s) eerste resultaten worden verzameld. Tot slot wijst de Commissie erop dat de gebruikers tot wie de code is gericht, moeten kunnen zien wanneer statistische informatie volgens de beginselen van de code is opgesteld. De Commissie wil dan ook passende maatregelen nemen om het mogelijk te maken dat officiële Europese statistieken als zodanig kunnen worden herkend, wat de transparantie en kwaliteit van de gegevensverspreiding ten goede zal komen.

15.

CONCLUSIE


De aanbeveling en de bijgevoegde code betreffen de invoering van Europese normen om de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de statistische instanties te versterken. Zij zijn het antwoord op het door de Raad aan de Commissie gerichte verzoek om op dit gebied voorstellen te doen. De aanbeveling is een verdere stap in de voortdurende verbetering van de statistische governance in Europa.

16.

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE


over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties (Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 211,

Overwegende hetgeen volgt:

Officiële statistieken zijn in een democratische samenleving van centraal belang omdat zij overheidsdiensten, beleidsmakers, economische en sociale actoren en alle burgers van objectieve en onpartijdige informatie voorzien, zodat deze met kennis van zaken beslissingen kunnen nemen en open over vraagstukken kunnen debatteren.

Officiële statistieken moeten daartoe worden opgesteld en verspreid volgens gemeenschappelijke normen, die garanderen dat de beginselen van onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding in acht worden genomen.

Tegelijk zijn Europese statistieken steeds belangrijker voor de nieuw leven ingeblazen strategie van Lissabon i en de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid (2005-2008) i; statistieken van hoge kwaliteit zijn ook nodig voor het toezicht op en de evaluatie van de uitvoering van andere belangrijke beleidsinitiatieven op Europees niveau, waaronder de strategie voor duurzame ontwikkeling en het gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid.

In deze context is de specifieke rol van de begrotingsstatistieken en overheidsrekeningen zelfs nog belangrijker voor het economisch en monetair toezicht en de juiste uitvoering van het stabiliteits- en groeipact; vooral de statistische gegevens die in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten worden gebruikt, moeten van optimale kwaliteit zijn.

Op 22 december 2004 heeft de Commissie een mededeling aan de Raad en het Europees Parlement over een Europese governancestrategie voor begrotingsstatistieken i aangenomen die een coherente strategie voorstelt om de de EU-governance inzake de begrotingsstatistiek op basis van drie actiepunten te verbeteren.

Ten eerste moet op verzoek van de Raad het toezicht van de Commissie op de kwaliteit van de gemelde begrotingsgegevens worden versterkt; daartoe heeft de Commissie op 2 maart 2005 een voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3605/93, wat de kwaliteit van de statistische gegevens in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten betreft i, aangenomen, dat momenteel in behandeling is.

Ten tweede moet de operationele capaciteit van de Commissie op statistisch gebied worden versterkt; in de specifieke context van het statistisch toezicht in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten moeten regelmatig contactbezoeken en inspectiebezoeken worden afgelegd en moet ook op nationaal niveau alle beschikbare expertise worden gebruikt.

Ten derde moeten Europese normen betreffende de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale bureaus voor de statistiek worden vastgesteld om gehoor te geven aan het verzoek dat de Raad op 2 juni 2004 tot de Commissie heeft gericht, namelijk om uiterlijk in juni 2005 met een voorstel te komen voor de ontwikkeling van Europese minimumnormen voor de institutionele inrichting van statistische instanties, teneinde de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale bureaus voor de statistiek te versterken.

Naar aanleiding van dit verzoek hebben de lidstaten op 17 november 2004 in het Comité statistisch programma de in een praktijkcode op te nemen basisbeginselen besproken en zijn zij overeengekomen deze beginselen nader te bestuderen en indicatoren voor het toezicht op de uitvoering van de code vast te stellen.

Vervolgens heeft het Comité statistisch programma aan een werkgroep de opdracht gegeven een voorstel voor een praktijkcode over Europese statistieken uit te werken.

De zo ontstane praktijkcode is op 24 februari 2005 met algemene stemmen door het Comité statistisch programma goedgekeurd, waaruit blijkt dat de daarin opgenomen beginselen door alle statistische instanties worden onderschreven; deze moeten dus worden opgeroepen de code als leidraad te gebruiken.

Op het ogenblik zijn de statistische instanties van de lidstaten op zeer verschillende wijze ingericht, wat een gevolg is van de soms sterk uiteenlopende juridische en administratieve regelingen in de lidstaten die als uiting van hun politieke en culturele tradities moeten worden gezien.

Gezien de positieve resultaten die de statistische instanties door de goedkeuring van een tot zelfregulering dienende praktijkcode hebben bereikt en de verwachting dat zij deze code ook zullen uitvoeren, wordt deze aanbeveling als passend en evenredig beschouwd.

De praktijkcode heeft een tweeledig doel, namelijk enerzijds de verbetering van het vertrouwen in de statistische instanties, waartoe een aantal institutionele en organisatorische maatregelen wordt voorgesteld, en anderzijds verbetering van de kwaliteit van de door hen geproduceerde en verspreide statistieken, waartoe alle producenten van officiële statistieken in Europa worden aangemoedigd de beste internationale statistische beginselen, methoden en praktijken op coherente wijze toe te passen.

De lidstaten moet dan ook worden aanbevolen het belang van de praktijkcode te erkennen, de nodige maatregelen te treffen om de correcte toepassing ervan door de betrokken instanties te waarborgen en het gebruik ervan door gebruikers en verstrekkers van gegevens aan te moedigen.

Er zij op gewezen dat de Commissie daarnaast binnen haar eigen bevoegdheidsgebied soortgelijke maatregelen wil treffen, in het bijzonder om toe te zien op de naleving van de praktijkcode binnen het Europees statistisch systeem,

I. BEVEELT AAN DAT DE LIDSTATEN:

A. erkenning geven aan een in de bijgevoegde praktijkcode opgenomen reeks Europese gemeenschappelijke normen voor statistische instanties;

B. ervoor zorgen dat de beginselen van de code door hun statistische instanties in acht worden genomen, zodat geharmoniseerde communautaire statistieken van hoge kwaliteit worden opgesteld en verspreid en in het algemeen tot de goede werking van het Europees statistisch systeem wordt bijgedragen;

C. ervoor zorgen dat hun statistische diensten op professionele wijze georganiseerd zijn en over de nodige middelen beschikken om onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht bij de opstelling van communautaire statistieken op basis van de in de code opgenomen richtsnoeren te garanderen;

D. de statistische respondenten, gegevensverstrekkers en gebruikers van statistieken via passende informatie- en verspreidingskanalen over het bestaan van de code te informeren;

E. een uitvoerige uitwisseling van informatie en expertise binnen het Europees statistisch systeem bevorderen op basis van de ervaring die bij het uitvoeren van de code is opgedaan;

F. de brede samenwerking tussen statistische instanties binnen het Europees statistisch systeem en met de statistische instanties van internationale organen en organisaties steunen en zo nodig intensiveren;

G. de informatie verstrekken die nodig is voor het toezicht van de Commissie op de naleving van de in de code opgenomen beginselen.

II. GEEFT ERKENNING AAN EEN IN DE BIJGEVOEGDE PRAKTIJKCODE OPGENOMEN REEKS GEMEENSCHAPPELIJKE EUROPESE NORMEN VOOR STATISTISCHE INSTANTIES EN ZAL IN DIT VERBAND:

A. ervoor zorgen dat de beginselen van de code door Eurostat in acht worden genomen, zodat geharmoniseerde communautaire statistieken van hoge kwaliteit worden opgesteld en verspreid en in het algemeen tot de goede werking van het Europees statistisch systeem wordt bijgedragen;

B. ervoor zorgen dat Eurostat als de statistische instantie van de Europese Unie op professionele wijze georganiseerd is en over de nodige middelen beschikt om onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht bij de opstelling van communautaire statistieken te garanderen, en daartoe passende maatregelen treffen op basis van haar bevoegdheden inzake haar eigen interne organisatie;

C. passende maatregelen treffen om de uitvoering van de code in het Europees statistisch systeem te vergemakkelijken, met name door verdere ontwikkeling van de officiële communautaire statistieken zodat de informatie die in overeenstemming met de code geproduceerd is, door de gebruikers als zodanig kan worden herkend.

III. IS VERDER VOORNEMENS:

A. hulpmiddelen te ontwikkelen om de kwaliteit van de communautaire statistiek op Europees niveau te verbeteren met inachtneming van hun kosteneffectiviteit;

B. een rapportagesysteem te ontwikkelen om in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel toezicht te houden op de naleving van de code binnen het Europees statistisch systeem;

C. een voorstel voor een extern adviesorgaan, eventueel in de vorm van een hervormd Europees Raadgevend Comité voor statistische informatie op economisch en sociaal gebied, te overwegen met de bedoeling dit orgaan actief te betrekken bij het toezicht op de uitvoering van de code, en daarmee op de versterking van de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht, en bij de bepaling van standpunten over de herschikking van prioriteiten in de statistische programma's;

D. binnen drie jaar na het aannemen van deze aanbeveling en na overleg met het Comité statistisch programma, en eventueel het extern adviesorgaan, aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de voortgang bij de uitvoering van deze code in het Europees statistisch systeem, met name op basis van zelfbeoordelingen en collegiale toetsing, en zo nodig voorstellen te doen om de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht te vergroten.

Gedaan te Brussel,

17.

Voor de Commissie


De Voorzitter

PRAKTIJKCODE EUROPESE STATISTIEKEN Op 24 februari 2005 goedgekeurd door het Comité Statistisch Programma Inleiding

Definities: In dit document wordt verstaan onder: Europese statistieken: de communautaire statistieken als bedoeld in Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek, die door nationale statistische instanties en de statistische instantie van de Gemeenschap (Eurostat) overeenkomstig artikel 285, lid 2, van het Verdrag geproduceerd en verspreid worden Statistische instantie: op nationaal niveau, het nationale bureau voor de statistiek en andere statistische organen die belast zijn met het produceren en verspreiden van Europese statistieken, en op communautair niveau Eurostat. Europees Statistisch Systeem, hierna aangeduid als het ESS: het partnerschap van Eurostat, de nationale bureaus voor statistiek, en andere nationale statistische organen die in de afzonderlijk lidstaten verantwoordelijk zijn voor het produceren en verspreiden van Europese statistieken.

Overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name artikel 285, lid 2, alsmede Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek, en de Fundamental Principles of Official Statistics die de Statistische Commissie van de Verenigde Naties op 14 april 1994 heeft goedgekeurd, heeft deze praktijkcode een tweeledig doel:

- het vertrouwen in de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordelijkheid zowel van de nationale statistische instanties als van Eurostat, en in de geloofwaardigheid en kwaliteit van de statistieken die zij produceren en verspreiden, te verbeteren ( externe doelstelling );

- de toepassing van de beste internationale statistische beginselen, methoden en praktijken door alle producenten van Europese statistieken te bevorderen, om de kwaliteit van die statistieken te verbeteren ( interne doelstelling ).

Het is de bedoeling dat de code toegepast wordt door:

- bestuurlijke instanties (d.w.z. regeringen, ministeries, de Commissie, de Raad, enz.) – de code verschaft hen richtsnoeren voor de professionele organisatie van hun statistische diensten en om ervoor te zorgen dat die over de nodige middelen beschikken om geloofwaardige Europese statistieken te produceren, op een wijze die onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordelijkheid garandeert;

- statistische instanties en hun medewerkers – de code biedt een benchmark van statistische beginselen, waarden en beste praktijken dat hen kan helpen bij het produceren en verspreiden van hoogwaardige en geharmoniseerde Europese statistieken.

De code is ook bedoeld als informatiedocument voor:

- gebruikers – om te laten zien dat Europese en nationale statistische instanties onpartijdig zijn, en de statistieken die zij produceren en verspreiden betrouwbaar en objectief;

- verstrekkers van gegevens – om te laten zien dat het vertrouwelijke karakter van de gegevens die zij leveren gerespecteerd wordt, en dat er geen overdreven eisen aan hen gesteld zullen worden.

De praktijkcode is gebaseerd op 15 beginselen . Bestuurlijke en statistische instanties in de Europese Unie verplichten zich ertoe zich te houden aan de in deze code vastgelegde beginselen, en de tenuitvoerlegging van de code regelmatig te evalueren aan de hand van de ' Good Practice '-indicatoren voor elk van deze 15 beginselen, die als referentie moeten worden.

Het Comité Statistisch Programma, dat is opgericht bij Besluit 89/382/EEG van de Raad van 19 juni 1989, zal regelmatig 'peer review'-controles van de tenuitvoerlegging van deze code verrichten.

18.

Institutioneel kader


Institutionele en organisatorische factoren hebben een wezenlijke invloed op de doelmatigheid en geloofwaardigheid van een statistische instantie die Europese statistieken produceert en verspreidt. Relevante aspecten zijn professionele onafhankelijkheid, een mandaat voor het verzamelen van gegevens, voldoende middelen, een sterk kwaliteitsbewustzijn, statistische geheimhouding, onpartijdigheid en objectiviteit.

Beginsel 1: professionele onafhankelijkheid – De professionele onafhankelijkheid van statistische instanties van andere regelgevende, administratieve of beleidsdepartementen en lichamen, en van de particuliere sector, verzekert de geloofwaardigheid van Europese statistieken.

19.

Indicatoren


- De onafhankelijkheid van de statistische instantie en haar bescherming tegen politieke en andere inmenging van buitenaf bij het produceren en verspreiden van officiële statistieken is wettelijk vastgelegd.

- Het hoofd van de statistische instantie heeft een zodanig hoge status in de ambtelijke hiërarchie dat hij of zij op hoog niveau toegang heeft tot beleidmakers en overheidsadministraties. Hij of zij dient over de hoogste professionele kwalificaties te beschikken.

- Het hoofd van de statistische instantie en, voor zover van toepassing, de hoofden van de statistische organen zijn verantwoordelijk voor de onafhankelijke productie en verspreiding van Europese statistieken.

- Het hoofd van de statistische instantie en voor zover van toepassing de hoofden van de statistische organen beslissen alleen over de te gebruiken statistische methoden, normen en procedures, en over de inhoud en het moment van bekendmaking van statistische berichten.

- De statistische werkprogramma's worden gepubliceerd en er wordt regelmatig verslag uitgebracht over de geboekte vooruitgang.

- Statistische berichten worden duidelijk onderscheiden van politieke en beleidsverklaringen en apart bekendgemaakt.

- De statistische instantie reageert zo nodig in het openbaar op statistische kwesties, ook met betrekking tot kritiek op en misbruik van officiële statistieken.

Beginsel 2: Mandaat voor het verzamelen van gegevens – De statistische instanties moeten een duidelijk wettelijk mandaat te hebben voor het verzamelen van gegevens voor Europese statistische doeleinden. Overheidsdiensten, ondernemingen, huishoudens en het grote publiek zijn wettelijk verplicht om op verzoek van statistische instanties toegang te verlenen tot gegevens, of deze te verstrekken, voor Europese statistische doeleinden.

20.

Indicatoren


- Het mandaat om informatie te verzamelen voor het produceren en verspreiden van officiële statistieken is wettelijk vastgelegd.

- De nationale wetgeving staat de statistische instantie toe om voor statistische doeleinden gebruik te maken van administratieve bestanden.

- De statistische instantie kan op basis van een wetsbesluit medewerking aan statistische onderzoeken afdwingen.

Beginsel 3: Voldoende middelen – De middelen waarover de statistische instanties kunnen beschikken, moeten volstaan om te voldoen aan de eisen die inzake Europese statistieken gesteld worden.

21.

Indicatoren


- De beschikbare personele, financiële en IT-middelen zijn zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht voldoende om te beantwoorden aan de actuele behoeften aan Europese statistieken.

- De omvang, gedetailleerdheid en kosten van Europese statistieken zijn evenredig met de behoeften.

- Er bestaan procedures voor het beoordelen van verzoeken om nieuwe Europese statistieken in het licht van de kosten.

- Er bestaan procedures om te beoordelen of de behoefte aan verschillende typen Europese statistieken nog wel bestaat, om te zien of sommige daarvan stopgezet of beperkt kunnen worden om middelen vrij te maken.

Beginsel 4: Kwaliteitsbewustzijn - Alle ESS-leden verplichten zich om te werken en samen te werken overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in de Kwaliteitsverklaring van het Europees Statistisch Systeem.

22.

Indicatoren


- De kwaliteit van het product wordt regelmatig gecontroleerd aan de hand van de ESS-kwaliteitscomponenten.

- Er bestaan processen voor het controleren van de kwaliteit bij de verzameling, verwerking en verspreiding van statistieken.

- Er bestaan processen voor het behandelen van kwaliteitskwesties, waaronder het voorrang verlenen aan bepaalde kwaliteitsaspecten boven andere, en voor het sturen van de planning voor bestaande en toekomstige onderzoeken.

- De kwaliteitsrichtsnoeren zijn gedocumenteerd en ook openbaar gemaakt, en het personeel is goed opgeleid.

- De belangrijkste statistische outputs worden regelmatig en grondig beoordeeld, indien nodig met behulp van externe deskundigen.

Beginsel 5: Vertrouwelijkheid van statistische gegevens - De privacy van de verstrekkers van gegevens (huishoudens, ondernemingen, overheidsdiensten en andere respondenten), het vertrouwelijke karakter van de informatie die zij verstrekken, en het uitsluitende gebruik daarvan voor statistische doeleinden, moeten absoluut gegarandeerd zijn.

23.

Indicatoren


- De statistische geheimhouding is wettelijk gewaarborgd.

- De medewerkers van de statistische instantie ondertekenen bij hun aanstelling een document dat een wettelijke verplichting tot geheimhouding inhoudt.

- Op het opzettelijk verbreken van de statistische geheimhoudingsplicht staan strenge straffen.

- Er worden schriftelijke instructies en richtsnoeren verstrekt betreffende de bescherming van de statistische geheimhouding bij de productie- en verspreidingsprocessen. Deze richtsnoeren worden openbaar gemaakt.

- Er worden fysieke en technologische voorzieningen getroffen om de veiligheid en integriteit van statistische databases te beschermen.

- Er bestaan strikte protocollen voor externe gebruikers die toegang hebben tot statistische microgegevens voor onderzoeksdoeleinden.

Beginsel 6: Onpartijdigheid en objectiviteit – De statistische instanties moeten de Europese statistieken met inachtneming van de wetenschappelijke onafhankelijkheid en op objectieve, professionele en transparante wijze produceren en verspreiden, en daarbij alle gebruikers gelijk behandelen.

24.

Indicatoren


- De statistieken worden opgesteld op een objectieve basis die op statistische overwegingen berust.

- De keuze van bronnen en statistische technieken wordt bepaald door statistische overwegingen.

- Fouten die ontdekt worden in gepubliceerde statistieken worden zo snel mogelijk gecorrigeerd en de correcties worden bekendgemaakt.

- De informatie over de methoden en procedures van de statistische instantie is voor het publiek toegankelijk.

- De datum en het tijdstip van bekendmaking van statistische berichten worden van te voren aangekondigd.

- Alle gebruikers hebben gelijkelijk en gelijktijdig toegang tot statistische berichten; geprivilegieerde toegang vooraf voor buitenstaanders wordt beperkt, gecontroleerd en openbaar gemaakt. Als er lekken mochten optreden, dienen de regelingen voor toegang vooraf worden herzien om onpartijdigheid te garanderen.

- De statistische berichten en verklaringen in persconferenties zijn objectief en politiek neutraal.

25.

Statistische Processen


In de processen van de statistische instanties voor het organiseren, verzamelen, verwerken en verspreiden van officiële statistieken moeten de Europese en andere internationale normen, richtsnoeren en goede praktijken volledig in acht worden genomen. De geloofwaardigheid van de statistieken wordt verhoogd door een reputatie van goed management en efficiency. De relevante aspecten zijn degelijke methoden, passende statistische procedures, een zo gering mogelijke belasting voor de respondenten en kosteneffectiviteit.

Beginsel 7: Degelijke methoden – Dgelijke methoden zijn een noodzakelijke voorwaarde voor statistieken van hoge kwaliteit. Dit vereist passende instrumenten, procedures en deskundigheid.

26.

Indicatoren


- Het algemene methodologische kader van de statistische instantie volgt Europese en andere internationale normen, richtsnoeren en goede praktijken.

- Er bestaan procedures om te verzekeren dat standaardbegrippen, -definities en -classificaties in de gehele statistische instantie consequent worden toegepast.

- Het ondernemingsregister en het raamwerk van bevolkingsonderzoeken worden regelmatig geëvalueerd en indien nodig aangepast om hoge kwaliteit te verzekeren.

- De nationale classificatie- en sectorisatiesystemen en de overeenkomstige Europese systemen stemmen in detail met elkaar overeen.

- Er worden medewerkers met een relevante academische achtergrond aangeworven.

- De medewerkers volgen relevante internationale opleidingscursussen en conferenties, en onderhouden contacten op internationaal niveau met andere statistici, om van vooraanstaande vakgenoten te leren en hun deskundigheid te verbeteren.

- Er is een georganiseerde samenwerking met de wetenschappelijke wereld; de kwaliteit en doelmatigheid van de gebruikte methoden worden getoetst door externe onderzoeken, die waar mogelijk het gebruik van verbeterde instrumenten bevorderen.

Beginsel 8: Passende statistische procedures – De toepassing van passende statistische procedures, van het verzamelen tot het valideren van gegevens, is een noodzakelijke voorwaarde voor statistieken van hoge kwaliteit.

27.

Indicatoren


- Wanneer de Europese statistieken gebaseerd zijn op administratieve gegevens, moeten de definities en begrippen die voor de betreffende administratieve doeleinden worden gebruikt in redelijke mate aansluiten bij de voor statistische doeleinden gehanteerde definities en begrippen.

- Bij statistische onderzoeken worden de vragenlijsten systematisch getest voordat de gegevensverzameling begint.

- De opzet van onderzoeken, de steekproefselectie en de weging van steekproeven berusten op een degelijke basis en worden regelmatig getoetst, en zo nodig herzien of geactualiseerd.

- Het veldwerk, de invoering van gegevens en de codering worden routinematig gecontroleerd er zo nodig aangepast.

- Er worden passende editing- and imputatie-computersystemen gebruikt en deze worden regelmatig getoetst, en zo nodig herzien of geactualiseerd.

- De herzieningen worden volgens gevestigde en transparante standaardprocedures uitgevoerd.

Beginsel 9: Een zo gering mogelijke belasting van respondenten - De responslast dient in verhouding te staan tot de behoeften van de gebruikers en mag voor de respondenten niet te zwaar zijn. D e statistische instantie controleert deze responslast en legt doelstellingen vor de geleidelijke vermindering ervan vast.

28.

Indicatoren


- De omvang en gedetailleerdheid van verzoeken om gegevens voor Europese statistieken gaan niet verder dan wat absoluut noodzakelijk is.

- De responslast wordt door passende steekproeftechnieken zo breed mogelijk over de onderzoekspopulaties gespreid .

- De van ondernemingen verlangde informatie is voor zover mogelijk onmiddellijk in hun boekhouding te vinden, en beantwoording wordt zoveel mogelijk vergemakkelijkt door het gebruik van elektronische hulpmiddelen.

- Als exacte gegevens niet onmiddellijk beschikbaar zijn, worden de beste schattingen en benaderingen geaccepteerd .

- Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van administratieve bronnen, om te voorkomen dat tweemaal om dezelfde informatie wordt verzocht.

- Het doorgeven van gegevens binnen statistische instanties is algemene praktijk, om overlapping van onderzoeken te voorkomen.

Beginsel 10: Kosteneffectiviteit – De middelen moeten effeciënt worden gebruikt.

29.

Indicatoren


- Het gebruik van de beschikbare middelen door de statistische instantie wordt gecontroleerd door midel van interne en onafhankelijke externe maatregelen.

- Routinehandelingen (b.v. gegevensinvoer, encodering, validering) worden zoveel mogelijk geautomatiseerd.

- Het productiviteitspotentieel van de informatie- en communicatietechnologie wordt optimaal benut voor het verzamelen, verwerken en verspreiden van gegevens.

- Anticiperend op toekomstige behoeften wordt getracht het statistische potentieel van beschikbare administratieve gegevens te verbeteren en kostbare rechtstreekse onderzoeken te vermijden.

30.

Statistische output


De beschikbare statistieken moeten beantwoorden aan de behoeften van de gebruikers. De statistieken voldoen aan de Europese kwaliteitsnormen en aan de behoeften van Europese instellingen, regeringen, onderzoeksinstellingen, het bedrijfsleven en het grote publiek. Belangrijk daarbij is in welke mate de statistieken relevant, accuraat, betrouwbaar, actueel, coherent en tussen regio's en landen vergelijkbaar zijn, en hoe gemakkelijk ze voor gebruikers toegankelijk zijn.

Beginsel 11: Relevantie – De Europese statistieken moeten beantwoorden aan de behoeften van de gebruikers.

31.

Indicatoren


- Er zijn processen voor het raadplegen van gebruikers, voor het toezicht op de relevantie en het praktische nut van bestaande statistieken ten aanzien van de behoeften van de gebruikers, en voor advies betreffende hun toekomstige behoeften en prioriteiten.

- Er wordt voldaan aan prioritaire behoeften en daaraan wordt ook in het werkprogramma aandacht besteed.

- Er wordt periodiek onderzoek gedaan naar de tevredenheid van gebruikers.

Beginsel 12: Nauwkeurigheid en betrouwbaarheid – De Europese statistieken moeten een accuraat en betrouwbaar beeld van de werkelijkheid geven.

32.

Indicatoren


- De brondata, tussenresultaten en statistische output worden beoordeeld en gevalideerd.

- Steekproeffouten e niet-steekproeffouten worden gemeten en systematisch gedocumenteerd overeenkomstig het kader van ESS-kwaliteitscomponenten.

- Er worden regelmatig studies and analyses van herzieningen verricht en deze worden ook intern gebruikt voor de verbetering van statistische processen.

Beginsel 13: Actualiteit en stiptheid – Europese statistieken moeten actueel zijn en op de aangekondigde tijdstippen verspreid worden.

33.

Indicatoren


- De actualiteit voldoet aan de hoogste Europese en internationale normen inzake verspreiding.

- Er wordt een vast moment van de dag bepaald voor de bekendmaking van Europese statistieken.

- Bij het bepalen van de frequentie van de Europese statistieken wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de behoeften van de gebruikers.

- Iedere afwijking van het tijdschema voor de verspreiding wordt van te voren aangekondigd en uitgelegd, en er wordt een nieuwe datum voor verspreiding bepaald.

- Voorlopige resultaten waarvan de kwaliteit in geaggregeerde vorm aanvaardbaar is, kunnen worden verspreid als dat als nuttig wordt beschouwd.

Beginsel 14: Coherentie en vergelijkbaarheid – De Europese statistieken moeten intern consistent in de tijd en vergelijkbaar tussen regio's en landen zijn; het moet mogelijk zijn om gerelateerde gegevens uit verschillende bronnen te combineren en gezamenlijk te gebruiken .

34.

Indicatoren


- De statistieken zijn intern coherent en consistent (bv. inachtneming van de wiskundige en boekhoudkundige identiteit).

- De statistieken zijn coherent of verenigbaar over een redelijk lang tijdsbestek.

- De statistieken worden op basis van gemeenschappelijke normen ten aanzien van omvang, definities, eenheden en classificaties in de verschillende onderzoeken en bronnen opgesteld.

- De statistieken uit verschillende onderzoeken en bronnen worden met elkaar vergeleken en op elkaar afgestemd.

- De grensoverschrijdende vergelijkbaarheid van gegevens wordt verzekerd door regelmatige uitwisselingen tussen het ESS en andere statistische systemen; de lidstaten en Eurostat voeren in nauwe samenwerking methodologische studies uit.

Beginsel 15: Toegankelijkheid en duidelijkheid – De Europese statistieken moeten in een duidelijke en begrijpelijke vorm gepresenteerd worden en op passende en gebruikersvriendelijke wijze verspreid worden; zij moeten op onpartijdige basis beschikbaar en toegankelijk zijn, met ondersteunende metadata en toelichtingen .

35.

Indicatoren


- De statistieken worden gepresenteerd in een vorm die een juiste interpretatie en zinvolle vergelijking mogelijk maakt.

- De verspreidingsdiensten maken gebruik van moderne informatie- en communicatietechnologie en waar nodig ook van traditionele papieren edities.

- Zo mogelijk worden op de behoeften van specifieke gebruikers toegesneden analyses aangeboden en openbaar gemaakt.

- De toegang tot microdata kan worden toegestaan voor onderzoeksdoeleinden. Deze toegang is onderworpen aan strikte protocollen.

- De metadata worden gedocumenteerd volgens gestandaardiseerde metadatasystemen.

- De gebruikers worden op de hoogte gehouden van de voor statistische processen toegepaste methoden en van de kwaliteit van de statistische output met het oog op de ESS-kwaliteitscriteria.

meerjarenprogramma’s en dat door de Commissie uitgebreid wordt geraadpleegd over tal van verschillende onderwerpen (Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad van 19 juni 1989 tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen - PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47).
– Een nieuwe start voor de Lissabonstrategie.